Full Text / Transcription of https://coleccion.aw/show/?BNA-DIG-CULTURA-1955-11
Translate this text / Traduci e texto aki:
C U L T U R A
MAANDBLAD VAN HET CULTUREEL CENTRUM ARUBA
JAARGANG 2 NOVEMBER 1955 No. 8
3Gt 9«a<cf.i o.m j. „i
JUe kleine huigen zijn tjft —
Redactie.: J. J. STAM
Druk: GENERAL PRINTING
D’e kleine dingen zijn hel: een snoer kralen,
Een doodgewone armband, een ceintuur.
Die vlijmen door mijn ziel. In ’t nachtlijk uur. Wanneer ik ronddool door de diepe dalen.
Der eenzaamheid, besef ik pas haar deemoed.
Die zelf zo rijk, de looi der eenvoud koos.
Nu ben ’k alleen en berg met weemoed Haar kleine spullen in een oude doos.
Misschien komt zij toch nog terug, misschien. Misschien zal ik haar eenmaal wederzien.
O, mocht ik eens nog, voor mijn stervensuur Haar tred horen, haar glimlach zien, haar vragen. Weer als vanouds die paar dingen te dragen:
Haar armband, haar snoer kralen, haar ceintuur.
J. van Wageningcn
Onder invloed van het herfstig sterven der natuur in het gematigd klimaat en door de wijdverbreide invloed der christelijke traditie is November vanouds de maand der dodenherdenking. Dit gedicht voert ons tien jaar terug, in de herdenking van een der ontelbaren, die hun leven verloren als slachtoffer van de wreedheid in de oorlogsjaren. Achter het pseudoniem gaat de naam schuil van Dr. J. Presser, die
in de oorlog zijn joodse vrouw verloor in een concentratiekamp. Hij publiceerde slechts één bundel, “Orpheus en Ahasverus”, een bundel vaak ontroerende verzen, geïnspireerd door het oorlogsleed.
Het bewijst dat ook bij gewone mensen diepe ontroering soms kan kristalliseren tot een zuiver gedicht. Dichters zijn dan ook geen apart soort mensen, maar slechts mensen, wier kunstzinnige vermogens meer ontwikkeld zijn dan bij de doorsiieemens. Ook hun taalvaardigheid moet groter zijn, maar het beheersen van de taaltechniek maakt nog niet tot dichter. Het in elkaar knutselen van een vers kan men desnoods wel leren, maar het eindproduct blijft dan altijd ontberen de innerlijke noodzaak die tot dichten dwong. Het is het plotseling besef van een waarheid die het gemoed heftig ontroert, welke inspireert tot een gedicht. In een slapeloze nacht gekweld door de herinnering aan zijn vrouw, wier heengaan zijn leven eenzaam maakte, heeft de dichter mijmerend ter hand genomen de simpele sieraden die zij placht te dragen. Bij haar arrestatie heeft zij ze niet meegenomen en nu ineens beseft hij de diepere zin van dit achterlaten van die eenvoudige vrouwelijke tooi. Het verscherpt de pijn van verlangen naar de verloren geliefde, die hij als Orpheus terug zou willen winnen met zijn lied, om nog eenmaal voor zijn dood haar stap weer te horen door het verstilde huis en haar te zien dragen die eenvoudigen dingen welke nu in zijn eenzaamheid slechts een herinnering vol nieuwe weemoed zijn.
t.v.
FRENCH CANCAN
Jean Renoir, zoon van de beroemde impressionistische schilder Auguste Renoir, heeft een film gemaakt, waarin hij kennelijk hulde heeft willen brengen aan het Parijs dat eens zijn vader heeft geïnspireerd. Met grote nauwgezetheid heeft hij dit Parijs rond de eeuwwisseling m de studio’s weten te reconstrueren; op het filmdoek werd de couleur locale van Renoir’s schilderijen echter in gemoedelijke pastelkleuren overgebracht. Wat eens fel leven is geweest werd verbleekte reproductie. De schilderkunst van Renoir blijkt de film van zijn zoon niet te hebben geïnspireerd. Het al te lieve beeld, dat Jlean Renoir ophangt van het Parijse stadsgedeelte, waar zijn vader ook de navrante kanten van het rosse leven moet hebben geproefd, heeft de regisseur zich gehaast op te vullen met een geschiedenis rond de geboorte van de “Moulin Rouge”, waarin de acteur Jean Gabin als een soort Pygmalion van het theater het aanzijn moet geven aan de French cancan, de dans die Parijs eens heeft veroverd in een tijd, die voor alles behoefte had aan een laatste rücksichtlose overgave.
“FRENCH CANCAN” is de titel van Renoir’s film. fk zag haar voor het eerst in een klein bioscoopje in Zuid-Frankrijk en het was de tweede keer dat ik de cancan hoorde in een film van de laatste tijd. Het kon niet anders of ik ging de bioscoop binnen met een levendige herinnering: die prachtige inzet van de Amerikaan John Huston voor zijn film “Moulin Rouge”, dlie warreling van felle kleuren die felheid van dansen, dat schot in de roos van een époque: kortom: de cancan. De dans die een opwindend schouwspel was geworden voor het decadente Europa rond de eeuwwisseling. De dans die de schilder Toulouse-Lautrec heeft gefascineerd, maar die in zijn tijd nog slechts een opflakkering was van wat zij eens was geweest: de French cancan. Jean Renoir gaat in zijn film verder terug in de historie dan Huston. Hij houdt zich op de eerste plaats bezig met een denkbeeldige man die het cabaret Moulin Rouge tot z’n levenswerk maakt, niet alleen dit cabaret maar ook alle bruisende burgerlijke overmoed die er achter stond. In de tijd van Jane Avril was de propriétaire van de Moulin Rouge al in z’n nadagen. In de film van Jean Renoir krijgen we hem nog in volte
kracht te zien in de persoon van Jean Gabin. Hij is de man die aan het slot van de film French Cancan het befaamde cabaret opent met een feestelijke roes, waarvoor hij een toen ook al oude dans weer had opgepoetst en zorgvuldig doen instuderen door een eigenhandig geselecteerd corps de ballet. Deze dans is wéér de cancan.
John Huston opende er destijds zijn film mee, Jean Renoir koos haar als apotheose. Wat er bij hem aan voorafgaat is, zoals ik al schreef, een zorgvuldige studioreconstructie van oud-Parijs, maar te rustig en te lief en te burgerlijk. Jean Gabin waart er rond in wisselend vrouwelijk gezelschap. Francoise Arnoul is een van de volksmeisjes die hij het leven en de cancan onderwijst. En we krijgen een inzicht in de “filosofie” waarmee de propriétaire zijn corps de ballet weet te vormen. De sterk verouderde Gabin ligt de rol op het lijf geschreven. De meisjes die bij hem de cancan dansen, zijn geen groentjes meer en hebben ’s levens hardheid leren beminnen. Wanneer die cancan er dan eindelijk wordt uitgedanst, vindt Jean Renoir pas de vaart waarop zijn “French cancan” van begin af aan had moeten stoelen om iets van de gloed en van
het leven te kunnen vertolken, waarin deze dans mogelijk was. Vertolken dan op een manier, die de filmkunst en Renoir zelf — gezien zijn artistiek verleden — waardig zou zijn geweest.
