Full Text / Transcription of https://coleccion.aw/show/?BNA-DIG-CULTURA-1955-12
Translate this text / Traduci e texto aki:
CULTURA
MAANDBLAD VAN HET CULTUREEL CENTRUM ARUBA
JAARGANG 2
Het Buliig Mannetje
Wil ik in mijn tuintje gaan Om het gras te gieten,
Zie’k een bultig mannetje staan Dat begint te niezen.
Wil ik in mijn keukentje gaan En mijn soepje koken,
Heeft dat bultig mannetje daar Pot en pan gebroken.
Wil ik in mijn kamertje gaan En mijn papje eten,
Heeft dat bultig mannetje reeds Alles opgegeten.
Wil ik in mijn keldertje gaan En mijn wijntje tappen.
Staat dat bultig mannetje daar Om een kruik te gappen.
Zet ik m’ aan mijn spinnewiel, Wil ’k mijn draadje draaien,
Zit dat bultig mannetje stil In mijn wol te graaien.
Ga’k naar mijn klein kamertje Om mijn bed te dekken.
Zie ik dat bultig mannetje daar Aan de lakens trekken.
Kniel ik voor mijn bankje neer. Bid ik mijn gebedje.
Vraagt dat bultig mannetje plots En tikt aan zijn petje:
Lief klein kindje, heremejee.
Bid voor bultig mannetje mee.
DECEMBER 1955
★ * ★ ☆ ★
Een van de typische verschijnselen van de Romantiek in de 19e eeuw was opleving van de belangstelling voor de oude volkskunst, sprookjes, sagen en liederen, die, dikwijls al eeuwen oud, voor een groot deel nimmer waren opgetekend, maar mondeling waren overgeleverd van geslacht op geslacht en vooral op het platteland het zuiverst bewaard waren gebleven. Zeer beroemd zijn de sprookjesbundels van de gebroeders Grimm, “Kinderund Hausmarchen”, bij ons beter bekend als “De sprookjes van Moeder de Gans”. Een bekende verzameling Oudduitse liederen werd bijeengebracht door een vriend van Jacob Grimm, Achim von Arnim, die tezamen met Clemens Brentano uitgaf “DES KNABEN WUNDERHORN”, oorspronkelijk verschenen in drie delen in 1806-1808. Bertus Aafjes heeft hieruit een aantal gedichten vrij vertaald en deze bloemlezing verscheen in 1943 onder de titel “DE TOOVERFLUIT”. Aan dit bekoorlijke bundeltje is bovenstaand gedicht ontleend. Vooral in het grappige einde, waar het bultig mannetje plots beleefd aan zijn petje tikt om aan het lief klein kindje met een “heremejee”, komisch van zelfbeklag, aandacht te vragen voor zijn privé-gebedsintenties, wint de Nederlandse bewerking van Bertus Aafjes het in kruidige humor van de wat zoetere versie van “Das Buckliche Mannlein”, het oorspronkelijke Duitse gedicht.
t.v.
No. 9
☆ ★ ☆ -K & ★
r ^
Redactie: J. J. STAM
Druk: GENERAL PR1NTING
V___ J
Undc ^Redactie
In de tijd van surprises wilden wij niet achterblijven en zo krijgt U deze keer een “big size” Cultura bij U in de bus. Bij het doorbladeren van ons nummer zult U waarschijnlijk opmerken, dat nogal flink wat ruimte is gegeven aan het literaire deel der schone kunsten. Maar met het oog op de feestdagen, leek ons dit wel gepast. U hebt dan immers een extra uurtje over om U ' een weinig te verdiepen in de problemen van deze tijd. En dan zouden wij vooral Uw aandacht willen vragen voor “Jeugd in de Branding" en de “Boekentips”. Daarnaast zal een blik op het Radio-programma U er van overtuigen, dat het best de moeite loont, eens af te stemmen op onze uitzendingen via Radio Kelkboom.
De “Duitsers” onder U worden weer aardig op de hoogte gebracht met de stand van zaken in de Duitse boekenwereld en dan is er nog hel gekruide Bultige Mannetje van Bertus Aafjes om U niet te zwaarwichtig te stemmen bij het opmaken van de levensbalans 1955.
Wij willen dan gaarne besluiten met U een Zalig en Gelukkig Kerstfeest en een even Zalig en Gelukkig Uiteinde te wensen. En moge het U in December niet aan surprises ontbreken.
Bertus Aafjes
S.
— 4 —
BOEKENTIPS VOOR DE FEESTDAGEN.
“MIJNHEER JOHNSON” van de Engelse auteur Joyce Cary jwèrd in een voortreffelijke vertaling van de dichteres Clara Eggink uitgegeven door N.V. 'uitgeversmij. “Kosmos” te Amsterdam. Het is een vrij recente uitgave en ik weet niet zeker of het hier op Aruba al bij de boekhandel te koop is, maar ik kan u wel bijzonder aanbevelen er eens naar uit te zien of er navraag naar te doen, want onder de boeken die de laatste tijd onder uw aandacht kwamen is er geen dat zo uitblinkt in plastische verbeeldingskracht, meesterlijke karakter- en milieuteke{ning, meeslepend verteltalent en milde menselijke humor als dit werkelijk fantastisch-goede boek. Ejet verhaalt de tragisch eindi_ gende levensgeschiedenis van de altijd levenslustige en onbekommerde, uiterst suggestibele en fantasierijke Johnson, negerklerk bij het Engelse gouvernement in Nigeria, wiens enige en jallesbeheersende ideaal is in levenstijl en levenssaat een Engelse gentleman te worden, maar wiens bizarre ethische ideeën deze menselijke springveer met •zijn ongeremde gevoelsuitbarstingen al dansend en springend in steeds groter moeilijkheden brengen, tot hij tenslotte per ongeluk een moord pleegt, tot de strop wordt veroordeeld en dan door zijn Engelse 'chef, die met de uitvoering van het vonnis belast is, uit medelijden wordt neergeschoten.
Lichte ontspanningslectuur van goed gehalte geeft het bij Bruna te Utrecht verschenen boek “DOKTER TER ZEE” van de (Engelse schrijver Richard Gor
don, die binnen en buiten de grenzen van zijn land populair werd door zijn debuut “Dokter worden is niet moeilijk”, dat nu met “Dokter ter Zqe” een vervolg heeft gekregen. Hoewel het boekje wel wat teveel blijft steken in een opsomming van belevenissen zal het zeker de aandacht van de lezer blijven boeien, omdat de weinig medische maar des te menselijker ervaringen van de prille scheepsarts nu niet bepaald alledaags zijn, terwijl de droge humor en de irnilde zelfspot van de schrijver, die het relatieve van alle menselijke waarden en waardigheden op zijn eerste zeereis leert beseffen, dit dartele en probleemloze boekje bijzonder aantrekkelijk maken.
Van de hand van Anne H. Mulder verscheen bij Uitgeversmij E.M. Querido te Amsterdam een alleraardigst boekje, getiteld : “EEN RUIKER CAMELIA’S, GEPLUKT IN HET PARIJS VAN DE ROMANTIEK”. De historica Anne H. Mulder heeft in haar bekende geschiedenis van het dagelijks leven in Nederland, “Zeven Eeuwen Nederlandse Levenskunst”, aan een uitgebreide lezerskring reeds bewezen dat zij pittig en interessant kan vertellen over cultuurhistorische onderwerpen. Naar mijn smaak overtreft zij met haar jongste beekje nog haar vroeger werk. Hjet bekoorlijke is juist dat het geen zware, gedegen studie is geworden, maar een sprankelend fris boeketje. Evenwel, geplukt op een grondig verkend en uitgebreid veld van studie. In een speelse stijl, die door zijn flonkerende le venslust de levensliefde van de geboren dichteres verraadt, heeft Dra. Mulder met sterke voorliefde voor de typerende anecdote en het schilderachlige detail het Parijs van de Romantiek, de tijd van dromen en daden, bruisende levenslust en onbestemd heimwee, de tijd ook van de schrille sociale legcnsteljlingen, opnieuw tot leven gewekt. Het 150 blz. tellend boekje geeft het lichtvoetig levensverhaal van Alphonsine Plessis, een Normandisch meisje van eenvoudige afkomst, dat, in haar jeugd naar Parijs getrokken, omstreeks het midden der vorige eeuw als beeldschone courtisane triomfen vierde in de harten van alle aardse, intellectuelen en artistieke groten van haar dagen, en tenslotte als ; “La Dame aux Camelias” door Dumas fils in de literatuur verieeuwigd Ss. .-De levendige schilderijen van de straten en pleinen, van de centra van het uitgaande leven in en om het Parijs van de Burgerkoning, tezamen met de onuitputtelijke reeks van pittoreske aneedptes over beroemdheden als Victor Hugo, Balzac, Heine, Andersen, Dickens; over Liszt, Offenbach, Chopin en nog tientallen anderen toveren springlevend voor onze geest de tijd, waarin de mensen de kunst verbonden het leven de kleurige illusie van een onafgebroken feest te geven.
Met de roman “RODE ORM”, (enige maanden geleden in een Nederlandse vertaling uitgege' ven door Meulenhoff te Amsterdam, heeft de onlangs overleden
Zweedse auteur Frans G. Bengte' son ons een heerlijk boek g e '
— 5 —
schonken, op de allereerste allerkostelijkst boek. Ditmaal merleden. Tenslotte wordt het
Iplaats omdat hij zulk een fantastisch goed verteller is. In zijn hoek herleeft de tijd van de grote plundertochten der Noormannen, en in Benglsson zelf de verloren glorie van de vertelkunst der vroegere jongleurs en troubadours, die mlet hun ridderverhalen uren achtereen hun gehoor wisten te boeien. Want met die oude heldenverhalen heeft “Rode Orm” veel gemeen. In Benglsson’s boek hebben de helden en heldendaden nog dezelfde buitenmenselijke proporties als in de middeleeuwse ridderromans. We worden gefascineerd meegenomen op een onafgebroken reeks wonderlijke ajvonturen, waarin kolossale eetcn drinkgelagen de ruige intermezzo’s vormen van nog kolossalere vechtpartijen, en waarbij We met de held van ons verhaal belanden in het 'Engeland van Koningin Ethelred, bij de Moorse overheersers van Spanje, in het verfijnde en corrupte Byzantium, thuis in het kouwe en irauwo Noorden en tenslotte meetrekken langs genadeloze stammen tot diep in Rusland op de tocht om het goud der Bulgaren. De kostelijke droge humor in de beschrijvingen van de auteur, maar vooral in de dialogen weljke hij zijn personages in de mond geeft, met de milde ironie, waarmee Benglsson spreekt over de kerstening, die bij deze ruige Noordelingen nog wel heel erg tot de buitenkant beperkt is, geven aan zijn boek een heel bijzondere charme, waardoor deze excellente avonturenroman ook door lectuurlekkerbekken bijzonder gesavoureerd zal worden.
