Full Text / Transcription of https://coleccion.aw/show/?BNA-DIG-CULTURA-1956-06
Translate this text / Traduci e texto aki:
C U L T U R A
MAANDBLAD VAN HET CULTUREEL CENTRUM ARUBA
JAARGANG 3
JUNI 1956
No. 3
Jlam
I.I. STAM GENERAL PRINTING
Te dartel voor haar handen rent dit lam
naar links, naar rechts en springt en plant zijn poten
zo dwaas terzijde uit, dat zij verdroten
zich naast mij strekt en moe haar krullen kamt.
Wijdopen zijn de landen, groot en stram gaan wolken over in vermoeide vloten, en nu het lam tussen ons komt met grote, i'iidiepe ogen is het traag en tam.
Zie, Jpoe het schuchter uit haar handen eet; wij liggen daarbij zwijgend op de rug, zij voert het lam Itehoedzaam en ik weet:
al wat men najaagt drijt men op de vlueht; zo gauw men moe is en de jacht vergeet, keert het geluk gelijk een lam terug.
Max Dendermonde
Max Dendermonde (geb. 1919) is het pseudoniem van H. Hazelhoff, letterkundige en radioredacteur, die behalve enkele nogal verwarde novellen enige bundels gedichten schreef, welke sterk in waarde uiteenlopen. Sommige gedichten getuigen van een mondain - zinnelijke natuur, die naar uiting zoekt in gezochte verzen met weinig diepgang. Maar meerdere malen ook overwint zijn ander - ik, dat verlangt naar eenvoud en zuiverheid, en uit die diepere spanning der ziel wordt dan het simpele gedicht geboren, dat, sterk van plastiek, in eenvoudige formulering aan dat verlangen uiting geeft. Een voorbeeld hiervan is het hier afgedrukte gedicht uit de in 1948 verschenen bundel „Eiland van Circe”.
Van de Redactie
Over jubilea gesproken, lezer(es), de Arubaanse Kunstkring heeft met haar serie van drie Jubileumconcerten wel midden in de roos geschoten. Zowel
het concert van Miss Gracita Faulkner in de SurinameClub als het Piano-recital van de inderdaad zeer goede pianist Martin Imaz stonden op een buitengewoon hoog peil. En bij het slotconcert van ons eigen Arubaans Orkest met de grote Imaz en de minder grote, maar dan toch nog altijd uitstekende violist Denicio Todman werd het bezoekers-record royaal geslagen.
Dit laatste concert had een meer „huiselijk” karakter. Men voelde zich één grote familie tezamen. En vooral het feit, dat zovelen naar Bolivariana waren gekomen, moet voor de Kunstkring wel een grote voldoening zijn geweest. Financieel zal men zeker niet „uit” komen, maar voorzover wij weten, was dat ook niet de bedoeling van de jubilerende Kunstkring. De hoofdgedachte was, het Arubaans publiek een muzikaal menu voor te zetten, bestaande uit zeer uiteenlopende gerechten. En daarin is de Kunstkring volledig geslaagd. Vanaf deze plaats willen wij deze actieve culturele vereniging een ere-saluut brengen en uit naam van alle bezoekers hartelijk danken voor het aangeboden programma.
En terwijl we nog na-genieten van al het mooie en goede, wordt onze aandacht al weer gevraagd voor het volgende concert. Bezoekers van het eerste vioolrecital van Hemyk Szeryng zullen zich nog o zo goed herinneren, welke indrukken het spel van deze PoolsMexicaanse violist achterliet. En lezer(es), met de hand op het hart kan ik U verzekeren, dat U een buitengewoon mooie avond te wachten staat in de maand Juli. Houd deze data, tussen 20 en 23 Juli vrij. Tracteer U zelf en Uw gezin op een delicatesse van de hoogste orde. Mocht U nog pessimistisch zijn, dan wil ik U nog verklappen, dat deze Henryk Szeryng door het Sibelius-Festival-Comité werd uitgenodigd dn Augustus a.s. te Helsinki de vioolwerken van deze grootmeester te komen spelen. Overigens wil ik liever zwijgen over Szeryng, want.... goede wijn behoeft geen krans.
Ergo: Bolivariana moét haast te klein zijn.
S.
HET DRAMA VAN LEBAK EN DE GEVOLGEN VOOR DE NEDERLANDSE LETTERKUNDE
Honderd jaar geleden, op 4 Januari 1956 benoemde gouverneur-generaal Duymaer van Twist ED'UARD DOUWES DEKKER, toen 36 jaar oud, „laatst adsislent Resident tevens Magistraal te Amboina, onlangs van verlof uit Nederland teiiiggekeerd”, tot assistent-resident van Lebak in de residentie Bantam op West-Java, „op de bezoldiging van f. 500.— (vijfhonderd gulden) ’s maands en verdere voordelen aan die betrekking verbonden.”
De: gouverneur-generaal koos Douwes Dekker, ondanks zijn niet geheel vlekkeloze conduite-staat als Nederlandsindisch ambtenaar, omdat hij diens sterk rechtsgevoel voor de inlander kende. De toestand onder de bevolking van Lebak, die — een veeg teken — de laatste 20 jaar in zielenaantal onveranderd was gebleven, liet alles te wensen over. Reeds jaren eerder was de ontzettende armoede die er heerste, gerapporteerd. De bevolking werd stelselmatig uitgezogen door de inlandse adel. De Europese ambtenaren wisten dit, maar met het oog op hun pensioen stelden zij zich tevTeden met het handhaven van de mst: „après nous Ie déluge”. Een zondvloed die inderdaad kwam lang na het bereiken van hun pensioen: losgebarsten in onze dagen na de eigenwijze en zelfgenoegzame Engelse bezettingspolitiek, volgende op de Japanse nederlaag; een onstuitbare bandjir, mede niet meer te stuiten door de schuld van de bedilzucht der op eigen goodwill uitzijnde grote mogendheden. „Wijs mij de plaats waar ik gezaaid heb”: de politieke bandjir heeft een chaos achtergelaten, welke allereerst en alleiineest treurige gevolgen heeft voor de eenvoudige dessa-man, tot welks verdediging de pasbenoemde assistent-resident Douwes Dekker zich als een onstuimig strijder had opgewoi-pen.
Douwes Dekker kende de mistoestanden in dit gewest. Reeds meerdere malen was de arme, fanatieke, streng-Mohammedaansse bevolking tot verzet gekomen: moordpartijen, brandstichting, oproer on plundering waren gevolgd door bestraffing of verbanning van de schuldigen, voorzover dezen niet reeds naar onherbergzamer oorden waren uitgeweken om zich te voegen bij de talrijke eenvoudige inlanders, die tengevolge der knevelarrij van hun hoofden hun financiële verplichtingen niet meer hadden kunnen voldoen en in hun radeloosheid door de vlucht aan de wrekende arm der fiscale gerechtigheid hadden
trachten te ontkomen. En de terreur en de rooftochten van deze uitgestotenen dwongen tol streng optreden van het Koninklijk Nederlandsindische Leger. .. . Inderdaad, er waren vele Saidjah’s en Adinda’s.
