Full Text / Transcription of https://coleccion.aw/show/?UNIVERSITEITLEIDEN-DIG-362778
Translate this text / Traduci e texto aki:     Translate this text


WIJZE VAN BEHEER
NEDERLANDSCHE
00ST- EN WEST-INDISCHE BEZITTINGEN,
Iweede vermeerderde Uitgaaf.
AMSTERDAM, WEITINGH & VAN DER HAART, 1854.
ACAD. LUGD. BAT.
NEDERLANDSCHE
OOST-INDISCHE BEZITTINGEN,
EERSTE HOOFDSTUK.
Grondgebied en bevolking waarover beheer gevoerd wordt.
A. Grondgebied.
NEDERLANDSCH INDIË BESTAAT UIP JAVA EN DE BUITI N= BEZITTINGEN.
Java is verdeeld in 19 residentien en 5 op zich zelve
staande adsistent-residentien; te weten: Residentiën.
Bantam, Pasoeroean, Batavia, Bezoeki, Preanger Regentschappen, _Banjoemaas, Cheribon, Bageleen, Tagal, Kadoe, Pekalongan, Soerakarta, Samarang, Djokjokarta, Japara, Madioen, Rembang, Kediri. Soerabaja.
Adsistent- Residentiën.
Buitenzorg, Madja Lengka, Krawang, Patjitan, Janjoewangi.
Tot de residentie Soerabaja behooren de eilanden Madura en Bawean. Voorts behooren bij andere kust-residentien en adsistent-residentien de kleinere eilanden langs of bijna de kusten gelegen.
De afdeeling Banjoewangie, laatstelijk behoorende tot de residentie Bezoekie, maar weleer eene afzonderlijke
6
residentie, werd in 1849 weder tot eene op zich zelve staande afdeeling verklaard, onder het bestuur van eenen adsistent-resident, tevens gecommitteerde voor de zaken der tegenover Banjoewangi liggende eilanden Bali en Lombok.
Al wat in Nederlandsch Indie buiten Java en Madura (met de bedoelde onderhoorige kleinere eilanden) ligt, wordt begrepen onder den naam van:
BUITENBEZITTINGEN.
1. het gouvernement van Sumatra's Westkust, verdeeld in drie groepen van afdeelingen, te weten: de residentien Padang, Padangsche Bovenlanden en T'apanoeli;
2. de op zich zelve staande adsistent-residentie te Benkoelen;
8. de Lampongsche districten ;
4. de residentie Palembang, met eenen post op Djambi (Moeara Kompeh);
residentie Banka met Billiton en de Lepareilanden;
6. de residentie Riouw;
7. Borneo, verdeeld in de residentien Zuid- en Oosterafdeeling van Borneo en de Wester-afdeeling van Borneo;
8. het gouvernement van Celebes en onderhoorigheden,
bevattende dat gedeelte van het eiland van dien naam, hetwelk niet tot de residentie Menado behoort, met eenen post Saleijer op Sumbawa enz; 9. het gouvernement der Molukken, verdeeld in de residentiën : Amboina, Banda, Ternate, en Menado (op Celebes), met posten op de ZuidWester-eilanden, de Zuid-Ooster-eilanden, de Aroë eilanden, Kei, Nieuw Guinea enz, enz. 10. de residentie Timor, met Soemba, Savoe, Rotti, Ende, Solor, Allor, (of Ombaai) enz. enz. 11. de eilanden Bali en Lombok, ressorterende onder de adsistent-residentie Banjoewangi. De oppervlakte is volgens de berekeningen van den luitenant-ter-zee Melvill van Carnbée, als volgt:
Vierkante geographische mijlen. Java, zonder Soerakarta en Djokjokarta . . - 2176,7 Soerakarta en Djokjokarta. … …« … « * 170,6
METHODEN ove AORAEMANE > Er en eee 97,3
Java en Madura te zamen. … … … … 2444,6 Sumatra's Westkust. … …« … « … « 2200,6 Bankoelent ns 1e RATE IE AEP 455,6 Lampongsche districten. … … … - … 475,0 Palembang u sons Wef ME oleije PES 27e Sen 1340,0 Dinh ME EEK PG BE OEE IA Een. Ohra be 1218,4 Banka: soa ra ADR ER Dt ANNEE 356,0 Blois 40e radi Taeke dee Ve 148,6 Betneot.s 5 EME OENE Ee LTE ar 9373,7 Celebes met Soembawa en Boeton …. … … «… - 2149,9
Molukken :
Afiboima) ce Lleida tene edge 178,9 Beda UAR Ae Er nee lS Mamtatsr er: Sorko: eed IEN ES 1129,7 Mieden keek dais kee UN Sed ea 1 120700 Miabi hurimalhe it ves niest) alde awe T batjes: -3210,0 Waker Aroer wie vergaten 906 SO LAREN RE RN En "ADS BER en Voroks 5 on MeT ARR opperen os RO
Totaal. …. . 27892,1
B. Bevolking.
Eene juiste volkstelling in Nederlandsch Indië is eene zaak, niet welgevallig aan de inlandsche bevolking en
daarom immer in meer of mindere mate bedenkelijk en
trouwens op vele punten onmogelijk met de voorhanden middelen.
Hieronder worden echter de cijfers medegedeeld, welke uit opgaven door de hoofden der gewestelijke besturen en andere bronnen getrokken zijn.
Het leger is daaronder niet begrepen.
JAVA EN MADURA.
> Er Andere vreemde
| Oosterlingen.
_ Europeanen RESIDEN TIEN. en daarmede
gelijk gestelden
Chinezen. | Inlanders. Lijfeigen. Totaal. | { | eN Eemmnsmwmmmsd
| 1,207 | 98 _ | 468,825 20 470,371
| 5 Bantam. a eme en 221 Batapia. 5903 et HELE 3,887
|
| | Í | |
40,845 794 | _ 811,746 ‚ _ 1,500 348,325 Buitenzorg 522 |_280,756 — | 136 289,970 Krawang … 118 | 4 |_ 129,43: | 15 131,968 | 217 | 8 \ } 767,989 768,867 Cheribon … Me ee ea 656 | 9,864 | 580,958 37 592,228 ee, zo cn Ee eee ed 324 | p S ï 8 262,475 Bikalougaue, js Db We Me 362 3,156 | 66 | __224,88 229,152 Samarang … … « ek ln de 2,916 9,001 | > VOT EN A 383 6,314 8 é 86 | ) 330,207 Bômbang- erb. we 64 Kel 546 Í 1,004 | 80 | Í 4 531,937 Soerabaja. . . . On er id 2,841 5,167 ) | 952,031 85 962,890 MRHURAS EE ne U 5 one el 640 6,187 | _328,373 De 345,447 Pasoeroean. . . re Pd 813 | 2,578 Í |__ _364,081 p 368,789 BBsouki. Wp. re IR oe sal 510 1,359 | 215 5 8 500,577 Banjnewatgte 5. rt. oe sel g4 190 | 8 ' 254 31,390 Bazijdeniaat …#.% Ww aen et 238 | 2,174 |
Begelen. Uh MR Me Meer on a re 264 | 1,381 3 529204 KAAR mene bne A et 223 8,056 De „204 ENORIGKADtS „AM MS Tee 633 1,450 98 304,979 NUOrGKart Bm. Se es ee eN 2,984 ) 600,000 MANNE onp RAE nt oon be ader ) Í 1,295 36 813,796 Batjitan=, 2 5e B % ea | 180 p 89,872 Í KBD onm elege We er ee dell 84 2,397 251,146 Í p 53,729
Te zamen. … . . 1,225 L_125,250 26,88: 0,514,882 9,687.346
BUITEN-BEZITTINGEN.
Sumatra :
IL. Gouvernement van Sumatra's Westkust en onderhoorigheden . … . … 3,000,000 Adsistent-residentie Benkoelen, steeg | 70,000 . Lampongsche districten, ruim. .., . 80,000
Residentie Palembang RE BT «a. Hoofdplaats Palembang, BUR: 4 da 40,000
b. de gezamenlijke divisiën der bianenlan: den, ruim … … sters 210,000 c. de Passumah- BENK ongeveer … … …| 30,000 Banka en onderhoorigheden: | Banka. Chinezen, minstens. …. … | 10,000 Aanmerking. Op Janka bestaat de meer-| derheid der bevolking uit Chinezen, wier getal wisselt van 7000 tot 10,000 en meer, naar gelang de vrij aanmerkelijke gambier- en peperteelt aldaar kwijnt of bloeit. MBIGDBEE, Pes Me narren 1,000 Bankanezen . . … an RAID 24.000
‚ Lepar-eilanden. Het cijfer EA brmeeren! van 500 tot 2500, dus gemiddeld . . … 1,500
Afdeeling Billiton wordt nu eens gesteld op,
6000, dan weder op 15,000 zielen, dus ge-, iniddeld tt A ree 10,500 Riouw en onderhoorighedon : | IL. Deeilanden ten zuiden van Straat Singapoer: a 30,000
„ De oostelijk gelegen eilanden van Tambelan, Natoena, Anambas enz. …. … ‚| 20,000
‚ Indragiri en Reteh, op de Oostkust van Sumatra, naar gissing hoogstens. … … …. … 20,000
Borneo en onderhoorighedon Deakkers: ne. Tt, Ere 950,000 ij )
Mahomedanen . … e eeens 200,000 Chinezen wonende gast $ Salabas ongev. … 35,000 LEM Onlie. 5 12,000 » Mampawa,bijna 2,000 Totaal (met inbegrip der Europeanen en in een rond cijfer). . . 1,200,000 1,000 Daarvan zijn gevestigd:
[, In de Wester-afdeeling (ongerekend de zwervende Baijak) … …. . . 650,000 Die bevolking van 650,000 zielen is onge veer verdeeld in 4/s voor de rijkjes der Westkust en 2/3 voor de binnenlanden van
het stroomgebied der Kapoeas. IT. Im de Zuider- en Ooster-afdeeling (met inbe-{_______— Transporteren … … | 4,750,000
BUITEN-BEZITTINGEN.
Per transport.
grip der Sultanslanden, doch zonder de Nomadische of zwervende Daijak) 450,000 Onder die bevolking tellen de Rijken van: Banjermassing(Sultans hk 120,000
AT deter ‚ _… 96,000
Eee behe an Big HEN 84,000
en Passir. . … ee 0D
IL die der Zuidkust met ‘hare binnenlanden wordt geschat op omstreeks. 100,000
Celebes: Gouvernement van Celebes en onderhoorigheden
(en dus zonder Menado en het Ternaatsche gebied) Did pede OE Bevolking der hóofdplaâts DP at a or 00 Noorder districten geschat ger . _120,000 Zuider districten . . … mss 0000 Boelecomba en Bonthain op re 4430000
Saleijer en onderhoorigheden . . _40,000/ (Zie hieronder op Moluksche eilanden,
en onderhoorigheden.)
Moluksche eilanden en dermegeljnnden: Residentie Amboina.
4 ” Banda. : IFE " Ternate, met inbegrip der onderhoorigheden op Celebes en
Nieuw Guinea Onder die bev öllink telt het Rijkje van denSultanv anPatjan. 2,000 IV. " Menado lotte ZES: Waarvan: in de Menahassa . . 85,000 op de Sangiersche en Talantsche eilanden, naar gissing _34,000
Timor en onderhoorigheden :
Bij gissing geschat op circa . :
Waarvan voor het Nederlandsch gebied op ‘het eiland Timor zelf, ongeveer …. . 250,000
Bali en Lombok: Bali
Lombok. Oorspronkelijke Gassansche bevolking, geschat op Balidetan ; Boeginezen
Totaal zielen.
4,750,000
3,000,000
141,000 76,500
26,000
175,000
800,000
800,000
380,000 20,000 5,000
10,473,500
TWEEDE HOOFDSTUK,
„Middelen van Beheer.
EERSTE AFDEELING. ORGANISATIE EN STAAT WAARIN ZIJ ZICH BEVINDEN. A. Opperbeheer.
S 1. Gouverneur-Generaal.
Het hoogste gezag in Nederlandsch Indie wordt uitgeoefend door eenen Gouverneur-Generaal ondergeschikt aan het Opperbestuur in Nederland.
Indien de Gouverneur-Generaal bevelen uit Nederland ontvangt, welker nitvoering hij ongeraden of strijdig met 's Lands belangen acht te zijn, wegens omstandigheden, welke op het oogenblik van het geven dier bevelen in Nederland niet konden bekend wezen, kan hij ze, op zijne verantwoordelijkheid, behoudens dadelijk berigt aan den Minister van Kolonien, voorloopig zonder gevolg laten of wijzigen.
Alle voorstellen en mededeelingen welke de GouverneurGeneraal aan het Opperbestuur in Nederland wenscht of verpligt is te doen, worden door hem aan- den Minister van Kolonien gerigt.
Voorstellen zijn noodig voor iederen maatregel, welke met eene vermeerdering van de vaste uitgaven gepaard gaat, tenzij die worde gedekt door bezuinigingen, in hetzelfde jaar op dezelfde afdeeling dee begrooting van uitgaven gedaan, en voor elke beduidende (organieke) verandering in de verordeningen, door den Koning uitgevaardigd of bekrachtigd. Alleen in dringende gevallen kunnen zulke maatregelen door den Gouverneur-Generaal voorloopig onder ’s Konings nadere goedkeuring tot stand gebragt worden.
Mededeelingen is de Gouverneur-Generaal gehouden, met den meesten spoed, te doen omtrent alle gebeurtenissen of handelingen van gewigtigen aard.
De Gouverneur-Generaal houdt zijn gewoon verblijf te Batavia of wel te Buitenzorg.
Hij kan zich naar onderscheidene deelen van Java en Madura begeven, zoo dikwijls hij zulks in 's Lands belang geraden acht, doch naar de Buitenbezittingen alleen na toestemming van het Opperbestuur in Nederland, ten ware gewigtige aangelegenheden zulks noodzakelijk maakten.
Raad van Indië.
Aan den Gouverneur-Generaal is toegevoegd een advife) o
serende raad, dien hij, zoo dikwijls hij verkiest, kan pre
sideren.
Die raad draagt den naam van Raad van Nederlandsch Indië, en bestaat uit eenen vice-president en vier leden, allen door den Koning benoemd.
Bij openvalling van het viee-presidium kan de Gouverneur-Generaal een der leden van den raad met die betrekking belasten, tot dat de Koning daarin voorziet. Bij openvalling eener plaats als lid, moet hij eene, met overleg van den raad opgemaakte voordragt van twee personen aan het Opperbestuur tot hare vervulling inzenden. Indien de belangen van de dienst zulks dringend vorderen, kan de GouverneurGeneraal aan eenen dier personen, als provisioneel lid, in den raad zitting verleenen. .
De raad wordt door den Gouverneur-Generaal geraadpleegd in alle zaken, behalve:
«. die, waaromtrent zulks wegens de volstrekte ontwijfelbaarheid of de min-belangrijkheid voor overbodig is te houden ;
b. die betrekking tot de land- en zeemagt;
ce. spoedvereischende zaken, zonder onderscheid.
De Gouverneur-Generaal kan echter strijdig met hef advies van den raad beslissen, in welk geval zijne motieven opgenomen worden in het besluit, de beslissing bevattende.
De raad is bevoegd, door middel van de na te melden algemeene secretarie, aan alle collegien en ambtenaren inlichtingen te vragen, betreffende zaken, waaromtrent hij door den Gouverneur Generaal gehoord wordt.
Het staat voorts aan den vice-president en aan elklid
13
vrij, individueel, vootatellen aan den Gouverneur-Generaal te doen. Maar zulke voorstellen worden niet in den raad overwogen, zonder vergunning van den Gouverneur-Generaal.
De raad is gevestigd te Batavia. De GouverneurGeneraal is echter bevoegd, aan leden van den raad bijzondere zendingen op te dragen, mits, behalve de vicepresident, twee leden op de hoofdplaats tegenwoordig blijven. Besluit de Gouverneur-Generaal, in tijd van oorlog, door den vijand gedrongen, om den zetel van het bestuur te verleggen, dan moet de raad van Indie hem volgen.
Bij ziekte of afwezigheid van den Gouverneur-Generaal, belast hij den vice-president van den Raad van Indie, of, bij wettige verhindering van dezen, een der leden met het dagelijksch beheer van zaken.
Bij openvalling der betrekking van Gouverneur-Generaal, treedt de vice-president op als waarnemend GouverneurGeneraal. Bij gelijktijdig openvallen der beide betrekkingen wordt, in eene buitengewone vergadering van den Raad van Indie, aangevuld tot zeven personen uit bepaaldelijk aangewezen ambtenaren, een der leden van den raad tot waarnemend Gouverneur-Generaal gekozen.
S 3. Algemeene secretarie.
Aan den Gouverneur-Generaal is toegevoegd een alge meene secretaris, benevens het noodige getal adjunct secre tarissen en verder bureau-personeel, te zamen uitmakende de algemeene secretarie.
De algemeene secretaris is, volgens zijne instruktie, de vraagbaak en voorlichter van het bestuur. Hij doet aan
de Regering voorstellen of herinneringen, tot bevordering
van dienst. Hij zorgt voor de redactie, expeditie, registrering en bewaring der beschikkingen van den Gouverneur-Generaal; voor de zamenstelling van het Staatsblad van Nederlandsch. Indie (een jaarlijksch boekdeel, inhoudende de beschikkingen van den Gouverneur-Generaal, welke algemeen werken, of welker kennis voor alle ambtenaren of wel voor het publiek nuttig wordt geacht);
14
gedeeltelijk voor de uitgave van het Naamregister van Nederlandsch Indië (een jaarlijksch boekdeel, bevattende eene lijst der Indische staatsinrigtingen en ambtenaren, der naamlooze vennootschappen, reederijen, handelshuizen, der. ingezetenen, der geboorten, sterfgevallen en huwelijken, en vele andere bijzonderheden), en voor de bekendmaking van de daartoe in aanmerking komende beschikkingen van en berigten aan den Gouverneur-Generaal in de Javasche Courant, welker officieel gedeelte verbindend is voor de betrokkenen.
De algemeene secretarie is alzoo het bureau van den Gouverneur-Generaal, het brandpunt, waar zich alles vereenigt, zoowel wat het dagelijksch bestuur in Indie aangaat, als de veelomvattende briefwisseling met het Opperbestuur in Nederland.
B. Gewestelijk beheer.
De landschappen, of groepen van landschappen, in welke Nederlandsch Indie verdeeld is, worden, onder het algemeen toevoorzigt van den Gouverneur-Generaal, beheerd door burgerlijke ambtenaren, den titel voerende van:
Gouverneur, in de landschappen, bij de beschrijving van het Nederlandseh grondgebied in Indie aangeduid onder de benaming gouvernement:
Resident, in de landschappen aldaar genaamd residentie,
Adsistent—resident, in de landschappen genaamd: op zich
zelve staande adsistent-residentie.
In stede van burgerlijke ambtenaren, worden voor deze betrekkingen, vooral buiten Java, ook wel officieren gekozen.
De Lampongsche districten worden beheerd door eenen civilen en militairen gezaghebber.
De bedoelde gouverneurs, residenten, op zich zelven staande adsistent-residenten en gezaghebbers zullen hieronder steeds aangeduid worden onder de benaming: „hoofden der gewestelijke besturen.”
Tot het voeren van het hun opgedragen beheer hebben zij te hunner beschikking Europesche en inlandsche ambtenaren, beambten en bedienden.
Overal wordt het beginsel nageleefd, om, voor zooveel
de omstandigheden dit gedoogen, de inlandsche bevolking te laten onder de leiding en het onmiddellijk bestuur harer eigene hoofden.
Chinezen, Mooren, Arabieren en andere vreemdelingen, niet tot de Europeanen behoorende, welke zich in Nederlandsch Indië met der woon vestigen, worden, zooveel mogelijk, onder hoofden van hunne natien gesteld.
C. Militair beheer.
LANDMAGT.
S 1. Kommandement.
De Gouverneur-Generaal is opperbevelhebber van de landmagt in Nederlandsch Indië, en is gehouden zich te gedragen naar de algemeene of bijzondere bevelen, welke van den Koning uitgaan.
Onder hen is met het regtstreeksche bevel belast een kommandant van het Indische leger.
De Gouverneur-Generaal is verpligt, omtrent militaire zaken, voor zooveel noodig, het advies van dezen kommandant in te winnen, Strijdig met diens advies beslissende, moet hij de motieven opnemen in het besluit, de beslissing bevattende.
Wanneer de Gouverneur-Generaal zulks raadzaam oordeelt, kan hij den kommandant van het Indische leger belasten met het aanvoeren der troepen, hetzij tegen eenen buitenlandschen vijand of tot het dempen van binnenlandsche onlusten, en hem over die troepen de onbelemmerde beschikking laten.
In dat geval is de kommandant verantwoordelijk voor hetgeen hij met de troepen uitrigt, doch tevens gehouden, om den Gouverneur-Generaal bekend te houden met al zijne beschikkingen en alle gebeurtenissen van eenig belang.
Wordt de betrekking van Gouverneur-Generaal door eenen der raden van Indië waargenomen, dan moet, zoo veel mogelijk, aan den kommandant van het leger de onbelemmerde beschikking over het leger gelaten worden, onder zijne verantwoordelijkheid.
16
S 2. Algemeen beheer,
De generale staf is zamengesteld uit:
een chef (kolonel);
een souschef (majoor
1° bureau chef (kapt. der inf.);
adjoint (luit)
(kapt. der inf.)
adjoint (luit);
kapt. art.)
adjoint (luit.) ;
onderint. 2° kl. admin.
adjoint intendant, offie, v. d. gen. staf ter
westk. v. Sumatra (1° luit. of kapt.) ; archivaris en verdere personen ;
rijksadvocaat als adviseur.
De chef van den generalen staf is algemeen secretaris van den kommandant van het Indische leger, en wordt, wanneer deze het hoofdkwartier verlaat, met het gewone beheer belast. Hij heeft op zijn bureau een zeker getal officieren, militaire ambtenaren en klerken.
De andere chefs hebben mede zoodanig bureau-personeel en voeren wijders het bevel over het wapen of de dienst, tot welke zij behooren.
Een reglement op de militaire geneeskundige dienst in Nederlandsch Indië vastgesteld, is opgenomen in het Staatsblad 1842. Nr. 14.
Het personeel der militdire geneeskundige dienst bij het leger in Oost-Indie, bestaat uit:
1 chef (kolonel);
1 dirigerend offieier van gezondheid der 1° klasse (lui
tenant-kolonel);
9 dirigerende offie. van gezondheid der 2° klasse (majoor) ; $ 8 /
15 officieren van gezondheid der 1° klasse (kapitein); 72 officieren van gezondheid der 2° klasse (1° uiten); 36 officieren van gezondheid der 3° klas (2° luitenant); 2 apothekers der 1° klasse (kapitein);
9 apothekers der 2° klasse (1° luitenant);
18 apothekers der 3° klasse (2° luitenant):
2 paarden-artsen (1° luitenant);
2 adjunet-paarden-artsen (2° luitenant).
17 8 3. Gewestelijk Beheer.
Voor het militair beheer is Java verdeeld in drie militaire afdeelingen.
De eerste bevat de residentien Batavia, Bantam, de Preanger Regentschappen en Cheribon, en de adsistentresidentien Buitenzorg en Krawang; onder die afdeeling zijn ook gebragt de tegenover Bantam op de Sumatrasche kust gelegene Laampongsche districten ;
de tweede bevat de residentien Samarang, Tagel, Pekalongan, Soerakarta, Djokjokarta, Banjoemaas, Bageleen, Kadoe, Madioen, Japara, Rembang en de adsistentresidentie te Patjitan;
de derde bevat de residentien Soerabaja (met Madura), Kediri, Pasoeroean en Bezoeki.
De kommandanten dezer afdeelingen (kolonels) gevestigd te Batavia, te Samarang en te Soerabaija, zijn ondergeschikt aan den. kommandant van het leger. Onder hunne bevelen staan de kommandanten der garnizoenen van elk gewest, tot de afdeelingen behoorende. if
Deze splitsing in afdeelingen geldt ook de departemen
ten in $ 2 onder 5e, d en e genoemd. De afdeeling-chefs dier takken heeten:
van 5, eerst-aanwezende ingenieurs; ce, onder-directeuren der artillerie; d, onder-intendanten; e, dirigerende officieren van gezondheid.
Zij zijn, in algemeenen zin, ondergeschikt aan den kommandant der afdeeling, voor zoover diens bevelen geheel overeengebragt kunnen worden met de bevelen van hunnen departementalen chef.
Buiten Java zijn geene zoodanige afdeelingen bekend en heeft men dus alleen gewestelijke garnizoens-kommandanten met gewestelijke eerst-aanwezende ingenieurs, kommandanten der artillerie, onder-intendanten en eerst-aanwezende officieren van gezondheid.