>En dan tot slot nog een ander
van een Zuidnederlandse auteur, Aster Berkhof, die in Noord-Nederland naar ik meen nog niet zo’n uitgebreide lezerskring heeft. Maar zijn laatste boek “MINISTER BAKKER” zal wel spoedig aan een herdruk toe zijn. Dit is nu een boek [waarmee je een paar uurtjes echt plezier hebt! De grootse zuurpruim moet hiervan nog opkik,keren. Aster Berkhof’s roman verhaalt “De Bewogen Avonturen van Zijne Excellentie de Minister Bakker, die geloofde de dingen te kunnen hebben zoals hij het wilde, maar die niet het verschil kende tussen een onderdaan en een Belgisch onderedaan.” Minister Bakker bestaat tfeitelijk slechts uit één eigenschap: hij is één bonk wilskracht, een zeer enorme en zeer eigenwijze wilskracht. Wat Minister Bakker, voorheen directeur van een grote haven- en wegenbouwmaatschappij, zich in zijn vuurrode kop heeft gezet, hal en moet gebeuren, al zou hij ook met blote handen betonijzer moeten buigen. Nu Hendrik Bakker minister van Verkeerswezen is geworden, wil hij voor het Verenigd Europa dwars door België een spoorlijn aanloggen, waarin geen enkel ook maar minimaal - klein bochtje ïnag komen. Een kolderiek gegeven, maar in zo’n sfeer van’ realiteit gebracht en met zo’n spitse humor uitgewerkt, als men. nimmter zou hebben verwacht Van een Vlaamse auteur, omdat de Vlaming als hij “plezaant” Wil zijn, al gauw 1 wat oubollig wordt. Prachtig is Minister Bakker’s loeiende tirade tegen de Zelfgenoegzame obstructie van de zich superieur voelende ka
een felle prestige-strijd tussen 'de Excellentie - geweldenaar en en een even taai en koppig Burgemeester-boertje van een klein dorpje in Belgisch Limburg. Het iwordt een strijd, waarbij door beide partijen geen list en geen geweldmaatregel ongebruikt worden gelaten, zodat het geschil (tot alleronmogelijkste en allerzotste dimensies uitdijt. Ministeriële energie zwelt aan tot woeste dadendraag en ambtelijke traagheid en pietluttigheid verpiert tot potsierlijke piasserij. Hendrik Bakker wordt in de strijd voor zijn spoorlijn-zonder-een-bocht bijgestaan door ’n bijzonder uitgeslapen journalist, die ook al met even hardnekkige vasthoudendheid zijn hart beeft gezet op de zeer knappe en zeer kittige dochter van de Excellentie, ondanks diens hoogrood aangelopen ministeriële .weigering. Natuurlijk komt er toch een heel minuscuul bochtje in Bakker’s ijzeren weg, maar hoe die boertjes dat voor elkaar jkrijgen moet u zelf maar eens lezen. “Minister Bakker” van Aster Berkhof werd 'uitgegeven bij Boekengild De Clauwaert te Leuven.
(uittreksels uit de C.C.A.-boekbesprekingen via “Radio Kelkboom” op 3 en 17 Nov. 1955)
Luistert V ook naar onze C.C.A. Radio-programma’s op Dinsdag- en Donderdagavond?
RADIO-PROGRAMMA VOOR DE MAAND DECEMBER
Donderdag 1 December: Onze letterkundige rubriek o.l.v. de Heer T.l.M. Versteeg.
Gedeelten uit Traviata van G. Verdi.
Dinsdag 6 December: Lezing Volksuniversiteit Aruba.
Vrolijke klanken uit onze muzikale grabbelton. Donderdag 8 December: Klassieke Werken .Composities van Joseph Haydu. Dinsdag 13 December: Lezing Volksuniversiteit Aruba.
Lichte Muziek.
Donderdag 15 December: Letterkundige rubriek o.l.v. de Heer T.J.M. Versteeg.
Tsjaikovsky: Symphonie No. 6 in b. klein. (Pathétique).
Dinsdag 20 December: Lezing Volksuniversiteit Aruba.
Licht Klassieke Muziek.
Donderdag 22 December: Kerstoratorium van J.S. Bach.
Dinsdag 27 December: Lichte Muziek. Van alles wat.
Donderdag 29 December: Kerstmis in de Poëzie. Een programma samengesteld door de Heer T.J.M. Versteeg en U gebracht met medewerking van de Heer Chris Westrate.
Over RADIO KELKBOOM te Oranjestad - Aruba.
J.S. Bach.
(Zie Radio-Programma 22 Dec.)
j ARUBA HARDWARE STORE
i ORANJESTAD PHONE 1057
-o
i VERGEET p A O NIET.... WAJ
U PAINTS and L
t
1 Uw gascylinder voor het
WOOLSEY
T
weekend te laten vullen
PAINTS PRODUCTS
j
in all colors and sizes
n r
f
TELEFOON 1198
*
DELIVERY HOME FREE OF CHARGES 1
ARUBA GAS SUPPLY
Dit is
DE KANS VAN UW LEVEN
Knn v ses§? cf 36000 ,
TE WINNEN !
BOVENDIEN DE ZEKERHEID VAN HET BEZIT VAN
Het Beste Merkhorloge
ZODIAC
Z o d i a C W a t C h Co. Leverancier van de Zwitsersche Spoorwegen.
CADEAU
EEN HEEL LOT VAN DE LANDSLOTERIJ BIJ AANKOOP VAN EEN
Zodiac Horloge
Dit buitengewone aanbod geldt van 1 tot 31 Dec. 1955
KAN
TELEFOON 1193-2193
NASSAUSTRAAT 47
ORANJESTAD
— 8 —
DE ZESDE SYMPHONIE VAN TSJAIKOVSKY.
(Zie Radio - programma 15 December)
In 1893 — het jaar van zijn dood - schreef Tsjaikovsky de Symphonie in b. klein die hij zelf beschouwde als een van zijn beste composities. Na zijn terugkeer uit Cambridge, waar hij met Bruch, Boito en Saint-Saëns de doctorstitel in de Muziek had ontvangen, begon hij in Augustus met het neerschrijven van deze 6de symphonie en op 2fi October had de eerste uitvoering plaats te St. Petersburg (Leningrad) onder leiding van de componist.
Èen groot succes was deze symphonie aanvankelijk niet beschoren, hoewel Tejaikovski zich toch kon verheugen in een grote bekendheid en populariteit. Er wordt beweerd dat Tsjaikovsky daags na de eerste uitvoering voorstelde het werk de titel ”Pathetisch” mee te geven.
Weer enkele dagen later werd de componist ziek tengevolge van de cholera en hij stierf de | ■ 6de November.
'.Of er verband gezocht mioet worj den tussen de onverwachte dood
{ van Tsjaikovsky en de spoedige
I aandacht van de gehele rnuzi
! kale wereld voor de laatste cotn
I positie wil ik hier buiten beschouwing laten, nsaar een feit is wel, dat sinds meer dan 50 jaar dit werk een blijvende aantrekkingskracht heeft op het Wereldpubliek.
Gerald Abraham zegt in zijn opstel “On Russian Music” dat het grote succes van deze Symbhonie is gelegen in het feit, dat de 6de in wezen een “Levenssymphonie” is. Het onderwerp van deze b. klein symph. is de
achtervolging van het leven door de dood.
Het eerste deel opent met een kort adagio, dat een sfeer van [uiterste droefgeestigheid ademt. Dit adagio bepaalt de hoofdgedachte; de verlatenheid, het troosteloze en de fagotten sym bolisersn hier als het ware het graf, het einde van het leven.
In het allegro non troppo wordt dit motief overgenomen door de altviolen. Daarna wordt het door het gehele orkest gehoord, het koper laat het hoofd(hemn opnieuw horen in een versneld tempo en dan zakt de opwinding weer weg. Het tempo wordt langzamer en dan horen we het prachtige tweede thema, dat door de violen en cello’s con sordino wordt ingezet. Het karakter van dit tweede thema varieert van weemoedig tot verheven. Als dan na een nieuw motief, door de fluiten ingezet, vervolgens door het andere hout “bewerkt” en tenslotte door allen eensgezind tot een einde gebracht, het andante terugkeert kunnen we dit thema nog eens horen van de klarinet.
Na dit tweede thema volgt de doorwerking. - Sir Henry Wood wilde hier dan een accoord hebben, dat zoals hij zei “alle oude dames zal doen opspringen” - Het eerste thema komt weer terug als een woeste fuga. Elke instrumentengroep levert hier zijn aandeel in. een serie van climaxen. Men neemt aan, dat het optreden van het koper hier reminiscenties moet wekken aan het Russisch requiem.
Maar ook aan de machtige
spanningen van deze passage komt een einde en het tweede thema komt terug, troostelozer j
dan ooit tevoren, droevig door F
de clarinetten tot een einde gebracht. Dan volgt het coda, liet j
slotstuk. Hierin spelen de trom- ,
bones een grote rel, begeleid door de strijkers, die een steeds maar herhaalde toonladder pizzicato spelen. Het eerste deel eindigt dan rustig, als een volledige overgave aan de vervolger van het leven; de dood.
Er is waarschijnlijk geen com- . ponist die er als Tsjaikovsky in geslaagd is, esn 5/4 maat zo; “Levensecht” te noteren. Hij deed dit in zijn tweede deel, het menuet.