Het thema van de uit het niets omhooggekomen propriétaire van de Moulin Rouge, die in zijn vermaard geworden vermaakstent het fin-de-siécle gaf wat zij nodig had, dit thema in handen van een meester als Jean Renoir, heeft een nogal verwarde, weinig filmisch-levendige uitdrukking gekregen. De meester moet wel geheel en al zijn opgegaan in de couleur locale van zijn beroemde vader, dat hij hel levensgevoel van de wereld die hij •in z’n film afbeeldde zo weinig expressief heeft gemaakt en zo overheersend tot een verzameling pittoreske in- en doorkijkjes, amoreuze lief- en gemeenheidjes, soms brutaal, soms week-romantisch. Weliswaar heeft hij zeer vrijmoedig omgesprongen met de gangbare moraal, hier en daar zelfs te nadrukkelijk vrijmoedig, maar deze op het eerste gezicht nogal realistische kant aan het filmverhaal verliest veel aan reële waarde doordat mensen en situaties after all zo heel erg lief blijven. En een lieve wereld was het charmante Parijs, dat hier de toeschouwer wordt voorgesteld, allerminst. Er bestaat een charme, die wel degelijk rekening houdt met vele navrante facetten in het leven buiten de gebruikelijke lijnen. John Huston heeft dat destijds in zijn film over Toulouse Lautrec beter begrepen dan de meester Renoir, die ons eigenlijk ditmaal wel erg heeft teleurgesteld met een feitelijk leeg filmverhaal, met veel toneelleven erin. Ondanks alles tóch vol charme, die niet uitblijven kan wanneer een Fransman gaat vertellen — hoe dan ook — over Parijs, de Moulin Rouge, de meisjes, de liefde en.... de cancan. B. J. Bertina
— 5 —
CULTURELE SAMENWERKING.
De in 194-8 opgerichte Stichting voor Culturele Samenwerking (Sticusa) heeft van de aanvang af ook Suriname en de Nederlandse Antillen tot haar arbeidsterrein gerekend. Hel werk daar werd bijzonder vergemakkelijkt, doordat ten dele vóór; ten dele na de totstandkoming van de Sticusa in de West een drietal Culturele Centra verrezen, die als tegenspelers overzee konden fungeren. Deze centra, gevestigd te Paramaribo, Willemstad en Oranjestad, hebben zich alle drie tot taak gesteld de bevordering der cultuur in eigen land. Men wil de Surinaamse en Antilliaanse bevolking prikkelen tot zelfwerkzaamheid om zodoende de eigen cultuur te ontwikkelen. De gedachte van “samenwerking” zal daardoor steeds meer óók deze inhoud krijgen, dat men daarbij de wederkerigheid op het oog heeft. Voorlopig echter valt hel accent vooral op steunverlening door de Sticusa aan de bovengenoemde centra bij de culturele opbouw overzee. Enerzijds is die steunverlening van financiële aard: Weliswaar krijgen alle drie de Centra subsidies van de plaatselijke Overheid, maar daarnaast is een Sticusa-bijdrage noodzakelijk om de apparaatskosten te dekken. Anderzijds wordt steun verleend door zending van goederen en verlening van diensten. Onder de verzonden goederen nemen boeken en films de grootste plaats in. Bij de verlening van diensten is vooral van belang de ter beschikkingstelling van deskundigen op het gebied van muziek en toneel. Het is interessant om na te gaan op welke terreinen de Culturele Centra in de West zo al bewegen.
Het grootste van de drie, het Cultureel Centrum Suriname (C.C.S.), beleefde 13 Februari 1954 een hoogtijdag. In aanwezigheid van Minister Kernkamp opende toen de Gouverneur van Suriname een door de Sticusa opgericht gebouwencomplex, waarin de meeste C.C.S.-activiteiten onderdak kunnen vinden.
In dit complex bevinden zich een bibliotheek, met leeszalen voor kinderen en volwassenen en een studiezaal, een grote gehoorzaail, leslokalen voor muziek, toneel en ballet en ruimte voor de administratie. Ter gelegenheid van deze opening gaf het C.C.S. een festival, dat op de openingsavond inzette met een concert door het Surinaams Philharmonisch Orkest. Dit 60 man sterke amateurorkest heeft een dusdanig peil weten te bereiken, dat het zich met veel succes in Trinidad en de Nederlandse Antillen, kon presenteren.
Tijdens het festival werden voorts concerten gegeven door bet jeugd orkest van het C.C.S., een tweetal mannenkoren en een vrouwenkoor, terwijl een kamermuziekavond het muzikale deel van het festival besloot. DaarnaajSt werden twee balletten en een eenacter ten tonele gebracht. Gedurende het festival gaf het C.C.S. niet alleen in Paramaribo, maar ook in de omliggende plaatsen een groot aantal filmvoorstellingen voor de bevolking. Deze instelling heeft in deze weken vele facetten van haar werk voor het voetlicht kunnen brengen. Andere activiteiten van het C.C.S. zijn: Het organiseren van tentoonstellingen, tekencLirsussen voor volwassenen en kinderen, lezingen etc. In April .1954 is een Volksuniversiteit zijn werkzaamheden, waarvoor veel belangstelling is, begonnen, terwijl de plannen voor een Volksmuzickschool klaar liggen.
De Culturele Centra op Curagao en Aruba betreden grotendeels dezelfde paden als het C.C.S. Aangezien daar te lande echter de Over heid openbare bibliotheken heeft ingebracht en ook over filmdiensten beschikt, die films voor de bevolking vertonen, hebben C.C.C. en C.C.A. zich van activiteit op dit gebied over liet algemeen onthouden. Wel werd op Curagao een Wetenschappelijke Bibliotheek ingericht en treft men, als in Suriname, op beide eilanden een filmliga
Op Aruba behaalde het C.C.A. groot, succes met de oprichting van een Muziekschool, waar thans 350 leerlingen onderricht genieten. Curagao en Aruba hebben beide een Volksuniversiteit en balletcursussen. Dat alle culturele centra in de West deze cursussen organiseren is begrijpelijk, als men bedenkt, hoezeer de d;pis in deze landen de bevoking na aan het hart ligt.
Op Curagao stelde het C.C.C. een fotografie-cursus in, waardoor men bij de deelnemers ook de liefde voor en de kennis van het eigen land hoopt te vergroten.
Men zou kunnen zeggen, dat dit streven ook ten grondslag ligt aan de uitzending door de Sticusaj op verzoek van het C.C.C. van een architectuurdeskundige.
De bedoeling van deze uitzending immers was enerzijds te komen tot een inventarisatie van de oude Curatgaose architectuur, anderzijds de belangstelling en het verantwoordelijksgevoel wakker te schudden voor die monumenten, die de deskundige als werkelijk waardevol agnwees. Het is verheugend te kunnen constateren, dat die toeleg althans in zoverre geslaagd is, dat niet alleen op Curaigao maar ook op Aruba Stichtingen voor de Monumenten-' zorg werden opgericht.
Dat de Culturele Centra locale talenten willen stimuleren, kwam o.a. ook tot uiting door de instelling van een toneelprijsvraag in Suriname en een litteratuurprijsvrajag
in de Nederlandse Antillen. Ook op de Nederlandse Antillen organiseren de Centra uitvoeringen door kunstenaars, lezingen en tentoonstellingen. De laatste worden op Curacao meestal gehouden in het Curacaos Museum.
Resumerende kan geconstateerd worden, dat de Culturele Centra, in de West een breed arbeidsveld geopend hebben. Bij hun werk genieten zij de voorshands nog onmisbare steun van door de Sticusa uit Nederland uitgezonden deskundigen. In dit kader vertoeven titans in Suriname een bibliothecaresse, een muziekdeskundige, een toneelregisseur en een balletlerares. Op Curagao is eveneens een door de Sticusa uitgezonden balletlerares werkzaam. De toneelregisseur Henk van Ulsen keerde naar Nederland terug en zal worden opgevolgd door Ad. Hooykaas.
Op Aruba werd een musicus gestationneerd. Naast deze rechtstreekse hulpverlening aan de zusterstichtingen in de West is de Sticusa ook nog op andere wijze voor de culturele verheffing van de bevolking overzee werkzaam. Om hiervan enkele voorbeelden te noemen: vrijwel alle scholen in de Transatlantische Rijksdelen ontvingen van de Sticusa een bibliotheek. Op uitnodiging van de Sticusa vertoeven jaarlijks verscheidene veelbelovende jongeren uit de West in Nederland om zich te bekwamen voor een laak, die een bijdrage kan leveren aan de culturele opbouw van hun land. Geregeld wordt de Pers in de West met door de Sticusa aangeboden artikelen voorzien, terwijl de Omroepverenigingen in Suriname en op Curagao wekelijks een in samenwerking met Radio Nederland Wereldomroep samengesteld transcriptieprograimma krijgen toegezonden. Tesamen met anderen pakt de Sticusa de cultuurwetenschappelijke arbeid in Suriname en de Ne derlandse Antillen aan.