Met vreugde aanvaardde Douwes Dekker zijn dubbele taak: het verzachten van de ellende en het hooghouden van het Nederlandse gezag. Hij zou het uitzonderlijk grote vertrouwen van de gouverneur- generaal niet beschamen. Door introductie van E. de Waal, de latere Minister van Koloniën, met wie Dekker’s echtgenote, Everdine Huberte Iraronesse van Wijnbergen, in familieljelrekking stond,, was hij in contact gekomen met Duymaer van Twist, cn hij en zijn vrouw waren meerdere malen ten paleize uitgenodigd. In de informele gesprekken na de diners had hij de .sympatliie van de gouverneui-gcneraal gewonnen „door zijn hart voor de inlanders' ,
Op weg naar zijn standplaats Rangkas-lJctoeirg, waar hij 21 Januarri 1856 werd geïnstalleerd, verbleef de familie Douwes Dekker ten huize van zijn chef, de r'esident Brest van Kempen. Deze vormelijke en onbewogen huieaucraat, die inderdaad zo lijzig praatte als de resident Slijmering uit de „Max Havelaar”, gal kalm en eenvoudig toe, dat er wantoestanden in het Banlamse heersten, maar waarschuwde tegen een te streng optreden, omdat „dit alles iir meer of mindere mate overal ’t geval was”. D'e voorkennis van de mistoestanden blijkt duidelijk uit het enigszins dr\3igende karakter van Dekker’s toespraak, waarmee hij de hoofden van het regeirtschap Lebak begroette. Toch was hij niet van plan onbesuisd op te treden. Hij wist maar al te goed hoezeer het Nederlandse gezag berustte op het gezag van het Inlandse Hoofd. Van de andere kant was hij zich zeer bewust, dat hij ingevolge zijn ambtseed de plicht had „de inlandse bevolking te beschermen tegen onderdrukking, mishandeling en knevelarij”. En zijn voorganger, assistent-resident Carolus, — in de „Max Havelaar” Slotering geheten — had in rapporten en persoonlijke notities voldoende aanwijzigingen nagelaten om te rechtvaardigen het ernstig vermoeden van Douwes Dekker, dat de toen 66-jarige inlandse Regent, Radhen Adhipatti Karta Natta Negara en een aantal klaplopende en van zijn macht misbmik makende familieleden, zich hieraan schuldig maakten Feitelijk zou Dekker weinig meer hebben hoeven doen dan het vooronderzoek van zijn plotseling overleden voorganger af te sluiten. Deze had zelfs de dag van de aanklacht al bepaald. De nieuwe assistent-resident wilde echter zelf een
— 5 —
nieuw onderzoek instellen. Bovendien wilde hij eerst proberen of hij door zijn persoonlijke invloed op de Regent deze niet van zijn wanpractijken kon afbrengen. Douwes Dekker toonde begrip voor de moeilijkheden van de grijze Adhipatti, die uit vrees voorde dood zich verdienstelijk wilde maken door giften aan de mohammedaanse geestelijken en aan de pelgrims naar Mekka. Bovendien wist Dekker dat de Regent Karta Natta Negara een grote staat voerde om te kunnen wedijveren met de regenten en hoofden uit de omliggende vruchtbaarder gewesten, en rijker dan bij, die in de hiërarchie der Javaanse adel toch hun meerdere was.
Waarschijlijk door de invloed van de alombekende üulroci cnde geschiedenis van Saidjah en Adinda, dat door .Mnltatuli’s scheppend genie het prachtigste en onvi raolfinke hoofdstuk van zijn „Max Havelaar” is bestaat bij telen de opvatting, dat Douwes Dekker r'coral de strijd aanbond tegen de „diefstal”
' 01 !;'i ‘tels en tegen andere onrechtmatige dwang tot levei iii!' ’.-an soederen in natura. Toch had de inlandse bevoikmg met zozeer te lijden van deze „knevelarij” d(tor de inlandse hoofden, alswel van hun systeem van aiiieidsuitbiiiting, een uitvloeisel van het Cii.1tuurtelsel, dat o.m. regelde de plicht van de dessahhoofden om inlandse aibeiders te wei-ven, die tegen lietaling van loon de gouvernements-cultuurgrond n bewerkten. In dit systeem van herendiensten konden gemakkelijk misbruiken binnensluipen. De naieve inlandse lievolking liet zich door hun hoofden gemakkelijk wijsmaken, dat ze deze herendiensten voor hun hoofden moesten verrichten in opdracht van de Toean Besar, de machtige „grote Heer” in Buitenzorg. Terecht laat Multatuli in zijn boek Havelaar opmerken, dat voor een dergelijke uitbuiting minder brutaliteit werd vereist dan voor de Openlijke beroving der bevolking. En de Nederlandse bestuursambtenaren waren al gauw bereid voor deze overtredingen de ogen te sluiten, omdat zij zielf wanneer het zo te pas kwam, inlandse arbeiders opvergden voor onbetaalde arbeid ten eigen bate.
Om zijn tegenstanders geen dodelijke wapens in handen te spelen is de auteur van de „Max Havelaar” ih hoofdtiekken waarheidsgetrouw: de inlandse bevolking werd door haar hoofden onrecht aangedaan, en dit was mogelijk door de egoistische onverschilligheid van het Nederlandse betuursapparaat. Toch is de „Max Havelaar” niet alleen geschreven uit deernis met het lot van de inlander, maar kwam ook voort uit de wrevel van de gewezen assistent-resident Douwes Dekker, die zich in zijn ijdelheid ge kwetst voelde, omdat zijn superieuren zijn optreden in de zaak Lebak hadden durven laken, en die zich met dit autobiografisch document wilde rechtvaardigen. Van dit tweevoudig streven getuigd Multatuli zeil overduidelijk aan het slot van zijn roman. En dat het streven naar „gelijk krijgen” niet het zwakste was, bewijst het feit, dat de schrijver met de Minister van Koloniën, Rochussen, onderhandelde over de uitgave van het manuscript: Dekker zal zijn boek niet publiceren als hij een hoge positie in Oost-lndië krijgt. Maar — ook een merkwaardige manifestatie van „Holland op zijn smalst” — als de minister probeert de publicatie van dit onverkwikkelijke geschrift at te kopen met een aanbieding van de betrekking van „gezagvoerder” op St. Eustatius, besluit de gebelgde Dekker zijn boek uit te geven.
De om zijn beleid berispte ex-assistent-resideut Dekker moest gelijk hebben en daarom neemt hij in zijn boek zelfs officiële stukken op; maar de onevenwichtige, egocentrische romantcus Multatuli — identiek met D'ouwes Dekker! — schroomt niet sommige details ten gunste van Max Havelaar, zijn geïdealiseerde Ik, te wijzigen ,als daarmee zijn doel, de verheerlijking van zijn persoon en zijn optreden, gebaat is. In de „Max Hayelaar” staat dat de nieuwe assistent-resident grote tochten maakte om de knevelarijen persoonlijk te onderzoeken en dat ’s nachts inlandse klagers heimelijk door een ravijn bij hem kwamen; in werkelijkheid was Dekker, toen hij wegging, nog nooit ..rond” geweest, kende hij niet het dialect, dat de inlanders van Lebak spraken en het ravijn bestaat niet. Dekker putte zijn kennis voor het allergrootste deel uit de nagelaten papieren van zijn voorganger en hierop grondde hij zijn vragenlijsten aan Karta Natta Negara.
Op 12 Februari zond Douwes Dekker hem een lijst van 42 vragen betreffende de herendiensten; op 18 Februari gevolgd door een tweede lijst, welke door de regent ontwijkend werd beantwoord. Dekker laat daarom de betrouwbaarheid van deze antwoorden nagaan door zijn controleur Langeveldt van Hemert, die in de „Max Havelaar” de naam draagt van Verbrugge. In het boek wordt hij ons door Multatuli vooigesteld als een goedwillende, maar weinig durf en initiatief aan de dag leggende ambtenaar. „Al steunde hij me niet in mijn streven, hij had me dan toch niet tegengewerkt en zelfs, waar ik ’t verzocht, ronde verklaringen afgegeven”, getuigt Multatuli in zijn Aantekeningen en Ophelderingen bij de Uitgaaf van 1875.
Onder het masker van wederzijdse oosterse hoffe
— 6 —
lijkheid groeide een vijandige spanning tussen de ondoorgrondelijke oude regent en de jonge voorgarende assistent-resident. Een spamiing, die haar climax bereikte, toen controleur Van Hemert aan Dekker rappoi-teerde, dat Karla Natta Negara, naar aanleiding van het aanstaande bezoek van zijn neef, de regent van Tandjoer, wederom dessah-bewoners dwong tot onbetaalde arbeid op zijn grond. Dekker gebood de regent de inlandse arbeiders weg te zenden. Maar daarmee was de teerling geworpen. Een paar dagen daarna deelde de weduwe Caiolus (in de „Max Havelaar” Sloteriug genoemd), een eenvoudige inlandse vrouw die voor dergelijke suggesties gemakkelijk vatbaar was, aan Dekker haar vermoeden mede, dat haar man vergiftigd was, toen zijn voorbereiding van de aanklacht bekend was geworden. Hij had op zijn laatste inspectietocht het middagmaal gebruikt ten huize van het districtshoofd van Parang-Koedjang en was met vreselijke maagpijn thuisgebracht en enige uren later overleden.