Gerald Abraham geeft ons als ! zijn versie, dat dit menuet de ■Liefde in het leven uitbeeldt.
De 5/4 maat geeft aan dit deel een zwevend karakter. Ogenschijnlijk klinkt het allemaal erg j vrolijk, maar een ondertoon van j smart en verlangen blijft toch , duidelijk “voelbaar”. Het trio f
maakt ons dat nog eens extra duidelijk.
Dan volgt het derde deel.
Caspar Höweler schrijft hierover: “Het geheel heeft elfensfeer, gekruid door koddige ke- . boldkreten. Er treden twee thema’s in op. Het eerste is geschreven in de 12/8 maat en heeft de allures van een licht en stralend gehouden “eeuwigdurende beweging”, terwijl het tweede the- j
ma, een mars-thema in de 4/4 maat, daar doorheen klinkt.
Het pizzicatoeffect, dat hier wordt vereist stelt aan de uitvoerenden zeer hoge eisen. Als wij
— 9 —
hierbij voegen het feit, dat naderhand, na een chromatische toonladderfiguur van de strijkers in trillers, het marsthema weer terugkomt en in de orkestrale uitwerking dit thema uitgroeit lol een geweldig hoogtepunt van muzikale spanningen kunnen we ons gemakkelijk voorstellen, hoe dit derde deel het uiterste vergt van het orkest. De aanclachtige luisteraar zal hier kunnen horen, hoe dit thema door de verschillende instrumentengroepen wordt opgenomen; eerst de hoorns, dan de clarineften en trombone, de hobo’s en de hoorns, de fluiten, nog meer koper, de piccolo, enz. De spanning is tenslotte bijna ondragelijk tot daar ineens het oorspronkelijke thema weer terugkomt en machtig en Iriornfanlelijk lot een einde wordt gebracht.
We kunnen in dit derde deel gerust! spreken van een krachttoer van Tsjaikovsky .Na dit opwindende deel volgt de langzas me finale. Hier vinden we weer
die stemming van het eerste deel terug. De overgave, de klaagzang o,m de ijdelheid van het leven. De strijkers beginnen deze finale met een klagelijke melodie, het eerste thema, dat bestaat uil muzikale zinsdelen, die niet afgemaakt zijn. Het is alsof de kracht ontbreekt om de zin af te maken. Dan bereiden de hoorns het tweede thema voor, een melodie van een heerlijke schoonheid. Deze melodie .groeit uit uit tot een dialoog tussen strijkers en koper, die door het aanvullen der andere instrumenten een grote spanning opwekt en leidt tot een machtige climax. Dan komt de hoofdmelodie terug, even wanhopig als onweerstaanbaar. Opnieuw horen we brokstukken van het eerste thema, een gong klinkt, ialsof hiermede wordt aangegeiven, dat het einde van alle leed en levensverdriet gekomen is. Er blijft niets meer over dan het tweede thema, in de mineurvorm, zonder kracht en gebroken. Zoals het werk begon
eindigt het, met de holklinkende tonen van de fagot en een “klopfiguur” van de bassen. De laatste snikken van een stervende mens!
Zo is deze 6de Symphonie geworden tot een prachtige muzikale schildering van het leven. Men moge het programmatische muziek noemen, een diepere zin kan men deze, ook uit oogpunt van vormen en orkestratie zo rijke symphonie niet ontzeg gen. Hij is het product van een geniaal mens, die de diepe zin van hel leven wist weer te geven op een manier die alleen aan de allergrootsten is voorbehouden. Ieder van ons heeft dit werk iets te zeggen. Misschien zullen we in deze Symphonie iets lerugvinden van ons eigen levèn, dat elke dag opnieuw, hunkert naar het volmaakte geluk. Een geluk, dat ook wij niet op deze aarde zullen vinden, omdat naar het woord van de Ecclesiasticus alles ijdelheid is.
J.S.
«mvi
= □
KIST ORANGE
EN
VICTORIA SODAWATER
HET BESTE OP ARUBA
Victoria bottling cohpany
Voorheen VIANA
Tel. 5192
n — - n
m •»
jj General Printing Co
Tel. 1058 |
=rv»vs <rv*v» $
— 10 —
DU I ME LIJ N
Ze bracht de zwaluw water in een blad, en hij dronk en vertelde haar, hoe hij zijn ene vleugel bezeerd had aan een doornstruik, en daardoor niet zo goed kon vliegen als de andere zwaluwen, die zo ver, ver weg vlogen naar de warme landen. En op het laatst was hij neergevallen op de grond, maar meer kon hij zich niet herinneren; hoe hij hier gekomen was wist hij niet.
De hele winter bleef hij daar beneden en Duimelijntje zorgde zo goed voor hem en zij hield zo veel van hem; maar de mol en de veldmuis wisten van niets, want die hadden helemaal geen medelijden met de arme zwaluw. En toen de lente kwam, en het binnen in de grond warm werd van de zon, nam de zwaluw afscheid van Duimelijntje, die het gat weer open maakte, dat de mol daarboven gegraven. De zon scheen zo heerlijk naar binnen en de zwaluw vroeg of zij niet mee wou gaan. Zij kon op zijn rug zitten en zij zouden ver weg vliegen in het groene bos; maar Duimelijntje wist, dat zij de oude veldmuis verdriet zou doen als zij zo ineens van haar wegging.
“Nee, ik kan niet”, zei Duimelijntje.
“Vaarwel, vaarwel, mijn lief meisjes!” zei de zwaluw en vloog weg in de zonneschijn. Duimelijntje keek hem na en er kwamen tranen in haar ogen; zij hield zo veel van de arme zwaluw.
“Kwiwiet, kwiwiet!” zong de vogel en vloog weg naar het groene bos. Duimelijntje was zo bedroefd. Ze mocht ook niet eens naar buiten dn de warme zonneschijn. Het koren, dat gezaaid was .op het land en over het huisje van de veldmuis heen, groeide hoog op; het was. al een groot dicht bos
(vervolg)
voor het aime kleine kind, dat maar . een duim lang was.
“Van de zomer moet je je uitzet naaien”, zei de veldmuis tegen haar, want nu had de buurman, die saaie mol in zijn zwart fluwelen pels, haar ten huwelijk gevraagd.
“Wol en linnen moet je hebben, alles van het beste en het fijnste, als je de vrouw wordt van de mol!”
En Duimelijntje moest aan het spinrokken, en de veldmuis huurde nog vier spiimekoppen om met liet spinnen te helpen. Iedere avond kwam de mol en zeurde er altijd over, dat als het maar wat verder in de zomer was, dat dan de zon niet meer zo heet zou zijn, want nu brandde hij de grond zo hard als steen Ja, als de zomer om was zou hij bruiloft houden met Duimelijntje. Maar Duimelijntje had niets geen plezier, want zij hield niet van die vervelende mol. Iedere ochtend als de zon opging en iedere avond bij het ondergaan sloop ze de deur uit. En als dan de wind ' de korenaren uiteen blies, zodat er een stukje van de blauwe lucht te zien was, dan dacht zij hoe licht en heerlijk het daarbuiten toch was, en ze verlangde zo, nog ééns maar die lieve zwaluw weer te zien. Maar hij kwam nooit. Hij vloog zeker ver, ver in het groene bos.
En toen het najaar werd, had Duimelijntje haar hele uitzet klaar.
“Over vier weken zal het bruiloft zijn!” zei de veldmuis tegen haar. Maar Duimelijntje huilde, en zei, dal ze de vervelende mol niet hebben wilde.
“Praatjes”, zei de veldmuis, “wees nu niet koppig, of ik bijt je met mijn witte tanden. Het is een kostelijke man die je krijgt; zo’n mooie zwart fluwelen pels als hij heeft de koningin niet eens! En zo rijk! Je moogt God wel voor hem danken!”
Zo zouden zij de bruiloft houden. De mol was Duimelijntje al komen halen. Diep in de grond moest ze met hem wonen, en nooit zou ze de warme zonneschijn voelen, want daar kon hij niet tegen. Het arme kind was zo bitter bedroefd. Nu moest ze afscheid nemen van de zon. Bij de veldmuis aan de deur had ze die tenminste nog mogen
“Vaarwel, lichte zon!” zei ze en strekte hoog de armen uit; en zij ging wat verder naar buiten, want nu was het koren gemaaid, alleen de dorre stoppels stonden nog.
“Vaarwel, vaarwel!” zei ze en ze sloeg haar armen om een klein rood bloemetje bij haar; “Groet de lieve zwaluw van mij, als je hem ooit ziet.”
(Wordt vervolgd)
Tweede: Ik geef de kerstboom mijn kaarsje.
Derde: Ik klokjes, zilver en wit.
Ster: ( terwijl ze verdwijnt)
Als maar het helderste kaarsje altijd in je binnenste zit.
Eerste: Nu kan het kerstfeest beginnen met de kaarsjes allemaal aan.
Tweede: Met lichtjes buiten en binnen en de ster_?
(de kleinste wijst omhoog; alle kinderen kijken naar hoven)
Derde: Daar zie je haar staan.
Mies Bouhuys.
— 11 —
DE KERSTBOOM TONEELSPEL VOOR KINDEREN De kamer of het toneel is donker. Drie of meer kinderen komen op, elk met een brandende kaars in de hand.
Eerste kind: Wij zouden een kerstboom gaan kopen. Tweede kind: Ze zeiden me: hier moest ik zijn. Derde kind: Ik heb nu al uren gelopen,
maar waar blijft het kerstbomenplein? Eerste: Voor de huizen en op de hoeken zag ik andere kinderen staan.
Tweede: Die waren ook aan het zoeken.
Derde: Ze slaken hun kaars bij ons aan.
Eerste: Daarginder ... zijn dal daar geen bomen? Tweede: Het plein is donker en leeg.
Derde: ’t Is je schaduw die mee is gekomen;
hij beweegt als jij je beweegt.
Eerste: Maar we zouden een kerstboom gaan kopen. Tweede: Ze zeiden me: hier moest ik zijn.
Derde: Ik heb nu al uren gelopen.