De staf van den militairen kommandant op Sumatra's Westkust bestaat uit zijn persoonlijken adjudant en een ge=
nerale staf-officier, niet hooger dan kapitein, getrokken uit het leger.
2
18
De verhouding der militaire kommandanten (namelijk der afdeelingen-kommandanten en garnizoens-kommandanten) tot de hoofden der plaatselijke besturen is als volgt:
Op Java moeten zij den resident (hieronder wordt ook begrepen de op zich zelven staande adsistent-resident) erkennen als den eersten persoon van het gewest, zonder hem dadelijk ondergeschikt te zijn. De resident heeft het regt, in geval van oproer, onrustige bewegingen of feitelijk verzet tegen de wetten, de militaire magt te requireren tot demping der onlusten en beveiliging van personen en go deren. Daarvan moet hij terstond berigt geven aan den Gouverneur-Generaal; de gewestelijke kommandant aan den afdeelingskommandant; deze aan den kommandant van het Indische leger, en deze aan den Gouverneur-Generaal.
Ook waar de politie, in gewone omstandigheden, te kort schiet, moet de militaire magt de hulpzame hand bieden.
Bij vijandelijke bedreiging of aanranding (waarvan berigt moet worden gedaan) zijn de middelen van verdediging geheel van het ressort van den militairen kommandant. De resident is verpligt ze te ondersteunen,
Wederzijds zijn de resident en de militaire kommandant gehouden elkander mede te deelen, hetgeen zij voor de dienst belangrijk achten.
In het algemeen is het handhaven eener gestadige eensgegezindheid tusschen het civiel en het militair bestuur streng
aanbevolen.
In de bezittingen buiten Java is de militaire kommandant ondergeschikt aan het hoofd van het plaatselijk bestuur. Voor de politie moet bijstand geboden worden als op Java. Bij binnenlandsehe onlusten, op ons grondgebied, moet de kommandant, op schriftelijk verzoek van dat hoofd, hulp verleenen, voor zoo ver zulks niet strijdt met het beginsel, dat de sterkte der troepen op de buitenbezittingen hoofdzakelijk ingerigt is tot bewaring van den aanvertrouwden post. Overigens moet de militaire kommandant, zonder het verzoek van het plaatselijk bestuur af te wachten, de noodige maatregelen nemen, bij vijandelijke aanranding of smeulende ontevredenheid. Beiden zijn verpligt over het voorgevallene verslag te doen, even als voor de autoriteiten op Java is aangeteekend.
19
S 4. Zamenstelling en voltallighouding van het leger.
De zamenstelling van het Indische leger wordt door den Koning bepaald.
Dat leger bestaat uit 22 bataillons infanterie, eenige batterijen en ettelijke compagnien vesting-artillerie, een re
gement cavalerie en een corps sapeurs, te zamen, op voet van vrede, sterk ruim 20,000, en op voet van oorlog 30,000 officieren en manschappen.
Het Europesche gedeelte wordt voltallig gehouden, wat de officieren betreft, door het zenden van door den Koning benoemde officieren uit Nederland en door benoemingen in Indië, welke laatste alle geschieden door den GouverneurGeneraal, onder ’s Konings goedkeuring en wat de onderofficieren en manschappen betreft, door het zenden van troepen uit Nederland en door engagementen en reëngagementen in Indië.
Het inlandsche gedeelte bestaat uit Amboinezen, Boeginezen en Javanen (Madurezen, Maleijers, Soedanezen enz. daaronder gerekend) en wordt voltallig gehouden door werving van vrijwilligers in onze bezittingen en door reëngagementen,
Ss 5. Znrigtingen tot het leger betrekkelijk.
Onder het algemeen beheer en toezigt van den kommandant van het Indische leger, die tot dat einde beschikt over de bovenvermelde departementen van militair beheer en over de gewestelijke kommandanten, bestaan verschillende inrigtingen, ten doel hebbende de voorziening in de behoeften van het leger.
Zij kunnen in twee hoofdgroepen verdeeld worden, namelijk die, welke alleen stoffelijke en die, welke tevens zedelijke en wetenschappelijke behoeften vervullen.
Deze verdeeling wordt hieronder in acht genomen.
a. Voor stoffelijke behoeften. Magazijnen.
Zooveel mogelijk wordt betracht, dat er afzonderlijke magazijnen behooren te zijn voor elken tak van militair beheer. 2 #
20
Voorts heeft men algemeene en garnizoens-magazijnen. De algemeene staan onder militaire ambtenaren, met on
dergeschikt personeel; de garnizoens-magazijnen onder den
kommanderenden officier of raad van administratie: alles behoudens hooger toezigt van den hoofd-intendant der militaire administratie.
Kleedermakers-atelier.
Aan de veroordeelde militairen (Europeanen) die op het Fort Erfprins (in het vaarwater tusschen Java en Madura) hunne gevangenisstraf ondergaan, is de verpligting opgelegd, om, tegen een billijk loon, kleederen te maken voor het leger. Alleen diegenen hunner, die, wegens ligchamelijke gebreken, door eenen deskundige ongeschikt verklaard, of die ten algemeene nutte voor zieken-oppasser, wasscher, barbier en kok gebezigd worden, zijn hiervan ontheven.
Aan het hoofd van het atelier staat een directeur (gepensionneerd offeier), verantwoordelijk aan den hoofd intendant der militaire administratie, en onder zijne bevelen een meesterkleedermaker (sergeant), met een meesterknecht (korporaal). :
De werk-uren zijn van 6 tot 11 en 1 tot 5, des noodig ook nog ’s avonds van 7 tot 10.
Aan dat kleedermakers-atelier is in het laatst van 1849 als proef, een schoenmakerij verbonden, ten einde ook die gevangenen, die minder aanleg voor het kleermakers- dan voor het schoenmakers-vak hebben, nuttig bezig te houden. De kosten van aanmaak bij het atelier staan ongeveer gelijk met die bij particuliere ondernemers te Samarang, maar de confectie is minder goed, waarin men door betere voorschriften op de keuring van lieverlede tracht te voorzien. De productie is voldoende.
Aan de gevangenen op dit fort wordt sedert 1 December 1849 geen jenever meer verstrekt.
Officiers-kleedingmagazijn. Ten einde de aanschaffing van al hetgeen tot de uniform behoort voor de officieren gemakkelijk te maken, verleent
het Gouvernement zijne tusschenkomst tot het ontbieden van die voorwerpen uit Nederland.
21
Bij aankomst in Indie worden dezen opgeslagen in het officiers-kleedingmagazijn te Batavia, staande onder het beheer eener commissie, welke uit officieren van de verschillende wapens is zamengesteld en wier leden door den kommandant van het leger benoemd worden. Het materieel beheer wordt gevoerd door eenen magazijnmeester.
Om in de uitgaven voor de bestellingen en het maga
zijn doorloopend naar behooren te voorzien, wordt door de officieren een fonds bijeengebragt, genaamd het kleedingfonds. De goederen in het magazijn zijn voor de officieren ver
krijgbaar tegen den prijs van levering tot in Indië, verhoogd met 5 per cent ter dekking van de zeeschade, verliezen, transportkosten en emballage. Deze 5 per cent heeten het opcentenfonds.
De alzoo berekende waarde der uit het magazijn ontvangen voorwerpen wordt, bij gelijke deelen, gedurende een jaar na de verstrekking, op het tractement van den betrokken officier ingehouden.
Wanneer een officier de dienst verlaat, met verlof naar Europa gaat of sterft, wordt zijne rekening met het kleedingfonds vereffend.
Keert hij van verlof uit Nederland terug, zoo begint hij op nieuw de bijdrage voor het kleedingfonds te storten, even als ieder, die voor het eerst in Indië in betaling komt.
Er is geene regtstreeksche betrekking tusschen de officieren en het kleedingmagazijn: alle verstrekking, verrekening enz. geschiedt door middel van de administratie der corpsen.
Geweermakers-atelier.
Te Meester Cornelis, nabij Batavia, bestaat een buitengewone geweermakerswinkel, opgerigt om het veranderen der vuursteen- en slagvuurwapens te bevorderen en om later te strekken tot normaalschool voor geweermakers. De voornaamste werklieden zijn opzettelijk voor dit atelier in Duropa aangenomen. Als een gevolg kan aangemerkt worden, dat de wapening van het leger sedert zijne werking reeds zeer verbeterd was.
Voorts bestaan er garnizoens-geweermakers-ateliers, dic
22
nende tot herstelling van de draagbare wapenen, equipement- en remontstukken.
Hospitalen en apotheken.
De hospitalen zijn verdeeld in groote, garnizoens- en detachements-hospitalen (infirmerien). De eerste bestaan alleen op sommige hoofdplaatsen en zijn er naar ingerigt, om in den regel (niet als uitzondering), behalve officieren en manschappen der landmagt, ook die der zeemagt alsmede burgerlijke personen te verplegen. Zij staan onder directeuren (militaire ambtenaren), verantwoordelijk aan den hoofd-intendant der militaire administratie. In de garnizoens-hospitalen en ifirmerien wordt de administratie gevoerd door menagemeesters, verantwoordelijk aan de administrateurs van het garnizoen of detachement. Overigens wordt door den chef en de officieren van de geneeskundige dienst een wetenschappelijk toezigt over deze zieken-inrigtingen uitgeoefend.
Jij het hospitaal te Samarang behoort een bad-etablissement, aan de grenzen van de residentien Samarang en Pekalongan, gebouwd op eene plaats waar minerale bronnen zijn, veel jodium inhoudende. De plaats heet Plantoengan.
Behalve het bad-etablissement te Plantoengan, werd in 1849 nog opgerigt een convalescentenhuis in het fort Oenarang, welk fort als zoodanig geheel doelloos was geworden sedert het bouwen eener vesting te Ambarawa of Willem I.
Zoowel wegens het gunstige luchtgestel als wegens de ligging aan den grooten postweg in het midden der sterkste garnizoenen, was dit punt als voor het beoogde doel meest geschikt aangewezen door de geneeskundige dienst. Het kan 3 officieren en 64 onder-officieren en manschappen opnemen en wordt bewaakt door de eonvalescenten zelven, onder toezigt van den officier van gezondheid met de dienst aldaar belast.
Naar gelang van de grootte der hospitalen zijn de apotheken bij dezelve ingerigt. Deze apotheken worden gevoed
uit een algemeen magazijn van geneesmiddelen te Batavia 9 gaz) g )
geplaatst onder eenen administrateur (apotheker). Voorts is te Batavia een scheikundig laboratorium ter bereiding van
9 5 geneesmiddelen,
23
B. Voor zedelijke en wetenschappelijke behoeften.
Verstrekking van boeken en instrumenten tegen betaling.
Deze heeft haren oorsprong in de ‘groote moeijelijkheid, welke vroeger ondervonden werd in het verkrijgen van werken over militaire studien. Slechts nu en dan waren in den handel eenige (meestal reglementaire) militaire werken te bekomen, doch tegen hooge prijzen, en alleen op de 3 hoofdplaatsen van Java. Wetenschappelijke militaire werken waren zelden voorradig, en het gevolg was, dat slechts een zeer klein getal officieren hunne studien in Indiö konden voortzetten. De resultaten van de verstrekking, zegt het militair departement, hebben de verwachting overtroffen. Sedert Julij 1843, toen de maatregel op een vasten voet kwam, tot ultimo 1849, zijn voor de aanzienlijke som van f 60,000 aan boeken, kaarten en instrumenten onder het leger verspreid.
Bibliotheken.
Bij den generalen staf, de direktie der genie, de direc tie der artiilerie, de kommandanten der artillerie te Batavia, Samarang, Soerabaija en Padang, de artillerieschool te Weltevreden (Batavia) en den chef der geneeskundige dienst, bestaan bibliotheken, zamengesteld uit werken, zoowel over algemeene als over de bijzondere, tot elk dezer deelen van militair beheer betrekkelijke, vakken van kennis. Zij zijn op kosten van den Lande aangelegd, en worden steeds op de hoogte der wetenschap gehouden.
Men maakt van die bibliotheken ook zooveel mogelijk gebruik in het belang van officieren, niet gevestigd op de plaatsen waar de bibliotheken zijn. Die officieren kunnen boeken daaruit leenen. Inzonderheid is dit het geval met de bibliotheek van de directie der genie, van welke zelfs een gedeelte bij de voornamé in uitvoering zijnde werken blijft. L
Vermits evenwel het vervoer van bagagie in Indië kostbaar en bezwarend is, de geldmiddelen der officieren het niet altijd toelaten, om zich voor eigen rekening althans meer boeken aan te schaffen dan die eene zakbibliotheek uitmaken, en ook sommige werken, vooral tijdschriften, te
24
volumineus zijn voor den officier, die aan gedurige verplaatsing onderhevig is, heeft men in 1849 besloten om, in navolging van hetgeen te. dezen opzigte bij de corpsen in Nederland bestaat, vaste bibliotheken voor officieren
op te rigten in de voornaamste garnizoensplaatsen. De keuze van werken daarvoor regelt zich naar het oogmerk om den officier, en inzonderheid den infanterie-officier, de gelegenheid aan te bieden, nopens alle onderwerpen aangaande welke kennis van hem gevorderd en bij de theoretiesche oefeningen der officieren gehandeld wordt, de beste en geachtste schrijvers te raadplegen, buiten die reglementen, die elk bezitten moet.
Men oordeelde tevens nuttig daarbij eenige meet- en teeken-instumenten te voegen, tot het doen en in teekening brengen van militaire opnamen. In 1849 zijn dien ten gevolge boekwerken en instrumenten besteld voor 18 zulke garnizoens-hibliotheken voor officieren.
In dat jaar werd ook de grond gelegd voor garnizoensbibliotheken voor onderofficieren en soldaten, te bestrijden uit de fondsen der cuntines.
De boekerijen moeten strekken om den onderofficier en soldaat, zoowel in de cantine als in de kazerne en infrmerie, eene aangename verpoozing te verschaffen, en daardoor bij te dragen tot tegengang van de verveling, van welke de militair van minderen rang in Indië door gebrek aan gelegenheid tot voegzame uitspanning in zijne ledige uren bloot staat. Men wil die boekerijen dus niet doen zamenstellen uit studiewerken, maar uit onderhoudende en tevens nuttige lectuur, bijv. werken over de vaderlandsche en algemeene geschiedenis, levensschetsen van beroemde mannen en vrouwen, reisbeschrijvingen, vaderlandsche historische romans enz, en bij voorkeur dezulke, die geschikt zijn om den soldatenzin op te wekken.
De Gouverneur-Generaal heeft zijne tusschenkomst verleend tot het ontbieden van eenen ‘grooten voorraad van zoodanige werken uit Nederland voor deze boekerijen.
Anatomisch-pathologisch kabinet.
Bij de geneeskundige dienst bestaat te Batavia een anafomisch pathologisch kabinet, waartoe in 1846 de eerste
25
bouwstoffen geleverd zijn, en een locaal door het Gouvernement is aangewezen. Op ultimo 1849 telde men reeds 259 belangrijke specimina.
Artillerie-school te Batavia.
De naam dezer inrigting duidt genoegzaam hare bestemming aan. Het onderwijs wordt gegeven aan manschappen en onderofficieren van het wapen. De school heeft verscheidene goede officieren opgeleverd. Een der artillerie-officieren doet er de dienst van instructeur.
Garnizoens-scholen.
In verscheidene garnizoenen bestaan scholen om min gevorderde onderofficieren en korporaals, zoomede zoodanige manschappen, die door goede aanleg en goed gedrag verdienen eenmaal voor dien graad in aanmerking te komen, onderwijs te geven. Dat onderwijs omvat het lezen schrijven en rekenen, de administratie, de dienst- en exercitie-reglementen, het stellen van brieven en maken van lijsten en rapporten.
Corps pupillen.
Te Gedong Kebo (residentie Bageleen) is in het jaar 1848 eene inrigting daargesteld tot het geven van eene
militaire opvoeding aan kinderen van het mannelijk ge
slacht van Europesche afkomst, in Nederlandsch Indië geboren, die te geliijjker tijd, behalve het noodige schoolon derwijs en zedelijke opleiding, onderrigt genieten in verscheidene ambachten. Deze kinderen moeten eenigen tijd in de militaire dienst doorbrengen; na afloop van dien tijd kunnen zij, des verkiezende, de verkregene kennis benuttigen in eenig ander middel van bestaan.
Het corps pupillen wordt door een hoofd-officier van het leger, tevens lid der commissie van onderwijs van Nederlandsch Indië, die deze pas ontluikende inrigting in September 1849 bezocht, ten hoogste geprezen wegens de resultaten aldaar, onder de ingevoerde voorloopige regeling, verkregen.
26
Offciers-societeiten.
Deze bestaan in Nederlandsch Indië schier overal. Te Batavia, in de vesting Willem I en in fort Generaal van den Bosch zijn daartoe landsgebouwen in gebruik af.
gestaan. De societeiten ondervinden bijzondere belangstelling van de zijde der Regering uit hoofde van de grootere behoefte aan zulke plaatsen tot gezellig verkeer en opwekking van kameraadschappelijken zin, in gewesten, waar andere afleiding ‚veelal schaarsch is.
Officiers-tafels.
Deze worden alleen gevonden in de evengenoemde sterkten. Het daarstellen van zoodanige inrigtingen, hoewel bij de reglementen voorgeschreven, heeft elders te vele bezwaren ontmoet wegens plaatselijke gesteldheid, verscheidenheid en menigte van dienstbezigheden der officieren, enz.
Cantines.
In de garnizoenen waar zich eene of meer ecompagnien Europesche militairen bevinden, zijn en worden militaire cantines opgerigt. Zij dienen om den Europesche soldaat eene plaats van kameraadschappelijke vereeniging te verschaffen, waar hij, hoezeer onderworpen aan toezigt, zich kan vermaken, en tevens om daaruit een fonds te scheppen, dat op gezette tijden, te regelen door den kommandant van het garnizoen, strekken kan om hem uitspanning te verschaffen. Dat fonds, verkregen door de overwinst op de verkochte dranken, strekt ook tot daarstellen en onderhouden van de gebouwen, het huishouden en andere benoodigdheden voor de cantines.
Zij staan onder toezigt van twee officieren (commissarissen) en worden beheerd door twee onderofficieren. Overigens is de soort der te verkoopen dranken, de tijd van verkrijgbaarheid en al wat verder de huishouding der cantines betreft, door het Gouvernement reglementair voorgeschreven.
Officieren-commissarissen is aanbevolen, zich er op toe te leggen, om voor den soldaat eigenaardige vermaken in
27
de cantines in te voeren (hazardspelen zijn verboden). In sommige cantines zijn dien ten gevolge onder anderen liefhebberij-tooneelen ontstaan.
$ 6. Gewapende corpsen, niet regtstreeks tot het leger behoorende.
Behalve het leger, heeft de Gouverneur-Generaal op Java nog de beschikking over de volgende gewapende corpsen, in gewone tijden geheel van het leger afgescheiden, en gesteld onder het toezigt van eenen inspecteur der schutterij, djaijang-sekars en pradjoerits, regtstreeks ondergeschikt aan den Gouverneur-Generaal. Ge meenlijk wordt die betrekking aan eenen hoofd-officier opgedragen.
a. Schutterijen.
In beginsel is vastgesteld, dat er schutterijen zullen zijn op alle gewestelijke hoofdplaatsen. Zij staan onder het gezag van de hoofden der gewestelijke besturen. Bij ieder corps schutterij bestaat een krijgsraad, belast met de indeeling, vrijstelling en den aanslag in de verschuldigde eontributiën, met de handhaving der krijgstucht en het opleggen van straffen en boeten. In de steden Batavia, Samarang en Soerabaja zijn ook raden van administratie, alleenlijk belast met de geldelijke administratie.
De schutterijen dienen om, in gewone tijden, mede te werken tot behoud van inwendige orde en rust in de plaatsen waar zij zich bevinden, en om in tijden van opstand en gevaar, en voor zoover de gewone middelen niet toereikende zijn, die medewerking ook buiten de bedoelde plaatsen te verleenen. In het laatste geval, en ook wanneer de plaats, waartoe de schutterij behoort, in staat van oorlog of beleg is gesteld, wordt de schutterij vooraf door den Gouvernehr-Generaal mobiel verklaard.
In gewone tijden zijn hare \verrigtingen: oefeningen, paraden, hulp bij; brand en het betrekken van wachten, indien geen genoegzaam garnizoen aanwezig is.
Mobiel verklaard, zijn zij onder gelijke verpligtingen als het leger.
In schutterlijke dienst zijn de leden der schutterij
28
onderworpen aan zekere militaire wetten van gehoorzaamheid enz, wier overtreding bedreigd is met geldboete, tot hoogstens f 30, huis-arrest voor ten langste acht dagen,
provoost-arrest van ten langste vier dagen, zonder ligchamelijke sluiting of andere verzwarende straffen, degradatie en cassatie uit de dienst. Bij het toepassen van de laatste straf moet het vonnis den Gouverneur-Generaal aangeboden worden en heeft de krijgsraad, die het vonnis uitsprak, bevoegdheid, zulks oorbaar achtende, voor te stellen om den gecasseerde vervallen te verklaren van alle lands- of stedelijke posten of andere beneficiën of wel hem buiten de plaats en zelfs buiten Nederlandsch Indië te verwijderen.
Tot de schutterijen behooren alle Europeanen, of daarmede gelijkstaande personen en afstammelingen, die hun 16de jaar bereikt hebben en hun 45ste nog niet zijn ingetreden.
Bij uitzondering bestaat te Pasoeroean ook eene compagnie schutterij uit Javanen en Madurezen.
Tot de schutterijen worden niet toegelaten: eerloosverklaarden en dergelijken, bedeelden uit de armenkassen of andere liefdadige instellingen, lijf- en huisbedienden.
Van de schutterlijke dienst zijn vrijgesteld :
1. de vice-president en raden van Nederlandsch Indië de hoogste regterlijke ambtenaren, de chefs van departementen, de hoofden der plaatselijke besturen, enz.
4 de dienaren der openbare eeredienst, de apothekers; alle militairen in active dienst te land of ter zee,
de gepensionneerde militairen in zekere gevallen;
zwakken, zieken, enz. ;
personen op eenen te grooten afstand van de hoofdplaatsen wonende;
7. personen die slechts kortstondig op de hoofdplaatsen verblijf houden.
De aldus vrijgestelden (niet de uitgeslotenen), met uitzondering van de beambten bij het brandspuitwezen, bij de recherche enz., en voorts van de personen, onder 3. en 7. genoemd, moeten jaarlijks eene geldelijke bijdrage leveren, zijnde 1/2 per cent van het vast inkomen, of voor hen die geen bekend vast inkomen genieten, eene bepaalde
29
som, af te leggen naar eene schaal van klassen, wier minste f3 en hoogste f 210 is.
Die niet is vrijgesteld of uitgesloten, moet aan de eerste oproeping tot schutterlijke dienst voldoen. Zulks nalatende, verbeurt men van f2 tot f 10 boete. Voor de tweede maal opgeroepen en niet verschijnende, verbeurt men f4 tot f20. Daarna wordt de wederspannige door een detachement afgehaald en voor den schutterlijken krijgsraad gebragt, die dan bovendien vrijheid heeft hem aan den Gouverneur-Generaal bekend te maken (door tusschenkomst van den resident), ten einde beslist worde in hoever de zoodanige uit de Indische bezittingen verwijderd of wel van zijne ambten en bedieningen ontzet behoort te worden.
De boven vermelde geldelijke bijdragen en boeten vormen de schutterlijke kas.
Uit die kas wordt voorzien in de kleeding van onvermogenden van tamboers en tamboer-majoors; in de toelagen aan sommige officieren (kwartiermeesters enz.), onderofficiers, tamboers en trompetters enz. toegekend.
Overigens zijn al de leden der schutterij onbezoldigd. Ieder voorziet zich ook zelf van de door het Gouvernement bepaalde kleeding; cavalerist zijnde, tevens van een paard, dat aan de vereischten voldoet.
De wapening en het ledergoed, zoomede de munitiën worden verstrekt uit ’s Lands voorraad.
De officieren der schutterij worden door den GouverneurGeneraal benoemd en kunnen alleen door hem ontslagen worden.
Bij eenige dier schutterijen zijn slag- in plaats van vuursteen-geweren ingevoerd, (men gaat voort ook de ove
rige van slagwapenen te voorzien.) Van de geoefendheid
in den wapenhandel wordt gunstig gewag gemaakt. b. Papangers te Batavia.