Hoewel de arts te Serang, om inlichtingen gevraagd door Dekker, mededeelde, dat de vorige assistentresident was gestoiwen aan een aboes aan de lever, besloot Dekker tocb een aanklacht tegen de regent in te dienen: Hij vreesde het ergste voor de inlanders die bij hem geklaagd hadden. De" 24s Februari 1856 — ruim een maand na zijn aankomst in Lebak dient hij bij zijn onmiddelijke chef, Brest van Kempen, de resident van Bantam, een aanklacht in tegen de regent, die hij beschuldigt van machtsmisbruik door overtreding inzake herendiensten en die hij verdenkt van afpersing door het opvorderen van goederen zonder, of tegen onvoldoende betaling. Tevens verzoekt hij Brsst van Kempen om de regent en diens schoonzoon, het districtshoofd van Parang Koedjang, die hij van medeplichtigheid verdenkt (Multatuli stelt hem in zijn boek voor als een der ergste uitbuiters van dat gebied), zo spoedig mogelijk uit de omgeving te laten wegvoeren om te voorkomen dat bewijzen vernietigd en getuigen geïntimideerd zullen worden. Eerst daarna zal hij de bewijzen van zijn beschuldiging en verdenking overleggen. Mogelijk hoopte Dekker met deze weigering Ie bereiken, dat de zaak in handen zou worden gelegd van gouvemeur-generaal Duymaer van Twist, die naar Dekkers stellige overtuiging immers juist hem te Lebak benoemd had om aan de mistoestanden een einde te maken; misschien ook verwachtte hij weinig heil van het optreden van de slappe Brest van Kempen, die in het verleden telkens weer zijn toevlucht had genomen tot een politiek van schipperen. In
ieder geval bracht deze weigering om opening van zaken te doen Dekker in conflict met zijn chef. Een conflict dat gemakkelijk kon onstaan tussen twee mensen met zo’n groot contrast van karakters: de buitengewoon saaie, lijmerige Brest van Kempen tergde met zijn gemis aan tenjperament zijn gepassioneerde assistent-resident. Bovendien was er nog een ander oudzeer: vóór zijn Europees verlof was Dekker van 1848-1851 secretaris van resident Scherius te Mcnado in de Minahassa geweest. Hij had gehoopt deze als resident op te volgen, maar ondanks diens uitstekende referenties was hij gepasseerd voor Brest van Kempen en slechts benoemd tot assistent-resident van Ambon.
Van Kempen, die de aanklacht voelde al s een uitlek op zijn beleid en die zich door zijn oi.vkrsehikte geen bevelen wilde laten opleggen, ging niet in op de voorstellen van Dekker. Hij deelt daags <laarna in een particulier briefje aan „Beste Dekker ’ mede dat hij 26 Februari persoonlijk naar Lebak zal komen om het een en ander in verband met de aanklacht te bespreken en gebiedt zijn assistent van iedei-e actie af te zien tot hij zelf ter plaatse een onderzoek heeft ingesteld en besluit zijn brief met de woorden: „Aangenaam ware het mij geweest dal Ued. in een belangrijke aangelegenheid als die waarvan questie is, niet dadelijk tot officieel papier de toevlugt had genomen. ... ”
Op weg naar Lebak bereikt hem een nieuw schrijven van Dekker, waarin deze de motieven van zijn handelwijze herhaalt, wederom om de wegvoering van ■ de regent verzoekt, maar ook nogmaals weigert de bewijzen te over leggen vóór de regent verwijderd is.
In een mondeling onderhoud ten huize van de assistent-resident verzoekt Brest van Kempen allereerst aan Dekker om de stukken terug te nemen en zijn aanklacht in te trekken. Als deze weigert, erkent de resident, dal hem niets overblijft dan een onderzoek in te stellen naar de gegrondheid van de gedane klachten en hij verzoekt dus Dekker de getuigen te doen oproepen, die zijn beschuldigingen kunnen staven. Maar hardnekkig weigert deze de stukken op tafel te leggen, tenzij de voorgestelde maatregelen tegen de beschuldigden worden genomen: hij heeft onder de verantwoordelijkheid die zijn ambtseed hem oplegt, de regent en diens schoonzoon aangeklaagd en hij blijft koppig bij zijn standpunt dat een ambtenaar zijn rapporten niet met bewijzen hoeft te staven op straffe van wantrouwen. Van Dekkers zijde een bedenkelijk subtiel spel met woorden, mogelijk ingegeven door rancune en geldingsdrang, want Brest van
— 7 —
Kempen vraagt hem niet zijn rapporten te staven, maar wil het onderzoek aanvangen door het oproepen van getuigen. Hel onderhoud eindigt dan met de verklaring van de resident, dat hij zich in dat geval genoodzaakt zal zien Dekkers brieven onder de aandacht der Regering in Buitenzorg te brengen. Later verneemt Dekker van zijn controleur, dat Brest van Kempen daarna de regent heeft bezocht. In zijn boek neemt hij dat zijn chef ten zeerste kwalijk, maar het is Brest van Kempen moeilijk kwalijk te nemen, dat deze zich na Dekkers koppige weigering tot de Hadhen Adlnpalli wendt om nadere inlichtingen. Wél nn rkwaardig, omdat hij daarmee het Nederlandse gezag nmli'rrinint. is zijn vraag aan de regent, wat deze Icai ji dr assislenl-resident kon inbrengen, en vreemd n. ook (I ! iii! Karla Natla Negara, na het conflict ge111'orlclijk niet hem besproken te hebben, 200 gulden g .'ll. vc.ii' het geval geldverlegenheid de oorzaak van z,,n (i/iwdiige daden geweest zou zijn.
Daag- na znn bezoek bevestigt resident Brest van Kr mpr'ii in een brief aan Douwes Dekker zijn standpunt in het gerezen meningsverschil, daarin tevens zijn. oiidei geschikte bevelend niets in deze kwestie te ondernemen lol de regering in Buitenzorg Dekkers aanklacht zal hebben beantwoord. Dekker antwoordt hierop met een geheime missive, gedateerd 28 Februari, waarin hij mededeelt de wettigheid van het gezag van zijn chef te eerbiedigen, wat betreft het al of niet ingaan op zijn. Dekkers, voorstellen, doch tevens de vrijheid neemt „ten plegtigste te protesteeren tegen den minsten zweem van afkeuring omtrent éénige handeling, éénig woord, éénige zinsnede door (hem) in deze zaak verrigt, gesproken of geschreven.” En na met enig pathos opnieuw te hebben betoogd dat hij slechts heeft gedaan waartoe zijn plicht hem dwong, verzoekt hij aan het slot van zijn brief eerbiedig — aan de resident van Bantam! — aan het gouvernement te willen voorstellen:
„den resident van Bantam aan te schrijven: alsnog goed te keuren de handelingen van de Adsistent-resident van Lebak betrekking hebbende op diens missives van 24 en 25 dezer, Nos. 88 en 91. Of wel: genoemden Adsistent-resident te roepen ter verantwoording op de door den Resident van Bantam te formuleeren punten van afkeuring.”
Een afschrift van deze brief stuurt Dekker aan de gouverneur-generaal. In een geheime missive van 29 Febniari adviseert Van Kempen de gouvemeur-generaal om „voorloopig buiten eenig gevolg te laten de door de Adssistent-resident van Lebak gedane voorstellen”. Hij stuurt Dekkers brieven betreffende de
zaak Lebak naar Buitenzorg en voorziet ze van zijn vergoeiiijkende aantekeningen: Dekker had gehandeld uit edele aandrift, maar „kwalijk begrepen voortvarendheid”. De Raad van Indië, reeds in lb55 van mening Dekker niet te moeten voordragen voor de functie te Lebak, adviseert, gezien de stukken van Li'ekker en het schrijven van Brest van Kempen, aan de gouverneur-generaal Dekker ontslag te geven. Bij besmit van 23 Maart 1856 wijzigt Duymaer van Twist :' „uit aanmerking evenwel van de gunstige rapporten, vroeger omtrent u ontvangen” het voorgestelde ontslag onder ernstige berisping van Dekker’s optreden te wijzigen in een overplaatsing: Dekker wordt benoemd tot assislent-resident van Ngawi, een strafmaatregel, die in feite een promotie was! Ngawi was een welvarende plaats op Oost-Java; Duymaer van Twist schrijft in een brief van 4 April 1882 over deze overplaatsing: „een eer, die misschien nog nooit aan een assistent-resident was te beurt gevallen.”
Eduard Douwes Dekker antwoordt 29 Maart 1856:
Aan den Gouvemeur-Generaal
van Nederlandsch Indië.
Ik had de eer te ontvangen uwer ExceUentie’s kabinetsmissive van 23 dezer No. 54.
Ik zie me genoodzaakt, in antwoord op dat stuk.
Uwe Excellentie te verzoeken my te verleenen een eei-vol ontslag uit ’s Lands dienst.