Eerste: En waar blijft het kerstbomenplein?
Tweede: Geen mens om de weg aan te vragen. Derde: De deuren zijn allemaal dicht.
Eerste: Als we de sterren maar zagen ...
Tweede: Nee niets ... nog geen sprankeltje licht.
(Plotseling staat de ster achter hen; ze draagt een donkere mantel over een witte jurk)
Ster: Hoe wil je dat sterren gaan schijnen?
Eerste: Wie spreekt daar?
Tweede: Het kwam van heel velen toch tegelijk van vlakbij me.
Ster: (komt meer naar voren)
Ik was hel... Hier ben ik ... de ster! Eerste: Wij willen een kerstboom gaan kopen ... Tweede: Maar waar is de koopman naar toe?
Derde: We hebben al uren gelopen.
Eerste: Wij zijn nog maar klein.
Tweede: We zijn moe.
Ster: Er zijn hier — dat zie je — geen bomen.
Derde: Wal? Zijn we te laat of te vroeg?
Eerste: Maar dan zijn we voor niets gekomen! Tweede: Een klein boompje is al genoeg.
Ster: Misschien zou je er één kunnen halen;
je weet waar ze staan in het bos.
Derde: Ik hen bang dat we zullen verdwalen. Eerste: Neem m’n hand maar. Maar laat hem niet los.
Tweede: Maar we hebben geen zaag en geen bijlen ...
en de bossen zijn ver hier vandaan.
Derde: We durven niet zoveel mijlen alleen door het donker te gaan.
Eerste: Als de ster met ons mee wilde reizen ... Tweede: Ik vraag het... ze doet het misschien.
Ster: Ook al zou ik de weg willen wijzen,
je zou mij in ’t donker niet zien.
Eerste: Ik heb altijd gedacht van de sterren ze hebben mijn moeders gezicht...
Tweede: Dat ze anders zijn dan de mensen...
Derde: Ik dacht: alles aan ze is licht.
Ster: Hoe wil je dat ik ga schijnen?
Jullie schaduwen hangen ervoor.
Eerst moet die schaduw verdwijnen, dan breken de sterren pas door.
Eerste: Maar hoe kan dat? Hoe kan die verdwijnen? Tweede: Hij is net als m’n hand en m’n voet, waar ik ioop, liij loopt altijd bij me.
Derde: Hij doet alles na wat ik doe.
Ster: Niet je schaduw daar op de stenen,
die blijft even groot, even zwart.
Ik bedoel die andere schaduw, die van binnen zit, in je hart.
Je kunt wel eeu kerstboom versieren, dat is enkel werk voor je hand.
Echt kerstfeest kun je pas vieren, als je hart als een kaarsvlam brandt.
Eerste: Ik wil graag zijn als een kaarsje,
Tweede: Ze moeten mijn lichtje zien staan.
Derde: De harten van andere mensen steek ik met mijn kaarsje aan.
(de ster gooi haar zwarte mantel af; opeens is ze stralend-ivit).
Eerste: De ster... ! Kijk de ster eens!
Twedde: Ze flonkert!
Derde: Ik dacht dat ze uit was gedoofd.
Eerste: Maar nu breekt haar licht door het donker. Ster: Om wat jullie hebben beloofd.
Kom mee, ik ga voor op de wegen.
Eerste: Dan durven wij ook te gaan, ster (terwijl ze al op weg zijn).
Tweede: ’t Is met of we vleugels kregen.
Derde: Het bos lijkt opeens niet meer ver.
(zacht neuriënd verdwijnen de kinderen) Ster: (roept henna)
Wees niet bang voor de wind dn de bomen. Het is niets als je lichtje maar brandt.
Als er bochten en zijwegen komen, dan neem je elkaar bij de hand.
(Met één grote boom, of elk met een klein boompje komen de kinderen terug).
Alle drie: Een kerstboom! Wij hebben een kerstboom! Eerste: We gingen de hoek om en daar ...
op het plein dat vol licht van de ster was, stond een boom voor ons allemaal klaar.
Prij svraag
Oplossing van October: Sinion Bolivar.,
De winnaars waren:
Myrna Tromp, J.G. Emanstraat 49, Oranjestad. Rolin Croes, Steenweg 8, Oranjestad. Myra Arends, Beatrixstraat 26, Oranjestad.
D’e prijzen worden in de loop van deze maand thuis bezorgd.
Willen de inzenders er om denken, dat een postzegel van 1A/2 cent niet voldoende is voor de locaalport! Brieven waar strafport voor betaald moet worden doen natuurlijk niet mee in de verloting.
Nieuw Raadsel
Hij werd geboren in 1847 in Ohio. Hij was van Nederlandse afkomst. Hij begon als krantenjongen en gaf tegelijk een 'eigen weekblad uit. In een bagagewagen richtte hij een klein laboratorium in. Een oorvijg van een spoorwegman veroorzaakte doofheid bij hem. Dit was geen beletsel voor een uiterst: werkzaam leven. Hij liet in totaal 1200 patenten inschrijven. Hij loste de problemen betreffende de gloeilamp op. Hij stichtte een maatschappij die de voorganger was van de tegenwoordige General Electric Company. Deze geniale man zei zelf van zijn werk: “1% inspiratie en 99% transpiratie”. Hij stierf in 1931. Wie was hij?
Jongelui,
Lees in de vacantie eens een goed boek. Je zult er een rijker mens vaii worden.
NIEUWE MOGELIJKHEDEN VOOR DE POPPENFILM.
Marionetten van Don en Lij Vermeire op het witte doek.
Voor reclamefilms is men na de oorlog een steeds groter- gs bruik gaan maken van de p op. De grappigs figuurtjes van Joop (Geeeink met bun abrupte bewegingen,, hun star-verbaasd gezichten zijn wel de meest bekenden geworden. Maar het ,zg. (animeren - het tot beweging en in de vereiste stand brengen van deze popen is een zo. tijdrovend procédé dal een etmaal bard werken slechts vier seconden film oplevert.
Dat realiseerden we ons pas goed toen we bij Multi-film in Haarlem onlangs de opnamen meemaakten van oen reclamefilmpje voor de skell. Ook een poppenfilm, ' maar nu met als hcofdperoonen de .marionetten van Don en Ly Vermeire. uit Den Haag. Uit de “Capricio”, het stuk dat de Vermeires op hun tournee door de West velleden jaar oeik in het papiainent'j en Surinaams brachtéjheeft men een gedeelte van tien minuien genomen, en dit ver- _ werkt tot filmscenario. Daarin zien we het optreden aan bet hof van de koning aller marionetten van werelberoemde artisten: twee harmonicaspelers, een lapdanser, twee acrobaten op een fiets, een man met een toverfluit, twee danseressen en een fakir, die in een omhoog geworpen touw klimt.
Voor de tot nu toe gebruikelijke poppenfilm zouden dergelijke beweeglijke acteurs onoverJkomelijke moeilijkheden hebben meegebracht. Maar de marionetten van de Vermeires voerden, geleid door de bekwa me gevoeligheid van hun bespelers, met het grootste gemak de meest harmonische bewegingen luit. Aan bijna onzichtbare dramden die van hun ledematen naar Je kruishouten in de handen van de poppenspelers liepen, leefden zij een schijnbaar zelfstandig leven, zo natuurgetrouw -dat van de mensen uitbeeldend, dat niemand ontkwam aan de charme van deze wereld in het klein.
De mogelijkheid om de marionet naar behoefte snel te kunnen laten wisselen van beweging, maakt haar bij uitstek geschikt als object voor de film, waar ook juist het dynamische •element van zo groot belang is. Hier hoeft niet iedere pop bij ieder onderdeel van ©en beweging met de hand in de daarvoor vereist stand gebracht te worden, en is in een dag of drie, Vier een filmpje van tien minuten opgenomen.
Gewillige en bescheiden acteurs.
-Binnen de speelse décortjes, ontworpen door Kees van Dijk, de decorontwerper van de Snip en Snaprevues, geven de twaalf door Don en Ly Vermeire gemaakte poppen, hun voorstelling voor de televisie. Een film ‘over de televisie dus. Het bewjo dat hond en kat elkaar niet altijd hoeven te bijten.
Aanvankelijk werd dit spel vertoond voor de commerciële televisie op de E 55 te Roterdam. En het sloeg daar zo in, dat de Shell het filmpje door dezelfde cameramensen - Theo van Ha
—13 :-*■
ren Noman, Rudi Herblot en Peter Staugaard - op 16mm. in (kleuren liet overniaken.
Aan dal overmaken zat meer ivast, dan men zo oppervlakkig .gezien zou zeggen.
Niet alleen moest in de vrij kleine studio c’e kast worden cpgebouwd, met daarachter de stellage, waarop de marionettenspelers onzichtbaar voor het publiek bun poppen bespelen. Maar waar bij de televisie drie verschillende camera’s gelijktijdig dezelfde opname van diverse boeken uit kunnen nemen, eu een schot van elkaar kunnen overnemen en weer teruggeven, zit men bij de film vast aan één camera-instelling die alleen door montage onderbroken kan worden. ' 1
Omdat men van het televisie-filmpje het geluid al had, had men aan de muziek, die in de
studio werd afgedraaid, een perfect aanknopingspunt voor iedere nieuwe actie van de poppen. Niet, dat daardoor alles meteen van een leien dakje ging! Als er miet net een ’dinges’ op was, dan kon er net een ’dinges’ het niet .doen. Voor een leek nogal verbijsterend dat iedereen direct wist, welke ’dinges’ dan bedoeld werd!
En al waren de eigenlijke acteurs- de marionetten - zo bescheiden, dat ze niet steeds behoefte hadden aan koffie of een cigaret, en lieten ze zich gewillig aan een lat of spijker hangen als ze niet in de set waren, voor de marionettenspelers was een pauze zo nu en dan noedzakelijk. Het herhaaldelijk repeteren tot een beweging nergens meer haperde en volkomen synchroon liep met de muziek; het over elkaar heenbuigen, voor en ach ter elkaar heenlopen en kruipen imet in beide handen de kruislatten, waaraan de poppen hingen, was een afmattende bezigheid onder de hitte van zes grote lampen en het enerverend dronkemansgeluid, dat het terugdraaien van de geluidsband opleverde. i
Niet alleen bij de opnamen tvan de film is de marionet een dankbaar onderwerp. Maar ook, vooral bij reclame, het medium bij uitstek om met enkele geba[ren op indringende wijze een bedoeling kenbaar te maken.