Wijzend op de tot nu toe bij haar werk in de West behaalde successen heeft de Sticusa, mét haar zusterstichtingen overtuigd van de noodzaak tot verbreding van het werk, verleden jaar tot de Nederlandse Regering het verzoek gericht de subsidie speciaal voor het werk in de West belangrijk te willen verhogen. In Juli vorig jaar werd het verheugende bericht ontvangen, dat de Slaten-Generaal met een verhoging instemden, waardoor het belang van het culturele werk voor de West opnieuw werd onderst reept.
M. D. Thijs.
Felix Mendelssohn
RADIOPROGRAMMA VOOR NOVEMBER 1955
Dinsdag 1 November: Donderdag 3 November:
Dinsdag 8 November: Donderdag 10 November:
Dinsdag 15 November: Donderdag 17 November:
Dinsdag 22 November: Donderdag 24 November:
Dinsdag 29 November:
Het Requium van Mozart. K. V. 626 Onze Letterkundige Rubriek o.l.v. de Heer T. J. M. Versteeg.
Italiaanse Symfonie F. Mendelssohn.
Lezing Volksuniversiteit Aruba.
Vrolijke Klanken.
Werken van Beethoven.
Ouverture Coriolan. Symfonie No. 7.
Air; Ah Perfido. Soliste Gré Brouwenstijn. Lezing Volksuniversiteit Aruba.
Operettemuziek.
Onze Letterkundige Rubriek. Samenstelling T. J. M. Versteeg.
Vioolconcert in ekl. F. Mendelssohn.
Elegische Melodieën Edw. Grieg.
Lezing Volksuniversiteit Aruba.
Balletmuziek.
Composities van Fr. Schubert.
Symfonie No. 5 in Bes.
Symfonie No. 7 in b. (Onvoltooide).
Ouverture Rosamunde.
Muzikale luisterwedstrijd.
Lichte Muziek.
Over RADIO-KELKBOOM, Oranjestad-Aruba.
HERDENKEN EN VERGETEN IN DE MUZIEK MOZART, CHAUSSON EN SATIE
Wij mensen meten het leven met klok en kalender. Verjaardagen, nieuwjaar, lustrums, tienjarig bestaan, vijfentwintigjarig huwelijksfeest, dat zijn de door een keurig tijdschema bepaalde momenten waarop we onszelf toestaan ons ergens over te verheugen. Als wij sterven is het voor ons met klok en kalender gedaan. Maar degenen die wij onsterfelijk noemen, schrijvers, componisten, schilders en denkers blijven wij ook na hun dood eren volgens de regelmaat van de kalender. Wij noemen dat dan: herdenking. Met taalkundige nonchalance spreken we dan van: honderdste geboortedag, tweehonderdste sterfdag en Ier gelegenheid daarvan houden we lezingen, uitvoeringen, tentoonstellingen die de onvergankelijke waarde van het werk van de herdachte in het licht stellen. We doen dat echter niet altijd. Sommigen worden herdacht, sommigen vergeten. Men kan zelfs zeggen, dat wie eens herdacht is, steeds meer herdacht zal worden, en wie eens vergeten steeds meer vergeten wordt. Is dal juist? Is het inderdaad zo, dat wij steeds de goeden herdenken en de minder goeden vergeten? Geldt ook in dit opzicht de wrede waarheid van het Bijbelse gezegde, dat wie heeft, zal worden gegeven, en dat wie niet heeft, ook dat wat hij heeft, zal worden ontnomen.
Er bestaan over het vergeten van kunstenaars verschillende, tegenstrijdige theorieën. Een ervan, die bijvoorbeeld door de schrijver Somerset Maugham wordt verdedigd, betoogt, dat de kunstenaar die na zijn dood wordt vergeten, met recht is vergeten. Met andere woorden, dat de tijd onfeilbaar de waarde van een kunstenaar en zijn werk voor het nageslacht bepaalt. Deze theorie, kennelijk geïnspireerd op het Hegeliaanse denken, kan men echter moeilijk staande houden. Want wat is de hoeveelheid tijd die moet verstrijken alvorens men volgens deze opvatting mag oordelen? Bach werd gedurende honderd jaar volkomen vergeten en nadien vol:omen geaccepteerd. Zo zijn er tele andere, zelfs sprekender voorbeelden uit de litteratuur en de beeldende kunsten. Is het niet veeleer zo, dat iedere tijd die figuren uit het verleden herdenkt die passen in de heersende mentaliteit, die men begrijpen kan?
Wie herdenkt, wie officiële herdenkingen organiseert, moet dus kiezen. Het behoeft geen betoog, dat een dergelijke keuze uitermate
verantwoordelijk moet geschieden en uit moet gaan van een bepaalde artistieke overtuiging.
In de muziek, in dit verband is bedoeld de uitvoerende muziek, hecht men bijzonder aan herdenkingen. Concert-instellingen en allen die concerten organiseren beschikken daarvoor over speciale kalenders waarop precies geboorieen sterfdatum van de componisten staan aangegeven, naast jaartallen waarin hun zoveelste symphonie voor het eerst werd uitgevoerd en nog tal van andere data, tot in het futiele toe. Zo valt er eigenlijk altijd wel iets te herdenken. Maar dit is nog een reden te meer om wat voorzichtiger met die herdenkingen om te springen.
Volgend jaar 1956, is het Mozartjaar, omdat het dan 200 jaar geleden is dat Wolfgang Amadeus te Salzburg werd geboren. Speciale festivals, concertseries, causerieën, radio-uitzendingen en televisie-programma’s zullen U, waar ter wereld U ook woont, van dit feit niet onkundig laten. Nu is het natuurlijk buiten elke discussie dat het genie Mozart een dergelijke feestelijke
herdenking niet zou verdienen. Maar is het eigenlijk niet zo, dat een muzikaal genie als Mozart boven deze herdenkingen verheven moest zijn? Hij is immers, zoals dat heet, een bezit van iedere muziekliefhebber. Zou liet niet veel beter zijn juist die figuren te herdenken, die — mede door de herdenkingen van de grote beroemdheden — ten onrechte in de achtergrond dreigen te verdwijnen? Mag ik daarom eens Uw aandacht vestigen op twee Franse componisten, wier “herdenking” overal ter wereld, zelfs in Frankrijk, is vergelen: “Ernest Chausson en Erik Satie?
Het is dit jaar honderd jaar geleden, dat Ernest Chausson werd geboren. Hij werd leerling van de beroemde César Franck en hoeveel hij ook van Père Franck geleerd mag hebben, dit feit is er waarschijnlijk de oorzaak van dat hij, met de andere leerlingen van de meester, min of meer wordt beschouwd als epigoon. En epigonen herdenkt men nu eenmaal niet.
Maar hier schuilt de onjuistheid, de onrechtvaardigheid. Want van alle leerlingen van Franck is het zeker Chausson die zich het verst van de meester heeft verwijderd, die zijn muzikale dictatuur kon weerstaan door zijn groot en oorspronkelijk talent. Had niet een banaal ongeluk — hij reed met zijn fiets van een helling tegen een muur en stierf aan de verwondingen — een ontijdig einde aan zijn leven gemaakt, hij zou niet zo snel op de achtergrond van de herinnering zijn geraakt als nu het geval is. Maar de werken die we van hem bezitten — het beroemde Poème voor viool en orkest, de Symphonde in Bes, door Pierre Monteux op prachtige wijze op de gramofoonplaat vastgelegd, zijn liederen, symphonische gedichten, kwartetten — al deze werken getuigen stuk voor stuk van zijn bijzon
— 9 —
der grote gaven, zijn smaak en intelligentie, zijn lyrische bewogenheid. Wie de muziek voor alles ziet als een droom, zal in Ernest Chausson een der grootste Franse meesters erkennen. Hij is ten onrechte gepasseerd.