Dit corps, zamengesteld uit vrijgegeven slaven, Maleijers, Mooren, Bengalezen en hunne afstammelingen, die hun 16 jaar zijn ingetreden en hun 40ste nog niet hebben bereikt, is reglementair eene inlandsche schutterij, en staat dan ook behoudens het gezag van den-resident, onder de bevelen
30
van den kommandant der schutterij. Zij onderscheidt zich echter van de bovenbehandelde schutterijen daardoor, dat zij geheel voor ’s Lands rekening komt, buiten de schutterlijke kas en geregeld al de wachten in de oude stad betrekt tegen dagelijks soldij.
c. Djaijang-sekars.
In sommige residentiën zijn detachementen cavalerie opgerigt om het civiel bestuur te helpen in de bewaring van rust, om wachten en escortes te doen, en voorts de hand te leenen bij al wat het civiel beheer betreft. Die detachementen heeten djaijang-sekars. In tijden van oorlog of onlusten worden zij gevoegd bij het leger.
Zij staan onder de bevelen van residenten, maar zijn onderworpen aan militaire wetten.
Zij worden geworven uit afstammelingen van Europeanen, fatsoenlijke Inlanders, Bengalezen en Ambonezen, en op dezelfde voorwaarden als de manschappen voor het leger; genieten instructie als het leger, en komen, even als het leger, geheel voor rekening van het Gouvernement.
Elk detachement wordt door een Europeesch officier of onderofficier gekommandeerd.
De in den loop van het jaar 1849 omtrent de djaijangsekars genomene gouvernements-beschikkingen, waaronder in de eerste plaats de staking der werving van Boeginezen (uit hoofde der onbuigzaamheid van hun karakter en hunne weinige geschiktheid voor de cavalerie-dienst) en de aanwerving van gunstig bekende inlanders behoorden, hebben, gepaard met de maatregelen ter hunner instructie getroffen, eenen weldadigen invloed op dezelven uitgeoefend.
Van de djaïjang-sekars kan gezegd worden, dat zij goed zijn gekleed en uitgerust, dat derzelver wapening bij de opvolgende verstrekking van slag-pistolen verbeteringen ondergaat, en dat de tucht bij dezelve behoorlijk wordt onderhouden.
Ten bewijze hiervan strekt, dat niet één djaijang-sekars in 1849 voor eenen krijgsraad heeft te regt gestaan.
d. Pradjoerits.
Deze corpsen, thans (nu eene enkele uitzondering in de
31
Preanger Regentschappen in 1849 heeft opgehouden te bestaan) geheel uit infanterie bestaande, zijn zamengesteld uit inlanders.
Zij worden aangenomen bij vrijwillige werving voor de gewestelijke dienst, doch onder voorwaarde, dat het Gouvernement, in tijd van nood, ook elders op Java over hen kan beschikken, in dier voege, dat de pradjoerits van een regentschap niet elders dan gezamenlijk, en met hun eigen officieren, bij andere corpsen zullen worden inge— lijfd. Zij staan onder de bevelen van de regenten, behoudens het oppergezag van de residenten. De officieren worden benoemd en ontslagen door den Gouverneur-Generaal op voordragt van de residenten, die in overleg handelen met de regenten; men kiest hen uit de verwanten van de
regenten en andere inlandsche ambtenaren van aanzien of uit dezulken, die zich in vroegere oorlogen bij de barissans hebben onderscheiden.
De Pradjoerits zijn niet onvoorwaardelijk onderworpen aan de militaire wetten, maar worden militairement geïnstrueerd, gekleed, gewapend en betaald, ten laste van
’s Lands kas.
De diensten welke door deze corpsen worden bewezen, geven over het algemeen reden tot tevredenheid, voornamelijk kan dit aan het dadelijk toezigt der Europesche onderofficieren van het leger, als kommandanten of instructeurs, bij dezelve gedetacheerd, worden toegeschreven.
De kleeding waarvan de strekking door de militaire administratie geschiedt, en op de daarvoor gezette tijden met naauwkeurigheid plaats vindt, laat niets te wenschen overig.
Het voornemen bestaat, om de wapenen dezer corpsen door het invoeren van slaggeweren te verbeteren.
e. Lijfwachten dragonders aan de hoven van Soerakarta en Djokjokarta.
Deze zijn ter beschikking van den Keizer van Soerakarta en den Sultan van Djokjokarta, doeh onder bevel van de residenten; dienen tot militair geleide en kunnen in oorlog gevoegd worden bij de overige cavalerie. Zij bestaan uit Europeanen, hunne afstammelingen en Ambo
32
nezen: zijn onderworpen aan de militaire wetten en worden geheel militairement gekleed, gewapend en bezoldigd, ten laste van ’s Liaands kas.
Hetgeen omtrent de instructie, de kleeding en het berijden der djaijang-sekars is gezegd, kan op de lijfwachten en dragonders aan de genoemde hoven van toepassing verklaard worden.
Intusschen onderscheidt zich des Keizers lijfwacht te Soerakarta gunstig boven die des Sultans van Djokjakarta in goed voorkomen en krijgstucht.
„ Legioen van den pangaran adipatti Ario ao o Mangkoe Negoro te Soerakarta.
Dit corps moet de pangeran, volgens oude verbindtenissen, in dienst houden ter beschikking van het Gouvernement. Hij zelf is kommandant en heeft den rang van kolonel. De officieren worden gekozen uit zijne familie. De hoofd-officieren benoemt de Gouverneur-Generaal op zijn voorstel, de andere hij. Het Gouvernement heeft zich voorbehouden, eenen kapitein van het leger bij het legioen te detacheren, als instructeur.
Het bestaat uit infanterie, cavalerie en artillerie. De formatie, alsmede de geheele huishoudelijke inrigting, als: soldijen, vivres, kleeding,” wapening enz., is door het Gouvernement voorgeschreven. Im de onkosten neemt het Gouvernement deel voor een bepaald bedrag.
De infanterie van dit legioen munt in geoefendheid en voorkomen uit boven de andere inlandsche corpsen, niet tot het leger behoorende. Dit moet voornamelijk toege
schreven worden aan een onbepaalden ijver en lust van den majoor Gondo Koesoemoe, kommandant van het bataillon, die geene moeite ontziet om hetzelve op eenen voor inlandsche troepen, zonder dadelijk Europesche toezigt, ongekenden trap van geoefendheid, te brengen en te houden.
De artillerie en cavalerie laten in de evengemelde opzigten nog veel te wenschen over.
g. Legioen van den pangeran adipatti Pakoe Alam te Djokjokarta.
De verpligting tot het aanhouden van dit corps ter be
33
schikking van het Gouvernement, berust op oude contracten. Hoofdzakelijk staat het in dezelfde betrekking tot het Gouvernement als het vorige. De formatie is door het Gouvernement, hetwelk een bepaald gedeelte in de kosten draagt, vastgesteld.
De infanterie van dit legioen heeft een vrij goed voorkomen, en onderscheidt zich door ervarenheid in den wapenhandel.
Minder is dit het geval met de cavallerie.
h. Barissans op Madura.
Bij contracten, in het jaar 1831 gesloten, hebben de IJ » J ’
Vorsten (regenten) van Madura, Sumanap en Pamakassan, tegen afschrijving van hunne toenmalige schulden aan den
5 jans 5 lande, zich verbonden tot het oprigten van deze leger
’ prig corpsen, ter beschikking van. het Gouvernement.
psen, el
De formatie is door het Gouvernement bepaald. Zij bestaan uit infanterie, artillerie, pionniers en cavallerie.
Het Gouvernement betaalt ‘alleen de kosten van Europesche instructeurs bij deze barissans (een luitenant en een paar onderofficieren bij elk).
Van de bruikbaarheid der infanterie dezer benden hebben de contingenten, door de verschillende barissans voor de expeditien tegen Bali geleverd, de beste bewijzen gegeven. Daar, waar zij geroepen werd een werkdadig deel aan de krijgsverrigtingen te nemen, heeft zij zich gunstig doen kennen.
De artillerie, tot deze barissans behoorende, is zeer middelmatig. Dit is ook het geval met de cavalleric.
II. zeemacr.
S 1. Kommandement.
De zeemagt in Nederlandsch Indië bestaat uit een eskader van de Nederlandsche oorlogs-marine en uit de Indische flottile, bekend onder den naam van gouvernementsschoeners en kruisbooten.
Het opperbeheer der zeemagt wordt uitgeoefend door den Gouverneur-Generaal; het onmiddellijk bevel door eenen
3
34
kommandant van Zijner Majesteits zeemagt in Oost-Indie en
inspecteur der marine, dien de Koning benoemt. S 2. Nederlandsch eskader.
De Gouverneur-Generaal heeft dus de beschikking over de schepen van het Nederlandsch eskader. De kommandant zorgt, dat de schepen voor de door den Gouverneur-Generaal te vorderen diensten steeds gereed zijn.
Bij expeditien, kruistogten, konvooijen, transporten van troepen en verdere diensten, door den Gouverneur-Generaal van het eskader of van een gedeelte gevorderd, kan de kommandant het speciaal bevel op zich nemen, als hij zulks, in overleg met den Gouverneur-Generaal, nuttig oordeelt.
Anders, en inzonderheid wanneer de diensten door eenen enkelen bodem verrigt worden, reikt hij den kommanderenden officier instructien uit, opgemaakt overeenkomstig
de algemeene orders van den Gouverneur-Generaal. Sd. Gouvernements-schoeners en kruisbooten.
Deze vaartuigen, te zamen vroeger de civile marine genaamd, dienen hoofdzakelijk tot wering van zeeroof en sluikhandel, tot vervoer van personen, goederen en gelden (in het laatste geval met militair geleide), tot de verleening van hulp aan schepen in zeegevaar, en tot bewaking
van minbeduidende posten. De schoeners kunnen ook ge
bezied worden bij grootere expeditien en tot bewaking van 8 JJ 8 5
belangrijke posten, doch dan steeds vereenigd met een gedeelte van het Nederlandsche eskader, of na versterking van de bemanning uit de land- en zeemagt.
Zij staan onder het algemeen beheer van een chef‚ die regtstreeks ondergeschikt is aan den Gouverneur-Generaal, doch met dezen correspondeert door tusschenkomst van den kommandant der zeemagt, ten einde deze steeds met het voorvallende omtrent dit gedeelte der zeemagt bekend zij en er zijn gevoelen over geven kunne.
Zoolang een vaartuig van deze flotille aan de kust van eenig gewest gestationneerd is, staat het onder onmiddellijk beheer van het plaatselijk bestuur. Is echter een bodem van het Nederlandsche eskader aan dezelfde kust
gestationneerd, dan moet het bepalen van expeditien, wan
35
neer zich daartoe aanleiding opdoet, geschieden in overleg met den kommandant van dien bodem.
Bij het te zamen bezigen van gouvernements-schoeners en kruisbooten worden de zuiver administratieve zaken gedeeltelijk behandeld door den chef dier vaartuigen en gedeeltelijk door den hoofd-administrateur.
S 5. Znrigtingen tot de zeemagt betrekkelijk. a. Commissie voor de zeekaarten.
Te Batavia is eene commissie, voorgezeten door den kommandant van Zr. Ms. zeemagt in Oost-Indie en inspecteur der marine, belast met het verbeteren der Indische zeekaarten, het openbaar maken van die verbeteringen, het verstrekken van gepubliceerde kaarten en het geven van zeevaartkundige inlichtingen omtrent den Indischen Archipel. Zij heet: Commissie tot verbetering der Indische zeekaarten, en heeft, behalve den voorzitter, twee leden en eenen secretaris, die tevens het beheer voert over het depôt van zeekaarten, boeken, enz.
nOnder de opnemingen verdient eene eerste plaats die
van de vaarwaters naar Soerabaija. Men heeft aan die
opname de ontdekkimg van twee nieuwe vaarwaters te danken, een om de Noord, over de zoogenaamde Zeebank, en het ander, het Jansens vaarwater, om de Oost, waardoor thans schepen van grooten diepgang te Soerabaija kunnen komen, dat sedert jaren niet meer mogelijk was. De oude vaarwaters zijn thans geheel in onbruik geraakt, terwijl de nieuwe met zorg zijn bebakend en beschreven geworden, en er loodsen zijn aangesteld om de schepen daardoor naar binnen te brengen.
Onder de andere opnemingen komen vooral in aanmer king:
die van Straat Madura, welke thans nagenoeg voltooid is; die van de reede en vaarwaters naar Macassar, met den vroeger onbekenden Spermondes Archipel;
de opname van het zeegat van Tjilatjap, met de later gevolgde bebakening van dat vaarwater;
de opname der Lampongbaai ;
de eilanden beoosten Bintang; die van de noordkust van Battam; de reede en baai van Samarang;
3%
36
opname der baai van Palos en andere ankerplaatsen langs de westkust van Celebes;
verschillende opnemingen van baaïjen en ankerplaatsen op de kusten van Bali, in de Molukken, op de eilanden oostwaarts op Java, ter westkust van Sumatra, enz., enz.
Onder de voornaamste zeekaarten en beschrijvingen die het licht zagen, noeme men:
de kaart van de straten van Banka en Gaspar met bijbehoorenden zeemansgids ;
de kaart van de eilanden beoosten Java, waarbij ook een gids in de Hollandsche en Engelsche talen;
de kaart der Moluksche eilanden;
verbeterde uitgaven van de kaarten en den gids van Java, zoo mede die van Riouw en Linga;
een groot aantal kleinere kaarten plans en schetsen van de verschillende opnemingen, enz. ;
Alle vreemde natiën, zonder uitsluiting, bezigen de Nederlandsche kaarten van den Indischen archipel, en de as
suradeurs te Singapore vorderen, dat de verzekerde schepen
voorzien zijn van de Nederlandsche kaarten en beschrijh ed
vingen dezer vaarwaters. b. Haven-departementen, werven, pakhuizen.
Alleen te Batavia, Samarang en Soerabaija bestaan havendepartementen, die onder dit hoofd kunnen gebragt worden. Op andere plaatsen zijn wel havenmeesters, maar met louter civiele bemoeijenissen belast.
De havenmeesters te Batavia en te Samarang zijn tevens eqnipagiemeesters.
Als zoodanig heeft de eerste de superintendentie over het maritiem etablissement op het eiland Onrust, eene inrigting tot herstelling van schepen van allerlei grootte, welke onder hem beheerd wordt door een directeur, met een administrateur en verder personeel.
Te Samarang is geene inrigting van dien aard.
Te Soerabaja zijn de posten van havenmeester en equipagiemeester niet vereenigd. De laatste wordt bekleed door den directeur van het marine-etablissement te Soerabaija. Dit etablissement bevat al hetgeen daar van gouvernements
wege ter voorziening in marine-behoeften is daargesteld.
Aan den haven- en equipagiemeester te Batavia is een onder-havenmeester toegevoegd.
Te Batavia en te Soerabaija zijn voor de zeemagt afzonderlijke pakhuizen, onder marine-pakhuismeesters.
Wijders is onder het beheer van den kommandant der marine gesteld een stoombaggervaartuig, dienende tot het uitdiepen van havens, kanalen, enz.
Maritiem etablissement op het eiland Onrust.
Met het doel dat op het eiland Onrust schepen van allerlei charter alle herstellingen en vernieuwingen zouden kunnen ondergaan aan de benedendeelen, welke tot dat einde geheel boven water dienen te worden opgeheven, heeft men in 1841 een reeds vroeger beraamd plan weder opgevat, om aldaar een droog dok aan te leggen.
Maritiem etablissement te Soerabaja.
Op dezen oostelijken uithoek van Java is (ter vervanging van een ontoereikend bevonden) een zeer groot etablissement opgerigt. Een fiks bassin met drijvend dok,
smederij, hellingen, loodsen enz. maken deze haven tot eene der belangrijkste op Java.
UI. sreuser VAN VERDEDIGING.
Wanneer Java vijandelijk wordt aangevallen, moet de Gouverneur-Generaal zorgen, dat het tot het uiterste verdedigd worde.
In geen geval mag tot eene capitulatie worden overgegaan, zoolang niet het laatste gedeelte der krijgsmagt is ingesloten, en gebrek aan levensmiddelen of ammunitie de verdere verdediging onmogelijk maakt.
Zijn alle middelen van defensie uitgeput, zoodat de Gouverneur Generaal vermeent tot eene capitulatie te moeten overgaan, dan brengt hij de zaak, na de bedenkingen van in krijgsraad vereenigde bevoegde officieren te hebben vernomen, in den Raad van Indië.
Bijaldien, zoowel de meerderheid van den Raad van Indië, als die van den krijgsraad, van oordeel is, dat geene capitulatie behoort gesloten te worden, is de Gou
38
vernevr-Generaal gehouden zich aan die beslissing te onderwerpen. Deze regel van verdediging tot het uiterste geldt ook 8 sm; S elke buiten Java gelegene bezitting, welke voor verdediging vatbaar is.
Het algemeen plan van verdediging is door den ko
ning voorgeschreven. Behoudens dat plan is de komman
dant van het Indische leger verpligt, al hetgeen voor de verdediging gevorderd” wordt te onderzoeken en voor te dragen, Hij is voor die voordragten en voor alle verzuim deswege verantwoordelijk.
De verpligtingen van den kommandant der zeemagt zijn, ten aanzien der verdediging, dezulke, welke voortvloeijen uit zijne ondergeschiktheid aan den GouverneurGeneraal en uit de aanbeveling tot betrachting van de noodige soldaat- en zeemanschap.
In 1851 is een raad van verdediging in het leven geroepen, bestaande in 1 President, 9 Leden en 1 Secretaris, waarvan 8 hoofdofficieren,
DD. Megtswezen en Politie, Í, BESTANDDEELEN DER WETGEVING.
S 1. Algemeene aanduiding.
De openbare stukken, krachtens avelke in Nederlandsch Indië regt wordt gesproken, (dus de wet in Nederlandsch Indië) zijn de bepalingen door den Koning of, in zijnen naam, door den Gouverneur-Generaal vastgesteld, en in Nederlandsch Indië afgekondigd, in den vorm, voorgeschreven bij het reglement op het beleid der regering.
Volgens art. 14 van dat reglement moeten alle openbare stukken :
Ll. tot opschrift voeren:
„Van wege en in naam des Konings.” 2, aanheffen met: „De Gouverneur-Generaal van Nederlandsch-Indië, „Den Raad van Nederlandsch Indië gehoord; nAllen, die deze zullen zien of hooren lezen, salut! doen
te weten: ”
39
3. onderteekend zijn door den Gouverneur-Generaal;
4. gewaarmerkt zijn door den algemeenen secretaris, ter ordonnantie van den Gouverneur-Generaal.
De aldus ingerigte openbare stukken heeten gemeenlijk: Publicatiën.
8 2. Burgerlijk en handelsregt.
De in Nederlandsch Indie bestaande individuele regten, niet begrepen onder en onafhankelijk van de staatkundige, zijn beschreven in een door den Koning vastgesteld Burgerlijk Wetboek voor Nederlandsch Indië, afgekondigd bij de Indische publicatie van 30 April 1847, — in de door den Koning vastgestelde Algemeene bepalingen van welgeving voor Nederlandseh Indië, afgekondigd bij dezelfde publicatie, — en in de Bepalingen omtrent de invoering van en den overgang tot de nieuwe wetgeving, vastgesteld krachtens de bijzondere magtiging des Konings en afgekondigd bij de Indische publicatie van 3 Maart 1848.
Voor zooverre die regten den koophandel betreffen, zijn zij nader beschreven in een door den Koning vastgesteld Wetboek van Koophandel voor Nederlandsch Indië, afgekondigd bij Indische publicatie van 30 April 1847 en in de evengemelde Algemeene bepalingen van wetgeving voor Nederlandsch Indië en Bepalingen omtrent de invoering van en den overgang tot de nieuwe wetgeving.
In 1849 zijn in Indië afgekondigd:
1. een Reglement op het houden van de registers van den burgerlijken stand voor Europeanen en daarmede gelijkgestelde personen in Nederlandsch Indië.
2. eene publicatie, aanwijzende de ambtenaren ten wier overstaan geschieden moet de vertooning van het scheepsjournaal en het afleggen van verklaringen, voorgeschreven, bij art. 379, 380 en 383 van het Wetboek van Koophandel voor Nederlandsch Indië en dezelfde artikelen van het Wetboek van Koophandel in Nederland, voor zooveel plaatsen binnen Nederlandsch Indië betreft.
3. Bepalingen omtrent den wettelijken en bij overeenkomst bedongen interest.
In 1849 waren in Indië in overweging:
1. het toepasselijk verklaren van een gedeelte der Eu
40
ropesche burgerlijke en handelswetgeving en daarmede in verband staande bepalingen op de inlanders.
2. een Reglement op het beheer van strandvonden in Nederlandsch Indië,
3. eene nieuwe Justructie voor de weeskamers.
In 1851 is in werking gebragt:
1. Reglement betreffende het hooger beroep aan den
Hoogen Raad der Nederlanden van arresten in Burgerlijke
zaken, in eersten aanleg gewezen door het Hoog Geregtshof van Neerlandsch Indië.
2. tarief van reis- en verblijfkosten voor getuigen voor Regtbanken van Inlanders.
3, tarief van Justitie-kosten en salarissen in burgerlijke zaken voor Europeanen.
S 3. Strafregt.
Het bestaande strafregt grondt zich:
a. op de algemeene bepalingen, in $ 2 genoemd ;
b. op de Bepalingen ter regeling van eenige onderwerpen van strafwelgeving, welke eene dadelijke voorziening vereischen; afgekondigd bij publicatie van 5 Februarij 1848,
c. op de straf bepalingen, voorkomende in de wetboeken en bepalingen, bij $ 2 hierboven genoemd, en in de reglementen en bepalingen, hieronder genoemd bij 8 4.
d. op de bepalingen betrekkelijk de misdrijven begaan ter gelegenheid van faillissement en bij kennelijk onvermogen mitsgaders bij surseance van betaling in Nederlandsch Indië afgekondigd bij de Indische publicatie van 30 April 1847.
e. op het Romeinsche regt, het oud-Hollandsche regt, de Bataviasche statuten en andere Indische openbare bepalingen van vroegeren en lateren tijd.
S 4. Regtsvordering. «a. Burgerlijk en handelsregt. De regtsvordering in burgerlijke en handelszaken geschiedt voor de regters en op de wijze beschreven in: a. de Algemeene bepalingen van wetgeving voor Neder
landsch-Indië en de bepalingen omtrent de iwoering van en den overgang tot de nieuwe wetgeving, genoemd in & 2.
41
B. het door den Koning vastgesteld Reglement op de regterlijke organisatie en het beleid der justitie op Nederlandsch Indie, afgekondigd bij de Indische publicatie van 30 April 1847 (Indisch Staatsblad Nr. 23);
c. het Reglement op de uitoefening der politie, de burgerlijke regtspleging en de strafvordering onder de inlanders en daarmede gelijkgestelde personen op Java en Madura, afgekondigd bij publicatie van 5 April 1848 (Indisch Staatsblad Nr. 16);
d. het Reglement op de burgerlijke regtsvordering voor de raden van justitie op Java en het hooggeregtshof van Nederlandsch Indie afgekondigd bij publicatie van 8 November 1847 (Indisch Staatsblad Nr. 52);
e. de Bijzondere bepalingen ter verzekering der regelmatige werking van de nieuwe wetgeving in de bezittingen buiten Java en Madura, afgekondigd bij publicatie van 21 Januarij 1848 (Indisch Staatsblad Nr. 2);
f. de reglementen en verdere beschikkingen omtrent de regtsvordering in de bezittingen buiten Java en Madura, opgenomen in het Staatsblad van Nederlandsch Indië (welke hierna zullen worden aangehaald bij de beschrijving van de regterlijke magt);
g. de Reglementaire en andere wettelijke bepalingen betreffende het beheer der justitie op de buitenbezittingen in Nederlandsch Indie, voor zoover ze niet in het Staatsblad van Nederlandsch Indie zijn opgenomen, bijeenverzameld en uitgegeven door het hooggeregtshof van Nederlandsch Indie, krachtens daartoe verleende autorisatie bij gouvernements-besluit van 5 September 1845, Nr. 21; welke verzameling hiernevens wordt gevoegd sub hit. A.
b. Strafregt.
De strafvordering geschiedt voor de regters en op de wijze welke zijn beschreven, in:
1. de algemeene bepalingen van wetgeving voor Nederlandsch Indie, en bepalingen omtrent de invoering van, en den overgang tot de nieuwe wetgeving bij $ 2 genoemd:
2. de reglementen en bepalingen, vermeld onder 5, c, e‚ fen g van 8 4;
3. het Reglement op de strafvordering voor de raden
42
van justitie op Java en het hooggeregtshof van Nederlandsch Indië; mitsgaders voor de residenten op Java en Madura, regt sprekende in zaken van overtreding tegen Europeanen en daarmede gelijkgestelde personen, krachtens bijzondere magtiging des Konings, door den GouverneurGeneraal vastgesteld en afgekondigd bij publicatie van 14 September 1847, en waarop de Koninklijke goedkeuring in 1849 verkregen is,
>
S 5. Militaire wetten.