Bij besluit van 4 April wordt Dekker het gevraagde ontslag verleend: na de overspannen agitatie de nuchteie werkelijkheid! Verontwaardigd over het feit dat de gouverneur-generaal zijn optreden had afgekeurd . zonder eerst ook hem te horen, had Dekker bruusk |
gereageerd met ontslagname. Nu doet hij nog wan- !
hopige pogingen tot een mondeling onderhoud met i
Duymaer van Twist; zonder succes. Op 24 Mei 1856 !
repatrieert de gouverneur-generaal; „Er was weder een Excellentie ter-rusle gegaan in het moederland” merkt de schrijver van de „Max Havelaar” sarcas- i
lisch op. Enigzins begrijpelijk wordt dit sarcasme als men verneemt, dat na een officieel onderzoek in- de zomer van 1856 op last van de nieuwe gouverneur- !
generaal C. F. Pahud bij besluit van 11 December 1856 wordt erkend de gegrondheid van Douwes Dekker’s aanklacht tegen de regent en zijn ondergeschikte hoofden en van Dekker’s wantrouwen tegen het beleid van de resident Brest van Kempen, die jarenlang de door de regent gepleegde wandaden straffeloos bad toegelaten. Minder begrijpelijk is het dat de schulden van deze regent worden kwijtgescholden en zijn tractement wordt verhoogd, nadat Brest van Kempen hiervoor had gepleit in een brief van 20 September I
1856: stemt de Regering in met zijn zienswijze, „dan geniale auteur Multaluli. Zo Dekker’s optreden in ccliter wordt ook, naar mijne gemoedelijke overtui- Lebak slechts geringe gevolgen heeft gehad voor Inging, op nieuw de verplichting geboren dien bejaar- dië, uit dit Drama van Lebak werd de schrijver Mulden landsdienaar, den oudsten van het Buitenzorg- tatuli geboren, wiens optreden wel van grote betekenis sche Regentengeslacht, in zijnen zorgelijken toestand is geweest voor de Nederlandse Letterkunde. In een tegemoet te komen, door hem in de eerste plaats kwijt slotartikel zal daaraan de aandacht zijn gewijd, te schelden het restant van het nog door hem verschuldigd voorschot onder ultimo dezer nog f. 1650 bedragende, en hem voorts door verhooging zijner tegenwoordige toelage in tractement gelijk te stellen met den Regent van het Noorder-Regentschap.”
Bepaald onbegrijpelijk na het afkeurend rapport van 11 December 1856 is het Koninklijk Besluit van 15 September 1859, No. 52, waarin Carel Pieter Biest van Kempen werd benoemd tot Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw.
In het lot van Douwes Dekker heeft het rapport van 11 December 1856 geen verbetering gebracht, evenmin als het onmiddellijk verandering bracht in Nederlands-Indië. Dat inzicht zou pas veel later tot daden rijpen. „Nederland zal Indië verliezen, omdat mij geen recht is gedaan.” Deze gechargeerde uitlating bewijst hoe graag de egocentrische, ietwat hysterische hoofdpersoon van het geval Lebak zichzelf geplaatst zag in het middelpunt van een groots drama.
Als hij deze uitspraak doet is de held van hét dramaatje van Lebak echter reeds uitgegroedd lot de
Verlicht Uw huis helder. Hel is niet duur
Hieronder volgt een kostenvergelijking voor een gezin van 5 personen, dat de avond gezellig thuis doorbrengt. Deze familie meent terecht dat de kosten voor een goede verlichting zeer zeker gewettigd zijn in vergelijking met de 8 maal zo hoge kosten voor de bescheiden geneugten van deze avond.
ALGEMENE KOSTEN:
5 koppen koffie f. 0.40
5 soft drinks f. 0.55
10 sigaretten f. 0.25 f. 1.20
VERLICHTING:
1 tafellamp 100 W.
1 schemerlamp 40 W.
1 leeslamp 60 W.
200 W., gedurende 5 uren f. 0.15
_9 —
Opmerkingen bij het radio-programma
■ Op 7 Juni brengen wij U een opname van Beethoven’s 9de Symphonie, een werk waarvan Mendelssohn zei, dat hij hel niet begreep, maar dat hij zich toch wel kon indenken, waarom de 9de zo populair was, n.1. om het slotdeel, waar de zangstemmen intreden niet de kernspreuk: Alle Menschen werden Briider.
Beethoven schreef het werk in de jaren 1818 tot 1823. Doch reeds dertig jaar eerder was de gedachte bij b'em opgekomen, de Ode aan de Vrijheid, later veranderd in Ode aan de Vreugde te componeren. Deze titelverandering hangt samen met de politieke Iccsland van die lijd. We leven dan in de Napoleonli.-clu: lijd.
>n ieder geval heeft Beethoven verschillende schetsen ontworpen, die zeer waarschijnlijk in verschillende werken hun bestemming hebben gevonden. O.a. in het strijkkwartet in a.
Het eerste deel is opgebouwd in een mysterieuze en intense spanning rond de figuur van de ongelukkige Atlas, die alle ellenden van de wereld moei dragen. Het scherzo, het tweede deel heeft een soortgelijke spookachtige, daemonische stemming als het Scherzo van de 5de. Lijnrecht hier tegenover staat het Adagio. Eensklaps is de benauwende spanning geweken en klinkt ons de liefelijke muziek van een hemelse vreugde in de oren. Luistert U eens naar de serene melodie, door de strijkers gespeeld. De trompetten en hoorns herinneren ons echter aan het feit, dat dit alles maar een droombeeld is.
Het vierde deel heeft weer die beklemming van de eerste delen. Flarden van melodieën uit die delen treden weer op, maar worden op hun beurt teruggewezen door instrumentale recitatieven. Het „hout” speelt dan het Freude-thema, het orkest verwerkt dit in een fuga en dan zingt de bariton ons toe: O vrienden, niet deze tonen, doch laat ons liefelijker aanheffen en vreugdevoller. Dan volgt een reeks van variaties op het Freude-thema met als tekst enkele strophen van Schiller’s: Ode an die Freude. U hoort deze 9de in een uitvoering o.l.v. Serge Koussevitzky.
De 14de Juni kunt LI een Grieg-programma beluisteren. Zoals Vlaanderen zijn Peter Benoït en Hendrik Conscience had op het einde der vorige eeuw, zo had Noorwegen zijn Ibsen, Nordraak en Grieg. Deze mensen lieten een eigen stem horen. Zo werd Grieg de eerste die in zijn land een eigen toonkunst bracht. Grieg was een troubadour, een zanger van volkse me lodieën. Deze melodieën resulteerden in zijn pianowerken, liederen en vooral ook in de Peer Gynt
Zijn muziek heeft de melancholieke droomsfeer van het Noorse landschap en is zo geworden tot een nevel, die Ibsen’s drama omhult en verklankt voorstelt. Zijn pianoconcert behoort tot de lievelingswerken van het grote publiek en heeft nog niets aan populariteit ingeboet.
Van Brahms brengen wij U het eerste Pianoconcert. Aanvankelijk bedoelde Brahms een symphonie te schrijven, veranderde dit later in een sonate voor twee piano’s maar uiteindelijk werd het dan dit pianoconcert.
Het eerste deel is nogal dramatisch van karakter, het tweede heeft een tedere ietwat pathetische sfeer. Hieraan moet de dood van Schumann niet vreemd zijn geweest. Het derde deel is een rondo, dat vooral na de pianocadens veel schoons biedt.
Dit concert dateert uit het jaar 1856 en was in het begin een volkomen faillure. Brahms zelf schrijft over de tweede uitvoering: „Aan het einde hoorde men drie mensen heel zachtjes klappen, waarop een duidelijke hoorbaar gefluit van alle kanten bewees, dat men het hier helemaal niet mee eens was.”
Wel, luisteraar, oordeelt U zelf maar.
Tenslotte vraag ik nog Uw aandacht voor Beethoven’s 1ste Pianoconcert, dat, zo het U tijdens het concert van het A.S.0. niet erg heeft kunnen bekoren, U hier in een buitengewoon fraaie uitvoering wordt gebracht. De solist is Geza Anda. Ingewikkeld is deze muziek voor de toehoorder zeker niet. Er zitten prachtige melodieën in en vooral het Rondo doet in speelsheid en vindingrijkheid niet onder voor werken van Mozart en Haydn.
Tenslotte wil ik nog Uw aandacht vragen voor de Litteraire Rubriek van 28 Juni, die dan voor de laatste maal onder leiding van de Heer Versteeg staat. Want, luisteraar, het is triest het te moeten zeggen: De Heer Versteeg gaat ons verlaten. Ons C.C.A. heeft het wel zwaar te verduren de laatste maanden. Maar dat belet ons niet voort te gaan. Intussen willen wij vanaf deze plaats onze medewerker, die zovele kostbare uren van zijn vrije tijd voor onze uitzendingen gaf van harte danken voor zijn uitstekende en naar wij weten, zozeer gewaardeerde uitzendingen. Heer Versteeg en gezin, het ga jullie goed in Nederland en moge Amersfoort, waar de toekomstige werkkring wacht, jullie veel geluk en voorspoed brengen.