Erik Salie stierf dertig jaar geleden en dat, zult U zeggen, is dus niet zo spectaculair om een herdenking te rechtvaardigen. Toch is dit een van de laatste kansen om zijn fascinerende figuur nog eens naar voren te halen, juist omdat hij nu nog zo levend in de herinnering van zijn vrienden, de schilders Braque en Picasso, de componisten Milhaud, Poulenc en Honegger aanwezig is. Wie was Erik Salie? Zou men deze vraag gesteld hebben aan een cultureel Fransman van een halve eeuw geleden, dan zou het antwoord geweest zijn: een complete gek, een exentriek, een warhoofd en enfant terrible. Inderdaad was Satie anders dan de anderen en dat anders zijn staat voor de meesten gelijk met idioot zijn. Maar nu staat het wel vast, dat de hele moderne Franse school, van Debussy, Ravel en alle volgelingen ondenkbaar zou zijn zonder Satie.
Hij vervulde zoals zoveel andere figuren in de kunst de ondankbare laak van wegbereider. Hij opende deuren in wanden die toen als hermetische gesloten werden beschouwd: de muzikale begrenzingen van Wagner en Franck. Twintig jaar vóór Schönberg componeerde hij zijn “compositions mystiques” gebouwd op de kwartenharmonie. Zijn Gymnapèdies-pianoslukken waren een openbaring voor de jonge Debussy die deze werken later orkestreerde. Ravel - verklaarde, “alles aan hem te danken hebben” Zijn ballet “Parade”, gecreëerd in samenwerking met Cocleau en Picasso en uitgevoerd door Serge de Diaghilew was het eerste grote “moderne” ballet. Hij schreef bij de film “Entr’acte” de eerste cinemalcgraphische partituur. JETij was, kortom, een intelligent en onafhankelijk kunstenaar die de nieuwe wegen aanwees die door de groten na hem zijn ingeslagen. Zijn oeuvre is niet groot. Maar het is wel waardevol en in overeenstemming met zijn aphorisme: De kunstenaar heeft niet het recht onnodig over de tijd van zijn auditorium te beschikken, en: Alle grote kunste naars zijn amateurs. Om hem vormde zich de beroemde componistengroep “Les Six” met o.a. Auric, Poulenc, Honegger en Milhaud. De laatste verhaalt in zijn autobiographie “Notes sans 'musiques” hoe hij dagelijks van Arcueil naar Parijs kwam om beurtelings bij Dérain, B’raque of Milhaud te dejeuneren: “Hij hield zijn overjas aan en ging bij de schoorsteen zitten, zijn hoed in de ogen gedrukt, zijn parapluie in de hand. Zo bleef hij onbeweeglijk en zwijgend zitten totdat het moment kwam zijn trein tenig te nemen”. Deze zonderlinge figuur, die stukken componeerde met titels als “stukken in de vorm van een peer”, “koude stukken”, deze wijze kluizenaar was de bron waaraan de eigen Franse muziek haar bloei te danken heeft. Toen hij dertig jaar geleden stierf en men zijn woonkamer moest openbreken vond men alleen een bed, tafel, stoel en piano. En daarop de beroemde pianostukken Estampes en Images van Debussy met deze opdracht: “A Erik Satie, musicien médiéval et doux’.
Henk de By
mSS^ ORANGE
EN
VICTORIA SODAWATER
HET BESTE OP ARUBA
Victoria bottling company
Voorheen VIANA
Tel. 5192
=Ü
— 10 —
DU I ME LIJ NT JE (vervo,g)
De hele zomer leefde het arme Duimelijntje heel alleen in het grote hos. Zij vlocht zich een bedje van grasjes, dal hing zij onder een groot zuringblad, dan kon zij niet nat regenen; zij at de honing uit de bloemen en dronk de dauw, die iedere morgeu op de bladen lag. Zo ging het in de zomer en ook in de herfst. Maar toen kwam de winter, de koude lange winter. Alle vogels, die'zo mooi gezongen hadden, vlogen weg, bladen en bloemen verwelkten. Het grote zuringblad, waar zij zo lang onder gewoond had, verschrompelde en er bleef niets van over dan een gele verlepte steel. En ze had het zo verschrikkelijk houd, want haar kleren waren versleten en ze was zelf zo teer en fijn, dat arme Duimelijntje: ze zou moeten doodvriezen. Het begon te sneeuwen, en iedere sneeuwvlok, die op haar neerviel, was als een hele schep sneeuw voor ons. Want zij zijn groot, en zij was maar een vinger lang. Toen pakte zij zich in iii een dor blad, maar dal
verwarmde haar niet, zij beefde van Dicht bij het bos, waar zij was, lag een groot korenveld; het koren was al lajig weg, alleen de kale dorre stoppels staken op uit de bevroren grond.... Het was of zij door een bos liep, o, wat had zij het koud. Toen kwam zij aan het huisje van een veldmuis, het was een holletje onder de graanstoppels. Daar woonde de veldmuis, warm en gezellig. Zij had haar hele huisje vol koren en een heerlijke keuken en provisiekamer. Het arme Duimelijntje ging in de deur staan alsof zij een bedelkind was, en vroeg om een klein stukje van een gerstekorrel, zij had in geen twee dagen iets te eten gehad.
“Arme stakker!” zei de veldmuis, want het was een goede oude veldmuis. “Kom maar in mijn warme kamer en eet met mij mee.”
En omdat ze nogal schik had in Duimelijntje zei ze: “Je moogt hier van de winter wel blijven, maar dan moet je mijn huisje netjes houden en mij vertelsteltjes vertellen, want daar houd ik zoveel van”. En Duimelijntje deed, wat de goede oude veldmuis van haar verlangde, en had een goed leven.
“Wij zullen gauw bezoek krijgen!” zei de veldmuis. “Mijn buurman bezoekt mij iedere morgen. Hij zit er nog wanner in dan ik; hij
kou.
woont in grote zalen en draagt een mooie zwartfluwelen pels. Als je hem voor man kon krijgen, dan was je goed af. Maar hij kan niet zien. Je moet hem de mooiste vertelseltjes vertellen, die je kent.”
Maar daar had Duimelijntje niets geen zin in, ze wilde de buurman niet hebben, want hij was een mol.
Hij kwam zijn visite maken in zijn zwartfluwelen pels. Hij was zo rijk en zo knap, zei de veldmuis. Zijn huis was ook wel twintig maal groter dan het hare. En geleerd dat hij was! Maar de zon en de mooie bloemen kon hij niet uitstaan; hij sprak kwaad van ze, want hij had ze nog nooit gezien.
Duimelijntje moest voor hem zingen. En ze zong: Geiteke, wat blaat je toch, en: Al in een groen groen knolle- knolleland! En toen werd de mol verliefd op haar om haar mooie stem. Maar hij zei niets, hij was een bedachtzaam man.
Hij had pas een lange gang gegraven van zijn huis naar dat van de veldmuis. En daarin kregen ze verlof te wandelen als ze dat wilden. Maar hij zei hun, dat ze niet bang moesten zijn voor de dode vogel, die in de gang lag. Het was een hele vogel, met veren en een snavel, die zeker pas dood was gegaan, toen de winter begon, en die juist
had gelegen op de plek, waar hij zijn gang groef.
De mol nam een stuk vermolmd hout in zijn mond, want dat geeft licht in het donker, en lichtte ze voor in de lange donkere gang. Toen ze bij de dode vogel kwamen, duwde de mol zijn brede neus tegen de zolder en stootte de aarde op, zodat er een gat kwam, waar het licht door kon schijnen.
Midden op de vloer lag een dode zwaluw, met de mooie vleugels dicht aan het lijfje gedrukt en het kopje en de pootjes onder de veren. Het arme diertje was zeker dood van de kou. Dat maakte Duimelijntje bedroefd. Ze hield zo van alle vogeltjes. Ze hadden de hele zomer zo mooi voor haar gekweeld en gezongen. Maar de mol schopte er tegen met zijn korte beentje en zei: “Nu fluit hjj niet meer. Het is toch een ongeluk als je als vogel geboren bent. Goddank, da,t geen van mijn kinderen het worden kan. Zo’n vogel heeft niets dan zijn “kwiwiet” en ’s winters moet hij doodhongeren.”