In alle burgerlijke zaken zijn militairen onderworpen aan het bestaand burgerlijk regt.
Een niet militair deliet, door hen begaan met andere personen, die voor den burgerlijken regter te regt staan, behoort tot de kennisname van dien regter.
Andere door militairen begane niet-militaire en voorts alle militaire delicten worden gebragt voor militaire regters en gestraft volgens de Nederlandsche militaire wetten.
Ook de Nederlandsche disciplinaire krijgswetten zijn in Indie (met weinige wijzigingen) ingevoerd.
Wanneer er questie is,oftegen eenen officier, die, of door zijnen rang of door de positie waarin hij zich bevindt, ter eerste instantie voor het hoog militair geregtshof justitiabel is, eene criminele actie behoort te worden ingesteld, moesten vroeger de stukken over de zaak door tusschenkomst van het militair departement, alleen den advokaat-fiscaal voor de land- en zeemagt worden aangeboden, om consideratien en advies, en na de ontvangst van dat advies, door het militair departement de bevelen van den Gouverneur-Generaal gevraagd worden.
In 1849 werd in die wijze van procederen, als strekkende tot vertraging der regtsbedeeling, eene verandering gebragt, te dien effecte, dat de kommandant van het
leger, als hoofd van het militair departement, beslist, of
tegen eenen officier van genoemde categorie eene criminele actie moet moet worden ingesteld. Er bestaat te minder
bezwaar om zoodanige beslissing in den regel aan hem
over te laten, daar toch aan den Gouverneur-Generaa
45
steeds de gelegenheid overblijft, om, des geraden oordeelende, in bijzondere gevallen, als opperbevelhebber tusschen beide te treden.
In 1849 is eene ampliatie vastgesteld op art. 57 der provisionele instructie van het hoog militair geregtshof van Nederlandsch Indie, gearresteerd bij besluit van Commissarissen-Generaal over Nederlandsch Indie, van den 30den Januarij 1819, Nr. 7 (Indisch Staatsblad Nr. 21.)
Deze ampliatie is van den volgenden inhoud:
„Ingeval het misdrijf, hetzij door de volledige beken„tenis van den veroordeelde, hetzij van elders, voldoende wis bewezen, en de op het misdrijf uitgesprokene straf wovereenkomstig is met de wet, maar deze straf buiten
„verhouding staat met het gepleegde misdrijf, zal het hof, «
„na verhoor van het openbaar ministerie, die straf, zonder „verderen vorm van proces, kunnen verminderen, het von„ais van den krijgsraad in zooverre wijzigen, en het alzoo ngewijzigde vonnis met ’s hofs approbatie aan denzelve „terugzenden.”
IT. ALGEMEENE ONDERSCHEIDING VAN PERSONEN VOOR DE WET.
De wet in Indië onderscheidt :
1. Ingezetenen van Nederlandsch Indië: zijnde alle Nederlandsche inwoners van Nederlandsch Indie; voorts alle landzaten of inboorlingen van de eilanden van den Indischen Arehipel, voor zoover deze tot Nederlandsch Indie behooren; en eindelijk alle personen, onverschillig van welken landaard, die met toestemming der Regering hranne woning binnen Nederlandsch Indie gevestigd hebben.
2. Nederlanders (ook zij die volgens de Nederlandsche wetten als zoodanig zijn te beschouwen), geene ingezetenen van Nederlandsch Indie zijnde ;
3. vreemdelingen.
Zoolang de wet niet bepaaldelijk het tegendeel vaststelt, is het burgerlijk en handelsregt hetzelfde voor hen, die geene ingezetenen zijn, als voor de ingezetenen van Nederlandsch Indie.
De strafbepalingen tegen misdrijven en overtredingen
44
mitsgaders de verordeningen van politie, zijn verbindend voor allen, die zich in Nederlandsch Indie bevinden.
De wet onderscheidt voorts de ingezetenen van Nederlandsch Indie, in:
1. Europeanen en daarmede gelijkgestelde personen, welke laatsten zijn: alle personen, van waar ook afkomstig, die niet vallen in de omschrijving van inlanders en de met deze geliijjkgestelden ;
2. inlanders en daarmede gelijkgestelde personen, onder welke laatsten begrepen zijn Arabieren, Mooren, Chinezen, en alle anderen, die Mahomedanen of Heidenen zijn ; zoomede, tijdelijk, de tot de inlandsche bevolking behoorende Christenen, over geheel Nederlandsch Indie, voor zoover zij ook vroeger met de inlanders waren gelijkgesteld.
Bij de militaire wetten zijn al deze oneerscheidingen onbekend.
Het burgerlijk en handelsregt. in de onder I aangehaalde openbare stukken beschreven, zooveel mogelijk overeenkomende met de Nederlandsche wetgeving, met welke het slechts in zoover verschilt, als de plaatselijke gesteldheid dezer gewesten en de belangen van hunne ingezetenen geacht werden mede te brengen, is toepasselijk op alle Europesche en daarmede gelijkgestelde ingezetenen van Nederlandsch Indie.
Behoudens de gevallen, in welke inlanders of met deze gelijkgestelde personen, zich vrijwillig hebben onderworpen aan de Europesche bepalingen betrekkelijk het burgerlijk en het handelsregt (welke onderwerping geschiedt bij acte), of waarin zoodanige of andere wettelijke bepalingen op hen zijn toepasselijk verklaard, zijn ten aanzien van personen van kracht en worden door den inlandschen regter toegepast hunne godsdienstige “wetten, volksinstellingen en gebruiken, voor zoover die niet in strijd zijn met algemeen erkende beginselen van billijkheid en regtaardi gheid.
Naar die wetten, instellingen en gebruiken wordt ook door den Europeschen regter gevonnisd in zaken der aan zijne uitspraak onderworpen inlandsehe hoofden, en bij de kennisneming in hooger beroep, van door inlandsche
45
regterlijke collegien, in burgerlijke zaken, gedane uitspraken.
Bij de beoordeeling en beslissing van zaken, die niet geregeld zijn door de godsdienstige wetten, volks-instellingen en gebruiken, hierboven bedoeld, worden de algemeene beginselen van de Europesche wetgeving tot rigtsnger genomen.
Overigens wordt door de Europesche regtbanken, gelijk mede door de residenten of andere hoogste gezaghebbers, bij de uitoefening van hunne regtsmagt in burgerlijke zaken, naar de Europesche wetten regt gedaan ; met dien verstande, dat, wanneer inlanders, of daarmede gelijkgestelde personen, zonder dat zij, krachtens bepaalde wettelijke voorschriften of ten gevolge van vrijwillige overeenkomst, aan de Europesche wetgeving zijn onderworpen, als verweerders in burgerlijke zaken voor den Europe: schen regter te regt staan, in de gevallen waarin zulks volgens de wettelijke bepalingen kan of moet plaats hebben, alsdan ook door dien regter zooveel mogelijk op die godsdienstige wetten, volksinstellingen en gebruiken wordt acht gegeven.
Het strafregt is niet hetzelfde voor Europeanen en daarmede gelijkgestelden als voor inlanders en de met dezen
gelijkgestelden. III. REGTERLIJKE MAGT. Sl: Militaire regtbanken.
Militairen staan wegens de delicten, bedoeld bij de derde alinea van $ 5 onder IL. hierboven teregt voor:
krijgsraden, hoofdzakelijk ingerigt overeenkomstig de Nederlandsche militaire wetten en bijeengeroepen op Java door de militaire kommandanten en buiten Java door de hoofden. der plaatselijke besturen, en
een hoog militair geregtshof tn Neerlandsch Indie.
De zamenstelling van dit geregtshof, de opperste militaire regtbank in Indie, is bepaald op:
een president, zijnde de president van het hooggeregtshof van Nederlandsch Indie;
twee civiele leden (gemeenlijk leden van het hooggeregtshof van. Nederlandsch Indie) ;
46
twee officieren der landmagt en
twee officieren der zeemagt.
Evenwel is sedert 1827 verklaard, dat, indien de twee leden, officieren der land- of zeemagt, naarmate de sententien iemand uit een van deze twee wapens betreffen,
bij het vonnissen niet tegenwoordig kunnen zijn, alsdan
. in tegenwoordigheid van één, wiens bijwezen niet kan
gemist worden, daartoe zal kunnen worden overgegaan.
De griffier en substituut-griffier bij het hooggeregtshof doen ook als zoodanig dienst bij het hoog militair geregtshof.
S 2. Civile regtbanken.
Overigens wordt de regterlijke magt uitgeoefend door
de volgende regtbanken en geregten:
a. Java (met uitzondering van Soerakarta en Djokjokarta.)
Districtsgeregten.
Eén in elk district, tenzij de Gouverneur-Generaal meer dan één distriet onder hetzelfde geregt brenge, en zamengesteld uit het inlandsch hoofd van het district, als regter, bijgestaan door zoo vele mindere, hem tot raadslieden dienende, maar geene stem hebbende, inlandsehe hoofden, als door den resident (waaronder hier ook verstaan wordt
aan geenen resident ondergeschikte adsistent-resident),
overleg met den betrokken regent, daartoe worden aan
wezen. Regentschaps-geregten.
Één in elk regentschap en bestaande uit den regent of, bij afwezigheid, belet of ontstentenis van dezen den patti (onderregent) van het regentschap, als regter; bijgestaan door zoo vele mindere, hem tot raadslieden dienende, maar geene stem hebbende, inlandsche hoofden, als de resident met inachtneming der inlandsehe gewoonten bepaalt; voorts door den panghoeloe of priester die dezen vervangt en door den djaksa (inlandsch fiscaal).
47 Landraden.
Eén op elke gewestelijke hoofdplaats en andere plaatsen, door den Gouverneur-Generaal te bepalen. Zij zijn zamen gesteld uit den resident of, voor zooveel de landraden buiten de hoofdplaatsen betreft, uit den adsistent-resident, als voorzitter, en de regenten van de verschillende regentschappen of andere door den Gouverneur-Generaal aan te wijzen voorname inlandsehe hoofden, als leden; bijgestaan door eenen Europeschen ambtenaar als griffier, en voorts door een hoofd-panghoeloe of den priester die dezen vervangt, als adviserend lid, zoomede door den hoofd-djaksa of djaksa.
Ook op plaatsen waar een resident gevestigd is, kan een adsistent-resident voorzitter van een landraad zijn, onverminderd echter het regt van den resident, om, zulks nuttig of noodig achtende, in persoon als voorzitter op te treden.
Bij afwezigheid of belet van den resident wordt het voorzitterschap door eenen adsistenit-resident, den secretaris van het gewest of eenen anderen door den GouverneurGeneraal aangewezen ambtenaar vervuld.
Te Batavia is de zamenstelling van den landraad verschillende van die der overige. Daar heeft men, behalve den resident of „den op hem volgenden ambtenaar van politie, als voorzitter, vier assessoren; waarvan twee Eu‘ropeanen en twee voorname inlanders, jaarlijks door den Gouverneur-Generaal benoemd, benevens eenen griffier.
In 1849 is, bij publicatie van den Aden Mei (Staatsblad Nr. 24), bepaald, dat deze exceptionnele zamenstelling van den landraad te Batavia vooreerst zal behouden blijven. »
In December van genoemd jaar is mede bepaald dat
ook op het eiland Bawean een landraad gevestigd zal zijn. (Staatsblad Nr. 60). ‚
Regtbanken van omgang. 4 Eén in elk gewest, bestaande uit eenen Nederlandschen regter als voorzitter, die echter niet in het gewest gevestigd is, maar verscheidene gewesten onder zijn regtsgebied
48
heeft, welke hij op gezette tijden, vergezeld van eenen Nederlandschen griffier, tot het houden van teregtzittingen bezoekt, en voorts uit de voornaamste en bekwaamste inlandsche hoofden als leden, die daartoe door den Gouverneur-Generaal benoemd worden. Eindelijk worden die regtbanken bijgestaan door den hoofd-panghoeloe of den priester die hem vervangt, als adviserend lid, en door den hoofddjaksa of djaksa.
Voor geheel Java en Madura zijn 4 omgaande regters.
Bij de bepaling dat ook op het eiland Bawean een landraad gevestigd zal zijn, is die gevoegd, dat aldaar
gehouden
zittingen van de regtbank van omgang zullen g
worden. Residents-geregten.
Behalve in gewone kleine politie-zaken oordeelen de residenten, bijgestaan door hunne secretarissen, of door ambtenaren die zij zelven aanwijzen, als griffiers, over verscheidene regts- (zoo burgerlijke als straf-) vorderingen. De resident wordt hierin, bij afwezigheid of belet, vervangen als bij de landraden.
Raden van Justitie.
Een te Batavia, een te Samarang en een te Soerabaja zamengesteld: te Batavia, uit 1 voorzitter, 4 leden, 1 offieier van justitie, 1 substituut-officier van justitie, en voorts uit: 1 griffier en 2 substituut-griffiers, en te Samarang, zoomede te Soerabaija, uit 1 voorzitter, 3 leden, 1 officier en 1 substituut-officier, 1 griffier en 1 substituut-griffier, — allen Nederlanders.
Omtrent de bevoegdheid van al deze en de hieronder op te noemen Indische regtbanken en geregten, wordt verwezen naar de bepalingen en reglementen, in de $$ 2, 3 en 4 onder I hierboven aangehaald.
“ Voorts wordt gerefereerd aan het onderdeel e van deze S en aan de eerstvolgende S.
b. Soerakarta en Djokjokarta.
Hier zijn residentieraden, zamengesteld, zoo te Soerakarta als te Djokjokarta, uit den resident als voorzitter, 2 of 3
49
ambtenaren óf burgers als leden en den secretaris (adsistent-resident) der residentie als officier van justitie en riffier.
Deze residentie-raden oefenen over de onderdanen van het Gouvernement dezelfde regtsmagt uit als elders op Java de landraden, en oordeelen bovendien over zaken welke elders op Java voor de regtbanken van omgang
gebragt worden. Javanen, onderdanen van de Vorsten,
Ees o
kunnen niet voor de residentieraden getrokken worden dan als medepligtigen van Chinezen en andere voor deze regtbanken te huis behoorende personen.
Wijders oefent de raad van justitie te Samarang regtsmagt uit over de Europeanen en daarmede gelijkgestelden in deze residentiën.
In Djokjokarta is voorts eene regtbank voor eriminele zaken, waarvoor de onderdanen van het Djokjosche Rijk, wegens misdaden binnen het rijk gepleegd, te regt staan. Zij is zamengesteld uit den resident, bijgestaan door den secretaris (adsistent-resident), den vorstelijken rijksbestierder en een of twee rijksgrooten (toemengoengs).
Aldaar doet de resident ook eenige regtzaken af met den rijksbestierder.
In Soerakarta is de regtsmagt over den inlander, behoorende tot dat Rijk, of tot de landen van den pangeran adipatti Mario Mangkoe Negoro, in de handen van den Keizer of dien Prins, maar geregeld bij overeenkomsten,
volgens welke aan den resident bemoeijenissen met de:
uitoefening van dit gezag zijn toegekend. c. Buitenbezittingen.
1. Swmatras Westkust. Landraden te Padang en te Priaman, zamengesteld uit inlandsche hoofden, en voorgezeten op de eerste plaats door den secretaris van het gewestelijk bestuur en op de tweede door den adsistent-resident.
Deze landraden heeten groote landraden, wanneer zij, in zaken van buitengewoon gewigt, gehouden worden onder voorzitting van den president van den raad van justitie te Padang, bijgestaan door de bovengenoemde gewone voorzitters.
4
50
Raad van justitie te Padang bestaande uit 1 president en 4 leden, allen Europeanen.
2. Benkoelen. Dit gewest behoort in strafzaken, voor Europeanen en hunne medepligtigen, tot het regtsgebied van den raad van justitie te Batavia.
Er is een residentieraad, voorgezeten door het hoofd van het gewestelijk bestuur, met twee Europesche ambtenaren of ingezetenen tot leden, wordende in zaken be
treffende Oostersche vreemdelingen of waarin eene der
partijen tot de inlandsche bevolking behoort, bijgestaan
door een inlandsch hoofd, en in zaken betreffende de Mahomedanen door eenen priester, beiden als adviserende leden, en
een pangerangsraad, ook voorgezeten door het hoofd van het plaatselijk bestuur, met eenige inlandsche grooten tot leden.
3. Lampongs. Deze districten behooren tot het regtsgebied van den raad van justitie te Batavia.
A. Palembang. Deze residentie behoort tot het regtsgebied van den Raad van justitie te Batavia, voor zoover personen en zaken aangaat, van welke op Java door hem kennis wordt genomen.
Voorts is er:
eene regtbank van burgerlijke en lijfstraffelijke regtsvordering, welke voorgezeten wordt door den resident en tot leden heeft den rijksbestierder en eenige inlandsche ingezetenen, terwijl in zaken betreffende Oostersche vreemdelingen een of twee leden uit de natie van den betrokkene gekozen worden;
eene regtbank van geestelijke en kerkelijke zaken, voorgezeten door den hoogepriester met 4 chatibs, tot leden, en
eene regtbank voor kleine zaken, voorgezeten door den rijksbestierder en een lid uit de regtbank van burgerlijke en lijfstraffelijke regtsvordering; van de uitspraken van dit geregt is beroep op den resident.
5. Banka. Dit eïland behoort mede tot het regtsgebied van den raad van justitie te Batavia.
Er is een landraad ter hoofdplaatse Muntok, voorgezeten door den resident of zijnen secretaris, met vier inland
sche leden.
51
6. Riouw. Deze residentie behoort in strafzaken tot het regtsgebied van den raad van justitie te Batavia.
Er is een residentieraad, voorgezeten door den resident met twee ambtenaren of burgers tot leden en Chinesche en inlandsche adviseurs, naar gelang het geding Chinezen of inlanders en Mahomedaansche vreemdelingen betreft.
De onderdanen van den Onderkoning van Riouw zijn aan zijne regtsmagt overgelaten.
7. Borneo. De Nederlandsche bezittingen op dit eiland behooren tot het regtsgebied van den raad van Justitie te Batavia.
Te Banjarmassing is eene regtbank van burgerlijke en lijfstraffelijke regtspleging, voorgezeten door den resident, met ingezetenen van de aanzienlijkste inlandsehe familiën en de hoofden der Chinezen, Boeginezen en Maleiers tot leden.
Te Sambas en Pontianak zijn landraden, door de hoofden der gewestelijke besturen voorgezeten, met leden als
de regtbank te Banjermassing.
8. Celebes (zonder Menado). Te Macasser is een raad van justitie, zamengesteld uit een president en twee leden Nederlanders.
Voorts zijn er:
een groote landraad te Macasser, voorgezeten door den gewestelijken secretaris, met voorname inlandsche hoofden als leden;
landraden in elke afdeeling van Macasser, voorgezeten te Macasser door den magistraat, en elders door het hoofd van het plaatselijk bestuur, alle met inlandsche hoofden tot leden ;
regentsraden, gevoerd door de regenten, bijgestaan door andere inlandsehe hoofden.
9. Molukken (met Menado). Er zijn raden van justitie:
te Amboina, bestaande, uit 1 president en 8 leden;
te Banda, bestaande uit den resident als voorzitter en 6 leden, en
te Ternate, bestaande uit den resident als voorzitter en 4 leden; — allen Europeanen;
voorts een groote landraad te Amboina, voorgezeten door
den gouverneur der Molukken, met 19 regenten en 3 officieren der burgerij tot leden;
een landraad te Amboina, voorgezeten door den magistraat, met 3 officieren der burgerij en verscheidene regenten tot leden;
een landraad te Menado, voorgezeten door den resident, met twee Europesche ambtenaren of ingezetenen en eenige inlandsche hoofden tot leden.
10. Timor. Dit eiland behoort tot het regtsgebied van den raad van justitie te Soerabaja.
Er is een landraad, voorgezeten door den resident, met eenige regenten als leden, en de hoofden der burgerij, Papang Chinezen, Rottinezen, Solorezen, Sadonezen, als
adviseurs.
d. Factory van den Nederlandschen handel op Japen en Nederlandsch consulaat in China.
Deze behooren tot het regtsgebied van den raad van justitie te Batavia.
e. Voor geheel Nederlandsch Indië en
onderhoorigheden.
Het Hooggeregtshof van Nederlandsch Indië, gevestigd te Batavia, is zamengesteld uit eenen president, eenen vicepresident zeven raadsheeren, eenen proeureur-generaal, twee advocaat-generaals, eenen griffier en twee substituut-griffiers, allen Nederlanders.
De president wordt door den Koning benoemd.
Het hooggeregtshof is de opperste regtbank in Nederlandsch Indië. Van sommige zijner arresten kan bij het hof zelf in revisie gekomen worden, in welk geval het hof oordeelt met negen regters, door aanvulling uit den raad van justitie te Batavia.
Het hooggeregtshof is gesplist in twee kamers, met opdragt aan elke kamer van de zelfstandige afdoening van een deel der werkzaamheden. De raden van justitie op
Java tijdelijk belast met de revisie der vonnissen in zaken
van misdrijf, door de binnen ieders ressort gevestigde landraden te wijzen. In verschillen tusschen de politieke en regterlijke col
53
legiën of ambtenaren, alsmede tusschen de civile en militaire collegiën van justitie over des eenen bevoegdheid tot afdoening der zaak gerezen, zal door den GouverneurGeneraal in rade de uitspraak geschieden.
8 3. Openbaar ministerie,
Het openbaar ministerie, belast met de handhaving der wettelijke bepalingen en der besluiten van het openbaar gezag, met de vervolging van alle misdrijven en overtredingen, en met het doen uitvoeren van alle strafvonnissen, wordt uitgeoefend :
bij de krijgsraden door auditeurs-militair en substituutauditeurs-militair, zijnde de officieren en substituut-officieren bij de raden van justitie, en bij het hoog militair geregtshof van Nederlandsch Indië door eenen advocaat-fiscaal voor de land- en zeemagt en substituut-advocaatfiscaal, zijnde de proeureur-generaal en de advocaat-generaal bij het hooggeregtshof;
bij de inlandsche regtbanken op Java, door inlandsche officieren, genaamd hoofd-djaksa op de gewestelijke hoofdplaatsen, en djaksa elders;
bij residentsgeregten op Java, door eenen Europesche beambte, dien de resident aanwijst:
bij de raden van justitie op Java, door de officieren van justitie, of namens deze door de substituut-officieren van justitie ;
bij de regtbanken op de buitenbezittingen, door Europesche of inlandsehe officieren van justitie, naar gelang van den aard der bemoeienissen van de regtbanken;
bij het hooggeregtshof van Nederlandsch Indië, door den procureur-generaal, of namens hem door de advocaten-generaal.
De ambtenaren van het openbaar ministerie zijn verpligt, de bevelen na te komen, welke hun, in hunne ambtsbetrekking, door of van wege den Gouverneur-Generaal gegeven worden, en des gevorderd den Gouverneur-Generaal en de collegiën, bij welke zij geplaatst zijn, te dienen van berigt, consideratiën en advies.
Dit is slechts in zoover toepasselijk op de inlandsche officieren (hoofd-djaksa en djaksa) als overeengebragt kan
worden met hunne Ì schiktheid aan de residenten.
De proeureur-generaal bij het hooggeregtshof en de of
cieren van justitie zijn verpligt, in alle burgerlijke zaken,
waarin de Regering van Nederlandsch Indië, als verte
genwoordigende den lande, optreedt, op daartoe van of namens de Gouverneur-Generaal bekomen last, de dagvaardingen en alle andere exploiten te doen uitbrengen, de dingtalen en pleidooijen te houden, en wijders het geheele geding te voeren. In het algemeen moeten zij voorts in alle burgelijke zaken, waarin de belangen van den lande betrokken zijn, die belangen op eene regelmatige wijze beschermen en voorstaan, met dien verstande nogtans dat niemand hierdoor van zijnen dagelijkschen regter kan wor
den afgetrokken. 4. Advocaten en procureurs.
De aard der bediening van advocaat en procureur en de daaraan verbondene werkzaamheden blijken uit de wettelijke bepalingen op de burgerlijke regtspleging en op de strafvordering.
Zij hebben tot de uitoefening van hun bedrijf eene toelating noodig van den Gouverneur-Generaal.
De advocaten zijn tevens procureurs.
gegradueerden in regten kunnen niet tot advocaat maar alleen tot procureur benoemd worden, en moeten, alvorens daartoe aan den Gouverneur-Generaal te kunnen worden voorgedragen, een voldoend examen afleggen in het bestaande regt, de wijze van regtspleging daaronder begrepen. Dit examen wordt afgenomen door twee commissarissen uit het regterlijke collegie, bij hetwelk zij verlangen te practiseren.