5 ,
— 10 —
Qu&uinjx de
PAUL ROBESON ZINGT
(Vier stemmen en de stem van Christus).
Mijn hart is wart Mijn hart is rood Mijn hart is hard Mijn hart is dood
maar ieder hart... .
Mijn hart is dood !
maar ieder hart....
Mijn hart is rood....
maar ieder hart ’t Zij hard of dood of zwart of rood wordt wit in Mijnen Dood.
H. Marsman.
Paul Robeson is een Amerikaanse negerzanger, die beroemd is geworden door de wijze waarop hij negro-spirituals, de religieuze liederen van zijn volk, wist te zingen. Deze eenvoudige liederen zijn vaak ontroerend, juist door bun eenvoud en hun ongekunstelcKieid, die hun een aparte bekoring verlenen.
Het is niet zo lang geleden, dat Marion Anderson, die ook vaak spirituals zingt op ons eiland vertoefde.
Marsman, een van de bekendste moderne Nederlandse dichters — bij kwam om in 1940, toen het schip, waarmee hij naar Engeland vluchtte voor de Duitsers getorpedeerd werd — heeft hier, onder de bekoring der spirituals en de machtige stem van Robeson, een vers geschreven, dat naar vorm en inhoud een spiritual kon zijn. Simpel van inhoud, kort van zegging, maar ondanks deze beperkingen, veelzeggend genoeg om er even bij stil te staan.
Vier mensen ontmoeten Christus en allen willen ze hem vertellen, waarom ze ongelukkig zijn. Om de beurt vertellen ze bun leed en ze zijn er zo vol van, dat, wanneer Christus hen wil antwoorden, ze hem in de rede vallen, tot twee keer toe. Dan begrijpen ze echter, dat, wat Christus hun te zeggen heeft, het antwoord is op hun verhaal van smart en leed en luisteren zij aandachlig. Dan komt Christus aan het woord en blijkt inderdaad, dat Hij de oplossing weet voor hun moeilijkheden, immers, zegt Hij ieder hart, zwart of rood, hard of dood, wordt wit in mijnen Dood.
Ch. W.
RAADSEL
Door liet late verschijnen van Cultura van Mei is bijna niemand in staat geweest de oplossing van het raadsel tijdig in te zenden. Daarom herhalen we dit deze maand:
Hij was een Griekse wijsgeer, die veel versland had van muziek en wiskunde. De wiskunde beoefende hij min of meer uit Godsdienstige overtuiging. Een algemeen bekende stelling draagt zijn naain, hoewel men die over het algemeen toesohrifl aan Euclides. Hij stierf omstreeks 500 voor Christus, 80 jaar oud. De stelling, die we boven noemden, houd! in, dat in een rechthoekige driehoek het kwadraat van de schuine zijden gelijk is aan de som van de kwadraten van de nechthoekszijden.
Wie was deze man?
Oplossingen voor de 20 Juni aan P. O. Box 216, San Nicolas.'Onder de goede oplossers worden drie boeken verloot.
DE MODERNE JONAS
D’e vorige keer schreven wij over enkele'mensen, die door een buitengewone prestatie in het nieuws kwamen, namelijk, door het veroveren van de hoogste berg der aarde, de Mount Everest. Deze keer willen we iets vertellen over een gebeurtenis, waaraan de hoofdpersoon zelf heel weinig kon doen, ja, die hij liever niet had meegemaakt, en die zich in tegenstelling tot de vorige keer voor het grootste deel afspeelde onder de zeespiegel De wetenschappelijke medewerker van een Parijs dagblad heeft het verhaal keer op keer in alle onderdelen gecontroleerd, en tenslotte na 4% jaar, overtuigd van de betrouwbaarheid, gepubliceerd in het Journal des Débats van 14 Maart 1896. Op 25 Augustus 1891 kwam de Engelse walvisvaarder Ster van het Oosten in contact met een grote school walvissen. Een van deze dieren, gewond door een harpoen, greep een roeiboot tussen zijn kaken en kraakte hem in tweeën. De inzittenden sprongen alle kanten uit om te ontsnappen. Stuurman James Bartley sprong met de anderen mee. Maar op het moment dat hij dit deed, draaide de walvis zich bliksemsnel om in het water en opende de bek om de vallende zeeman te grijpen. De andere zeelui zagen boe de machtige kaken zich boven Bartley sloten. Ze beschouwden hem als verloren en roeiden in sombere stemming naar de Ster van het Oosten terug.
11 —
Laler op de dag .kwam een dode walvis aan de oppeiwlakte drijven. Twee dagen lang was de bemanning bezig het dier van zijn spek te ontdoen. Toen ze er mee klaar waren kwam iemand op het idee, dat de walvis waaraan ze hadden gewerkt, misschien wel het dier was, dat Barlley had ingeslikt. Na veel heen en weer gepraat stemden de andere walvisvaarders er tenslotte in toe maag en ingewanden van het enorme dier te openen. Deze werden in die tijd meestal zonder meer overboord gegooid, omdat men er niets mee wist te beginnen. Toen ze de maag ze tot hun verbazing de omtrekken van een menselnke lichaam door de vliezen schemeren. \ 1 lieden ze de spieren bij repen weg, en
nuchitn zo de vermiste zeeman te voorschijn. Hij teloos, maar nog in leven. Hij werd ge!na.s.scfcid. men goot hiandewijn in zijn keel, en al giinw was zijn bloedsomloop hersteld. Langzaam krec.': hu zijn bewustzijn terug, hoewel slechts ten delf. Hij verbeeldde zich, dat hij in een gloeiende oven iag te verbranden. Daar de gemiddelde temperatuur van een walvis niet meer dan 40 graden Celsius is, kan dit niet de oorzaak zijn van de inbeelding waaraan de zeeman leed. Vermoedelijk vond deze zijn oorzaak in de onophoudelijk druk van het walvisweefsel op zijn lichaam. Op de thuisreis naar Engeland herstelde zijn gezondheid volkomen. Het enige blijvende gevolg was een zich steeds herhalende nachtmerrie waarin Bartley opnieuw zijn gewaarwordingen in de walvismaag doorniaakte. Wat die gewaarwordingen waren lezen we in een verklaring die hij aflegde na zijn thuiskomst:
Mijn geest werkte volkomen helder vanaf het moment dat ik van de boot sprong en voelde dat mijn voelen een of andere zachte bodem raakten. Ik keek om en zag een rosé met wit gewelf met brede richels boven mij oprijzen en het volgende ogenblik voelde ik dat ik naar beneden getrokken werd met mijn voeten vooruit. Ik kwam tot het besef, dat ik door een walvis was opgeslokt. Ik werd steeds lager gezogen. Een muur van vlees omringde mij, en sloot mij aan alle kanten in. Het was echter geen pijnlijke druk en het vlees week onder de geringste beweging die ik maakte terug als soepel rubber.
Plotseling bevond ik mij in een zak, veel groter dan mijn lichaam, volslagen donker. Ik tastte om mij heen. Mijn hand kwam dn aanraking met verscheidene vissen, waatvan sommigen nog levend. Want ze spartelden tussen mijn vingers en glipten weg naar
mijn voeten. Al heel gauw kreeg ik ondrageUjk hoofdpijn, en het ademhalen viel mij steeds moeilijker.
Tegelijkertijd voelde ik een afschuwelijke hitte, die me leek te verteren, en die telkens groter werd. Elk ogenblik verwachtte ik in de maag van de walvis te zullen sterven. Het was een onbeschrijfelijke kwelling, letwijl bovendien de angstaanjagende stilte van de ontzettende gevangenis op mij drukte. Ik probeerde overeind te kom en,armen en benen te bewegen, te schreeuwen. Maar elke beweging was onmogelijk geworden, hoewel mijn gedachten abnormaal helder leken. En in het volle besef van mijn treurig lot verloor ik tenslotte het bewustzijn.
Het verhaal was zo onwaarschijnlijk, dat kapitein en bemanning van De Ster van het Oosten het nodig vonden onder ede verslag van het gebeurde af te leggen. We behoeven de waarheid dan ook niet te betwijfelen. We zien hier weer, dat de werkelijkheid soms veel fantastischer is dan het ongelooflijkste ver
I
VALEN VALEN |
Het beste en vertrouwdste adres voor gramo- | foonplaten.
Bij ons vindt U een keur van opnamen op klassiek, populair en jazzmuziekterrein.