“Ja, dat mag U als wijs man wel zeggen,” zei de veldmuis. “Wat heeft een vogel voor al zijn “kwiwiet” als de winter komt. Hongeren en kou lijden moet hij; maar hij wil ook veel te voornaam zijn!”
Duimelijntje zei niets, maar toen de anderen met hun rug naar de vogel stonden, boog zij zich neer, schoof de veertjes, die over zijn kopje lagen opzij en kuste hem op de dichte oogjes.
“Misschien was hij het wel, die van de zomer zo heerlijk voor mij gezongen heeft,” dacht ze, “wat heeft hij mij gelukkig gemaakt, die lieve mooie vogel.”
De mol stopte nu het gat waar het licht door viel dicht, en bracht de dames thuis. Maar ’s nachts kon Duimelijntje niet slapen; ze stond op uit haar bedje en vlocht van hooi een groot mooi kleed, en
— 11 —
dat droeg ze naar beneden en legde het om de dode vogel heen, en zachte watten, die zij in het huisje van de veldmuis gevonden had legde zij tegen hem aan, zodat hij warm zou liggen op de koude grond.
“Vaarwel mooie vogel!” zei ze, “vaarwel en dank voor je heerlijke zang in de zomer, toen alle bomen groen waren, en de zon ons zo heerlijk verwarmde!” Toen lei ze haar hoofdje legen zijn borst, maar opeens schrok ze terug, want het was, of er iets klopte daar binnen. Dat was zijn hart. De vogel was niet dood, hij was maar bedwelmd en de warmte bracht het leven weer in hem terug.
In de herfst vliegen alle zwaluwen heen naar warme landen. Maar als er een te laat gekomen is, dan verstijft hem de kou, zodat hij als dood neervalt, en de koude sneeuw legt zich over hem heen.
Duimelijntje beefde van schrik, want de vogel was zo groot, zo groot, en zij was maar een vinger lang. Maar ze hield zich toch dapper, lei de watten dichter om de arme zwaluw heen, en haalde een kruizemuntblad, dat ze zelf als deken gebruikt had, om er zijn hoofd mee toe te dekken. De volgende nacht sloop ze er weer heen. En toen was hij weer helemaal levend, maar zo moe en zwak, dat hij maar een ogenblikje zijn ogen kon openhouden om Duimelijntje te zien; die stond met een stuk vermolmd hout in haar hand, wapt ander licht had zij niet.
“Ik dank je, jou lief klein meisje!” zei de zieke vogel, “ik ben nu heerlijk warm geworden, heel gauw zal ik weer sterk zijn en dan kan ik weer naar buiten vliegen in de warme zonneschijn.”
“O,” zei ze, “het is zo koud buiten, het sneeuwt en het vriest, blijf maar in je warme bedje. Ik zal goed voor je zorgen.” word
PRIJSVRAAG.
Oplossing van September: Abraham Lincoln.
De winnaars waren:
Carla Arends, P. O. Box 105, Oranjestad. Muriel E. Sindlay, C. C. 119. Marianneke Kok, Klposterweg, Oranjestad.
De twee eerste winnaars moeten even hun leeftijd opgeven via P. O. Box 216, San Nicolas. De prijzen worden dan thuisbezorgd.
De prijsvraag hoort thuis bij de jeugdrubriek. Wij ontvingen oplossingen van lezers van middelbare leeftijd. Die vormen geen partij tegen de nog schoolgaande jeugd, waar de prijsvraag eigenlijk voor doeld is. Volwassenen kumien dus niet in aanmerking komen voor een prijs.
Nieuw raadsel.
Hij werd geboren in 1783 in Caracas. Hij bevrijdde Zuid-Amerika van de Spaanse overheersing. Hij trachtte de Spaans-Amerikaanse landen in een statenbond te verenigen, wat hem mislukte. Kort voor zijn dood verloor hij de volksgunst. Na zijn dood werd hij in ere hersteld. In 1842 werd zijn stoffelijk overschot met grote luister overgebracht naar Caracas. In verschillende Amerikaanse steden zijn standbeelden voor hem opgericht. Op Aruba draagt een groot clubgebouw zijn naam. Wie was deze man?
Oplossingen met vermelding van naam, adres, leeftijd en school voor 15 November aan P. O. Box 216, San Nicolas.
OP REIS
Er ging een jongetje op reis, héél ver en heel alleen.
Hij ging, zó maar, ineens op reis en niemand wist waarheen.
Er tikte ’n vogel aan de ruit.
“Hier ben dk”, riep hij zacht.
De jongen wipte ’t venster uit; hij had hem al verwacht.
De vogel zei: “klim op mijn rug”; liet jongetje zei: “graag”.
Ze vlogen heel hoog door de lucht. De wereld viel omlaag.
Hij kon zijn huis niet meer zien
staan,
de toren evenmin;
hij zag alleen nog maar de maan
en ’t mannetje daarin.
De jongen vroeg: “waar gaan we
heen?”
De vogel zei: “niet ver; kijk, daar, we zijn er zo meteen, daar, bij die gouden ster.
Daar heeft elk kind een eigen tuin, een voetbal en een fiets; op straat hoef je niet bang te zijn voor auto’s of zoiets”.
Maar toen die jongen nog maar niet dat land wou binnengaan, toen riep zijn moeder aan zijn bed: ’t is tijd om op staan.
Mies Bouhuys.
— 12 —
November brengt de liefhebbers van een goede film weer enkele uitstekende rolprenten. Op Maandag 7 November kunt U in Sociedad Bolivariana de film: “Dr. Knock” gaan zien. Deze film is een satyre op de medische wereld, meesterlijk gespeeld en met fijne kwinkslagen, die de onvolkomenheden van de beelden doen vergeten. Donderdag 17 November volgt in het Theater De Veer de Zweedse film: “Een zomer slechts heeft zij gedanst”.
Deze film werd vervaardigd naar de beroemde roman van Ekstorm „Sommardansen” een bestseller in Zweden, Denemarken en West-Duitsland.
Het verhaal houdt zich begig met de jonge Coran, die na een moeilijk examenjaar een opgewekt feestje viert met zijn medestudenten om vervolgens de woelige stad te verlaten en enige maanden uit te rusten op de boerderij van zijn oom Persson in het verafgelegen Hellmo. Het rustige landleven bevalt de jonge Coran bijzonder. Vooral als hij kennis maakt met de kleine, zeventienjarige Kerstin, die hulp in de huishouding is bij de Frederiks, maar zo nu en dan boer Persson komt helpen.
Er ontwikkelt zich dan een romance die eindigt in een drama. Deze aangrijpende film valt niet alleen op door een prachtige fotografie, maar bovendien door de veelheid der gebeurtenissen die andere Zweedse films wel eens missen. Het drama is strak en sober
verteld, waardoor juist de spanning verdiept werd.
De jonge Ulla Jacobsson is een openbaring in de rol van de gelukkige Kerstin, die slechts één zomer van geluk en liefde kent. Haar partner, Folke Sundquist, sluit zich daar waardig bij aan.
De spanningen, die ontstaan tussen een conservatieve, bekrompen dorpskliek en een jeugd, die de vrijheid wenst en de liefde, zonder nochtans' duidelijk de grenzen voor ogen te hebben, zijn stellig niet alleen aan Zweden gebonden en aan deze lijd. Zij zijn actueel en tevens van alle tijden. In deze realistische vorm op het witte doek gebracht, zullen zij spreken tot het hart van ieder, die houdt van het goede, sterk gespeelde drama. Een behoorlijke dosis humor maakt het geheel nog aantrekkelijker.
Op 29 November wordt dan nog in Sociedad Bolivariana de film “Les Jeux sont faits”, vertoond. Deze avond zal de bezoeker kunnen genieten van een buitengewoon originele film, die zeer goed gespeeld wordt. De zo bekende Jean Paul Sartre leverde het scenario. Een reden te meer deze avond voor “Les Jeux sont faits” te reserveren. Algemene Mededelingen.
Wij wijzen de leden erop dat het lidmaatschap voor 1956 automatisch doorgaat tenzij men vóór 1 December 1955 de secretaris heeft medegedeeld het lidmaatschap te willen beëindigen. In December staat de gelegenheid open om de contributie
van 1956 te voldoen.