De advocaten en procureurs zijn verpligt, op aanwijzing van de regtelijke collegiën, voor welke zij hunne bediening uitoefenen, gratis hunnen bijstand te verleenen aan hen, die vergunning hebben bekomen om kosteloos-te procederen, en zich gratis te belasten met de verdediging in strafzaken. Alleen om redenen, door den president van het betrokken collegie goedgekeurd, kunnen zij zich hieraan onttrekken.
Overigens mogen zij in rekening brengen de sommen,
55
door het Gouvernement vastgesteld. Die sommen zijn laatstelijk bepaalt bij de salarislijst van 1838 (Indisch Staatsblad Nr. 12.)
Geene associatien tusschen advocaten en procureurs voor de waarneming der geregtelijke practijk, mogen gesloten worden, zonder toestemming van den Gouverneur-Generaal.
8 5. Deurwaarders.
Er zijn gewone en buitengewone deurwaarders. Beiden zijn openbare ambtenaren. De gewone worden benoemd door den Gouverneur-Generaal, de buitengewone door de hoofden der plaatselijke besturen.
De gewone deurwaarders zijn belast met de dienst bij de teregtzittingen en met de inwendige dienst bij de vergaderingen en bijzondere commissiën.
Alle deurwaarders zijn, ieder in het ressort van het regterlijk collegie, waarbij hij is aangesteld, bevoegd tot het doen van alle geregtelijke aanzeggingen, bekendmakingen, protesten en verdere exploiten, hetzij die al dan niet met een aanhangig regtsgeding in verband staan; tot het doen van alle dagvaardingen, insinuatiën van burger
| lijke gedingen of strafzaken behoorende, en tot het doen | van alle exploiten ter uitvoering van regterlijke bevelen, vonnissen en arresten, zoowel in burgerlijke als in straf-, zaken.
Zij zijn verpligt, hun ministerie te verleenen, wanneer het ook mogt worden ingeroepen, binnen de residentie, waar zij wonen.
Zij moeten in de gevallen, door de wet bepaald, dit alles gratis doen, zonder evenwel tot voorschotten gehouden te zijn.
Overigens mogen zij in rekening brengen de sommen, door het Gouvernement bepaald.
Die sommen zijn laatstelijk vastgesteld bij de salarislijst van 1822 (Indisch Staatsblad Nr. 11.)
IV. ALGEMEENE MAGT VAN HET HOOGGEREGTSHOF.
Het hooggeregtshof is, als opperste regtbank belast met
het toezigt op de bedeeling des regts in geheel Neder
landsch Indië en met de zorg, dat die bedeeling behoorlijk en onvertogen plaats hebbe. Het moet naauwkeuring waken over de handelingen èn
verrigtingen van de regtbanken en regters en kan te dien
aanzien, in het belang van de dienst, zoowel bij afzonderlijken als bij rondgaanden brief, aanmerkingen maken en teregtwijzingen geven.
Het is bevoegd tot het vorderen van berigt, consideratiën en advies van alle, zoo burgerlijke als militaire regtbanken en regters, mitsgaders van den procureur-generaal en andere ambtenaren van het openbaar ministerie. Het kan daarbij de overlegging of opzending van stukken gelasten.
Indien nogtans de zaak, waaromtrent berigt, consideratiën en advies zijn gevraagd, bereids aan de daartoe aangezochte regterlijke autoriteit ter beslissing is onderworpen, of het te voorzien is, dat zulks geschieden zal, kan
die autoriteit volstaan met het geven van eenvoudig berigt.
V. Pourrip.
S 1. Algemeen beheer.
De procureur-generaal bij het hooggeregtshof is het hoofd der regtspolitie in geheel Nederlandsch Indië, en als zoodanig belast met de zorg voor eene spoedige en krachtdadige uitvoering van al hetgeen, betrekkelijk dat onderwerp, in de wettelijke bepalingen op de strafvordering is voorgeschreven.
De Europesche ambtenaren van het openbaar ministerie staan te dien aanzien, behoudens hunne verpligtingen jegens den Gouverneur-Generaal, bij uitsluiting en onmiddellijk onder zijne bevelen.
De procureur-generaal is bevoegd, om aan de Europesche administrative ambtenaren, die met de politie belast zijn, dienaangaande zoodanige instructiën te geven, als hij, in het belang der justitie, tot opsporing en voorkoming van misdrijven en overtredingen en tot handhaving der openbare rust en orde noodig acht.
Indien over de uitvoering van die instuctiën, of omtrent
de bevoegdheid van den procureur-generaal om ze te geven,
57
bezwaren ontstaan, worden deze ter kennisse gebragt van het hooggeregtshof, dat daarop, onder mededeeling van consideratiën en advies, de beslissing van den Gouverneur-Generaal vraagt.
De proeureur-generaal mag echter op eigen gezag geene bevelen geven, die in verband staan tot het inlandsch bestuur of de huishoudelijke inrigting der dorpen, maar doet daaromtrent voorstellen aan den Gouverneur-Generaal.
De middelen van politie kunnen, voornamelijk sedert de uitbreiding van verschillende cultures, waardoor de bemoeijingen der onderscheidene ambtenaren zeer zijn uitgebreid, niet overal als voldoende worden beschouwd. Eene algemeene aanvulling zou gepaard gaan met groote uitgaven, en daarom heeft men zich tot nog toe bepaald tot het nemen van voorzieningen dáár, waar ze als dringend vereischt moet worden beschouwd.
S$ 2 Plaatselijk beheer.
De hoofden der gewestelijke besturen zijn hoofden der politie, elk in zijn gebied.
Tot de uitoefening van dit gedeelte hunner verpligtin gen hebben zij, behalve de afzonderlijke middelen van politie, voor sommige takken van beheer, met name voor ’s Lands belastingen, toegestaan (en elders in het tegenwoordig verslag beschreven), de beschikking over de Europesche en inlandsehe hoofden der afdeelingen en dorpen van hun gewest, over de djaksa’s: hier en daar over
ambtenaren, uitsluitend met alle of zekere politie-zaken
belast; zoo als adsistentsresidenten van politie, magistraten, havenmeesters (voor de politie op de reeden), voorts over inlandsche politie-bedienden, en eindelijk op eenige plaatsen over vaartuigen, zoo als de „gouvernements-schoe
ners en kruisbooten” vermeld onder zeemagt en residen-
tie- of kruispraauwen. S 3. Verordeningen. a. Algemeene, in zoover die bestaan.
Bij de wettelijke bepalingen en reglementen, onder I
en III van dit onderdeel aangehaald, is de regtsmagt van
58
de hoofden der gewestelijke besturen, als hoofden der politie, omschreven door aanduiding, ‘dat: zij beslissen in overtredingen van politie, plaatselijke keuren en wettelijke bepalingen van algemeenen aard, en in alle zaken, vroeger op de zoogenaamde politie-rol gebragt, en is tevens bepaald, welke straffen zij mogen opleggen.
b. Plaatselijke.
Voor Batavia zijn zoodanige verordeningen gegeven in de instructie voor den hoofdbaljuw (thans resident) van Batavia en den baljuw (thans adsistent-resident) der Ommelanden, gearresteerd bij besluit van den CommissarisGeneraal van Nederlandsch Indië van 24 Augustus 1828 (Staatsblad) nr. 63) en
voor Soerabaia in het politie-reglement voor de stad
en voorsteden van Soerabaija, gearresteerd bij besluit van
denzelve van 2 Februarij 1829, nr. 32 (Staatsblad nr. 8);
welk reglement van toepassing is verklaard voor Samarang bij besluit van den Gouverneur-Generaal van 19 November 1848, nr. 8 (Staatsblad 1849, nr. 4).
Het spreekt van zelf, dat, waar deze instructie en re glementen in strijd zijn met de bepalingen en reglementen in IT en III van dit onderdeel beschreven, zij door de laatste gewijzigd moeten geacht worden. Zulks is bij de toepasselijk-verklaring van het Soerabaijasche reglement op Samarang uitdrukkelijk aangeteekend.
Behoudens deze voorwaarde, wordt het Soerabaijasche politie-reglement ook in vele andere gewesten, zooveel
mogelijk, tot rigtsnoer genomen.
c. Eenige onderwerpen’ van politie, geregeld bij
algemeene verordeningen. aa. Regt van verblijf.
Hieromtrent bestaan, buiten de voorschriften op de reispassen en de plaatselijke politie-verordeningen, en behoudens de bevoegdheid van den Gouverneur-Generaal tot het nemen van politieke maatregelen ten aanzien van inlanders, geene algemeene bepalingen.
Chinezen, Mooren, Arabieren en andere vreemden, niet b, »
59
tot de Europeanen behoorende, worden in Nederlandsch Indie, zooveel mogelijk, vereenigd onder hoofden van denzelfden landaard, in afzonderlijke wijken of buurten.
Bijzonder op Java is aan de hoofden der gewestelijke besturen aanbevolen, het amalgameren dezer Oosterlingen met de Javanen tegen te gaan, echter niet zoover, dat men hun algemeen zou verbieden zich in de binnenlanden te vestigen óp zoodanige plaatsen waar nog geen afzonderlijke wijken voor hen bestaan, maar slechts door te zorgen dat zij zich afzonderlijk vestigen in daartoe door het bestuur aan te wijzen buurten op de hoofdplaatsen der residentien, der hoofd-afdeelingen of regentschappen, en der enkele mindere afdeelingen of districten, welke voor den handel doeltreffend gelegen zijn, en waar voor den sluikhandel de toelating van Chinezen en andere vreemde Oosterlingen niet bedenkelijk is. Voor landerijen van particulieren worden hierop uitzonderingen geduld.
Vreemde Oosterlingen worden voorts bepaaldelijk geweerd uit de Preanger Regentschappen, tenzij zij door het oefenen van een nuttig handwerk den kost winnen, of zich door eene vroegere rustige inwoning het vertrouwen van de plaatselijke autoriteiten hebben waardig gemaakt. Evenwel mogen zij, die in deze beide catagorien vallen, alleen op de hoofdnegorijen wonen.
Overigens is op hen toepasselijk het hierboven gezegde omtrent inlanders.
Dit laatste is ook van toepassing op personen, in Nederlandsch Indie geboren van europeschen bloede, dat is: van eenen blanken vader of eene blanke moeder.
Geen Europeaan (ook niemand behoorende tot natien van Europeschen oorsprong) mag zich in Nederlandsch Indie met der woon nederzetten, zonder verlof van den Gouverneur-Generaal.
De Gouverneur-Generaal verleent zoodanig verlof overeenkomstig bepalingen, welke hij niet eigenmagtig kan veranderen.
Volgens die bepalingen zijn er vaste en tijdelijke ingezetenen van Nederlandsch Indie.
Als waste Imgezetenen mogen door den Gouverneur
Generaal alleen worden toegelaten Nederlanders door ge
60
boorte, wetsduiding of naturalisatie, en vreemdelingen, die minstens tien jaren in Nederlandsch Indie gediend hebben, en eervol zijn ontslagen.
Personen, niet in deze termen vallende, behoeven, om eene toelating als vaste ingezetenen te verkrijgen, de toestemming des Konings.
Zonder die toestemming kan de Gouverneur-Generaal hun slechts vergunnen tijdelijk verblijf, door welke vergunning zij tijdelijke ingezetenen worden.
Tijdelijk verblijf wordt vergund uitsluitend voor de residentie Batavia en tot wederopzeggens. Maar de Gouverneur-Generaal kan, onder nadere goedkeuring des Konings, in het belang van den landbouw of andere takken van nijverheid, aan vreemdelingen toestaan zich elders dan te Batavia op te houden.
Behoudens de magt van den Gouverneur-Generaal tot het nemen van politieke maatregelen, de bepalingen omtrent passen en de plaatselijke politieke-verordeningen, mag een vast ingezeten van Nederlandsch Indie zich vestigen daar waar de middelen bestaan om hem te bewaken en te beschermen; met deze enkele uitzondering, dat, om in de residentien Soerakarta en Djokjokarta' te wonen, nog eene uitdrukkelijke vergunning van den GouverneurGeneraal vereischt wordt.
Vaste ingezetenen mogen, met inachtneming der bepalingen omtrent passen, het eiland Java langs de groote wegen doorreizen, zonder uitdrukkelijke vergunning. Zoodanige vergunning, en wel van den Gouverneur-Generaal wordt vereischt voor den tijdelijken ingezeten, die zich buiten Batavia wenscht te begeven.
Elk dien het toegestaan is zich in Nederlandsch Indie te vestigen (er is voortdurend slechts rede van Europeanen in den boven bedoelden zin) moet den eed van getrouwheid aan den Koning en van gehoorzaamheid aan den Gouverneur-Generaal afleggen.
Generlei toelating tot (vast of tijdelijk) verblijf kan worden verkregen, zonder overlegging eener verklaring van twee te goeder naam bekend staande vaste ingezetenen,
die tot dat einde door het hoofd van het gewestelijk
bestuur aannemelijk zijn geacht, houdende: dat de betrok
61
kene persoon, voor zoo veel hun bewust, van een onbe
sproken gedrag, handel en wandel is, en dat zij zich verbinden, indien hij in het vervolg niet voldoende in zijn onderhoud mogt kunnen voorzien, hem,op hunne kosten bij te staan, in dier voege, dat hij nimmer ten laste van het Gouvernement kome; weshalve zij ook op zich nemen de terugbetaling van alle uitgaven, welke het Gouvernement, hetzij voor voeding, verpleging of anderzins, hetzij voor zijn terugvoer buiten Nederlandsch Indie in het belang der publieke orde, ten behoeve van dien persoon mogt hebben gedaan.
Deze borgtogt vervalt, zoodra de persoon bij een Gouvernements-besluit in ’slands dienst wordt geplaatst.
Voorts moet men, bij het verzoek om eene acte van verblijf (vast of tijdelijk), behalve aanbieding van toelichtende bewijsstukken, opgeven het bepaalde voornemen, om hetwelk men verlangt regt van inwoning te verkrijgen.
De acte, houdende vergunning van tijdelijk verblijf, moet binnen zes weken na aankomst te Batavia gevraagd worden.
Gezaghebbers, die passagiers van eene plaats, buiten Nederland of Nederlandsch Indie gelegen, te Batavia hebben aangevoerd, en Batavia wenschen te verlaten, vòòr dat door het Gouvernement omtrent de toelating dezer passagiers als ingezetenen van Nederlandsch Indie is beslist, zijn gehouden twee gegoede ingezetenen, ten genoege van het plaatselijk bestuur, te stellen als borgen, dat zij, voor hunne rekening en zonder bemoeijenis van het bestuur, zullen zorgen voor den terugvoer van elken dier passagiers, die binnen drie maanden na aankomst geene acte van vast of tijijdelijk verblijf heeft verkregen.
Europesche ambtenaren en officieren hebben, uit krachte hunner aanstelling, geene acte van verblijf noodig.
Intusschen geeft die aanstelling hun geene andere regten van verblijf, dan voortvloeijen uit de uitoefening van hun ambt.
Zoodra zij ophouden in ’s Lands dienst te zijn, vallen zij dus, ten aanzien van het verblijf, in dezelfde verpligtingen als ieder ambteloos persoon.
Genieten zij echter een pensioen uit ’s Lands kas, dan
62
zijn zij, zonder verder verlof, tijdelijke ingezetenen op de
gesteld.
plaats, waar hun pensioen is betaalbaar
Derhalve is het vragen yan acte van verblijf (vast of tijdelijk) verpligtend voor alle zonder pensioen afgetreden Europesche landsdienaren, en is het verkrijgen van eene
acte van wast verblijf een vereischte voor gepensionneer
den, indien zij de regten van vaste ingezetenen van Ne
derlandsch Indie willen genieten.
Het verblijf van inlandsche ambtenaren en officieren regelt zich naar de algemeene bepalingen voor inlanders, gewijzigd door de verpligtingen van hun ambt.
Personen, die, zoo zij zich in Nederlandsch Indie willen ophouden, eene acte van vast of tijdelijk zouden behoeven, mogen, ook wanneer zij de Nederlandsche OostIndische bezittingen slechts kortstondig bezoeken, zich niet zonder uitdrukkelijke vergunning begeven buiten de voor den grooten handel geopende zeeplaats, waar zij aankomen. Ten gevolge van de instructie der havenmeesters en van de verpligting aan iederen logementhouder of anderen ingezeten opgelegd, om, binnen 24 uren na de aankomst van eenig persoon ten hunnent, dien zij wenschen te huisvesten, daarvan aangifte te doen aan het plaatselijk bestuur, wordt dit bestuur in de gelegenheid gesteld tot het nemen der vereischte maatregelen van politie of tot het vragen van bevelen van den Gouverneur-Generaal ten aanzien van zulke reizig
Bij aankomst in Nederlandsch Indie is ieder verpligt eenen pas te vertoonen. Dien niet hebbende, komt men onder bijzonder toezigt der politie (Indisch Staatsblad 1818, Nr. 60).
Schepelingen mogen niet aan wal komen dan met verlof van het plaatselijk bestuur en er niet worden achtergelaten zonder medeweten van dat bestuur en borgstelling van de zijde der scheepsgezagvoerders, ten aanzien van de verzorging dier schepelingen.
Inlanders moeten passen nemen op de plaats, van waar zij eene reis aanvangen. Die passen zijn vrij van zegel. Zij moeten kosteloos afgeteekend worden in elk district, waar de reizende aankomt. Het ontbreken van deze afteekening heeft ten gevolge, dat hij als verdacht persoon
in verzekerde bewaring genomen wordt.
ö
63
Aan Javanen mogen geene passen verleend worden naar
Borneo, behalve:
aan schippers van vaartuigen en eigenaren van ladingen, naar Borneo bestemd, en hunne bedienden ;
aan matrozen, dienende aan boord van Europesche of inlandsehe vaartuigen ;
aan zulken, die bewijzen zelven genoegzame eigendommen of middelen te bezitten, om niet genoodzaakt te zijn onmiddelijk bij aankomst op Borneo schulden te maken.
Zooveel mogelijk wordt tegengegaan het vertrekken naar Borneo van inlandsche vrouwen, met ingezeten van Borneo van eene geringe klasse, niet zijnde Arabieren of welgezetene Boeginezen en Maleijers.
Deze maatregelen zijn noodig geacht om te voorkomen, dat vele Javanen of Javaansche vrouwen op Borneo pandelingen worden.
Aan inlandsche pelgrims (hjadji) van Mekka mogen geene passen naar Soerakarta of Djokjokarta verleend worden, zonder het gevoelen van de residenten op die plaatsen ingewonnen te hebben. Maken deze zwarigheid, dan is tot het uitreiken der passen uitdrukkelijke magtiging noodig van den Gouverneur-Generaal.
Inlandsche bedienden kunnen geenen pas naar Nederland bekomen, tenzij hunne meesters bij het plaatselijk bestuur betalen f 400 in gouden of zilveren munt, welke som verbeurd wordt, wanneer de bediende, gedurende de drie eerste jaren van het verblijf in Nederland, door zijnen meester verlaten, van wege het Gouvernement aldaar opgenomen, verzorgd en naar Java teruggevoerd wordt.
Scheepsgezaghebbers, die inlandsche bedienden, in het gevolg van Europeanen naar Europa vertrekkende, medenemen zonder pas, vallen in dezelfde straffen, als gezaghebbers, die andere personen zonder pas overvoeren.
Vreemde Oosterlingen (Chinezen, Mooren, Arabieren, Bengalezen, Boeginezen enz.) moeten passen nemen en laten viseren als de inlanders.
Wat de passen naar Soerakarta en Djokjokarta betreft, zijn de bepalingen omtrent pelgrims op hen van toepassing, onverschillig of zij pelgrims zijn of niet.
Voorts kunnen vreemde Oosterlingen alleen dan passen
64
van de eene residentie van Java naar de andere bekomen, wanneer zij bij het plaatselijk bestuur, met betrekking tot gedrag en bedoelingen, gunstig bekend staan en aannemelijke redenen van hunne reizen kunnen opgeven.
Europeanen en daarmede gelijkgestelden zijn verpligt zich van hunne woonplaats verwijderende, hetzij binnen of naar buiten Nederlandsch Indie, eenen pas te nemen. Zulke passen zijn geldig voor een jaar.
Over land reizende moeten zij den pas vertoonen aan het hoofd des bestuurs op de plaatsen, die zij doortrekken.
Zonder pas reizende verbeurd men f 25 tot f 100 boete, onverminderd het regt der plaatselijke besturen, om allen, die de bepalingen op de passen niet nakomen, dadelijk weder te doen vertrekken naar de plaats, van waar zij komen.
Scheepsgezaghebbers, die personen zonder passen overvoeren, verbeuren eene boete van f 1000 tot f 10,000 ter beslissing van den regter, onverschillig of het vaartuig waarmede de zonder pas reizende zou trachten te vertrekken of bereids vertrokken is, bestemd zij naar eene plaats binnen of buiten Nederlandsch Indie.
Men kan geene pas bekomen zonder te hebben voldaan aan de verpligtingen ten aanzien van de schutterijen.
Die Java met der woon verlaat, moet bovendien zes weken te voren openbare kennis van het voorgenomen vertrek geven, ten einde elk in de gelegenheid zij, zich ten opzigte van onafgedane zaken met den vertrekkende te verstaan.
Naar Soerakarta en Djokjokarta mogen ook aan Euro
peanen en de met hen gelijkgestelden geene passen uitgereikt worden, zonder verlof. van den Gouverneur-Generaal. Alleen kan de resident van Samarang passen derSoerakarta en Djokjokarta
waarts afgeven aan personen, in gedomicilieerd.
Naar het eiland Madura mogen, zonder magtiging van den Gouverneur-Generaal, geene passen afgegeven worden, dan aan personen, met der woon te Bangkalang, Sumanap en Pamakassan gevestigd.
Deze bepaling is in het belang der Vorsten, die vroeger veel overlast hadden van pleiziertogtjes derwaarts. Zij ziet
65
dan ook hoofdzakelijk op Europeanen en daarmede gelijkgestelden.
Vroeger slechts bij besluit van den Gouverneur-Generaal bestaande, is de genoemde bepaling in 1849 op de gewone wijze bij publicatie aangekondigd. Tevens is de overtreding van dit voorschrift met eene boete van f 25 tot f 100 bedreigd, onverminderd de bevoegdheid van den resident of de eerste plaatselijke autoriteit, om den overtreder te. noodzaken, dadelijk terug te keeren naar de plaats van waar hij komt.
Ingezetenen van de residentie Batavia en de adsistentresidentie Buizenzorg kunnen zich over en weder tusschen
die gewesten bewegen zonder pas. Ambtenaren krachtens hunne instructie, op schriftelijken last of met schriftelijk verlof van den Gouverneur-Gene
raal reizende, behoeven geene passen te nemen. Evenmin notarissen, gevestigd op plaatsen waar raden van justitie zijn, voor zoover betreft reizen binnen het ressort van die raden, en met uitzondering van het gebied van Soerakarta, Djokjokarta en Madura.
ec. Passen voor vaartuigen.
De passen voor vaartuigen zijn in Nederlandsch Indie vierderlei, te weten: 1. vlaggen; 2. zeebrieven; 8. scheepspassen ; 4. _uitklaringen.
1. Vlaggen.
Alle vaartuigen, eene reede opzeilende, moeten vòòr het ten anker komen hunne vlag vertoonen.
Hetzelfde moet geschieden bij vertrek. Zulks verzuimende, verbeurt de scheepsgezagvoerder eene boete van f15 en voorts eene boete van f 15 of f 30 voor elk los of scherp schot, uit het wachtschip te doen, om den nalatige zijne verpligting te herinneren. Die boete is voor de armen en wordt des noods bij een later bezoek van den gezagvoerder in Indie ingevorderd.
Vaartuigen, toebehoorende aan ingezetenen van Neder
5
66
landsch Indie, mogen geene andere dan de Nederlandsche vlag voeren.
2. Zeebrieven.
Deze worden onder dien naam verleend aan Europeesch getuigde vaartuigen, metende 10 lasten (koijans) en meer; en heeten jaarpassen, wanneer zij verleend worden aan BEuropeesch getuigde vaartuigen van beneden 10 lasten, en aan inlandsch getuigde vaartuigen.
Zij geven aan de vaartuigen de voorregten, verbonden aan Nederlandsch-Indische vaartuigen.
Onder zeebrieven worden hier alleen de eerste der gemelde twee categorien verstaan, en de andere door jaar passen aangeduid.
De zeebrieven worden verleend in ’s Konings naam door den Gouverneur-Generaal, overeenkomstig bepalingen, welke hij miet dan onder ’s Konings goedkeuring veranderen kan.