De weg, die men ingeslagen heeft van de pop, die geanimeerd moet worden naar de marionet, zou wel eens heel beslissend kunnen zijn voor de reclamefilm.
Miep Diekmann.
Verlicht Uw husis helder. Het is
niet duur
! Hieronder volgt
een kostenvergelijking voor een gezin
van 5 per
sonen, dat do avond gezellig thuis doorbrengt. Deze familie meent terecht dat dé kosten voor een goede verlichting zeer zeker gewet
tigd zijn in vergelijking met de 8 maal zo hoge kosten scheiden geneugten van deze avond.
voor de be
ALGEMENE KOSTEN:
5 koppen koffie
f. 0.40
5 soft drinks
f. 0.55
10 sigaretten
f. 0.25
f. 1.20
VERLICHTING:
1 tafellamp
100 W.
1 schemèrlamp
40 W.
1 leeslamp
60 W.
200 W., gedurende 5 uren
f. 0.15
— 14 —
HET SPROOKJE VAN HET SLECHTE GEWETEN.
De nieuwe wereld die met Hirosjima is begonnen, begint in bet tiepde jaar van baar bestaan geleidelijk een plaats in het leven en denken van de mensen in te nemen. De gewetens die zich al bijna machteloos hadden verzoend met de gedachte aan de A- bom, zijn opgeschrikt door de H-bom en de mogelijkheden die nog daarachter liggen. De opiroep van een groep wereldberoemde geleerden over de gevaren der thermo-nucle-aire wapens is werkelijk doorgedrongen; de politici doen moeite om een basis voor onderlinge verstandhouding te vinden. De eerste stappen op de weg naar ruimtevaart worden gezet. Electronische "hersens” beginnen een deel over te nemen van de ordening van cijfers en gegevens, welke in onze samenleving zulk een enorme rol spelen.
Maar vóór de feiten tot het bewustzijn en het gemoed van de velen doordrongen, had de fantasie er zich al van meester gemaakt. In Amerika en in Engeland is na 1945 een nieuw literair genre ontstaan, de zogenaamde "sciencefiction” (afgekort: "s.f”) dat in de verbeelding het heelal exploreerde, voordat een sterfelijk mens nog 'wist welke de reële mogelijkheden waren. Het is niet de eerste ikeer dat de literatuur vóór was op de werkelijkheid. De geestige Fransman Jules Verne liet kapitein Nemo al 80 jaar geleden met de Nautilus onder . zee varen, en - nog stoutmoediger - hij stuurde Tom Mastou en mr Barbicane per raket op reis naar de maan; dat was waarschijnlijk de eerste raket die - althans in de fantasie zo ver gekomen is. Maar Jules
Yerne leefde nog in een optimistische tijd: voorzover men feijn idtvindingen-op-papier niet als hersenspinsels terzijde schoof, van Jules Verne en zijn spitse karakteriseringen van personen zorgden er verder wel voor dat de lezer zich in de technische toekomstdromen op' zijn gemak ging voelen.
De volgende schrijver die de techniek van de toekomst in zijn verbeeldingswereld betrok, liet al een heel ander geluid horen. Dat was H.G. Wells, die vlak voor het begin van ónze eeuw (1898) een interplanetaire oorlog beschreef. Bij hem was het enthousiasme over de vooruitgang al ondergegaan in de godenschemering: de techniek wordt voorgesteld als een werktuig van onrecht en willekeur, de kansen om via de techniek het menseiijk lot te verbeteren, laat men voorbij gaan. Wells heeft op zijn terrein wel navolgers gehad, maar van enige vernieuwing van het genre was voorlopig geen sprake. De fantasie had voorlopig genoeg te doen met hét menselijk bewoonbaar maken van het werkelijk ontsloten luchtruim: de tijd tussen de wereldoorlogen is de periode van de vlieg-literatuur, waarvan Antoine de SaintExupéry de onbestreden prins is. Een eenzame voorloper: de geniale fantast Oison Welles, ontwrichtte in 1938 de gemoedsrust Van duizenden Amerikanen met een hoorspel over de landing van Marsbewoners.
Eerst met de atoombom en de raketten komt het half ingeslagen genre weer tot leven. Aan vankelijk schuchter, in een soort clubblaadjes in Amerika, een paar voorzichtige boekuitgaven, en dan in een lawine: tijdschriften van uitsluitend sciencefiction krijgen flinke oplagen, boekenseries en boekenclubs voor toekomstverhalen schieten uit de grond, en in enkele jaren is uit een liefhebberij voor enkelen een massa-industrie gegroeid. Handige jongens.
De fantasie van duizenden hunkert blijkbaar naar de nieuwe, interplanetaire of interstellaire ruimte, en tracht op deze wijze de technische vooruitgang in haar gevoelsleven een plaats te geven. Wanneer eenmaal ontdekt is dat hier een terrein der populaire verbeelding braak ligt en i6chreeuwt om ontginning, zijn er terstond handige jongens bij 'de vleet om dit zaakje fors aan te pakken. De boeken en verhalen zijn met "revolutiebouw” nog te mooi betiteld. Op grote schaal gapt men uit verwante gebieden der ontspanningslectuur de thematiek en de intriges. Het spionnage-genre ligt al heel dicht voor de hand. Uit de Western, .met de eeuwige strijd tussen Qranch en Hollow-Creek-ranch over kudden en weidegronden, haalt men zonder zonder blikken of blozen de rivaliteit tussen twee ruimte-maatschappijen die ■elkaar om het erts van de ster in de melkweg bestrijden. De partijdige sheriff wordt een dito ruimtepolitiechef, en de schone en goudenhartige dochter blijft de dochter. Van de pioniers in het s.f.-genre worden de technische beschrijvingen overgenomen, en in plaats van kogels, schieten dodende stralen door de wereldruimte.
Maar er zaten méér mogelijkheden in het onderwerp. Ten
eerste de bevolking van sterren en planeten; uit de oeroude dromen der mensheid doken .de onbeschrijfelijke fabclwezens weer op, weliswaar bekleed met aluminium, of een wondermetaal, en in bezit van technische foefjes waar geen mensenbrein nog aan gedacht had, feeën, heksen, draken en al die andere verbeeldingswezens, die de fantasie der volwassenen en de slaap der kinderen vanouds bevolkt en verontrust hebben. Van het tijdperk der techniek raakte men zo verzeild in dat van het sprookje: zoals in de sprookjes heeft men behulpzame en vijandige wezens, maar een bijzonder merkwaardige ontwikkeling brengt deze sprookjes verbeelding toch weer in de moderne situatie terug.
liet is altijd zo geweest dat de boze en goede sprookjeswezens verbeeldingen waren van ’t goede in de mens zelf. Wezens die de mens vijandig waren, symboliseerden de boze aandriften, dc zelf-vernietigende strevingen van de mens zelf. In de moderne sprookjes van de science-fiction komt men voor het eerst wezens tegen die op een hoog-zedelijk ■niveau staan, ntaar niettemin de arrens vijandig gezind zijn, omdat zij hem de eeuwige vernieler, de oorlogszuchtige, de leugenaar met mooie praatjes, in hun wereld, dat wil zegen in hun deel van het heelal niet willen toelaten. Met deze vorm van het s.f.-verhaal doet het sprookje van het slechte geweten zijn intrede. Dit is een ongehoord feit, want nog nooit is de mens in zijn verhalende literatuur, bestemd voor massaal gebruik zichzelf afgevallen. Het is tekenend voor de hedendaagse situatie, dat juist dit in een populaire lectuur, die geheel en al voor ”de markt”
wordt geschreven, een belangrijk motief kan worden. Blijkbaar wordt toch ook de totaliteit der verguisde gewone lieden, de veelgesmade massa - mens, gekweld door de gewetensvragen die opgeroepen zijn door de uitvinding van het machtige tech{nisch speelgoed, vóórdat de mens in staat is deze uitvindingen in verantwoordelijkheid te aanvaarden en te beheersen.
Betekenisvol.
Juist omdat de meeste lieden, die zich met het fabriceren van s.f. bezig houden, over weinig Itaient beschikken en allerminst uitmunten door fijngevoeligheid, is het opduiken van het slechte geweten in deze populaire mythologie zo Ibeteken^svol. Blijkbaar maakt het gevoel dat wij onze 'technische ontwikkeling niet de baas kunnen, al in zo sterke mate deel uit van het moderne bejwustzijn, dat het vanzelf zijn plaats opeist in schrijfproducten die niets anders dan een ruig Verhaal willen zijn; en de waarlijk niet overdreven ethisch-ingestelde lezers worden er door gesticht.
Nog op een andere manier wordt de hedendaagse situatie in de s.f. verwerkt. Een veel voorkomend motief is de uitbreiding ,van de politieke strijd van het ogenblik in de ruimte. Het stilgeveclit tussen Rusland en Amerika wordt in de ruimte van het heelal geprojecteerd en de bedreiging van onze generatie wordt een permanente worsteling om de heerschappij over de melkweg. Niet zelden is het zo, dat de strijd op de aarde zelf dan al geëindigd is in een totale vernietiging van beschaving en leven: atoomwolken maken alle bestaan op aarde onmogelijk, de laatste vluchtelingen naar het
heelal verlaten de gevloekte oude planeet, maar nemen de vloek met zich; tussen de sterren raast het gevecht verder. Ook in dit geval dus een bewust aanvaarden van onze voorlopige onmacht om de gang van zaken op redelijke kvijze te beheersen. De strijd om .de oppermacht, welk ons geslacht meemaakt of voert, wordt in de s.f. het heelal ingeshngerd; tot op millioenen lichtjaren blijven dc ruimteschepen van Kaïn en Abel elkaar bestoken; uitzicht op verlossing van dit noodlot is er niet; waar de mens komt, verstoort hij de harmonie. Een somber gegeven voor ontspan ningslectuur.