Komende Programma’s:
LA FETE A HENRIETTE (14 Juli, Het is Feest in Parijs) (Frans) CASQUE D’OR
(De zondares van Parijs) (Frans) DET STORA AVENTYRET (Het Grote Avontuur)
FROKEN JULIE (Freule Julie) (Zweeds)
HEET VAN DE NAALD.
Hel zou waarschijnlijk te veel van onze beperkte plaatsruimte vergen, als wij het artikel van Prof. Dr. Bernhard Paumgartner in het uitstekende tijdschrift “Luister”, No. 36 geheel in onze Cultura overnamen. Maar omdat Aruba vele minnaars en minnaressen van de onvolprezen muziek van Mozart telt willen wij toch graag ons zoeklicht laten schijnen op de gramofoonplaten, die sinds enige tijd door Philips zijn uitgebracht en waarop een keur van werken van deze grootmeester der muziek te beluisteren valt.
Zoals onze lezers(essen) waarschijnlijk wel bekend is, maakt de muzikale wereld zich op, om in 1956 het feit te herdenken dat 200 jaar geleden Wolfgang Amadeus Mozart werd geboren. In een volgende Cultura komen wij nog nader terug op de grote betekenis van Mozart voor het hele gebied der muziek. Want op elk terrein der mu
— 13 —
VAN DE REDACTIE
Op de eerste plaats willen wij gaarne onze dank betuigen voor de woorden van waardering, die wij van verschillende zijden mochten ontvangen betreffende het October-nummer.
Intussen behoort het bezoek van het Koninklijk Paar alweer enige tijd tot het verleden. Maar dit bezoek heeft bij velen onzer onuitwisbare indrukken magelaten. Het geeft voldoening te weten, dat het programma zo vlot uitgevoerd kon worden, niet in het minst door de grote medewerking van het publiek.
En nu geachte lezer (es) vragen wij weer Uw gewaardeerde aandacht voor (culturele) dingen van “alledag”. Al kan dan Cultura illustratief niet in de schaduw staan van het Oranjenummer, toch vleien wij ons met de stille hoop, dat onze nieuwe aflevering U enkele ogenblikken van “geestelijke” verpozing kan bezorgen. U vindt er weer een bonte schakering van onderwerpen op allerlei terrein in. En natuurlijk zijn we weer bij U present met een nieuw, aantrekkelijk radio-programma. Moge het U goed bekomen.
5.
Verlicht Uw huis helder. Het
is
niet duur '
j Hieronder volgt
een kostenvergelijking voor een
gezin van 5 per
sonen, dat de avond gezellig thuis doorbrengt. Deze familie meent
| terecht dat de kosten voor een goede verlichting :
seer zeker gewet
tigd zijn in vergelijking met de 8 maal zo hoge kosten
voor de be
scheiden geneugten van deze avond.
ALGEMENE KOSTEN:
5 koppen koffie
f. 0.40
5 soft drinks
f. 0.55
10 sigaretten
f. 0.25
f. 1.20
VERLICHTING:
1 tafellamp
100 W.
1 schemerlamp
40 W.
1 leeslamp
60 W.
200 W., gedurende 5 uren
f. 0.15
zikale mogelijkheden in die tijd vinden we Mozart aanwezig met composities, die in hun soort meesterwerken zijn.
Philips komt met een groot aantal nieuwe opnamen van werken van deze componist onder de titel: Mozart Jubileum Editie. In deze editie is elk terrein van Mozarts muzikale activiteit vertegenwoordigd met één of meerdere opnamen. In hel totaal zullen meer dan vijftig platen worden uitgebracht. Medewerking wordt verleend door eersterangs orkesten, gedirigeerd door bekende dirigenten als: Willen van Ollerloo, Rudolf Moralt, Paul Saclier, Frilz Lehmann en anderen. Verder zijn er vele overbekende solisten op elk terrein, die meer of minder bekende werken zullen uitvoeren.
U doet er goed aan, lezer(es), met deze platen kennis te maken. Philips levert vaak verrassende prestaties wat de opname-technische zijde betreft en ook de uitvoeringen van de werken zijn dikwijls buiten gewoon mooi. Toch zou ik niet willen beweren, dat alles even goed is. Sommige platen zijn me beslist tegen gevallen. Ik herinner me b.v. een opname van een sonate voor viool en piano van Nap de Klijn en Alice Heksch, die erg tegenviel. Maar zulke tegenvallers zijn uitzonderingen. Over het geheel genomen is de Mozart Jubileum Editie een uitstekend stuk werk en we mogen Philips dankbaar zijn voor het genomen initiatief en Prof. Dr. Paumgartner voor de supervisie. Deze Mozartkenner bij uitstek verplicht met het brengen van deze uitvoeringen de gehele muzikale wereld aan zich.
Mochten er onder U nog zijn v die de weg naar aan Philipsdealer niet kennen, dan zij hier de naam van Valen nog eens genoemd. Deze platenzaak heeft verschillende opnamen in voorraad en zal U zeker met een luister-gelegenheid van dienst zijn.
S.
— 14 —
“COMIC STRIPS" VEROVEREN DE WERELD.
Het zijn die onnozel schijnende “beeldverhaaltjes”, “beeldromans” of hoe ze allemaal ook genoemd worden, — U kent ze! — die de laatste jaren regeringen en parlementen zoveel hoofdbrekens hebben bezorgd. In Europese zowel als niet-Europese landen zijn deze comic strips, die men tegenwoordig in bijna alle kranten over de gehele wereld kan vinden, onderwerp van ernstige overwegingen en openbare polemieken geweest. Zowel in de Verenigde Staten van Amerika, — hun geboorteland — als in Engeland, Frankrijk, Duitsland en verschillende andere Europese landen, hebben zij in de afgelopen jaren de nodige opwinding te weeg gebracht, welke zelfs tot regeringsinmenging heeft geleid. Het interessante hiervan ds nu, dat een opinieonderzoek in de Verenigde Staten heeft uitgewezen, dat naar verhouding minstens evenveel intellectuelen, ambtenaren, rechters, advocaten, doktoren, ja zelfs professoren als scholieren, arbeiders en studenten zich aan comic strips “tegoed doen”.
De aandacht van de overheid en de openbare mening voor deze “verhaaltjes in beeld”, bleek dan ook terecht en de resultaten van de bemoeiing der overheid had weinig met “comic” te doen, want er kwamen meestal wetjes tot stand, zoals in Engeland, Franklijk en Duitsland, die dit soort verhaaltjes, waarin misdaad en hartstocht verheerlijkt worden, als “voor de geestelijke hygiëne schadelijke lectuur” brandmerken en als zodanig verbieden. Vooral de bescherming der jeugd, bleek bij de overwegingen een belangrijk facet der regeringsbemoeiingen in deze landen te
De oorsprong van de “comic strips”
Wat wij thans “comic strips”, noemen, zijn die getekende vervolgverhaaltjes met of zonder geschreven tekst, die men tegenwoordig in haast iedere krant, dag- of weekblad, kan vinden. Ze vertellen verhaaltjes, variërend van de onschuldigste sprookjes lot de meest sensationele geschiedenissen, van fabeltjes die U in Uw kinderjaren verslond, tot de diepzinnigste liefdesaffaires of de geheimzinningste detective-my6teries.
Zoals het woord aanduidt, waren de oorspronkelijke comic strips, ge tekende humoristische vervolgverhaaltjes, die reeds in de 90-er jaren van de vorige eeuw in de Amerikaanse pers verschenen. Van een speciaal soort Amerikaanse kranten dan, namelijk de zogenaamde sensatiebladen, die met gele inkt gedrukt werden en vanwege hun sensationele en tendentieuze inhoud de bijnaam van “yellow pers” zouden hebben gekregen, een bewering waarvoor zeker iets te zeggen is, maar waarover de pershistorici het overigens niet geheel eens zijn.