Volgens die bepalingen kunnen zeebrieven verkregen worden voor Europeesch getuigde vaartuigen metende 10 lasten en daarboven, gebouwd in Nederland of in Nederlandsch Indie, — toebehoorende aan vaste ingezetenen van Nederlandsch Indie, — waarvan de gezagvoerder vast ingezeten van Nederlandsch Indie is, en omtrent welke is voldaan aan de voorschriften over Europesche stuurmansleerlingen. (Zie onder Handel).
Inlanders, Arabieren en Chinezen, in Nederlandsch Indie
gevestigd, kunnen echter hunne vaartuigen doen voeren
door personen van dien landaard en zijn aan de voorschriften omtrent stuurmansleerlingen niet gehouden.
Voor de in Indie gebouwde vaartuigen, vallende in de termen van den voorlaatsten volzin, alsmede voor de in Nederland gebouwde, die in Indie voor de eerste maal voor rekening van Indische ingezetenen in zee gaan, is het nemen van eenen zeebrief verpligt.
Op plaatsen buiten Java worden de vaartuigen „die eenen zeebrief noodig hebben, maar te veel tijd zouden verliezen zoo men dien van Batavia moest afwachten, door
de hoofden der gewestelijke besturen voorzien van certifi
67
caten, strekkende ter vervanging van den zeebrief, totdat deze verkregen is.
De zeebrieven zijn van waarde zoolang het vaartuig niet van naam of (geheel of gedeeltelijk) van eigenaar verandert. Acht dagen na verandering van naam, of na overschrijviug op eenen niet®wen eigenaar, moet men den zeebrief teruggeven aan het bestuur van de plaats, waar het vaartuig te huis behoort. Geen vaartuig mag gesloopt worden voor de terugbezorging van den zeebrief,
Geene overdragt van eigendom van of in een vaartuig dat eenen zeebrief heeft, kan geschieden zonder overgifte van den zeebrief.
Nieuwe zeebrieven moeten gevraagd worden door de autoriteit van de plaats, waar het vaartuig ligt. De hoofden der gewestelijke besturen van de strandresidentien op en buiten Java kunnen echter, indien al deze stukken in orde zijn, in afwachting der toekenning van eenen nieuwen zeebrief door den Gouverneur-Generaal, aan de vaartuigen verleenen een certificaat tot het doen van eene reis naar ééne of meer havens van Nederlandsch Indie en terug.
De zeebrief moet altijd aan boord zijn en vertoond worden, bij aankomst in eene haven onder Nederlandsch gezag, aan de plaatselijke autoriteit, en bij aankomst in eene vreemde haven, waar een Nederlandsch Consul is, aan dien consul.
Inlandsche en Chinesche vaartuigen, die van eene vreemde haven van den Indischen Archipel komende, eene Nederlandsch-Indische haven bezoeken, moeten, om hier de voorregten van den zeebrief te behouden, den zeebrief op de vreemde plaats laten viseren, of een ander bewijs medebrengen, dat zij die plaats onder Nederlandsche vlag hebben aangedaan.
De jaarpassen bekleeden de plaats der zeebrieven:
a. voor Europeesch getuigde vaartuigen van beneden 10 lasten;
b. voor Inlandsch getuigde vaartuigen, die toebehooren aan en gevoerd worden door inlanders en die toebehooren aan of gevoerd worden door Europesche ingezetenen van
Nederlandsch Indie.
68
Zij worden afgegeven, namens den Gouverneur-Generaal door het hoofd des bestuurs op de plaats, waar het vaartuig te huis behoort.
Zij loopen af met het einde van elk jaar. Op den eersten Januarij moet men dus den ouden teruggeven en eenen nieuwen vragen. Vaartuigen, die van 1 Januari tot ultimo December op dezelfde plaats stil liggen, behoeven over dat jaar geenen pas te nemen.
De jaarpassen moeten steeds aan boord zijn en vertoond worden aan de autoriteiten der Nederlandsch-Indi
sche havens, die men aandoet,
Hetgeen bij de zeebrieven gezegd is omtrent Inland
sche en Chinesche vaartuigen, die, van eene vreemde haven van den Indischen archipel komende, eene Nederlandsch-Indische haven bezoeken, is ook op de jaarpassen van toepassing.
3. Scheepspassen.
Vaartuigen, waarvoor een zeebrief (niet een jaarpas) verleend is, moeten daarenboven voor elke reis eenen pas hebben.
De passen worden geteekend door de hoofden der plaatselijke besturen.
4. Uitklaringen.
Geen vaartuig mag uit Nederlandsch Indie vertrekken zonder uitklaring (verlof tot vertrek).
Scheepsgezagvoerders, die zonder uitklaring van Nederlandsch Indie vertrekken, verbeuren eene boete van f 10 voor elk last, waarop hunne vaartuigen gemeten zijn. Die boete ontduikende, worden zij tot betaling genoodzaakt bij terugkomst in eenige plaats van Nederlandsch Indie, met hetzelfde of een ander schip.
Ter betere voorkoming van het vertrekken zonder uitklaring, moeten de schippers, bij aankomst op Java, al hunne scheepspapieren aan den havenmeester afgeven, die ze niet teruggeeft, dan met de uitklaring.
Alvorens uitklaring te verleenen, moeten de havenmeesters zich verzekeren, dat aan al de verordeningen be
treffende personen, goederen en vaartuigen, voldaan is.
69
Uitklaringen moeten vertoond worden aan de kommandanten der wachtschepen op de reeden.
dd. Overboordwerping van ballast.
Op de Javasche reeden en ook buiten de reeden, “op plaatsen langs de Noordkust van Java van minder dan 10 vadem diepte, mag geen ballast over boord geworpen
worden.
ee, Invoer en bezit van wapens en kruid.
Gewone vuurwapenen en buskruid mogen niet ingevoerd worden op Java (behalve in Entrepôt voor den wederuitvoer), op Banka en in de Molukken.
Elders is de invoer toegestaan.
Jagtgeweren, fijnbewerkte pistolen of andere wapens van kunst en weelde en erepékruid, zijn niet onder het verbod van invoer begrepen. Deze mogen ingevoerd worden met verlof van de plaatselijke autoriteit, mits de geweren en pistolen in kistjes vervat, elk geweer of paar pistolen, met het kistje f 100 waard, en het kruid in blikken bussen, van niet meer dan 2 pond zwaarte, besloten zijn.
Niemand, behalve Europeanen en hunne afstammelingen, benevens alle beambten, die van eene acte van aanstelling voorzien zijn, mag schietgeweer bezitten zonder een verlof briefje van de plaatselijke autoriteit.
Niemand mag, buiten voorkennis van het plaatselijk bestuur, meer dan 5 pond crepékruid in zijne woning bergen. Winkeliers, handelaren en landeigenaren kunnen vergunning bekomen om 50 pond daarvan te bewaren ; hieronder wordt steeds verstaan erepékruid in bussen van niet meer dan 2 pond. Ander kruid mag men niet in woningen, winkels enz. opslaan.
Alle kruid, dat niet in particuliere gebouwen zijn mag, wordt bewaard in ’s lands magazijnen.
ff. Oprigten van fabrieken en neringen.
Geene fabrieken of neringen met fournuizen werkende of meer bijzonder aan brandschade onderhevig, of voor de gezondheid schadelijk, of voor de in de nabijheid wonenden hinderlijk, mogen opgerigt worden zonder schrif
70
telijke vergunning van het plaatselijk bestuur, dat de buren hoort in hun belang en de gevraagde vergunning geheel of voorwaardelijk geeft, of wel bij gemotiveerde dispositie weigert.
gg. Uitwijking van stoomschepen.
Met handhaving der bij alle zeevarende natien aangenomen algemeene verordeningen voor het onderling uitwijken van zeilschepen, zijn met 1 Mei 1849 regelen vastgesteld voor het uitwijken bij ontmoeten en voorbijvaren van stoomvaartuigen onderling of van stoomvaartuigen met zeilschepen in Nederlandsch Indie. (Indisch Staatsblad Nr. 11).
hh. Begrafenissen en begraafplaatsen.
In geheel Nederlandsch Indie is het begraven buiten
de daartoe aangewezen terreinen verboden. Voor Batavia bestaat op dit onderwerp omtrent Chris
tenen een reglement van 1846; voor Soerabaija is op het begraven van Christenen in 1849 een nieuw reglement vastgesteld (Indisch Staatsblad Nr. 12).
Op beide plaatsen zijn commissien met het beheer over de kerkhoven en het begrafenis-personeel belast.
ii. Regt van openbare oproeping en bijeenkomst.
Met uitzondering der Europesche en Inlandsche ambtenaren in hunne ambtsbetrekkingen, mogen door niemand billetten of bekendmakingen ter oproeping of verzameling van personen of gegadigden, uitgedeeld, verspreid of aangeplakt worden, zonder vooraf een schriftelijk verlof van de plaatselijke autoriteit te hebben verkregen. Van die toestemming moet blijken op het gezegelde exemplaar van het biljet of de bekendmaking, hetwelk bij de plaatselijke autoriteit berusten moet, ten einde, zoo noodig, met den inhoud der andere exemplaren vergeleken te kunnen worden.
VI. MAGT VAN DEN GOUVERNEUR-GENERAAL IN ZAKEN VAN JUSTITIE EN POLITIE.
S 1. Ten aanzien van de bestanddeelen der wetgeving.
De Gouverneur-Generaal verandert en heft op de wette
71
lijke bepalingen, waaromtrent hij zulks noodig oordeelt. Ten aanzien van sommige is hij daartoe bevoegd uit eigen magt; overigens onder nadere goedkeuring des Konings, De bepalingen, door hem onder nadere goedkeuring des Konings vastgesteld, hebben kracht van wet tot dat hare intrekking, in den voorgeschreven vorm, door af kondiging is vopenbaar gemaakt. (Zie art. 37 der Algemeene bepalingen van wetgeving in Nederlandsch Indië, Zndisch Staatsblad 1847, Nr. 23.)
8 2. Als privaat-persoon.
De Gouverneur-Generaal kan in geen geval in Nederlandsch Indië geregtelijk aangesprokert, en tegen hem kunnen ook geene procedures, van welken aard ook, ondernomen worden, ter zake van misdaad in of buiten zijn ambt.
Ook kan hij niet als getuige op eene-teregtzitting, noch voor eenigen anderen ambtenaar in burgerlijke strafzaken in Indië opgeroepen worden. Waar zijne getuigenis vereischt is, laat hij, schriftelijk verzocht, den ambtenaar met het onderzoek der zaak belast, of dengene, die dezen ten gevolge van eene bijzondere opdragt vervangt, bij zich toe, ten einde zijne getuigenis worde ingenomen en in geschrifte gesteld.
Maar de Gouverneur-Generaal kan, wegens civile zaken, voor de gewone regtbanken worden betrokken.
8 3. Ten aanzien van regterlijke ambtenaren en
bedienden individueel.
De Gouverneur-Generaal benoemt alle regterlijke ambtenaren, of laat hen in zijnen naam benoemen, behalve den president van het hooggeregtshof, dien de Koning benoemt.
In Nederlandsch Indië heeft geene benoeming van regterlijke ambtenaren voor hun leven plaats. De GouverneurGeneraal kan de Europesche regterlijke ambtenaren, wanneer hij dit oorbaar acht, tot de waarneming van andere openbare bedieningen roepen.
Een regterlijk ambtenaar, wegens misdrijf tot gevangenisstraf veroordeeld, of tegen wien lijfsdwang is ten uitvoer gelegd, kan door den Gouverneur-Generaal, op voordragt
72
van het hooggeregtshof, of na raadpleging van dat collegie, in zijne bediening geschorst of daaruit ontzet worden.
Op dezelfde wijze schorst of ontzet hij elken regterlijken ambtenaar, wegens wangedrag, onzedelijkheid of aanmerkelijke achteloosheid.
In geval van schorsing, voorziet hij, voor zooveel noodig, in de tijdelijke waarneming der betrekking.
Den president van het hooggeregtshof kan hij echter niet ontzetten. Wanneer hij vermeent, dat diens afzetting om eene der voormelde redenen, zoude behooren plaats te hebben, draagt hij het ontslag aan den Koning voor, onder bijvoeging van alle ter zake betrekkelijke stukken, vergezeld van eene schriftelijke verantwoording van den aangeklaagde, wien tot dat einde de tegen hem bestaande bezwaren moeten worden medegedeeld. In afwachting van 'sKoning beschikking, kan de Gouverneur-Generaal den aangeklaagde, onder toekenning van wachtgeld, schorsen, en voorloopig in zijne functien voorzien. Hij is verpligt den aangeklaagde, op diens verlangen, in staat te stellen, om, onder genot van verloftractement en vrijen overtogt, zich in Nederland te gaan verantwoorden.
De Gouverneur-Generaal verleent aan advocaten en pro
eureurs toelating tot uitoefening van de regterlijke practijk
en zet ze af, hetzij op of zonder voordragt van het hooggeregtshof.
Hij benoemt en ontslaat de gewone deurwaarders.
Hij benoemt en ontslaat notarissen.
Hij benoemt en ontslaat de ambtenaren der weeskamers.
Hij beslist of eenige betrekking, welke niet als eigenlijk bezoldigd ambt kan worden beschouwd, met de regterlijke bestaanbaar zij.
Hij verleent dispensatien in de gevallen, waar bloedof aanverwantschap het behouden van eenige regterlijke betrekking zou verhinderen.
Het is voorgekomen dat de bevoegdheid, bij art. 17 van het Reglement op de regterlijke organisatie en het beleid der justitie in Nederlandsch Indië, aan den GouverneurGeneraal verleend tot het schorsen of ontzetten van regterlijke ambtenaren in de gevallen en op de wijze hierboven vermeld, evenzeer bestaat in zekere, niet bij dat artikel
13
voorziene gevallen, bijv. wanneer verwijdering of schorsing noodig geoordeeld wordt:
tot handhaving van algemeene regeringsbeginselen, in het belang eener onbelemmerde regtsvordering en regtsbedeeling, alsmede in dat van eenen regterlijken ambtenaar;
wegens ongeschiktheid, afgeleefdheid, langdurige ziekte ;
wegens eene de dienst benadeelende persoonlijke verhouding van eenen ondergeschikten ambtenaar van het openbaar ministerie tot zijnen onmiddelijken chef;
of wegens andere omstandigheden bij welke het belang van de dienst betrokken is.
De bepaling in art. 9 van hetzelfde reglement, dat de regterlijke ambtenaren niet tevens eenig ambt mogen bekleeden, waaraan eene vaste wedde of andere bezoldiging verbonden is, is beschouwd als niet belettende het zenden van eenen raadsheer van het hoog-geregtshof als commissaris naar eene der buitenbezittingen tot onderzoek van de handelingen van het gewestelijk bestuur, onder genot van een daggeld, zonder op te houden raadsheer in het hof te zijn en bezoldiging als zoodanig te genieten.
8 4. Ten aanzien van de regtbanken en geregten.
Alle regterliijjke collegien zijn verpligt om berigt, consideratien en advies te geven, wanneer zulks door of van wege den Gouverneur-Generaal gevraagd wordt, onder dien verstande, dat, indien de zaak bereids aan de daartoe aangezochte regterliijjke autoriteit ter beslissing is onderworpen, of te voorzien is dat zulks zal geschieden, het collegie kan volstaan met het geven van eenvoudig berigt.
De zamenstelling der Europesche en ‘inlandsche regterlijke eollegien en geregten, alsmede de benoeming en beediging derzelve, zijn overgelaten aan den GouverneurGeneraal.
Aan de hoofden van gewestelijke besturen buiten Java en Madura is opgedragen in de tijdelijke waarneming van openvallende regterlijke betrekkingen te voorzien, mits onverwijld kennis gevende aan den Gouverneur-Generaal, door wien definitive benoeming geschiedt.
74
5. Ten aanzien van het openhaar ministerie. p Zie hieromtrent III, 8 3. S 6. In conflicten.
De Gouverneur-Generaal beslist alle geschillen over bevoegdheid tusschen de regterlijke magt en het administratief gezag.
Hij beslist ook in geval van twijfel of verschil over de bevoegdheid in zaken, tusschen inlanders, of tusschen met hen gelijkgestelde personen van gelijken landaard, — welke aan het oordeel hunner priesters of hoofden onderworpen zijn verklaard.
Zie het Koninklijk besluit, beschreven in 8 2 van II hierboven.
8 7. In alle zaken, waar ambtenaren en inlandsche grooten of hoofden betrokken zijn.
Zonder verlof van den Gouverneur-Generaal, te geven
of te weigeren na den Raad van Nederlandsch Indie te hebben gehoord, mogen ambtenaren, die in strafzaken voor het hooggeregthof te regt staan, niet vervolgd worden wegens misdrijven, in de uitoefening hunner betrekkingen begaan. Dit belet niet, dat de procureur-generaal geen verlof afwacht van ambtshalve alle gepaste nasporingen te bewerkstelligen en alle mogelijke inlichtingen in te winnen en te doen inwinnen.
Hetzelfde verlof wordt vereischt in het vervolgen in regten, hetzij in burgerlijke of in strafzaken, van vorsten, regenten en andere inlandsche grooten en hunne naastbestaanden, en van districthoofden en andere inlandsche hoofden van aanzien op Java en Madura.
Op de huitenbezittingen wordt dit verlof, namens den Gouverneur-Generaal, door de hoofden der plaatselijke besturen verleend. Eene weigering van zoodanig verlof moet onmiddellijk gebragt worden ter kennis van den Gouverneur-Generaal, ten einde die te bekrachtigen of het verlof te verleenen.
De Gouverneur-Generaal bepaalt in welke gevallen zijn verlof noodig is tot vervolging van mindere inlandsche hoofden.
75
Niettegenstaande de weigering van het verlof tot regterlijke vervolging van de bedoelde inlandsche grooten en hoofden, wordt de vervolging tegen andere in de zaak betrokkene personen voortgezet. Doch dan kan de Gouverneur-Generaal, die van de voorgenomene vervolging berigt ontvangt van het openbaar ministerie, zich bij schriftelijk bevel, na den Raad van Nederlandsch Indie te hebben gehoord, tegen die vervolging verzetten.
Op gelijke wijze kan de Gouverneur-Generaal zich verzetten tegen eenige vervolging, welke het hooggeregtshof betreffende inlandsehe grooten en hoofden, meent te moe ten bevelen bij het vernemen van verzuimen in het vervolgen van misdrijven en overtredingen.
Zonder magtiging van den Gouverneur-Generaal kunnen vorsten, regenten of andere inlandsche grooten niet als getuigen geroepen worden. Bij weigering van die magtiging wordt ten hunnen opzigte gehandeld als in gevallen, waar de getuigenis van den Gouverneur-Generaal noodig is.
8 8. In burgerlijke zaken.
De Gouverneur-Generaal geeft:
toestemming tot verandering van geslachtsnaam ;
onderscheidene dispensatien van de wettelijke bepalingen op het huwelijk; '
brieven van wettiging van natuurlijke kinderen;
brieven van handligting aan minderjarigen ;
kracht van testamentaire beschikkingen ten behoeve van openbare instellingen;
dispensatie van het verbod tegen het koopen van zekero
zaken door of van wege openbare ambtenaren, lasthebbers en bewindvoerders;
last tot onteigening ten behoeve van den Lande, tegen gelijktijdige voldoening van de geschatte waarde, van verdronken landen, welker bepoldering of droogmaking hij voor het algemeen belang, of tot beveiliging van nabij gelegen eigendommen, noodzakelijk acht;
last tot andere onteigeningen ten algemeenen nutte, tegen behoorlijke schadeloosstelling.
76 8 9. In zaken van koophandel.
Geene naamlooze vennootschappen kunnen worden tot stand gebragt zonder bewilliging ‘van den GouverneurGeneraal.
Beurzen van koophandel hebben plaats op gezag van den Gouverneur-Generaal. Hij bepaalt het uur van het aangaan en afloopen der beurs en alles wat de goede orde aldaar betreft.
Hij benoemt en ontzet makelaars; maar eenmaal van
hunne bediening vervallen verklaard, kan hij ze niet herstellen. … Hij verleent dispensatie van het verbod aan schippers opgelegd, om gedurende de reis aan het scheepsvolk meer dan een derde van hun verdiend loon op rekening te betalen.
8 10. Zr strafzaken.
De Gouverneur-Generaal bepaalt de plaats, werwaarts verbannenen uit Nederlandsch Indie, ten hunnen koste moeten worden overgebragt, onder deze beperking, dat de verbannenen, die Nederlanders van geboorte of afkomst zijn, naar geene andere dan eene Nederlandsche haven kunnen vervoerd worden.
Hij bepaalt ook de strafplaats in geval van verwijzing tot dwangarbeid in of buiten den ketting, voor zooverre betreft alle veroordeelingen op Java en Madura en de verwijzing in eenige buitenbezitting gedaan, buiten het
gebied van zoodanige bezitting. Binnen dit gebied wordt de strafplaats bepaald door het betrokken gewestelijk hoofd.
Zoolang de Gouverneur-Generaal de strafplaats niet bepaald heeft, in de gevallen waar zulks van hem moet uitgaan, kan de veroordeeling niet ten uitvoer worden
gelegd. \
Geen doodvonnis kan in Nederlandsch Indië ten uitvoer gelegd worden zonder verlof van den Gouverneur-Generaal. Alleen indien dringende omstandigheden de uitvoering gebiedend vorderen, wordt dit verlof verleend door het gewestelijk hoofd eener buitenbezitting.
De Gouverneur-Generaal mag het verlof tot uitvoering
77
van het gevelde doodvonnis niet weigeren, tenzij de veroordeelde hem zulks verzocht hebbe, of de weigering door
andere gewigtige redenen noodig wordt bevonden. In zoo
danige gevallen beveelt hij schorsing.
De regtbanken zijn bevoegd, de bedenkingen, welke zij tegen de schorsing hebben, ter kennis van den GouverneurGeneraal te brengen. Zij moeten er echter in berusten, indien hij, niettegenstaande de bedenkingen, de schorsing volhoudt.
Alsdan zend hij al de stukken ter beslissing aan het Opperbestuur.
De Gouverneur-Generaal verleent abolitie voor den regtsingang.
Hij verleent amnestie en heeft het regt van gratie en mitigatie van alle opgelegde straf.
Het indienen van een verzoek om gratie schorst de uitvoering van het vonnis, en die schorsing duurt voort, zoolang de Gouverneur-Generaal op het verzoek niet heeft beslist.
De Gouverneur-Generaal is bevoegd, om, bij wijze van gratie, ten aanzien van hen, op wie, uit hoofde dat zij in Nederlandsch Indie zijn geboren en opgevoed, de straf van verbanning wit die bezitting zwaarder zou drukken dan op hen, die elders geboren of opgevoed zijn, de straf te doen vervangen door wegzending naar een oord van ballingschap binnen Nederlandsch Indie, voor gelijken duur als de door den regter opgelegde verbanning.
De procureur-generaal bij het hooggeregtshof is gemagtigd, de hem ondergeschikte ambtenaren van het openbaar ministerie aan te schrijven, om, wanneer zij kennis dragen van een gedaan verzoek om abolitie, buiten volstrekte noodzakelijkheid geenen regtsingang tegen den betrokkenen beklaagde te requireren vóór dat de afwijzende beslissing der Regering hun is bekend geworden, alles onverminderd hunne verpligting om inmiddels het geregtelijk onderzoek zóó ver voort te zetten als dit vóór den regtsingang kan en mag geschieden.
78
$ 11. Verpligting in sommige zaken, behoorende tot de 88 8, 9 en 10.
In alle dispensatien betreffende burgerlijke regtszaken, en over verzoeken om opheffing of vermindering van straf (over verzoeken om abolitie niet), is de Gouverneur-Generaal verpligt de consideratien en het advies van het hooggeregtshof van Nederlandsch Indie in te winnen.
S 12. Grenzen der onderwerpelijke magt.
Daargelaten de vereischte bemoeijenissen tot organisering der middelen van Justitie (aanwijzing van de ambtenaren, die met dezen of geenen tak van regterlijk beheer belast zullen zijn, en van de vormen in die takken te volgen), overeenkomstig de wettelijke bepalingen, en _behoudens zijne bevoegdheid tot het nemen van buitengewone politieke maatregelen, is den Gouverneur-Generaal alle
verdere inmenging in zaken van Justitie, behalve de bo
venvermelde, verboden.
VIT. EENIGE EIDDELEN VAN BEHEER MET HET REGTSWEZEN IN VERBAND.
a. Burgerlijke stand.
Blijkens art. 4 van het Burgerlijk Wetboek van Nederlandsch Indie, bestaan voor Europeanen en daarmede gelijkgestelde personen in geheel Nederlandsch Indie registers van geboorten, huwelijksaangiften en af kondigingen, huwelijken en echtscheidingen en overlijden.
Het reglement op den burgerlijken stand bij art. 5 van dat wetboek bedoeld, in 1849 gearresteerd, komt voor in het Zndisch Staatsblad van dat jaar. onder nr. 25.
b. Notariaat.