Minder pessimisme.
Voor idylles is in het genre nauwelijks plaats; voor zover ze voorkomen zijn ze gestroomlijnd volgens geijkt model, omdat ze nu eenmaal een min of meer onvermijdelijk ingrediënt van het populaire menu vormen. Maar de hoofdzaak blijft de spanning tussen techniek en geweten. Nog iin een andere vorm komt deze voor. In het voetspoor van Aldous Huxley (Brave New World) en George Orwell (1948) wordt dan een beeld van de onmenselijke toekomstmaatschappij ontworpen, waarin het "systeem” alles en de mens niets is. Het pessimisme is hier beduidend (minder, want speciaal in Amerika is het motief van de eenling, die zich tegen een onrechtvaardige maatschappij keert, al heel lang geliefd.
De held van het verhaal komt in deze variant, dan geleidelijk tot het inzicht dat het zo niet langer gaat, dat het zijn plicht is zich te verzetten tegen de verstikkende nieuwe orde. Na een uitbarsting moet hij de vlucht nemen: niet zijn blote handen en
— 16 —
onwaarschijnlijke listigheid ontkomt hij aan de vernuftigste technische opsporings- en vernietigingsmiddelen, tot hij de kans krijgt ergens een apostel, of (liever nog) een zelatrice voor zijn revolutionnaire denkbeelden te -winnen. Dan wordt hij gepakt en treedt zijn beulen vol doodsverwachting tegennioet. Maar de vlam blijft branden in andere harten en het is niet onduidelijk dat een laatste catasIrophe van het dwangreginic voor de deur staat. Hier dus ’n vollediger omkering van de siluarie: de individuele mens is de techniek te slhn af en overwint haar door het simpele feit, dat hij voor zijn persoonlijke overtuiging de dood accepteert. Dit is de aloude wijsheid waarvan de Westerse wereld altijd geleefd heeft en welke volgens de populaire verbeelding ook in de nieuwe wereld van de tecknisch-almachtige politiestaat geldig blijftHet is een paradoxale situatie dat een genre, dat erop gemaakt schijnt om geest en gemoed der lezers rijp te maken voor een toekomst van ruimtevaart en nog onvoorstelbare technische . beheersing van het menselijke leven, in de grond deze techniek (verwerpt.
De romantische verbeelding |van de massa ziet in deze vooruitgang geen heil. Zij beleeft in deze verhalen haar geheime angsten en gewetenskwellingen, want zij is er van overtuigd dat de technische dromen van het atoomtijdperk zullen uitlopen op een vernietiging zonder einde. De romantische verbeelding - alleen vertrouwen in de
held die met een helder istand, een onbevreesd hart, (blote vuist het gemechams de monster tegemoet tre
Voorshands wijst alles erop dat en ontspanningslezers het bij het ook ditmaal de ongecompliceer- rechte einde heeft, de fantasie van broodschrijvers Daan de Lange
WELDEN WEE IN de" DUITSE LETTEREN
Met trots hoort men in Duitsland de gewone man, met ironie, maar toch ook met een zekere voldoening hoort men schrijvers, intellectuelen spreken over het Duitse wonder van de herbouw. Er is een automatisch ironische reactie van de kant van de intellectuelen, omdat zij vinden dat bij al deze stoffelijke welvaart de cultuur een flink stuk is achtergebleven; de voldoening is er omdat zij - het moge dan met ’n melancholische zucht zijn - niet kunnen ontkennen, dat met de Deutsche Geist al weer een bijzonder behoorlijke boterham is te. verdienen.
Js bet intussen met dit culturele leven zo slecht gesteld? Er is overal een grote toeloop naar opera en theater, als is er dan ook nog geen jonge Duitse dramatische kunst. Men valt vergeleken met Engeland, over de litteraire tijdschriften, de nu al tienjarige Frankfurter Hef te, het internationale Der Monat te Berlijn, Neue Rundschau, Frankfort!, Die Merkur, München, het nieuwe Akzente, München, Deutsche Rundschau in Baden-Baden, het levendige weekblad Die Gegenwart te Frankfurt. Dan is er in Oost-Berlijn het maandschrift Neue Deutsche Literatur, het (tweemaandelijkse Sinn und Form, en zo kan men doorgaan. Ja, de dagbladpers is, op enkele uitzonderingen na, lang niet meer wat die voor de oorlog was; de kranten en geïllustreerde weekbladen geven het duidelijkst een in druk van de oppervlakkiger, meer op goedkope verstrooiing gerichte belangstelling van het gemiddelde publiek. Maar daar staat tegenover dat Wtesl-Duitsland weer trots mag zijn op zijn boekwinkels, zijn boekenproductie. Radio en televisie eisen uiteraard zoals in elk groot land veel van de beschikbare tijd op.
Tal van schrijvers zouden niet weten hoe rond te komen zonder het goed betalende radiowerk. Dat is trouwens ook een van de voornaamste klachten die men hoort: de schrijver met zijn goede verkoopsmogelijkheden voor radio of feuilleton bier of daar wordt een zakenman! Aan zijn echte werk komt hij met meer toe. Hij heeft een auto en moet zijn stand ophouden. Zijn grote mogelijkheden om van de algemene welvaart te profiteren kunnen hem soms uitermate benauwen. Men kan dit heel goed begrijpen. En toch: de “stunts” die (vooral de radio zich op litterair gebied kan veroorloven geven zeker niet de indruk dat men in Duitsland de cultuur links laat liggen.
Een van de schrijvers-radiomen£en beeft te Zürich kort geleden Thomas Mann er toe gekregen zijn Tonio Kroger voor te lezen. Deze op de band vastgelegde novelle heeft men gedurende twee avonden ter gelegenheid van de tachtigste verjaardag van Mann in haar geheel uitgezonden.
Laten we het dus zo zeggen :
— 17 —
tijdens de periode van welvaart valt het accent in een groot land als de Bondsrepubliek tenslotte is, voornamelijk op de distributie van de litteratuur en cultuur in het algemeen; de schrijver wordt hierbij stellig betrokken, maar aangezien hij deze distributie voornamelijk massamiddelen worden in geschakeld voelt hij zich ri'kelijk beloond en tegelijk in zi'n meest persoonlijke waarden
Mei het verlies van Leipzig als boekencentrum - waarin men ovcrigcns met de gedachte aan ’n komende hereniging van Duitsland niet berust! - viel de hele wereld van het boek in elkaar. (De decentralisering van het boekwezen leek zo totaal dat men wel moest wanhopen ooit weer tot esn rendabele productie te kunnen komen. Het verdwijnen van van Leipzig voor het westen, de noodzaak papier bv. in Wiirttember» te kopen, in Hessen te laten drukken, het boek in Weslfalen te binden en tenslotte van Frankfort uit te doen verspreiden, verqsrzaïkt nog altijd vertraging in da aflevering. Karl Rauch, die in de Deutsche Rundschau hierover schrijft, ziet in deze toestand een van de belangrijkste verklaringen voor de hoge kosten yan het boek.
Maar hoe ver is men al gekomen s ; nds de uitgevers overal in het westen in kleine kamertjes hun werk trachtten voort te zette^ en niets te voorschijn kwam dan die nu al historische op krantenpapier gedrukte boekjes. Van ongeveer 1948 is het steeds beter gegaan, Fischer en Suhrkamp zitten nu in Frankfort, Rnwohlt en Claasen in Hamburg, List, Piper in München, Brockhaus en de Insel in Wiesbaden, Baedeker en de Reclam te Stutt
gart - al de grote namen zijn er weer. Op de Frankfurter Buchm&sse waren in 1954 niet minder dan 1035 uitgevers vertegenwoordigd, van wie 521 uit het buitenland. In 1953 verschenen in de Bondsrepubliek 15738 nieuwe titels, een aantal dat alleen Engeland met 18257 overtreft.
Natuurlijk was er in Duitsland, dat twaalf jaar van de wereldliteratuur bleef afgesloten, een enorme vraag naar vertalingen, zoals de eerste jaren op het toneel slechts buitenlandse stukken werden gespeeld. Ook nu nog krijgt men bij het bekijken van de uitstalkasten van de vele boekwinkels de indruk, dat tenminste de helft van het 'uitgestsldc uit vertalingen bestaat. Dat valt intussen mee. In de verzameling ersays d : e het maandschrift Merkur heeft tezamengsbrrcht. Deutscher Geist zwischen Gcstern und Morgen, lezen we dat het aandeel van vertalingen in de boekenproductie a«n do Bondsrepubliek en West-Berlijn Jin 1952 slechts zeven prooent bedroeg. In de jaren na 1920 was dit meestal tussen de vijf en zes procent. Een kleine duizend buitenlandse boeken werden in het Duits vertaald; daar staan in 1951 reeds 1130 Duitse boeken tegenover die in vreemde talen werden overgebracht. De invoer van boeken in Duitsland is uiteraard jaarlijks steeds toegenomen: 33.4 millioen DM in \52 voor boeken, periodieken, kaarten, enz. Ma?r hoezeer de Duitsers hun plaats :op de internationale boekenmarkt heben weten te heroveren, blijkt uit de cijfers voor hetzelfde jaar voor de export: 62.1 millioen DM (u't de Bondsrepubliek en West-Berlijn dus).
Ook in West-Duitsland vraagt men zic-h wel eens of of men niet
met een overproductie van boeken beeft te kampen. Het land bezit echter een boekhandel die geheel gebaseerd is op een zeer gevarieerde verkoop, al ontbreken ook hier de bestsellers niet. Grote verliezen in de oorlogsjaren en problemen van decentralisatie hebben de meeste uitgevers intussen minder kapitaalkrachtig gemaakt idan voorheen. Toch wordt de herdruk van klassieke schrijvers bevredigend ter hand genomen, jonge auteurs hebben al evenmin reden tot klagen. Vooral Suhrkamp en Fischer komen met prachtige verzamelde edities voor den dag, de laatste uiteraard met die van de veelbesproken en veelgelezen Thomas Mann.