In ieder geval drukte een van de grootste krantenmagnaten die de wereld ooit gekend heeft, William R. Hearst, reeds in 1895 comic strips in zijn toen reeds gretig gelezen “New York Journal”, en geen regering of autoriteit die hem kwam vertellen, dat zijn verhaaltjes “immoral” waren, zoals het thans heet. De verhaaltjes van Hearst werden ontworpen door de destijds beroemde Amerikaanse ‘cartoonist’ 'R. F. Outcault, een tekenaar, die Hearst van het concurrerende blad “New York World”, speciaal voor dit doel had afgekocht. En wanneer men weet, dat Outcault toen reeds een mannetje was van meer dan 40.000 dollar per jaar, dan behoeft niet te worden toegelicht, wat voor publiciteitswaarde deze getekende verhaaltjes toen reeds
hadden. Outcault’s figuren waren een clown en een wolfhond, welke twee men iedere week in de_ grappigste situaties in zijn krant kon terugvinden. Bekende comic strips uit de aanvangsjaren van deze krantenrubriek waren voorts: “A Hat off a Peg”, “Yellow Kid”, “Hoogan’s Alley”, “Happy Hooligan” “Lady Bountiful”, “Busler Brown” en enkele andere.
Merkwaardig is, dal deze comic strips uit de beginperiode, naar onze huidige smaak althans, weinig geestig lijken. Wanneer men deze plaatjes bekijkt, vraagt men zich af, waar men eigenlijk om moet lachen. Dë clou voor de humor van deze strips, lag namelijk vaak in het verband dat zij hadden met bestaande, practiserende humoristen, clowns en acteurs, voor wie de comic strips bekendheid en sympathie aankweekten. In tegenstelling met de comic strips van vandaag, die vooral geschikt zijn om in iedere krant overal ter wereld gepubliceerd te worden, hadden de oorspronkelijke “coraics” uit de Amerikaanse pers van 1895, dus een locaal karakter.
De comics van vandaag.
De beeldverhaaltjes die wij vandaag in de krant vinden zijn dus totaal andere publicaties als de comics strips uit de tijd van de Amerikaanse tekenaar Outcault. En dit, niet alleen wat de onderwerpen en de figuren betreft, ook de aard van de verhaaltjes is veranderd. Waren de comic strips van vroeger jaren uitsluitend lach-“filmpjes”, “comics” dus, — thans zijn ze bijna uitsluitend, dramatische, sensationele, criminele, utopische of hyper “sex-stories”, die aan dit soort krantenmateriaal het predicaat van immorele lectuur opleverden. Het element van de humor, de “comic”, is bij de tegenwoordige comic strips bijna geheel verdrongen, terwijl de sensatielust, en een
Continental
Laag in prijs - uitstekende kwaliteit
Steeds banden voorradig voor alle wagens, o. a. voor:
Buick — Cadillac — Chevrolet -:— Chrysler — Crosley — De Soto — Dodge — Ford — Henry J — Hudson — Kaiser — Nash — Oldsmobile — Packard— Plymouth — Pontiac — Studebaker — Austin — Citroën — Fiat — Consul — Perfect — Anglia — Hilbnan — MG. — Morris — Opel Rover — Volkswagen —! Mercury.
Ook iruckbanden in voorraad
E. & G. MARTIJN (Aruba) LTD.
TEL 1492-1493
— 16 —
soort “sex-cultus” de duidelijk aan de dag tredende tendenzen van dit soort publicaties geworden zijn. Het zijn dan ook vooral deze comic strips, waartegen de regeringsmaatregelen zich richten en tegen welke de heersende opvattingen ta.v. “zedenkwelsende lectuur” zich richten. In de Verenigde Staten heeft nog het vorige jaar een regeringsinstantie een voorstel ingediend tot onmiddellijke stopzetting van de “comics”, in alle staten van het land. Dit voorstel werd ontworpen en vooral sterk aanbevolen door de leider van deze regeringsinstantie, de fanatieke Charles Murphy, (een soort Mc Arthy, — niet tegen de “comics”, dan, maar tegen de “comics”), die de dood gezworen heeft aan deze soort van publicistiek in al haar vormen en uitwassen.
De 22e Februari van dit jaar werd ook in het Engelse Parlement een wetsontwerp dngediend, dat zich hoofdzakelijk tegen de comic strips keert, terwijl ook de leidende bladen en daarmee een groot deel van de publieke opinie in Engeland, tegen de publicisten en uitgevers van de beeldverhaaltjes in het geweer kwam.
In Duitsland bestaat sinds 1953 ook al een wetje (“Schund- und Schmutzgesetz), dat vooral in het leven geroepen schijnt te zijn, om aan de kennelijk “zedelijk verdachte lectuur” paal en perk te stellen.
In Frankrijk bleek de strijd tegen de “demoralisation de la jeunesse” zoals de regeringsmaatregel het euvel noemt, reeds in 1949 nodig te zijn. Al met al voldoende bewijzen, dat die onbelangrijk schijnende vervolgverhaaltjes een grote publiciteitskracht blijken te bezitten.
De positieve zijde.
Er zijn echter ook diverse soorten comic strips, die beslist niet laakbaar zijn; er zijn zelfs beeld verhalen die naar vorm en inhoud positieve waarden bezitten. Deze zijn meestal de talrijke verhaaltjes, die op een gezonde manier humoristisch gebleven zijn, zoals de series avonturen van mannetjes als “Adamson”, “Ferdinand”, “Alfredo”, “Little Pedro”, “Oscar”, “Simpelman” en een onnoemelijk aantal andere, die allemaal reed internationaal burgerrecht verworven hebben, en met hun dolste avonturen de wereldpers doorkruisen. Een “positief” karakter hebben ook die beeldverhaaltjes, welke gemaakt zijn naar een reeds bestaand verhaal, sprookje of roman. Deze strips zijn dikwijls prachtige voorbeelden van aanschouwelijke voorstelling van een geschreven tekts en vooral voor de minder lectuurgezinde krantenlezer, bezitten zij wel enige opvoedende waarde. De psychologie van het lezen leert immers dat er lezers zijn die zich het geschrevene levendig kunnen voorstellen, maar dat er ook lezers zijn, die zich nooit een denkbeeld kunnen vormen van de inhoud van een beschreven handeling, een toestand of een situatie. Voor zulke lezers nu, is de plastische voorstelling door middel van begeleidende plaatjes, waarop het verhaal episodisch in beeld wordt weergegeven, een grote hulp. Hierdoor krijgt het verhaal voor hen een aanschouwelijke vorm, waardoor de figuren levendig worden.
Op deze wijze werden reeds beroemde romans uit de wereldliteratuur zoals: “D'e Drie Musketiers”, de verhalen van Jules Verne, Baron Von Münchhausen en talrijke andere, dagelijk of wekelijks aan de minder literair-geïnteresseerde krantenlezers opgediend.
Kan dus enerzijds ten aanzien van dit krantenmateriaal veel negatiefs worden gezegd, wal reeds tot overheidsmaatregelen heeft geleid, anderzijds bezit het beginsel van aanschouwelijke voorstelling door middel van beeklseries, ook positieve kanten. De comics kunnen echter, ondanks die positieve kanten, toch nog vervlakkend werken, doordat het makkelijk tot plaatjeskijken wordt en doordat zij naar inhoud en strekking, dikwijls alleen de lichte kant van het leven bestrijken, sensatielust aankweken en daardoor weinig tot de geestelijke vorming van de krantenlezer bijdragen.
De keuze is aan de publicist, die volgens zijn moreel verantwoordelijkheidsgevoel, uit de enorme voorraad beeldverhaaltjes en beeldromans, die de wereldpers thans overstromen, die zal moeten kiezen, welke niet meer van de consument eisen dan loutere plaatjeskijkerij én die naar inhoud en strekking geschikt zijn voor de verhoging van het intelligentiepeil van het publiek.
E. Th. Waaldijk
INH
Gedicht van de Maand.
French Can-Can.
Culturele Samenwerking .
RadioProgramma .
Herdenken en Vergeten .... ....
Cultura voor de Jeugd .
Filmliga Aruba.
Heet van de Naald .
Comic strips veroveren de wereld . Rassen-muren storten in .