Maakte U reeds kennis met de schitterende Mozart-Jubikum-Serie ?? |
Zeer binnenkort verwachten wij een nieuwe I zending Longplay-platen. |
Loopt eens binnen. ... en luistert naar onze | opnamen. j
Ook in Kinderplaten uitstekende keuze. 1 Alleen bij ons die prettige seiTioe, die U zo j hoog op prijs stelt. j
Het Adres voor goede gramofoonplaten is en i blijft: D.R. VALEN, Nassaustraat, 0’stad. j
VALEN VALEN
— 12 —
De nieuw Siudeniensiad bij Parijs
Begin November zijn de niet minder dan 65.000 studenten, die de Parijse universiteiten bevolken, na een vacantie van vier maanden aan het werk gegaan. Zij hebben weer leven en gezelligheid gebracht in het oude Quatier Latin, ze knetteren op scooters langs de Sorbonne, ze zitten druk pratend bij een kopje koffie in de kroeg, en als het weer nog wat zachtaardig gestemd is proberen ze dit jaar nog een laatste kwartier in de zon op een bank van het Luxembourg te studeren. Nu ziet dat er natuurlijk allemaal heel aantrekkelijk en luchthartig uit. Men kan denken dat het wel bijzonder prettig moet zijn om enkele jaren in de schilderachtige straatjes tussen de Seine en het Pantliéon te mogen wonen en werken. Jonge mensen, uit alle delen van de wereld, die hier studeren voor hun toekomst. De romantiek van het Quatier moet echter niet doen vergelen dat het studentenleven versomberd wordt door drie zeer ernstige problemen. Die problemen zijn: Hoe moet ik aan een onderdak komen? Hoe moet ik tijdens mijn studie aan de kost komen? Kan ik de faculteit kiezen, die me het meest aantrekt of moet ik me (zoals de regering dat wil) laten leiden door de ontwikkeling van
onze maatschappij, die meer en.meer technische studenten, maar steeds minder studenten in de literatuur en in de rechten nodig heeft.
Aan al deze problemen wordt op bet ogenblik actief gewerkt in een vrij nauwe samenwerking tussen hel ministerie van onderwijs en de studentencorporaties.
D'e afschuwelijke woningnood, waaronder Parijs lijdt, zorgt er voor dat duizenden studenU-n ge\roon niet weten waar ze moeten gaan slapen. N.ilinirlijk, wanneer je honderd tot tweehonderd uuiden.s per maand voor een hotelkamer kunt betalen vind je wel onderdak. Maar aangezien de meeste sliiikii'.oii zelf in hun onderhoud moeten voorzien, zijn dic buren veel te hoog. De Cité Universitaire, die enk niet goedkoop is herbergt ongeveer 4.000 l-ra/;- ; en iniitenlandse jongens en meisjes. In het Ni derlandse huis kost een éénpersoonskanier 86 gtikU n oi. een tweepersoonskanier 130 gulden per maand. Bovendien moet je minstens 21 jaar zijn; toch pnizeii de studenten zich zeer gelukkig wanneer zij hier kamers gevonden hebben. De vraag is echter oneindig veel groter dan er plaats is. Het resultaat is dat er op het ogenblik nog 8.000 studenten en 500 studentenparen naar een kamer zoeken. Zij hebben zich bij
Motorola Auto Kadios
Now adds three Electronic “MIRACLES ” to the famous famiiy of “FIRSTS”
1. TRANSITOR - POWERED CAR RADIOS
2. TWIN SEARCH - BAR STATION FINDER CAR RADIOS
3. “ELIMINOISE” circuits
Pope Lamps
Perfect lamp - Perfectly packed.
OON’T GAMBLE WITH YOLR EYES i
When you deal a pack of cards, you never know the hand you’11 get. When you open a packed lamp, you can know exactly what to expect. POPE lamps - the best you can get - have an easily recognizable package, a protective wrapper that guarantees quality and plenty of light n ^
t meant to save your eyes.
STEENWEG No. 12
JOAQUIN M. KELKBOOM
(Behind No 1 Store)
de huisvestingsbureaux ingeschreven, maar ook daar weet men geen weg meer met hen. Sommigen slapen in de stationswachtkamers, anderen worden clochards. De toestand van velen is zo dramatisch, dat men ingezien heeft dat er iets moest gebeuren. Zo is het plan gerijpt om buiten Parijs in een mooie omgeving, een hele nieuwe studentenstad te gaan bouwen.
Wie Parijs in Zuidelijke richting uitrijdt en de weg kiest, die naar Oriéans voert, rijd eerst nog wel tien kilometers door de banlieue. Pavillons in kleine, verpielecdc tuintjes, kris-kras door elkaar. In Antoiiy zijn de tuinen wat groter, er zijn velden waaide ccrsle tarwe alweer boven de grond komt, en in de weide >. crwonderen de koeien zich dat ze nog niet c-p stal se.a-!. Maar daar kijk je niet naar. Al je aandacht wordt cnmiddellijk in beslag genomen door ten enorme grote, witte stad, die hier in aanbouw is. Duizenden arbeiders zijn nog aan het werk, maar eidtelé gcw ddige klokken van cement en glas zijn kennelijk t 'eds gereed. Zo ontslaat hier vlak naast het fraaie oude jiark van Sceauc de studentenstad van Antony. De eerste vijftig kamers zijn dezer dagen betrokken, Maar binnen een jaar zullen hier 2000 siudciitfii en 500 pas getrouwde studerenden onder de meest gunstige omstandigheden kunnen wonen en werken. Het elf hectaren grote terrein is nu nog een modderpoel. Men is namelijk op een niet voorziene hoeveelheid water terechtgekomen, waardoor de toekomstige tuinen nu bedekt zijn met een breiachtige massa. Iedereen loopt dus op de rubberlaarzen, ook monsieur Michel Souriau, directeur van de „Rèsidence Universitaire Jean Zay”. (Jean Zay werd op 31 jarige leeftijd minister van onderwijs in het kabinet van Blum in 1937. Hij heeft erg veel gedaan voor de hervorming van de Franse scholen. Op 21 Juni 1944 is hij in opdracht van de nazi’s vermoord. Zijn naam zal nu voortleven in de studentenstad Jean Zay).
Directeur Michel Souriau, die vroeger rector was van de universiteit van Rijssel, ontving me in een kleine houten keet, waar van de muren bedekt zijn met voor mij ingewikkelde plattegronden. Monsieur Souriau spreekt met een aanstekelijk enthousiasme over zijn stad. Eigenlijk is hij 'daar de burgemeester van. Want „Jean Zay” wordt niet alleen maar een wijk voor de studenten, het wordt werkelijk een hele stad. Met zijn eigen postkantoor, zijn coöperatieve winkels, zijn sportvelden, twee zwembaden, zijn bioscoop, zijn ziekenhuis, zijn twee bewaarscholen, zijn garages, zijn schouwburg met 700 plaatsen, zijn bibliotheek, discotheek, grote feestzalen, tentoonstellingzalen.
Men rekent dat de getrouwde studenten gemiddeld twee kinderen zullen hebben. Vandaar dat er een kinderbewaarplaats gebouwd wordt, waar deze duizend kinderen op een plezierige manier kunnen spelen wanneer hun ouders werken. Voorts werkt men aan ateliers voor de schilders, studio’s voor de musici, die zullen beschikken over de modernste magnetoloons, drie amphitheaters met 400 plaatsen, twee grote gymnastiekzalen. Het grote, geheel van glas gemaakte restaurant is in Maart klaar. Er zullen duizend studenten tegelijk kunnen eten. Met Kerstmist zullen er weer 400 nieuwe kamers gereed zijn. Eind Januari kunnen nog 312 studenten hun kamers betrekken, eind Februari 313 jongens en 548 meisjes eind Maart zijn 216 appartementen voor getrouwden en 384 enkele kamers klaar. De laatste appartementen zullen eind April hun gelukkige bewoners vinden.
Maar wanneer U deze 3000 nieuwe bewoners hier heeft, zullen er zich dan geen ernstige transportmoeilijkheden gaan voordoen?
Monsieur Souriau gelooft van niet. De métro rijdt namelijk tot Antony en zo is men in „Jean Zay” slechts een kwartiertje van het Quatier Latin verwijderd. Het is zelfs de bedoeling dat men van de Cité een speciale gang naar het metrostation zal aanleggen. Het aantal onderaardse trams zal vergroot worden.
Zijn de huren al vastgesteld?