De emigrantenschrijvers nemen nog steeds een speciale plaats in. Hoe die precies is ;— daarover verschilt men van mening. Nico Rost bv. citeert in de Nieuwe Stem Erich Kastner, die een van de teruggekeerden heeft honen zeggen: “Man begegnet uns mit Respekt, aber man behandelt uns, recht besehen, auch in den Redaktionsstuben und (Literaturbeilagen, als seien wir serbokroatische Nobelpreistrager”. Achter dit brokje lang niet onaardige galgenhumor verbergt zich schrijnende werkelijkheid. De jonge generatie kent vele van de emigranten helemaal niet en ksn dus tegenover hen niet meer dan deze dodelijke beleefdheid presteren. Maar daar is toch de uitzondering van Thomas Mann en do wel degelijk veelgelezen teruggekeerden in Oost - Duitsland. B recht, Anna Seghers, Arnold Zweig. Stefan Zweig, wiens verdriet over het verlies van een klankbodem, dus zijn reden van bestaan, hem op den duur tot zelfmoord bracht, wordt in het.
Westen stellig weer gelezen, zoals ook Franz Werfel. Fritz von Unruli kan in z’n eigen land geen vaste voet meer aan de grond krijgen, vóór 1933 veelgelezen auteurs als Alfred Döblin en Jakob Wassermann zijn bijna vergeten.
De meeste beoordelaars zijn liet er intussen over eens, dat met alle respect voor de schrijvers van de jonge generatie de auteurs die het meest worden besproken en de grootste invloed hebben verre van piepjong zijn, of reeds overleden. Kafka, Rilke natuurlijk; op Kafka beeft -*en zich met de grootst mogelij ke gretigheid geworpen, hel gesprek over Rilke wordt gewoon voortgezet. Bon ton onder de buitenlanders is vooral, behalve Hejm,ingway, T.S. Eliot. Maar ook in het eigen land zijn de grote voorgangers schrijvers op leeftijd of al heengegaan: Gottfried Benn, Ernst Jünger, Herman Broch en de herontdekte Robert MusiL Nog enkele veelgelezen geenszins jonge auteurs zijn: Hans Carossa, Kasmir Edschmid, Frank Thies, Ina Seidel, Ernst Penzold, Stefan Andres en Werner Bergengruen.
De verdienstelijkste jonge auteurs zijn bijna zonder uitzondering voortgekomen uit de Gruppe ’47, die jaarlijks op een of andere geschikte plaats in Wlest-Duitsland bijeenkomt. Mei jl. in West Berlijn. Heinrich Böll is van deze groep (met Hans Werner
voorbeeld, wie de jaarlijkse prijs van de groep dit keer is toegekend en die publiceert in het inieuwe litteraire maandblad Akzente, waarvan uien wel een en ander verwacht.
Waar deze groep van jonge auteurs nu eigenlijk been schrijft is niet zo gemakkelijk te overzien. Het reportage-element is bij Iverscheidenen van hen nogal sterk. Van de eerste reacties op een Duitsland in puinhopen zijn we al een heel stuk verwijderd, iniaar duidelijk is toch in de moderne Duitse litteraire productie de geweldige afstand tussen de uiterlijke tevredenheid over de huidige welvaart en de over bet algemeen pessimistische bekommernis over de plaats van Duitsland in de wereld, en veel meer ■nog: de mogelijkheden die er vqor de mens in de hedendaagse situatie nog zijn overgebleven. Geen directe schuldvraag meer, maar toch een litteraire preoccupatie, ondenkbaar zonder de catastrophe uit het verleden. Zoals in een van de bijdragen in de verzameling van de Merkur wordt opgemerkt: in de buurt van Kafka. Het is merkwaardig, en misschien juist helemaal niet, dat deze Duitse jonge litteratuur parallel loopt met de litteraire ontwikkeling in Amerika - ook daar immers dezelfde verdieping tin de vraag van schuld, angst, wreedheid, de relatie tussen goed en kwaad in de mens.
Heeft de jonge Duitse schrij ver echter voldoende tijd om zich met dergelijke essentiële vragen bezig te houden? Of neemt hij liever op een gemakkelijker manier aan de welvaart deel? Dat is de opinie van een van de redacteren van Die Gegenwart, die in zijn vlijmscherpe boek Die Lust am Untergang (Rowolilt) zich o.a. legen hel litteratuur bed rijf keert. De letterkunde heeft bel in WestDuitsland te makkelijk, vindt hij. Wiat op de toekomst gericht is, heeft grijze haren of is al dood. De jonge schrijvers - ze zijn ” Geistbeamten”, een bohèhne is er niet meer. Hel moderne cultuurapparaat kan niet meer op wasdom wachten: hel zuigt de producten naar zich toe voor ze rijp zijn. De beheerders van liet litteratuurbedrijf rennen achter de jonge schrijvers aan, die noodzakelijk een auto moeten hebben en zich laten overhalen functionarissen te worden, slimme zakenlieden. Er is geen strijdsituatie tussen litteraire groepen. Er is geen tijd! De enorme behoefte van de radio slokt alles jop. De schrijvers - ze mogen dromerig er uit zien - maar ze kijken wel uit!
Waarom laat de jonge litteratuur zich zo beetnemen? ”Weil sie nach Prosperitat, Annehmlichkeiten und bürgerlichem Ansehen lechzt und kein Freiheitsgefühl besitz”. Ook Sieburg, die voor een deel gelijk zal hebben. Vervolg blz. 22
(Richter) de romancier die het het verst heeft gebracht, voorna
JEUGD IN DE BRANDING
melijk met romans die zo per- Misschien is de jeugdcriminaliteit wel nooit zo fel belicht als juist in soonlijk mogelijk direct reageren deze tijd, nu goed en kwaad bezig zijn stuivertje te wisselen! Vele geep de Duitse naoorlogse situatie, leerden hebben zich reeds over het vraagstuk van de door de jeugd bedrezoals in Haus ohne Hüter. De ven misdadigheid en de daarmede samenhangende problemen het hoofd Gruppe blijkt jaarlijks steeds gebroken. Het ligt met in mijn bedoeling hier nader op de door de genieuw jong talent aan te trekken, leerden gepubliceerde beschouwingen in te gaan. Ik heb nameliik een iemand als Martin Walser bij- heel ander doel voor ogen. J
Zulk een naaimachine heeft U nog nimmer gezien!
Werkelijk vol-automatisch!
Bezoekt onze showroom en vraagt eens een demonstratie, zonder enige verplichting
WESTBEST
Kruisweg (Steenweg - ORANJESTAD - 1128
Sec
YIANA AUTO 8UPPLY
For "the car for the young at heart"
Plymouth Belvedere
THE OUTSTANDING "CAR BUY” OF 1956
VIANA AUTO SUPPLY
— 20 —
Ik wil u aan de hand van enkele praktijkbeelden binnenleiden in de hof der jeugdcriminaliteit, opdat ook bij u medeleven met de tot misdaad vervallen jeugd worde opgewekt.
Dat voor volwassenen de gevangenisstraf in vele gevallen veel nadelen en weinig voordelen heeft, daarover zijn de verschillende ter zake kundigen het wel eens. Dat deze straf voor minderjarigen, die van hun zestiende jaar af tot gevangenisstraf kunnen worden veroordeeld, nagenoeg steeds verwerpelijk is, daaraan twijfelen slechts weinigen.
Als een kind iets misdrijft, toont het daarmede aan, dat het niet geschikt is voor de maatschappij. Wordt het kind vervolgens gestraft, dan moet deze straf dienen om het voor de maatschappij geschikt te maken. Iets wat alleen kan slagen, wanneer deze geschiktmaking, deze opvoeding voor de maatschappij niet buiten, doch in de maatschappij, geschiedt. Immers dc kunst van leven leert men alleen loor te leven in het leven! Uitgangspunt van de gehele kinderbescherming moet dan ook zijn: Hoe kunnen we het kind verbeteren, terwijl we het toch in de maatschappij laten? Volgt daar nu uit, dat gevangenissen, tuchtscholen en opvoedingsgestichten, die het kind toch uit de maatschappij lichten, als straf- en opvoedingsmiddel ondeugdelijk zijn? Ik zou het niet durven beweren. Voor sommige mensen is het absoluut noodzakelijk dat zij eens flink aan den lijve voelen, hoezeer zij op het verkeerde pad waren. Dat kan een uiterst heilzame werking op hun verdere leven hebben. Immers, wie zich eens geducht gebrand heeft, zal daarna steeds voorzichtig zijn met vuur. Cpvanaenisstraf zal echter slechts aan vroegwie te vren de tucht opgelegd mogen worden rijpe minderjarigen, van zen is, dat het verblijf i:
school vrijwel zonder invloed zal blijven, en aan hen, die zo buitengewoon gevaarlijk voor de gemeenschap zijn, dat het volkomen onverantwoord zou zijn hen daarop los te laten.
Tuchtschool- waarbij de straf op de voorgrond staat- en opvoedingsgesticht- waarbij de opvoeding de eerste plaats inneemt- moeten alleen loegepast worden, wanneer de wenselijkheid, dat de kinderen tijdelijk uit de maatschappij weggehaald worden, tevens gebiedende noodzakelijkheid is. Anders moeten zij zoveel mogelijk in de maatschappij blijven, opdat zij niet later, als zij groot zijn, “buiten het leven” zullen staan!
Men kan telkens ouders tegenkomen, die van oordeel zijn, dat hun kinderen er zijn om hun wil en niet zij terwille van hun kinderen. Hun standpunt is: Wij de rechten en de kinderen de plichten! Ouders hebben een principieel ononlvreemdbaar recht om hun kinderen op te voeden. Zij hebben dit echter alleen, behoren het althans te hebben, indien zij dit recht aanwenden ten bate van hun kindereu. Oefenen zij hun recht uit uitsluitend te hunnen eigen belang en ten bederve van hun kinderen, dan dient hun dit recht ontnomen te worden.