Met het notariaat zijn belast:
te Batavia, Samarang en Soerabaija afzonderlijke personen ;
bij de Javasche bank haar boekhouder en kassier, na aflegging van het hieronder bedoeld examen;
elders, als bijbetrekking, gouvernements-ambtenaren, die
79
als notaris geëxamineerd moeten worden door de omgaande regters op Java en Madura, en door de raden van justitie op de andere bezittingen. Van dit examen zijn, uit aanmerking der verre afstanden, vrijgesteld ‘de gezaghebbers in de onder het Gouvernement Macasser ressorterende afdeelingen Zuiderdistricten, Boelekomba en Bonthain, Saleijer en Bima.
De Notarissen moeten zijn Nederlanders door geboorte, wetsduiding of naturalisatie.
De Gouverneur-Generaal is verpligt, alvorens hen te benoemen, zich te doen overtuigen omtrent hunne zedelijkheid, geschiktheid en kunde.
Zij staan onder het toezigt van de raden van justitie, en moeten ten allen tijde, daartoe verzocht, hun dienstwerk verrigten.
Zij doen zulks kosteloos voor armbesturen en inrigtingen van weldadigheid, alsmede voor degenen, die deze gunst bij regterlijke dispositie verworven hebben.
Overigens is door het Gouvernement vastgesteld wat zij in rekening mogen brengen.
Associatiën tot uitoefening van de notariele practijk kunnen niet anders dan met toestemming van den Gouvelneur-Generaal worden aangegaan.
Het getal notarissen, met geene andere betrekkingen bekleed, was in 1849:
te Batavia 3 Samarang 2 Soerabaja 2 Macassar 1
8
e. Translateurs of tolken.
Daar, waar zulks voor het algemeer* belang noodig wordt geoordeeld, worden door den Gouverneur-Generaal translateurs in vreemde talen benoemd.
Notarissen zijn verpligt zich van de aanwezige translateurs te bedienen voor het opmaken van acten tusschen personen sprekende andere vreemde talen dan de inlandsche en Chinesche.
80
De translateurs worden (behalve die voor de Maleische en Javaansche taal te Batavia, Soerakarta en Djokjokarta) niet door het Gouvernement bezoldigd, maar mogen een salaris in rekening brengen, door het Gouvernement vastgesteld.
Bij ontstentenis van translateurs zijn wettig de verta» lingen, vervaardigd door een te goeder naam en faam bekend persoon, omtrent wiens ervarenheid voldoende zekerheid bestaat, mits hij de echtheid van de vertaling bij de plaatselijke autoriteit beëedige.
Het getal translateurs of tolken was in 1849:
op Java buiten Java voor de inlandsche talen .. 10 11 voor het Fransch … «or. 4 2 id " Engelsch. . . 3 U „ Duitsch .. . 2
21 18 Onder het eerste getal (10) waren twee élèves.
d. Weeskamers. Verrigtingen.
De bepalingen omtrent de verrigtingen der weeskamers worden door den Gouverneur-Generaal, na raadpleging van het hooggeregtshof, vastgesteld.
Volgens de bestaande zijn de weeskamers belast:
met bemoeijenissen in alle boedels bij overlijden;
met het beheer over alle onbeheerde nalatenschappen, solvent of insolvent;
met de toeziende voogdij over alle onder curatele gestelde personen;
met het beheer der goederen en belangen van vertrokken personen, die geene volmagt tot het waarnemen hunner zaken, of orde op het beheer daarvan gesteld hebben, of, wanneer het noodig is geheel of gedeeltelijk daarin te voorzien;
met de curatele over faillite boedels;
met de toeziende voogdij in alle voogdijen (uitgezonderd minderjarigen, die in een gesticht van weldadigheid zijn opgenomen) ;
81
met de behartiging der belangen van minderjarigen in 't algemeen.
De weeskamers oefenen deze bemoeijenissen uit in zaken betreffende Europeanen en de met inlanders gelijkgestelde vreemde Oosterlingen (niet in zaken betreffende de inlandsehe bevolking zelve), met inachtneming omtrent de niet-Europeanen van de wetten hunner eigene land
aard. Te Batavia zijn die bemoeijenissen tusschen twee collegien verdeeld. De weeskamer oefent ze uit jegens Europeanen; in zaken betreffende Chinezen, Mooren en dergelijke, worden zij waargenomen door een collegie van boedelmeesteren, dat alzoo eene weeskamer voor vreemde Oosterlingen genoemd kan worden.
De instructie van deze weeskamer is veelal gelijk aan die der andere, van welke zij hoofdzakelijk verschilt, naar aanleiding, der bijzondere wetten hierboven bedoeld.
Alle weeskamers staan onder het oppertoezigt van de raden van justitie, en zijn, behalve aan hare geadministreerden, elk voor zich, ook verantwoording schuldig aan de Algemeene Rekenkamer over haar geldelijk beheer in het algemeen.
Ter zake harer bemoeienissen berekenen de weeskamers (ook het collegie van boedelmeesteren te Batavia) en hare agentschappen, ten laste der belanghebbenden, salarissen en leges, door het Gouvernement vastgesteld.
Ten behoeve van het collegie van boedelmeesteren te Batavia worden bovendien in Nederlandsch Indië zekere heffingen gedaan, bij wege van rijks-belasting, te weten:
a. vijf ten honderd van alle gelden, door of van wege Chinezen naar China uitgevoerd;
b. eene schatting op de Chinesche jonken en andere zulke vaartuigen, bedragende jaarlijks:
voor eene groote, in China te huis behoorende, jonk. f 200
voor eene kleine zoodanige jonk. . . . . . 150
voor andere vaartuigen, van waar ook komende, door Chinezen bemand of gevoerd, of aan Chinezen toebehoorende, onverschillig hoe getuigd, een halven gulden voor elken last waarop het vaartuig gemeten is; en voor de laatstbedoelde vaartuigen, als zij onder NederlandschIndische zeebrieven of jaarpassen varen, een kwart
6
82
gulden als voren;- vaartuigen beneden 10 last zijn hiervan vrij;
c. eene belasting op de Chinezen, bij het verwerven van honoraire rangen, bedragende:
voor den kapiteins-rang: te Bâtevaar ait te ssdtmepreblen He Je evi 1900
» Samarang en Soerabaja. . . . . 1800 op andere plaatsen van Java en Madura. 1000
en voor den luitenants-rang:
te Batavae Aster” 3 seated paleefpe 600 » Samarang en Soerabaia. . . . . 550
op andere plaatsen op Java en Madura. 300 d. hetgeen de onuitgeloste pandgoederen op Java en
Madura, waarvoor geene eigenaren of regtverkrijgenden zich
opdoen, bij openbaren verkoop meer opbrengen dan de ge
leende sommen.
Deze heffingen dienen echter niet uitsluitend ter betaling van de kosten van het collegie van boedelmeesteren als weeskamer, maar mede ter aanvulling van de middelen van beheer vereischt voor het Chinesche hospitaal te Batavia. (Zie onder Liefdadige instellingen.)
In het uitzetten van de kapitalen, welke, ten gevolge harer bestemming, bij haar beheerd worden, zijn de weeskamers gebonden aan voorschriften, de strekking hebbende om alle gewaagd beleg voor te komen.
De rente door de weeskamers op Java (en door boedelmeesteren te Batavia) over die kapitalen uit te keeren, wordt jaarlijks door den Gouverneur-Generaal bepaald, naar aanleiding der uitkomsten van het vorige jaar.
Er is evenwel magtiging gegeven om, zonder bepaling van gouvernementswege te vragen, zes ten honderd uit te keeren, wanneer de uitkomsten van het afgeloopen jaar zulks toelaten.
Op de buitenbezittingen doen de weeskamers haren geadministreerden te goed 2/3 van de renten, welke hunne kapitalen werkelijk hebben opgeleverd.
Hetgeen de inkomsten der weeskamers (aan salaris en leges en aan renten op uitgezette kapitalen) meer bedragen
83
dan de uitgaven (voor personeel, bureaukosten en rente op kapitalen, over welke rente moet worden uitgekeerd), moet, volgens hare algemeene instructie, overgebragt worden in ’sLands kas.
Maar voor de weeskamers op Java heeft het Gouvernement tijdelijk, zoolang het zulks noodig zal oordeelen,” hiervan afgezien, en die gelden als reservefonds bij de weeskamers doen aanhouden, om te dienen ter betaling van renten op kapitalen van onbekenden, die, later bekend wordende, blijken in de termen te vallen dergenen, wien rente kan worden te goed gedaan, en tot goedmaking van andere zulke onvoorziene betalingen. Jaarlijks wordt, in verband met den staat van zaken, beslist, welk gedeelte van dit fonds in 'slaands kas kan overgaan.
Voor de weeskamers op de Buitenbezittingen is bepaaldelijk vastgesteld, dat van de bedoelde overwinsten bij die weeskamers moet worden gevormd en beheerd een reservefonds tot waarborg voor de geadministreerden en tot dekking van mogelijke verliezen.
(De geldelijke uitkomst van het beheer der weeskamers op Java over 1849 was een batig saldo van f 24,618, en van het collegie van boedelmeesteren te Batavia, als weeskamer, een batig saldo van f 29,913.)
Getal en zamenstelling.
Er is, behoudens het bestaan van het collegie van boedelmeesteren te Batavia, eene weeskamer in het regtsgebied van elken raad van justitie.
De Gouverneur-Generaal kan het getal weeskamers in de Buitenbezittingen beperken.
Elke weeskamer heeft, op verschillende plaatsen, zoo vele agenten als de Gouverneur-Generaal noodig oordeelt. Het collegie van boedelmeesteren te Batavia heeft agentschappen waar de plaatselijke omstandigheden zulks medebrengen.
Op Java bestaan de weeskamers uit ambtenaren, door den Gouverneur Generaal benoemd, op door hem bepaalde bezoldigingen.
De weeskamers op de Buitenbezittingen worden gevormd uit aanwezige ambtenaren en burgers, die beloond worden
6%
84
met een, door den Gouverneur-Generaaltoe te kennen, aandeel in de overwinsten.
De agenten (gemeenlijk ambtenaren, die het agentschap als bijbetrekking waarnemen) trekken geen ander loon dan de bepaalde salarissen.
e. Verlijding en bewaring van bewijzen van eigendom, wegens- en van hypotheken op vastigheden.
De bewijzen van eigendom en overgang van alle vaste of onroerende goederen, alle acten waarbij zoodanige goe
deren worden verhypothekeerd of verbonden, en alle acten van cessie van zoodanige hypotheken, moeten, op straffe van nulliteit, verleden worden in de gewesten waar raden van justitie zijn, voor een of twee commissarissen uit die raden, bijgestaan door den griffier, en elders, door den resident of adsistent-resident, bijgestaan door den gewestelijken secretaris, of, waar geen secretaris is, door eenen commies. Zulks echter met deze uitzondering, dat Buitenzorg en Krawang gerekend worden te behooren tot het gebied van den raad van justitie te Batavia, wordende voorts Banjoewangi beschouwd als een op zich zelf staand gewest. Acten van borgtogt voor reeds bestaande hypotheken kunnen, op vordering van partijen, ook voor die autoriteiten gepasseerd worden. De minuten van alle acten in dezen bedoeld, worden in boekdeelen bewaard bij de autoriteiten, voor welke zij verleden zijn. Bij de raden van justitie zijn de griffiers, elders de residenten en adsistent-residenten, voor de bewaring verantwoordelijk. Zoodanige protokollen in gewesten op Java, waar geene raden van justitie zijn, worden nagezien door de omgaande regters.
f. Gevangenissen.
De bestaande gevangenissen onderscheiden zich in:
a. militaire gevangenissen, ofschoon deze, voor zoover zij niet voor disciplinair gestraften dienen, veelal met de civile vereenigd zijn;
b. gevangenissen, behoorende tot de raden van justitie en het hooggeregtshof van Nederlandsch Indië, en
c. andere;
a. De militaire gevangenissen staan onder het toezigt
85
van den auditeur bij de krijgsraden, van den advocaat: | fiscaal voor de land- en zeemagt en van het hoog militair geregtshof.
De voornaamste voorschriften over de behandeling van militaire gevangenen in Nederland worden in Indië gevolgd. Bijzondere bepalingen zijn opgenomen in een reglement op de administratie der landmagt in Nederlandsch Indië.
b. De gevangenissen, behoorende tot de raden van justitie en het hooggeregtshof, worden onderscheiden in gevangenissen voor bewaring van aangeklaagden en strafgevangenissen. | Als beginsel is bepaald, dat beide cathegorien, zooveel mogelijk, gescheiden zullen zijn.
Van de eerste categorie is eene gevangenis op de hoofdplaats van het gebied van elken raad van justitie. Over die gevangenissen wordt toezigt uitgeoefend van wege den betrokken raad en van wege het hooggeregtshof.
De strafgevangenissen staan op plaatsen, waar raden van justitie zijn, onder hetzelfde toezigt, als die der eerste categorie; buiten die plaatsen, onder dat van de hoofden der gewestelijke besturen, behoudens bevoegdheid van de
raden van justitie om er hunnerzijds onderzoekingen te doen.
Wat de inwendige inrigting van deze gevangenissen (beide categorien) “betreft, wordt verwezen naarde instructie voor de cipiers bij het hooggeregtshof en de raden van justitie in Nederlandsch Indie (Zndisch Staatsblad 1819, E nr. 20, en 1832 nr. 17.) |
c._De andere (binnenlandsche en politie-) gevangenis- | sen staan op Java en Madura onder het toezigt van | inlandsehe officieren van Justitie; onder het algemeen toezigt van de regenten die ze nu en dan moeten bezoeken;
en onder het gewestelijk oppertoezigt van de residenten, die elke maand zelven de gevangenissen op de hoofdplaatsen hunner gewesten bezoeken en de andere hunnentwege doen bezoeken.
Deze gevangenissen worden geïnspecteerd door de omgaande regters.
Op de buitenbezittingen wordt op andere wijzen, naar gelang van plaatselijke inrigtingen, toezigt over de gevangenissen gehouden. ij Op Java zijn 71 gevangenissen, van welke 18 in 1846 tot | ij
86
1848 gebouwd of verbouwd werden. Onder die 18 bevonden zieh de voornaamste gevangenissen te Batavia en Soerabaja, welke kapitale veranderingen ondergaan hebben met het doel om de gezondheid der gevangenen te bevorderen.
In het algemeen wordt het lot der ongelukkigen, die
in het belang der maatschappij van hunne vrijheid moeten
worden beroofd, zooveel doenlijk ter harte genomen, zonder daarom, in de maatregelen te hunnen behoeve, het denkbeeld van straf voor gepleegd misdrijf uit het oog: te verliezen.
Inzonderheid wordt gelet op de klasse der gevangenen die veroordeeld zijn, verstoken van hunne vrijheid, zonder loon te arbeiden aan ’s Lands werken, gemeenlijk ketting« gangers genaamd, ofschoon velen niet tot den ketting veroordeeld zijn en de anderen sedert eene reeks van jaren niet meer in den vroeger bepaalden ijzeren ketting geklonken, maar, tot den ketting veroordeeld, slechts door eenen ijzeren halsband onderscheiden worden.
Aan eene commissie is opgedragen om onderzoek te doen naar al hetgeen deze tot dwangarbeid weroordeelden aangaat, dus: de aanwijzing van strafplaatsen, de mate van werk, de verzorging, huisvesting, ligging, kleeding, voeding, geneeskundige behandeling enz.
Met het oogmerk om eene proeve te nemen met de toepassing van het cellulair stelsel op de disciplinair gestrafte militairen, zijn in de kazerne te Samarang 6 arrestantenkamers, ieder in vier cellen verdeeld, gereed gemaakt, met opvolging vande door den chef der geneeskundige dienst gedane hygiènische aanwijzingen,
Op inlanders, op wien, uit hoofde van hun karakter, de eenzame opsluiting geenen dieperen indruk dan de gewone zou maken, wordt het cellulair stelsel niet toegepast.
E. Eeredienst.
L. ALGEMEEN BEGINSEL.
De uitoefening van godsdienst door de onderscheidene gezindten, geniet in Nederlandsch Indie de bescherming
87
des bestuurs, voor zoover die uitoefening niet gevaarlijk is voor de openbare rust.
II. PROTESTANTSCHE.
De protestanten in Nederlandsch Indie moeten te zamen één kerkgenootschap vormen. Daartoe behooren allen die in Indie, op belijdenis des geloofs, tot ledematen zijn aangenomen; zij, die in de protestontsche kerken gedoopt zijn, en zij, die in andere landen, als tot de protestantsche kerkgenootschappen behoorende erkend, zich in Nederlandsch Indie ne@rzetten. De laatsten moeten van hun lidmaatschap bewijsstukken vertoonen. Deze allen blijven tot het kerkgenootschap behooren, zoolang zij niet vrijwillig en duidelijk verklaard hebben, zich daarvan af te scheiden of om wettige redenen daarvan afgescheiden zijn.
De protestantsche gemeenten in Indië worden beheerd; plaatselijk door kerkeraden en algemeen, onder toezigt van den Gouverneur-Generaal, door een opper-kerkelijk collegie, genaamd: Bestuur der Protestantsche kerken in Nederlandsch Indie.
Dit kerkbestuur had vroeger altijd een lid, van den Raad van Nederlandsch Indie tot president, doch bij Koninklijk besluit van 2 Julij 1849, nr. 59, is bepaald, dat
het voorgezeten zal worden door een lid in den Raad van Indie of door een ander aanzienlijk en invloedhebbend lid der protestantsche gemeente te Batavia.
Het bestaat wijders uit de predikanten van Batavia,
waarvan één als vice-president en één als secretaris fungeert, en drie notabele leden van de protestantsche kerk in de hoofdstad. De president en de drie laatstbedoelde leden worden benoemd door den Gouverneur-Generaal; de leden uit een drietal, door het kerkbestuur aangeboden. De leden zijn niet aan periodieke aftreding onderworpen.
Het kerkbestuur behartigt de belangen van al de protestantsche gemeenten in Nederlandsch Indië en houdt een algemeen toezigt op derzelver beheer, op de predikanten en kerkeraden, overeenkomstig de beginselen der reglementen en verordeningen van de protestantsche kerken in Nederland. Het oefent dit beheer uit in verband met de Commissie
88
tot de zaken der Protestantsche Kerk in Nederlandsch Oost- en West-Indië te ’s Gravenhage, met welke het correspondeert onder cachet volant, door tusschenkomst van den Gouverneur-Generaal, die er eenen geleidebrief bijvoegt, maar van deze correspondentie zijn uitgesloten de voorstellen, waarop eene beslissing van het Gouvernement noodig is. Zulke voorstellen worden gerigt aan den Gouverneur-Generaal, die ze met zijn advies aan het opperbestuur in het moederland opzendt.
Het kerkbestuur beslist op alle klagten van „gemeenten over kerkeraden, predikanten, diakoniën, en wederkeerig, behoudens de bevoegdheid van deze allen, om zich bij het Gouvernement deswege te bezwaren.
Het Reglement op het bestuur der Protestantsche kerk in Nederlandsch Indie is te vinden in het Indisch Staatsblad van 1844, nr. 34.
De verhouding tusschen het kerkbestuur en de kerkeraden is deze.
De kerkeraden, gelijk alle administrateurs van kerkekassen, diakonien en liefdadige gestichten, die uit kerkeof _diakonie-kassen onderhouden worden, zijn aan het kerkbestuur ondergeschikt en verantwoording schuldig, onverminderd de verantwoordelijkheid dier administrateurs aan de algemeene rekenkamer, en hunne onmiddellijke ondergeschiktheid aan de kerkeraden. De kerkeraden hebben het regt, aan het kerkbestuur voorstellen in te zenden en deszelfs voorlichting te vragen. Zij hebben het beheer over alle zaken, onmiddellijk tot de inwendige orde en tucht der plaatselijke gemeenten betrekkelijk, onder dien verstande, dat het kerkbestuur, in gewigtige gevallen en
bij oneenigheden, daarvan kennis neemt en uitspraak doet.
De benoemingen van ouderlingen en diakenen en andere kerkelijke beambten geschieden zonder tusschenkomst van het kerkbestuur.
Alleen het kerkbestuur correspondeert regtstreeks met het Gouvernement. Kerkeraden, die alleen beschikking van het Gouvernement verlangen of behoeven, rigten hunne daartoe strekkende voordragten aan het kerkbestuur, maar dienen ze in bij de gewestelijke civile autoriteit, die de stukken, met een aan den Gouverneur-Generaal gerigt
89
advies, doorzendt aan het kerkbestuur, tenzij de voordragten der kerkeraden betreffen het benoemen van ouderlingen enz, welke stukken door die autoriteit regtstreeks aan den Gouverneur-Generaal ingezonden worden.
Overigens is aan allen, die in onderscheidene betrekkingen met het kerkelijk bestuur belast zijn, tot hoofddoel voorgeschreven, de zorg voor de belangen van het Christendom in het algemeen en van de protestantsche kerk in het bijzonder; de vermeerdering van godsdienstige kennis; de bevordering van christelijke zeden; de bewaring van orde en eendragt, en de aankweeking van liefde voor de Regering en het Land.
Het getal predikanten van Nederlandsch Indie is bepaald op 20.
De regeling der standplaatsen en daaronder behoorende gemeenten geschiedt door den Gouverneur-Generaal, na te hebben gehoord het bestuur van de Protestantsche Kerken in Nederlandsch Indie.
De Gouverneur-Generaal doet, indien door het toenemen der protestantsche bevolking de behoefte aan meer predikanten ontstaat, daaromtrent de noodige voorstellen aan den Koning.
Bijaldien de Evangelisch-Luthersche gemeente te Batavia met de Hervormde gemeente aldaar wordt vereenigd zal onder de predikanten te Batavia steeds één zijn genomen uit het Evangelisch-Luthersche kerkgenootschap: zonder overschrijding noch van het algemeen bepaalde, noeh van het door den Gouverneur-Generaal voor Batavia te bepalen getal predikanten.
Van de kerkelijke beambten, zoo als kosters, voorlezers enz., die, gelijk hooger gezegd is, door, de kerkeraden, zonder tusschenkomst van het Bestuur der Protestantsche Kerken in Nederlandsch Indië aangesteld worden, genieten sommige eene bezoldiging uit 's Lands kas. De kerkeraden beschikken namelijk te hunnen behoeven over de gelden, voor die bezoldiging door het Gouvernement ingewilligd.
De kerkgebouwen staan onder het beheer der kerkeraden.
De kerkeraden mogen voor die gebouwen geen uitgaaf doen zonder magtiging.
/
90
a. van het plaatselijk bestuur, wanneer de uitgaaf noodig is voor gewoon onderhoud en de som van f 400 niet overschrijdt;
b. van den Gouverneur-Generaal, voor hooger sommen.
Geldt het echter dringend noodzakelijk voorzieningen, die het vragen van magtiging van den Gouverneur-Generaal niet gedoogen, zoo kan het plaatselijk bestuur ook deze vergunnen, mits onverwijld de goedkeuring van den Gouverneur-Generaal vragende. Voor verfraaiingen moet in allen geval, ook al kosten zij minder dan f 400, vooraf magtiging van den Gouverneur-Generaal verkregen zijn.
Het Gouvernement heeft zich niet verbonden, kerkgebouwen op te rigten, onverschillig of op de plaats een leeraar gevestigd zij of niet. Intusschen draagt het veelal tot de oprigting, en in bijzondere omstandigheden ook tot onderhoud van kerken bij.
Op plaatsen waar geen leeraar gevestigd is, geschiedt godsdienstoefening in een der landsloealen en des noods in een daartoe in te ruimen en betamelijk in te rigten vertrek van het gouvernements-gebouw, door het hoofd van het plaatselijk bestuur bewoond.
Het kerkbestuur geeft jaarlijks een algemeen verslag aangaande den godsdienstigen en zedelijken toestand der verschillende gemeenten in Indië; daartoe in staat gesteld door op gezette tijden, nader door het collegie zelf te be
palen, een verslag te ontvangen van alle kerkeraden in
Indië, aangaande den toestand hunner gemeente, volgens een op te geven model. Dit verslag wordt aangeboden aan den Gouverneur-Generaal, die het vervolgens zendt aan het departerment van Koloniën.
De zendelingen, in onze Oost-Indische bezittingen werkzaam, worden derwaarts gezonden:
a. door het Nederlandsch Zendeling-genootschap te Rotterdam ;
b. door vreemde dergelijke genootschappen.
Te Batavia bestaat een Javasch medewerkend zendelinggenootschap, eene geheel particuliere vereeniging, ondergeschikt aan het voormelde genootschap te Rotterdam. Dit medewerkend genootschap heeft een tak te Amboina.