Vijftig gulden voor een kamer met douche, vier eu tachtig gulden voor een appartement van twee kamers, keukentje badkamer. Dit is aanmerkelijk goedkoper dan in de Parijse Cité Universitaire. Men heeft er namelijk rekening mee gehouden dat de studenten in Antony maandebjks ook een bepaald bedrag aan vervoer zullen moeten betalen. Architect Beaudoin heeft de zeven blokken zo gebouwd dat alle kamers een maximum aan licht en zon hebben. Voor hij zijn ontwerp maakte, heeft hij eerst uitvoerige besprekingen met vertegenwoordigers der studenten gevoerd om hun wensen zoveel mogelijk te verwezenlijken. Het resultaat maakt een fantastische indruk. Eén muur van de kamers die wij hebben gezien, bestaat geheel uit glas. Er is steeds een balcon van vijf tot acht vierkante meter, zodat er ook rustig buiten gewerkt kan worden. Men kan in de kamers dansen, zingen, muziekmaken zonder dat de buren er iets van horen. D'e vloeren zijn namelijk zwevend gemaakt (des dalles flottantes) en de muren zijn bedekt met vrolijke gekleurde plastic lagen, die geen enkel geluid doorlaten. Er zijn zeer smaakvolle moderne meubels die de studenten uit vijftien voorbeelden zelf
— 14 —
kunnen kiezen. De verwarming zit in de muur.
Op de open plekken tussen de zeven gebouwen is men reeds bezig het park aan te leggen. Dit gebeurt via aflopende terrassen , waar vele verschillende soorten bomen geplant worden. De Cité zal-van de er langs lopende boulevard gescheiden worden door een brede laag populieren, die het geluid van het verkeer zal dempen. Tot nu toe heeft men vijftien millioen guldens uitgegeven. Eeenzelfde bedrag zal nog ongeveer nodig zijn. Dertig millioen om een hele stad te bouwen. Op het budget van de landverdediging zou zo’n bedrag niet eens meetellen. Drie duizend studenten, die nu vaak onder de meeste penibele omstandigheden moeten werken, zullen straks in moderne, smaakvolle comfortable kamers kunnen studeren. Bij iedere veertig kamers behoort een vergaderzaal. Voorts zullen iedere vijftig studenten kunnen beschikken over een studiemeester, die hen met raad en daad kan bijstaan.
Wie voor het eerst in Jean Zay komt is niet in staat al deze gegevens, die men hem verstrekt, alles wat men hem toont, alles wat nu al gereed is en alles wat nog gaat komen te venverken. Hij luistert met open mond, diep onder de indruk van het grootse werk dat hier tot stand komt.
De studentenstad in Antony zal het probleem van het onderdak niet helemaal oplossen. Maar er komen meer dergelijk soort „Residences” en het is duidelijk dat er hard aan dit probleem gewerkt wordt. Voor de studenten, die niet door hun ouders, worden onderhouden (dat is de grote meerderheid) is het probleem echter niet alleen een kamer te vinden, maar vooral ook: hoe hem te betalen. Men is er in Frankrijk van overtuigd, dat men zeer spoedig zal moeten komen tot een sludentensalaris betaald door de staat. Er is een wet in de maak, die aan ongeveer de helft van alle Franse studenten een toelage zal geven. Dit zal 200 millioen gulden kosten en het ziet er naar uit, dat deze droom wel werkelijkheid zal worden. Veel verkiezingscandidalen hebben de studentenverenigingen schriftelijk moeten beloven, dat zij in het komende parlement voor het z.g. présalaire zullen stemmen. De studenten zijn het echter niet met het ministerie van onderwijs eens over de manier, waarop deze toelagen zullen worden gegeven
Het ministerie wil het voorsalaris namelijk binden aan bepaalde faculteiten. Op deze manier wil men bij de toekomstige studenten een zekere invloed uitoefenen op de keuze van hun studie. Van het totaal van 156.000 studeren er thans niet minder dan 42.000 in de rechten en ruim 41.000 in de letteren. Dat
is veel en veel te veel. Zij zullen met hun mooie diploma’s betrekkelijk weinig kunnen doen. Daar staat tegenover dat er een groeiende vraag naar technici is. De minister zou dus willen beginnen met een staalstoelage te geven aan al de studenten van de technische hoge scholen. De studentenverenigingen zijn daar echter fel tegen. Zij willen, dat iedereen deze toelage krijgt en dat de staat zich niet met de keuze bemoeit. De bijzonder knappe econoom Alfred Sauvy betreurt deze houding. Hij is van mening dat de ontwikkeling van onze maalsch.apjjij inderdaad eist, dat de jonge mensen in de - akken gaan studeren, die een modern land in de e; ■, -!,> jhaats nodig heeft.
Op het ogenblik is de situatie zo, dat ’ kOOt'i studenten een beurs van ongeveer 2000 gulhcn k; ijgen (ook het hoger onderwijs is gratis); 20.01)0 joi.gens en meisjes zoeken werk. Voor de mei.- ;' , i^ dat niet zo moeilijk. Met babyzitten komen zij ceii heel eind. De jongens hebben hel veel moeilijker. Het wonderlijke is, dat de bepaalde vakken hnn eigen specialiteiten hebben. Honderden toekomstige tandartsen verdienen de kost door ’s Zaterdags cn ’s Zondags kippen te plukken en te ledigen. Heel wal medische studenten werken ’s nachts in de metro; de letterkundigen helpen ’s morgens vroeg in de hallen. Maar al deze vaak zware werkzaamheden gaan ten koste van de studie. De noodzaak omt te werken heeft echter ook wel tot resultaat, dat de Franse studenten minder wereldvreemd en zelfvoldaan zijn dan die in andere landen.
„Jean Zay” betekent een nieuw hoofdstuk in de geschiedenis van de Parijse studenten. Het leven zal er wel heel anders zijn dan dat in het Quatier Latin. Minder romantisch, maar practischer en gezonder. Waarschijnlijk zal er in deze lichte stad van glas en cement en plastic ook wel weer een nieuwe romantiek ontstaan.
Jan Brosse.
r -N
UIT. DE INHOUD :
Het drama van Lebak .blz 4
Cultnra voor de Jeugd .blz 10
De nieuwe studentenstad .blz 12
Jaarverslag Muziekschool .blz 16
De wetenschappelijke stai van Amsterdam (1) .. blz 18
V___^_ J
— 15 —
Your shopping address:
La Linda
Your Shopping Address :
For Men’s, Ladies and Children’s Wearing Apparels and in ihe latest styles. Household articles and Baby need, etc.
QUALITY and SERVICE
Petrona
&
€roes
AANNEMERSBEDRIJF
Anasastraat 8 - Dakota - Aruba, N.A.
Het ontwerpen, aannemen en nitvoeren van alle bonwwerken. Het verhoren van : COMPRESSORS BETONMOLENS ASPHALTKETEL
Steeds in voorraad getrilde betonblokken.
— 16 —
(Jtuêaanóe 0Tlugtc^<ScK.oaf
'l 955
Het jaar 1955 begon met de oprichting van een afdeling in Santa Cruz, waaraan in het bijzonder de Heer Stam zijn krachten gaf. Deze afdeling startte met een propaganda-middag in de San Martinus Chib, welke een groot succes werd en bezocht werd door vele belangstellenden.
In de maand April zijn de jaarlijkse examens afgenomen waaruit bleek dat door de leerlingen goede vorderingen waren gemaakt.
De lessen vonden gedurende het verslagjaar normaal voortgang. In St. Nicolaas sloot een pianoleeraar zich bij de School aan, terwijl in de Lago Colony Mrs. B. Frolund genegen bleek leerlingen van de Heer Bom over te nemen zodra deze zou zijn vertrokken.
Het vertrek van de Heer Born veroorzaakte een periode van stagnatie in de ontwikkeling van de Muziekschool. Terwijl dit vertrek namenlijk was vastgesteld voor 1956, vertrok de Heer Born reeds in het najaar 1955. Hoewel vroegtijdig getracht werd een nieuwe Directeur uit Nederland via de Sticusa te contracteren, bleek door de moeilijkheden die deze Stichting in Nederland zelf ondervond, het niet mogelijk nog voor het einde van het verslagjaar in de vacature te voorzien. Op verzoek van de R. v. T. belastte de Heer F. Steenmeijer zich tijdelijk met de functie van wnd. Directeur.
In December werd door de wnd. Directeur een vergadering belegd met de leraren, teneinde te komen tot de benoeming van een tijdelijk Directeur, totdat een nieuwe kracht uit Nederland zou zijn gearriveerd. De definitieve oplossing van deze kwestie vond eerst in 1956 plaats.