Herhaaldelijk kan men op de vraag van de Kinderrechter, waarvoor het jeugdige boefje het gestolen geld heeft besteed het antwoord horen: “Voor sigaretten en voor de bioscoop”. Zo was het ook met Jan, die, wanneer moeder “herenbezoek” kreeg en hij derhalve in huis niet geduld kon worden, de straat op werd gestuurd, in aanraking kwam met allerlei verkeerde vrienden, aan het stelen sloeg, geld bemachtigde en dit daarna opmaakte in de bioscoop !
Met name de biscoop oefent op onze kinderen een magische aantrekkingskracht uit! Vandaar, dat zij, wie het lot van onze opgroeien de kinderen zeer ter harte gaat zich telkenmale hebben af te vragen: “Hoe moeten wij staan tegenover het bioscoopbezoek door kinderen?” En er is des le meer reden om ons te bezinnen of liet gaan naar de film voor het welzijn van de jeugd wel aan te bevelen is, omdat de filmproducenten zelf zich allerminst iels aan deze vraag gelegen laten liggen. In overgrote meerderheid worden zij slechts geleid dcor winstbejag. Of een film “geslaagd” is, wordt niet bepaald door haar peil, doch uitsluitend dcor het geld, dal zij in het laatje brengt. D’e film, zie daar hun enige overweging- moet “trekken”,. Zij moet trekken ten koste van alles en zeker ten koste van het zedelijk peil van het publiek. De filn\ moet dus zijn een film voor het grote publiek. Als felle lichten, die onweerstaanbaar de jeugd aantrekken, staan daar de bioscopen met hun schreeuwende reclame en hun lokkende afbeeldingen. Vele vallen aan hen ten prooi, meer dan behoefde, indien slechts de Overheid op tijd waakzamer was geworden. Verhoging van de leeftijdsgrens, die voor het bioscoopbezoek gesteld is, zal wel enig nut afwerpen, doch van veel meer gewicht is een aanzienlijk strengere keuring, welke alle onzedelijke en sensationele filmrommel als een ongewenste vreemdeling buiten onze bioscopen houdt.
Thans iels over de geschiedenis van Jaap, Jaap had een paar diefstallen gepleegd en als gevolg daarvan 10 maanden in de tuchtschool doorgebracht. Nu stond hij weer op straat en zocht werk. Doch overal, waar hij aanklopte, vroeg men naar hetgeen hij vroeger had gedaan en zodra dan de woorden “tuchtschool” en “diefstal” gehoord werden, sloeg men de deur voor hem dicht. De voormalige dief zocht werk, doch hij vond het niet. “Eens een dief blijft een
— 21 —
dief”, nietwaar? Dat weten we toch allemaal? Wie eenmaal gestolen heeft, is toch nooit meer le vertrouwen? Laat zich bij u een jongen aanbieden — ook al is het voor de geringste betrekking — als hij ook maar iels op zijn kerfstok heeft, zegt u: hij niet! Laat zich bij ii, als dagmeisje of voor welke andere betrekking ook, een meisje aanbieden dal ook maar de geringste misstap heeft begaan: u zult haar niet in huis of keuken dulden! Natuurlijk, zult ge zeggen, dat spreekt nogal vanzelf! Wij, rechtvaardige mensen kunnen ons toch niet inlaten met wat onrechtvaardig is? Daar zijn we te rechtvaardig en te wijs voor!
Alles goed en wel, doch het gevolg van onze rechtvaardigheid en wijsheid is maar al te vaak, dat een mensenleven voorgoed schipbreuk lijdt. Want de eenmaal veroordeelde wordt door de maatschappij uitgestoten als een onwaar dige, wie geen werk en geen leven gegund wordt en hij zal zich met verbittering van haar afwenden en weer terugvallen dn zijn zondig leven van weleer. Juist zij, die na een ondergane straf terugkomen in de maatschappij, hebben recht op onze steun en onze sympathie. Veel meer dan alle heilige boontjes en brave Hendrikken! Want zij, die als kinderen veroordeeld zijn, hebben een knak in hun leven gekregen, die hen zal hinderen al hun verdere leven door! Het is dan ook aan ons allen hen over dit blok aan het been te helpen en degenen, die zich aangorden thans de strijd om het bestaan op eerlijke wijze tc strijden het “alles is vergeten en vergeven” toe te roepen.
Tenslotte leid ik u binnen in een volkscabaret. Op elkaar gedrongen zitten in een kleine ruimte ein aantal paartjes, sommige de armen stevig ineeengestrengeld. Het zijn haast allemaal jonge mensen, die
tot elkaar staan in de verhouding van vaste verkering, losse verkering of helemaal geen verkering. Een paar oudere personen, die thans nog trachten “in te halen” wat zij veelal door eigen schuld in hun jeugd hebben verspeeld, completeren het gezelschap. Op een verhoging schettert de muziek er staat een neger, die betere dagen gekend heeft, doch thans is afgedaaald tot artist in dit volkscabaret. Hij danst, zingt, grijnst en doet dwaas en de aanwezigen doen hem getrouw na. Dadelijk zal een juffrouw optreden, die, begeleid door de bekende heer aan de vleugel, haar repertoire zal afdraaien. Voor enkele schelle lampen draait een kleurenbord, dat de zaal en de aanwezigen telkens in een ander licht doet zien. Het geheel ademt rook, alcohol, zweet en hartstocht. Met kleuren als boeien zitten daar de jongens en meisjes!
Wordt vervolgd.
fi FOTO IDEAAL B
(KUSTER’S HANDEL MAATSCHAPPIJ) n
O Het adres voor de wereldberoemde camera’s J
§ ~* ! i
LEICA, ZEISS IKON, ROLLEIFLEX,
Ü A
y ROLLE1CORD, REVERE, ROBOT, AGFA, ^
'•> en vele' andere merken V
re The Home of Fine Cameras r ;
W Nassaustr. 8 Oranjestad. TeL 1012 W
Doei Uw inkopen in de
HOLLANDSCHE WINKEL
lage prijzen en
goede service
— 22 —
RASSEN- MUREN STORTEN IN
AMERIKA BEVRIJDT ZICH VAN ZIJN KLEUREN-COMPLEX
(Vervolg)
Vooral de strijd in Korea lieeft aan het slechten van de rassen-muren in de strijdkrachten de definitieve doorslag gegeven. Generaal Rudgway vroeg en verkreeg de toestemming blanken en kleurlingen te mogen mengen. Hij won hiermee de ervaring, dat deze gemengde eenheden voor het soldatenwerk minstens zo goed en zelfs beter waren dan de andere, waarin nog aan kleuren-monopolie werd gedaan. Op het Rentagon in Washington zegt men nu: negers izijn uitstekende soldaten als zij als evenwaardigen in het leger worden opgenomen. Wat was loigischei dan dat zij zich als tweede-klassoldaten gedroegen, toen zij nog als tweede-klasburgers werden behandeld?
(Er ie een tijd geweest, dat lynchen zoveel was als de barometer, die de druk aangaf tussen blanken en kleurlingen. Maar ; die maatstaf is nu verdwenen. Hetgeen niet wil zeggen, dat de Amerikanen zonder meer naar een rassen - idylle zijn overgestapt. Daarvoor zijn de diepte en de intensiviteit, waarmee vooral het Zuiden aan zijn kleurenkwaal heeft geleden en nog lijdt, te hartstochtelijk geweest. Een halve eeuw geleden ging er geen week voorbij of ergens in het Zuiden liepen blanken te hoop voor een klop jacht op een “Jim Crow”. De laatste pogrom, die iedere Amerikaan in het geheugen is gebrand, is de barbaarse lynchpartij - in 1919 - geweest van Elaine in Arkansas. Tweehonderd negers en drie blanken vergingen toen in een bloedbad dat werd ontketend door rassenhaat, die oversloeg in paniek en
zichzelf niet
blanke meerderwaardigheid oordeelde tejvens zichzelf en schudde het Amerikaanse nationale geweten wakker. De barbaarse rel van het lynchen is sindsdien een verschijnsel geworden, dat aan het uitsterven was.
kende. De zullen wij niet worden vernie tigd. Echter wel door de wet, die ons door Washington wordt opgelegd. Ieder van ons moet meewerken om de uitvoering daarvan voor eens en voor altijd ónmogelijk te maken”.
Het klinkt allemaal kolossaal
laatste geval heeft zich vier jaar maar er is geen enkele reden o geleden voorgedaan. Vier jaar; zich door deze heftigheid te la
zo lang heeft Jim Crow nog nooit ten misleiden. Hel slopen
vrede geleefd in het Zuiden. de rassen-muren in de Verenigde
Negrophobie is tegenwoordig Staten is geen kwestie tussen de de specialiteit geworden van de- federale regering in Washingtor
magogen. die het moeten hebben en politieke hannekemaaicrs. De van de gemakkelijk gewonnen (verhoudingen tussen blanke en
volksgunst. De meeste Zuidelijke kleurling
staten hebben de uitspraak
schoven 1
i Amerika zijn
i hoger niveau,
het staatsgerechtshof aanvaard waar de mening heerst, dat het met de reactie van “We zullen zich tc buiten gaan aan rassen wel zien”. Maar Zuid-Carolina, vooroordelen een Amerikaan, die Georgia en Louisia- zo hoog opgeeft van beschaving
na tonen zich uitdagend en spreken van rebellie tegen Washington. Tot nu toe is het nog niet
en christendom, niet past. En wat blijft ei van een kwestie van ras kwestie van goed
verder gekomen dan wat rinke- fatsoen is geworden?
lende grootspraak, zoals het gezegde van de assistent-gouverneur van Georgia, minister van buitenlandse zaken, Byrnes : “Met de wettelijke middelen, die ons resten zullen we de scholen verdedigen. Lukt dit niet, dan sluiten we alle openbare scho ft. van Wordragm
moet iets leren over voor- en nadelen van de moderne massademocratie. Als er immers geen dictatuur is om de litteratuur om hals te brengen, dan is er altijd le^C* De "voormalig^* gouverneur “°S de da ^. om bet g oud S. n K aIf ’
van Georgia, Talmadge verzeilde tussen de onzin en de waanzin met de w<
de aanbidding van de Goddess Bitch Success, waarvan men in Amerika al zo lang last heeft....
der Veen