UD :
. blz 3
. blz 4
. blz 6
. blz 7
. blz 9
. blz 10
. blz 12
. blz 12
.• .... blz 14
. blz 17
— 17
RASSEN - MUREN STORTEN IN
AMERIKA BEVRIJDT ZICH VAN ZIJN KLEUREN-COMPLEX.
Van alle complexen, waaraan de mensheid lijdt, is het rassenonderscheid uit misplaatst meerderwaardigheidsgevoel wel het duisterste van oorsprong, het zwakste aan redelijke argumenten en het rijkste aan vooroordelen. De Amerikanen zijn bezig van deze kleurenziekte te gene* zen en hun eerste ervaring is, dat het gemakkelijker gaat dan zij aanvankelijk hadden gedacht. Geluidloos worden in de Verenigde Stalen de rassen-muren gesloopt, die het land in compartimenten verdeelden, waarvan de eerste klas voor de blanken was gereserveerd.
Vorig jaar Mei maakte het staatsgerechtshof van Washington historie met de uitspraak, dat de Amerikaanse grondwet niet kon
dulden, dat er in de 13 Zuidelijke staten van de unie gescheiden scholen bestonden voor de 5^4 milliocn blanke en de 2 millioen negerkinderen. Het blanke meerderwaardigsgevoel heeft zich hier namelijk in de loop der tijden uitgedrukt in een aantal wettelijke bepalingen, die voor de kleurling als Amerikaans staatsburger een bepaald plafond vaststellen, waar hij niet boven uit kan stijgen. De negers, die destijds als slaven vanuit Afrika werden aangevoerd en als goedkope arbeidskrachten op de plantages van het Zuiden werden gebruikt, promoveerden bij de afschaffing van de slavernij in 1865 wel van de hoedanigheid van gebruiksvoorwerp naar de status van mens. Maar die erken ning bleef aan beperkingen gebonden en sociale steilheid van de blanke tegenover zijn vrijgelaten waterdragers, houthakkers en katoenplukkers was gebleven en drukte zich uit in een houding, die varieerde van aartsvaderlijke goedheid tot en met grondige minachting. Het paradoxale gevolg hiervan was, dat de kleurlingen zich een eigen rassen-waardigheid • aanmaten en hun omgang met de blanken eveneens door bepaalde voorschriften en sociale schotjes gingen regelen. De uitspraak van het staatsgerechtshof is dan ook 'zowel door blanken als door kleurlingen met gemengde gevoelens ontvangen.
Washington is zich er terdege van bewust, dat het aan een so
^ k
p FOTO IDEAAL g
(KUSTER’S HANDEL MAATSCHAPPIJ) n
Het adres voor de wereldberoemde camera’s J
zoals: ^
LEICA, ZEISS IKON, ROLLEIFLEX,
ROLLE1CORD, REVERE, ROBOT, AGFA,
en vele andere merken C*
n The Home of Fine Cameras ^
W Nassaustr. 8 Oranjestad. Tel. 1012 W
Aruba's Style Center of Quality and Value
ORANJESTAD
Fuchs & Gelbstein
— 18 —
ciale revolutie is begonnen, waarvan bet verdere verloop niet ■zonder meer aan zijn lot kan worden- overgelaten. Van bet staatsgerecbtsbof werd dan ook verwapht, dat bet niet bij een theoretische uitspraak zou blijven maar dat het ook de weg zou aangeven. Dit werk werd vorig jaar vertraagd door bet overlijden van een Van zijn leden, Jackson, en bet benoemen van zijn opvolger, Harlan;. Maar in Mei dit jaar hadden de rechters van Washington bun plan klaar. Het komt in het kort hierop neer, dat aan de plaatselijke rechtbanken de taak werd beschoren erop toe te zien, dat de sociale nivellering tussen blank en zwart metterdaad wordt uitgevoerd. Wie zich dus aan de gelijkschakeling moedwillig onttrekt of die tracht af te reimnen door juridische spitsvondigheden, zal het moeten opnemen tegen het zware geschut van het rechtskundige staatsapparaat en kan zich tevens bij voorbaat verslagen achten. Het slechten van de rassen-barrières zal geleidelijk gaan en voor het afsluiten van het werk is geen uiterste termijn bepaald. Maar dat is dan ook de enige concessie aan het kleurenconservatisme.
En de plaatselijke rechter is al tussenbeide gekomen, zoals in Nasbville (Tennessee), waar de directie van een lagere school weigerde de drie kinderen toe te laten van een blanke professor aan de Fisk Universiteit. Op enkele blanke scholen hebben zich relletjes voorgedaan van leerlingen, die zogenaamd protesteerden tegen de rassenvermenging. Maar dit jeugdige piep-verschijnsel zou zich niet voordoen als er niet zoveel ouders waren, die nog hard van hun ivoren rassentorens blijven blazen. De rege ring wacht een nieuwe beproeving in bet najaar, wanneer het schooljaar weer begint.
Hoe hoger men echter stijgt op het Amerikaanse onderwijsvlak, des te minder doen er zich de vooroordelen van het ras gelden. In 1935 reeds werd de eerste negerstudent toegelaten tot de blanke universiteit van Maryland. Tegenwoordig zijn er al 800 kleurlingen ingeschreven op universileiten, die vroeger negers weerden. De universiteit van Allanta, die uitsluitend voor kleurlingen is, heeft zich wel niet h'genomen getoond met de uitspraak van het staalsgerechlshof, maar maakt toch ook geen aanstalten om haar colleges gesloten tc houden voor blanke studenten. Waar het gemengd studeren werd ingevoerd, hebben zich nergens de moeilijkheden en wrijvingen voorgedaan, die ■de profeten van het rassen-conservatisme hadden voorspeld. “We hadden nooit gedacht, dat ide omgang tussen blanken en kleurlingen zó gemakkelijk zou zijn”, hoort men hier zeggen.
“In ons land mogen geen tweede-klasburgers meer voorkomen”, zo drukte Eisenhower zich uit, toen hij het bewind van president Trimban overnam. Het District Colombia, waarin de hoofdstad Washington is gelegen, werd door hem voorbestemd om als model te dienen en het goede voorbeeld begon in ’t Witte Huis zelf. Voordat Eisenhower president werd, had een kleurling het hier nie' verder kunnen brengen dan lot portier of boodschappenjongen voor de keukenmeid. Eisenhower nam voor hemzelf als eersle-secretaresse een kleurlinge, mevrouw Lois Lippman. De benoeming had niets te maken met politieke of tactische overwegingen. Mevrouw Lippman
kreeg die baan, omdat zij van alle candidaten het geschiktste was gebleken. In slaatsdeparlementen zijn sindsdien 47 negers benoemd in vooraanstaande functies, waarvan er 27 tot nu toe doorlopend door blanken werden bezet. Plaatsvervangend minister van landbouw werd een kleurling, Wilkins. De café’s, de restaurants, de bioscopen en andere amusementsgelegenheden gaven op een wenk van hogerhand alle kleuren-onderscheid op. In hotels en in woonwijken, waar vroeger negers geen toegang hadden of zich niet mochten vestigen, verdwijnen de laatste sporen van apartheid zienderogen. En de hele schoonmaak gaat zonder enige ophef gepaard en verloopt zelfs zonder de aandacht van het grote publiek te trekken.
In de strijdkrachten was de vermenging van blanken en kleurlingen tijdens de oorlog al begonnen. Maar toen Eisenhower aan li.ct bewind kwam, was 40 percent van de legereenheden, .die uitsluitend uit blanken of kleurlingen bestonden, nog intact. Driekwart van de negers, die bij de marine dienden, waren stewards en mochten de blanke zeelieden bedienen in bun mess, waar geen gekleurde consument werd toegelaten. In 1944 kwam aan deze bevoorrechting een einde. Zelfs het korps m,ariïiiers, dal vroeger collectief huiverde bij het idee alleen al een kleurling in de schaduw van zijn vaandel te laten meeraarcheren, heeft de neger in zijn rangen opgenomen. De luchtmacht kent geen kleurenonderscheid. Men wordt piloot, radartechnicus of (mecanicien naar gelang zijn bekwaamheid.
(Wotdi vervolgd.