Gedurende het verslagjaar werd een subsidie van hel Prins Bemhard Fonds ontvangen, waaraan de voorwaarde verbonden was tot het geven van enkele jeugdconcerten. In verband met het vertrek van de Heer Born werd de uitvoering van deze concert» n enigszins bemoeibjkt. Ook dit jaar mocht van het Eilandgebied Aruba weer een subsidie worden ontvangen, die een bedrag van NAf 5.000,— inhield, terwijl het C. C. A. ons de jaarlijkse subsidie ad NAf 6.500,— toedacht.
In het verslagjaar werden nieuwe boeken en instrumenten ontvangen van de Sticusa; hieronder bevond zich een nieuwe piano.
Door het vertrek van de Directeur moest de jaar-» lijkse leerlingenavond uitgesteld worden tot begin 1956.
Mocht bóven dankbaar gememoreerd worden dat wij van versctóllende zijden subsidie en giften in natura ontvingen, toch kan niet genoeg herhaald worden hoezeer ook vooral van particuliere ziide hulp en bijdragen op prijs gesteld zouden worden.
De Muziekschool heeft al veel mogen In engen aan haar verschillende leerlingen, en de |('ngstc uitvoering in 1956 heeft van de grote helaiig^^r-, inng hunnen getuigen die de School op Aruba genn
Het is verheugend te zien dal hh)i<|j;»e.'- duor de School in de behoefte aan muziekonderi i ni voorzien wordt.
Moge het ook verheugend worden l». i nii. iioe zij die daartoe in slaat zijn, de School daad\»i'ikelijk zullen steunen in de toekomst.
Aan het einde van het verslagjaar hadden zitting in het Bestuur:
President: F. de P. Wever
Ie Vioï-President F. Steenmeijer
2e Vice-President Mevr. A. Lampe-Lampc
Secretaris C. E. Etty
Penningmeester R. Houtzagers
Leden Mevr. L. Henriquez
Mrs. A. S. Owen H. A. Kemmdnk Eerwaarde Frère Pedro M. T. Steenhuysen F. B. Tromp J. J. Stam
Aan de Arubaanse Muziekschool zijn de onderstaande leraressen en leraren verbonden:
Piano Mevr. E, v. Alphen
Piano-Viool Mrs. B. Frolund
Piano Mevr. S. Sanders
Koor Hr. J. W. H. Bongers
Viool-Gitaar Hr. J. Cohen
Blaasinstrum. Hr. P. Jansen
Koor Hr. J. A. v. Nimwegen
Piano-blokfluit Hr. E. Peijster
Piano-orgel Hr. L. P. Vermeulen
Piano Hr. W. Vervuurt
Koor Hr. P. Nic. J. Treijtel
Violisten zijn van harte welkom bij het
ARUBAANS SYMPHONIE ORKEST!
— 17 —
Mainstreet
Laundry
Uw was doen Helder schoon c optijd in huis
j TEL. 2 1 3 4 I
NASSAUSTRAAT 81 Oranjestad
p FOTO IDEAAL ^
R (KUSTER’S HANDEL MAATSCHAPPIJ) -n
p ^ q
^ Het adres voor de wereldberoemde camera’s ^ ^ zoals:
LEICA, ZEISS IKON, ROLLEIFLEX, ^ P ROLLEICORD, REVERE, ROBOT, AGFA,
en vele andere merken ^
^ The Home of Fine Cameras ^
W Nassaustr. 8 Oranjestad. Tel. 1012 w
ARUBA HARDWARE STORE
ORANJESTAD PHONE 1057
PAINTS and
WOOLSEY
PAINTS PRODUCTS
in all co/ors and sizes
— 18 —
De wetenschappelijke staf van Amsterdam
Enige tijd geleden werd in de aula van de Amsterdamse universiteit het tienjarig bestaan gevierd van de Wetenschappijke Staf. Dit is de verkorte benaming voor de Vereniging van Conseiwatoren en Assistenten aan de Universiteit van Amsterdam.
Wat is deze wetenschappelijke staf? Wie zich een universiteit üacht voor de stellen denkt in de eerste plaats aan een aantal professoren en een aantal studenten. Zij zijn zonder twijfel de helangrijkste constituerende elementen. Iets meer ingewijden zullen wellicht ook nog de gejurkte gestalte van de pedel voor zich zien oprijzen. Hij is de man, die de meesten alleen maar kemien als de drager van een academbehe palmpasen, welke hij bij plechtige gelegenheden, zoals promoties, vooraf doet gaan aan de stoet der hoogleraren.
Enigszins in het halfduister van de laboratoria en instituten werken de assistenten, een aanzienUjke groep, die numeriek twee maal zo groot is als de groep der hoogleraren en lectoren samen. In Amsterdam is de verhouding ongeveer 180 - 400.
De enorme ontwikkeling van het assistentendom is van recente datum. In 1889 bestond bijvoorbeeld de personeelsbezetting voor de natuurkunde aan een Nederlandse Universiteit, namelijk die te Utrecht, uit één hoogleraar, één assistent en één amanuensis. Voor ditzelfde vak zijn thans aangesteld: 2 hoogleraren, 1 lector, 10 wetenschappelijke ambtenaren, 4 hoofdassistenten, 11 assistenten en 22 man aan technisch en administratief personeel.
De snelle groei van de wetenschappelijke staven aan de Nederlandse universiteiten en hogescholen dateert van na de tweede wereldoorlog.
Twee factoren hebben deze ontwikkeling bevorderd. In de eerste plaats het toegenomen aantal studenten en in de tweede plaats de groei van het wetenschappelijk onderzoek.
Het is begrijpehjk, dat de enorme toeneming van het aantal studenten — van nog geen 3000 in 1900 tot meer dan 30000 thans — de hoogleraren met een taak dreigde op te schepen, die zij onmogelijk alleen afkunnen: college geven, tentamens en examens afnemen, scripties corrigeren, werkgroepen leiden, studenten ontvangen, dissertaties voorbereiden, nog afgezien van de talloze bezigheden in besturen en commissies, de administratieve leiding van instituten of laboratoria enz., welke tegenwoordig van een hoogle raar worden verlangd. Voor een deel van deze taken zijn op het ogenblik assistenten ingeschakeld.
Er is geen enkele reden om aan te nemen, dat het aantal studenten in de naaste toekomst zal afnemen. Integendeel. De huidige studentengeneratie is geboren in de dertiger jaren toen het geboortecijfer ten gevolge van de toen heersende economische crisis laag was. Na 1964, wanneer de hoge geboortecijfers van de laatste jaren in en de eerste jaren na de tweede wereldoorlog hun invloed gaan doen gelden, mag een aanzienlijke toeneming van de aanvoer van nieuwe studenten worden verwacht. Hieroj) is niet alleen het geboortecijfer van invloed, maar ook andere factoren, zoals de uitbreiding van de midd'v'bare schoolbevolking door de grotere welvaart en ri ■ uitbreiding van het beurzenstelsel.
Ten aanzien van het wetenschappeliji-: onderzoek heeft de periode na 1945 zich gekenmerkt door grote veranderingen. Niet alleen zijn tijdens de tweede wereldoorlog in vele opzichten geheel nieuwe gebieden voor wetenschappelijk onderzoek ontsloten, maar steeds meer blijkt, dat de huidige ontwikkeling van de maatschappij wetenschappelijk onderzoek vereist, meer dan vroeger het geval was. Een land als Nederland zal alleen kunnen profiteren van de vredelievend gebruikte atoomenergie, als daarvoor het vereiste wetenschappelijk personeel is opgeleid en als er uitgebreid wetenschappelijk onderzoek is verricht over de mogelijkheden van plaatselijke toepassing. Dit geldt evenzeer voor de scheikunde, de geneeskunde en de technische wetenschappen als bijvoorbeeld voor dè taalwetenschappen.
Het in omvang en intensiteit toegenomen wetenschappelijk onderzoek, vooral op het terrein van de natuurwetenschappen, heeft geleid tot grootscheeps teamwerk, het onderzoek door samenwerkende specialisten. Dit alles heeft uiteraard het aanwerven van wetenschappelijk personeel gestimuleerd.
Naast het wetenschappelijk onderzoek heeft de universiteit ook nog altijd zijn Lesgevende taak behouden. Hierbij doet zich nu het verschijnsel voor, dat het de hoogleraren vaak aan de tijd ontbreekt om alle colleges, welke nodig zijn, te geven. Dit geldt vooral voor het basisonderwijs. In elk vak moeten een hoeveelheid fundamentele kennis en een aantal technisch-wetenschappelijk handgrepen worden aangeleerd: ook hier ligt weer een niim arbeidsterrem voor de assistenten. Deze assistenten nu hebben in 1946 een organisatie gesticht ter behartiging van hun belangen.
Wordt vervolgd.