91
De Gouverneur-Generaal is bevoegd, op voordragt van het bestuur der protestantsche kerk, dat verpligt is vooraf het Javasch medewerkend zendeling-genootschap te raadplegen, zendelingen van het Rotterdamsche genootschap tijdelijk te plaatsen als hulppredikers in bijzondere gemeenten.
Vreemde zendelingen worden alleen op Borneo toegelaten, na alvorens gedurende een jaar te Batavia verblijf gehouden te hebben, ten einde het Gouvernement in de gelegenheid te stellen, om zich met hun gedrag en wandel bekend te maken, en te onderzoeken of zij de noodige kennis bezitten van de taal, zeden en gewoonten der volken, in welker midden zij zich wenschen te begeven. Bij vertrek naar Borneo moeten zij plegtig beloven, zich steeds wonder de inlandsche volkeren van alle leeringen te ont„houden, welke de van hen ‘gevorderde lijdzame gehoorvzaamheid aan hunne overheden in het minst zoude kun: nen verzwakken.”
Het getal protestantsche zendelingen in Nederlandsch Indie bedroeg, op ultimo 1849, 28, te weten:
22 van het Nederlandsche, 5 van het Rhijnsche, 1 van het Amerikaansch genootschap ;
Op Java werd door hen geen eigenlijk zendelingswerk (Evangelie-prediking onder de Heidenen) verrigt; want hunne bemoeijingen met Depok en Toegoe kunnen hier niet als zoodanig in aanmerking komen, omdat dit gemeenten zijn van inlandsche Christenen, welke reeds sedert de eerste helft der XVIIlde eeuw bestaan, oorspronkelijk uit vrijgegeven slaven, wien stukken gronds vermaakt werden, voor zoolang zij en hunne afstammelingen de Christelijke leer belijden.
De gemeente op Depok (in Buitenzorg nabij de grenzen van Batavia) is door den zendeling-inspector van Rijn bezocht. Te oordeelen naar zijne gedrukte reisbeschrijving
was hij met haren toestand slechts half te vreden. Hij berekent het getal dezer Christenen op 300. Omtrent de Toegoesche Christengemeente te Batavia meldt de resident van Batavia in zijn verslag over 1849: „Nog altijd bestaat het Christendom harer leden meer vin naam dan in de daad, en behooren deze tot
92
mhet onbeschaafdste, minst onderwezene gedeelte der benvolking, terwijl hunne onverschilligheid en traagheid hen nvoor alle zedelijke verbetering onvatbaar maakt: getuige hiervan de dwang, waarmede zij tot het doen onderwijnzen hunner kinderen moeten worden aangespoord, en dat „zij zich dit meestal alleen om den door de diakonie ntoegekenden onderstand niet te verliezen, laten welgevallen.”
Een Nederlandsch zendeling is te Soerabaija, in het be
lang van de Christen-Javanen in die omstreken, geplaatst. ,
Men vindt zoodanige Christenen in het regentschap Modjokerto, op het van het Gouvernement gehuurde land Ngoroen in het regentschap Soerabaija, verspreid in de districten Goenoeng Kendeng, Djengollo enz, met de dessa Wieoeng tot hoofdpunt, zoo mede op het particuliere land Sidokari.
De bekendwording van het Christendom onder de Javanen in deze residentie heeft haren oorsprong te danken aan het verspreiden van Christelijke tractaatjes door zendelingen in 1815, en aan de ijverige bemoeijenis van sommige Europesche ingezetenen. Het is hun echter eerst omtrent het jaar 1825 gelukt om de Javanen over te halen de tractaatjes zelve te lezen en dagteekent dan ook eigenlijk het bestaan van eene Javaansche Christengemeente van dien tijd.
Op het particuliere land Ngoro, in de afdeeling Modjokerto, heeft vooral in den aanvang een betrekkelijk groot getal Javanen de Christelijke leerstellingen aangenomen, doch het aanlokkelijke der nieuwheid verdwenen zijnde, hebben in de laatste jaren weinigen daartoe willen overgaan. Het getal leden der Christen-gemeente op gemeld land bedraagt thans omtrent 150, waarvan het grootste gedeelte aldaar woont.
De op andere plaatsen woonachtige leden begeven zich alleen bij gelegenheid van sommige Christen-feestdagen naar Ngoro, om de aldaar gehouden wordende leerrede aan te hooren; de overige vergaderen tot dat einde elken Zondag in een daartoe bestemd gebouw.
De boeken welke zij bezitten, zijn vertalingen van het Evangelie, gezangen en gebeden, benevens eenige tractaat
93
jes van Engelschen oorsprong. De leden der gemeente te Ngoro zijn niet gedoopt; hunne huwelijken worden somtijds door een hunner, dien zij tot priester verkozen hebben, ingezegend.
Onder hen worden velen gevonden, wier vrouwen en kinderen steeds de Mahomedaansche leer blijven toegedaan.
De leden dezer gemeente hebben van de hoofdwaarheden der Christelijke godsdienst niet dan een zeer onjuist, en met bijgeloof vermengd begrip; het valt echter niet te ontkennen, dat zij zich onderscheiden door eerlijkheid in hunne handelingen. Jammer dat zich daarbij voegen hoogmoed en afkeer van een werkzaam en nuttig leven, zijnde volgens hun gevoelen de landbouw een te vernederend werk voor eenen Christen; zoodat, alles te zamen genomen, de op het land Ngoro met de invoering van het Christendom genomene proeve niet als gelukkig geslaagd kan worden beschouwd.
De op de Gouvernementslanden in het regentschap Soerabaija aanwezige Javaansche Christenen doen zich van eene veel gunstiger zijde kennen. Door de voorzigtige handelwijs der predikanten Westbrink Meijer en van Rossum is het hun over het algemeen duidelijk dat het aannemen der Christelijke leer hun geene tijdelijke voordeelen zal verschaffen, en is die leer hun op eene wijze bekend gemaakt, die het meest geschikt is om doel te treffen.
Derzelver getal bedraagt thans 47 mannen met hunne vrouwen en kinderen. Wel is waar zijn er vroeger meer geweest, doch vele hebben de Mahomedaansche godsdienst weder aangenomen. Hunne huwelijken worden hier ter plaatse door de predikanten ingezegend en hunne kinderem evenzoo gedoopt, terwijl zij regelmatig iederen Zondag godsdienstoefening houden in de woning van hunnen voorganger Pas Dassiena, hernaamd Johannes, die hen voorleest en onderwijst. Zij zijn verspreid in onderscheidene dessa’s der districten Goenoeng Kendeng, Djengollo enz., doch het grootste aantal is in de dessa Wieoeng gevestigd.
Velen onder hen hebben vroeger op het land Ngoro gewoond, en is hoogst waarschijnlijk het ontstaan der Christen-gemeente Wieoeng grootendeels aan dezen toe te schrijven.
94
Hoewel slechts zeer zeldzaam, zoo hebben echter sommigen hunner wel eens geweigerd heerendiensten te verrigten, en zijn dezulken met het gemis van aandeel in de sawa’s bedreigd en daarna gewillig gevonden. Daaruit blijkt, dat, niettegenstaande de pogingen der predikanten om het tegendeel te bewerken, bij hen het begrip bestaat, dat de Christen-godsdienst hun voorregten boven de an
dere Javanen geeft. Hoezeer het ontegenzeggelijk is, dat zij betere begrippen nopens de Christen-godsdienst hebben, dan die bij de gemeente te Ngoro verspreid, vermeent men echter te moeten betwijfelen, of die wel zoo helder zijn, als de genoemde predikanten zieh voorstellen. Wanneer men toch het bijgeloovig karakter van den
Javaan nagaat, en daarbij in aanmerking neemt, dat het verkeer der predikanten, die het Javaansch niet verstaan, met de Javaansche Christenen plaats vindt door intermediair van eenige brave en godsdienstige, doch hoogst eenvoudige Europesche ingezetenen, die aan de proselyten vooraf goed op het hart drukken wat zij moeten antwoorden, dan zal men moeten toestemmen, dat de predikanten dikwijls omtrent de denkbeelden hunner Javasche aannemelingen niet goed worden ingelicht, en dat hun die veelal schooner worden voorgedragen dan ze werkelijk zijn ; zulks kan oole daaruit worden afgeleid, dat bij sommige Javaansche Christenen onder anderen het zonderlinge denkbeeld is aangetroffen, dat hunne kinderen niet eer Christenen kunnen worden voor dat zij schoenen bezitten.
Ten aanzien van het landgoed Sidokari is door den eigenaar gemeld dat hij sedert 1843, al wat in zijn vermogen was, aangewend heeft, om het Christendom uit te breiden en tot September 1849 zich 190 Javanen bekeerd hebben. Onder de gebezigde middelen behoorde, volgens andere mededeelingen, het verleenen van onderscheidene uiterlijke voordeelen aan den Christen-Javaan; het bouwen van een bamboezen bedehuis, het verschaffen van het benoodigde bij het avondmaal enz.
Hoe de te Soerabaija geplaatste zendeling hier werkzaam was, blijkt uit het volgend uittreksel uit eenen brief van hem, van 24 October 1849:
„Van Amboina teruggekeerd, vestigde ik mij in Augustus
95
„1848 te Soerabaja. Met voorkennis van den resident ren met overleg der predikanten van Soerabaija, heb ik nsedert dien tijd om de 3, 4 à 5 weken de gemeente te „Sidokari bezocht. Deze bezoeken waren echter niet zeer nbelangrijk, dewijl ik de Javaansche taal niet verstond, nen het mij niet doelmatig scheen aanleiding te geven tot nhet gebruik der Maleitsche taal in de godsdienstige bijmeenkomsten.”
„Mijn stelregel was: de Javaansche Christenen moeten „Javanen blijven.
„Er trad een der meest gevorderde Christenen als voor„ganger op, terwijl ik zag en hoorde wat ik kon. Na de „godsdienstoefening sprak ik met de Christenen over hetngeen mij noodig scheen. Intusschen hield ik mij te huis nbezig met de beoefening der Javaansche taal, om later mmeer en beter te kunnen werkzaam zijn, ook bij de gemeente van Sidokari. Tot dusver heb ik het slechts 2 ná 3 malen durven ondernemen, in de godsdienstige bijeennkomsten der Christenen te Sidokari eene korte toespraak nin het Javaansch te doen.
„Voorts is door mij op Sidokari, behalve in Maart 1848 ndoop en avondmaal bediend op Kersmis 1848 en op Panschen 1849, wanneer tevens voorbereiding en, bij voornkomen, aanneming van ledematen en huwelijks-inzegeningen plaats hadden.
nOok werden de genoemde feestdagen kerkelijk gevierd.
„Ik deed dit grootendeels met behulp van eenen tolk, wen was telkens aldaar 2 à 3 dagen werkzaam. Ook werd op Kersmis 1848 een nieuw gebouwd bamboezen nbedehuis godsdienstig ingezegend.
„Denkelijk zou op Sidokarì door mij nog één of twee maal meer avondmaal zijn bediend, zoo niet de landheer, om goede redenen, had verzocht, dit alleen op Paschen en Kersmis te doen plaats hebben.
„Daar de Javaansche Christenen in dezen omtrek in onnderscheidene dessa’s meer of minder bijeenwonen, kan ik npersoonlijk niet in hun dagelijksch onderwijs en bestuur mvoorzien. Het kwam mij, om onderscheidene redenen, ndoelmatig voor, eenige geschikte personen uit hun mid„den bij mij aan huis te vormen en op te leiden tot eene
96
nsoort van voorgangers en onderwijzers, die dan, waar mnoodig, konden worden geplaatst, ten einde, onder mijne nleiding en met mijne hulp, die kleine gemeenten, ook ndie van Sidokari, op te bouwen en te besturen: hierin, ngelijk altijd, de predikanten van Soerabaija raadplegende. nAlzoo heb ik reeds lang hierover mijne gedachten mmedegedeeld aan het bestuur van het Nederlandsch Zenndeling-genootschap, en, in antwoord daarop, hiertoe magti„ging ontvangen, met toezegging der benoodigde gelden. nZoodra dus de omstandigheden dit toelaten, hoop ik nhiermede aan te vangen, alzoo ik meen te mogen verntrouwen, dat hiertegen ook door het Gouvernement geen nbezwaar zal worden gevonden. Intusschen ben ik steeds nbezig, mij zelven voor dat doel voor te bereiden.” Sedert omstreeks 20 jaren is op Java werkzaam C. Gericke, afgevaardigde van het Nederlandsche Bijbelgenootschap, die, na bestudering van de Javaansche taal, eene overzetting van den bijbel in die taal ondernam. Het Nieuwe Testament werd eenige jaren geleden, voltooid, waarop hij zich naar Nederland begaf om het te doen drukken. In 1848 keerde hij met een groot getal exemplaren van dat gedeelte zijuer overzetting terug. Sedert
ging hij met het vertalen van de overige gedeelten des
Bijbels voort en beproefde inmiddels zijn Javaansch Nieuw Testament onder den inlander te verspreiden.
Te Batavia bestaat, met takken te Rembang, Macassar, Amboina en Banda, een Nederlandsch-Oost-Indisch Bijbelgenootschap, zijnde eene geheel particuliere vereeniging, die in betrekking staat tot het Bijbelgenootschap te Amsterdam en ten doel heeft de kennis van den Bijbel in Indie te verspreiden, ook door verbetering en vermenigvuldiging ‘der vertalingen van den Bijbel. De voorzitter wordt, even als die van het Javasch medewerkend Zendelinggenootsehap, door den Gouverneur-Generaal benoemd.
Buitendien bestaat in Nederlandsch Indië sedert 1826 nog eene vereeniging van geringe beteekenis te Soerabaja, waarmede het Gouvernement zich volstrekt niet inlaat. Zij noemt zich Bijbel-, Zendeling- en Tractaat-genootschap te Soerabaia en wordt ondersteund door vrijwillige geldelijke bijdragen, waaruit zij grootendeels Nederduitsche
ir
ed
en Maleitsche Bijbels ter uitreiking tegen of zonder betaling aanschaft. De predikanten van Soerabaia zijn, des verkiezende, steeds voorzitters van deze vereeniging. Er werden periodiek vergaderingen gehouden, gewoonlijk door eene talrijke schare begunstigers van het genootschap bezocht, waar stichtelijke voorlezingen geschieden, door liederen van ket Nederlandsche Zendeling-genootschap afgewisseld. De vereeniging schijnt, ofschoon zelfstandig, zich eenigzins ondergeschikt jegens het Nederlandsch-Oost-Indisch Bijbelgenootschap te Batavia te gedragen. In 1848 telde zij, buiten de voorzitters, 12 leden, allen tot de Maleitsche gemeente behoorende.
Ten opzigte van de Molukken meent een predikant, die daar ettelijke jaren het herderlijke werk verrigtte, dat de Christen \geworden inlanders, die men inlanders liet, en wien dus niet die voorregten geschonken werden als aan de zoogenaamde burgers, goede, trouwe, gehoorzame en ijverige menschen zijn, terwijl hij de burgers voorstelt als door de prikkeling met denkbeelden van gelijkheid enz, lui, onmatig, hoogmoedig en tot verzet geneigd geworden.
De zendelingen van het Rhijnsche genootschap zijn allen op Borneo en wel in het Bandjermassingsche. Omtrent hen schrijft de gouverneur van Borneo en Onderhoorigheden in April 1849:
„De thans verkregen resultaten der Rhijnsche zending nzijn, bij de heerschende gewoonten en zeden der Dayaks, „voordeelig en belooven voor de toekomst een werkelijk vnut, daar er meer gedoeld wordt op de opvoeding dan nop het maken van een groot getal proselyten. Door omnzigtigheid geleid, zijn geene andere bekeerlingen aangenomen dan dezulke, die door hun gedrag toonen dat zij nhet waardig zijn, en dit getal is tegenwoordig tot omtrent "40 personen gestegen. De opvoeding der jeugd maakt nzeer goede vorderingen, daar op de posten Bintang, Panlinghei en Palingkan reeds 380 scholieren het noodige wonderwijs genieten en men zelfs twee hulpscholen te nMengkatib en te Mentanger onder Dayaksche meesters nheeft opgerigt, waar nog 40 kinderen gaan. Er is dus „met der daad eene uitbreiding aan het onderwijs gege„vèn, welke nu reeds vruchten draagt en nader de be
d
98
nschaving van het zuider-gedeelte van Borneo, daar waar nhet door Dayakkers bewoond is, moet. bevorderen.
„Bij de zendelingsposten is dan ook de invloed van het nreeds verrigtte zigtbaar en dit te meer, omdat het tegenmwoordig algemeen hoofd van het district Poeloepeteh »(10,000 zielen), waar de zendelingen werken, de Christe„lijke leer omhelsd heeft en zich in aller gezigt daarnnaar rigt.
„Te Bandjermassing, waar almede een der zendelingen ngevestigd is, gaan een 30tal Chinesche kinderen school, ndie zieh voornamelijk bekwamen in het lezen en schrijven, zoowel met Italiaansche als met Arabische karak„ters, en in het rekenen.”
De pogingen der Amerikaansche zendelingen, tot bekeering of beschaving van den inboorling van West-Borneo schijnen geheel vruchteloos gebleven.
ITL. ROOMSCH-KATHOLIEKE.
Het hoofd van de roomsch-katholieke kerken in Nederlandsch Indie en ook al de leeraren dier gemeente worden kerkelijk benoemd door of van wege den Heiligen
Stoel, erkend-door of op magtiging van den Koning, en voor zoover zij binnen de door den Koning vastgestelde organisatie vallen, bezoldigd uit ’s Lands kas.
Wanneer het hoofd der roomsch-katholieke kerken in Nederlandsch Indie eenen geestelijke voor eenig leeraarsambt in die gewesten benoemt, doet hij daarvan mededeeling, aan den Gouverneur-Generaal.
Acht de Gouverneur-Generaal de toelating van den betrokken geestelijke op de hem toegedachte plaats niet bedenkelijk, zoo gelast hij, op die mededeeling, het burgerlijk hoofd der plaats den benoemden geestelijke in het dien opgedragen ambt te erkennen. Zijn aan dat ambt van staatswege burgerlijke voordeelen verknocht, zoo gelast de Gouverneur-Generaal tevens, den geestelijke in het genot van die voordeelen te stellen.
Acht de Gouverneur-Generaal, om gewigtige en ter zijner beoordeeling staande redenen, de toelating van eenen geestelijke, wiens plaatsing wordt voorgesteld, onraadzaam dan doet -het hoofd der roomsch-katholieke kerken een
94
ander voorstel. Wanneer deze eenen door hem voor eenig kerkelijk ambt benoemden en door of op last van den Gouverneur-Generaal erkenden geestelijke geheel of gedeeltelijk de verleende kerkelijke jurisdictie of de bevoegdheid tot geestelijke dienstverrigting ontneemt, geeft hij daarvan kennis aan den Gouverneur-Generaal, die hierop, zonder zich in te laten met de redenen van zoodanige beschikking, de erkenning en het genot der burgerlijke voordeelen intrekt,
Het roomsch-katholiek kerkhoofd kan twee maal 's jaars eene kerkelijke bezoekreis doen op kosten van ’'s Lands kas, en voor eigen rekening zoo dikwijls hij zulks noodig beschouwd. Maar op alle reizen moet hij zich gedragen naar de algemeene verordeningen omtrent reizende geestelijken.
De roomsch-katholieke kerkeraden en armbesturen staan onder het gezag van het roomsch-katholiek kerkhoofd, onverminderd hunne rekenpligtigheid aan de algemeene rekenkamer.
De roomsch-katholieke geestelijken die in Indie uit’s Lands kas bezoldigd worden zijn verdeeld in drie klassen. Die der eerste klasse heeten pastoors, die der tweede klasse onderpastoors, die der derde klasse kapellaans.
Hun getal is bepaald op
2 pastoors, 1 onderpastoor, 4 kapellaans.
Wat van kerkelijke bedienden en kerkgebouwen onder Protestantsche eeredienst gezegd is, geldt ook woor de roomsch-katholieke.
Het beheer over de roomsch-katholieke kerk wordt uitgeoefend door een bisschop in partibus infidelium, tevens pastoor van Batavia.
IV. MAHOMEDAANSCHE.
Er is geen centraal bestuur over de Mahomedaansche eeredienst in Nederlandsch Indie.
Met eene enkele uitzondering in Bantam, worden geene Mahomedaansche geestelijken voor het uitoefenen van het leeraarsambt uit ’s Lands kas bezoldigd,
Het doen van bedevaarten naar Mekka, een der voorÓschriften van de Mahomedaansche leer, wordt echter door
7
100
vele geraadpleegde verlichte belijders dier leer in deze gewesten beschouwd, als niet voor de geloovigen in zóó ver van Mekka verwijderde landen verpligtend, is op Java en Palembang bezwaard door het opleggen aan inlanders van eene betaling van f 110 voor elken pas naar Arabie. Van die betaling zijn vrij de kinderen beneden 12 jaren, die hunne ouders of vrienden derwaarts vergezellen. Tegen ontduikingen (welke bevorderd worden door de gelegenheid om over Riouw, Singapoer, Poeloe Pinang enz. naar Arabie te komen) is bepaald, dat ieder die van Mekka terugkeert, zonder bij vertrek uit de bezitting de f 110 voldaan te hebben, het dubbel zal betalen.
Dit bezwaren van het gaan naar Mekka is niet alleen in het belang van het Gouvernement, maar in meerdere mate in dat der bevolking, want de bedegangers (hhadji) zijn, volgens hunne aloude instelling, ontheven van diensten ten behoeve van hunne hoofden en van het Gouvernement: zoodat de last dezer diensten voor de overige bevolking verzwaart naar gelang het getal hhadji’s toeneemt. Bovendien moet zij tot het onderhoud van zulke gewijden bijdragen.
De gelden voor passen naar Arabie in ’s Lands kas ontvangen, worden besteed om de bevolking te ondersteunen in den bouw en het herstellen van Mahomedaansche tempels: een arbeid, dien zij verpligt is kosteloos te verrigten.
De Mahomedaansche eeredienst wordt over het algemeen rustig uitgeoefend.
V. ANDERE.
Andere eerediensten, zoo als de Israëlitische, die der Chinezen en overige niet Mahomedaansche volken enz., zijn geheel aan zich zelve overgelaten, behoudens het algemeen toezigt der politie.
F. Instellingen van liefdadigheid.
Het opperbestuur over de instellingen van liefdadigheid in: Nederlandsch Indie is niet opgedragen aan eenig centraal departement van bestuur. Alleen die, welke uit protestantsche of roomsch-katholieke kerken of diakonie-fondsen
101
onderhouden worden, maken hierop eene uitzondering. Zij staan onder het oppertoezigt van het bestuur der kerk, tot welke zij behooren. De hoofden der gewestelijke besturen hebben het oppertoezigt over de gestichten van liefdadigheid, ieder in zijn gewest. Zij zijn verpligt zich met den aard der instellingen, met de wijze van verpleeging, behandeling en opvoeding, bekend te maken, ten einde zoodanige verbeteringen voor te stellen, als ten nutte van al de daarin bevindende personen strekken kunnen; en vooral om de weezen tot nuttige leden der maatschappij te vormen.
De liefdadige instellingen in Indie, niet uitsluitend bestaande ten laste van kerk- en armen-fondsen, kunnen onderscheiden worden in:
die welke van Gouvernementswege werkzaam zijn, en
die, welke, zonder van Gouvernementswege werkzaam te zijn, door het Gouvernement beschermd worden.
Tot de eerste categorie behooren de volgende:
a. Commissien tot ondersteuning van behoeftige Christenen in de Bataviasche, Samarangsche en Soerabaijasche afdeeling (vroeger centrale commissien van weldadigheid genoemd), bestaande uit de residenten als voorzitters en, door den Gouverneur-Generaal, benoemde leden en secretarissen. Gedeeltelijk door middel dezer commissien worden de gelden, ontvangen wegens de heffing van één per mille op de openbare verkoopingen, wegens liefdegiften gegeven bij de ambtenaren van den burgerlijken stand ter gelegenheid van trouwplegtigheden, en wegens boeten welke geen bepaalde bestemming hebben, besteed tot tegemoetkoming van arme Christenen, die niet ten laste van de kerkelijke armenkassen kunnen komen en ook wel van onchristenen. Zij zijn verantwoordelijk aan de algemeene rekenkamer.
b. Te Samarang is een proveniers- of oudemannen-huis, bestemd tot huisvesting van gepensionneerde militairen; zeevarenden en anderen, die door ligchaamsgebreken of hoogen ouderdom belet worden den lande langer te dienen
en tevens geene middelen bezitten om zelven in hun onderhoud te voorzien. Inlandsche onchristenen zijn uitgesloten.
Om in dit gesticht opgenomen te worden, is voor elk persoon magtiging noodig van den Gouverneur-Generaal. De resident mag er krankzinnigen op eigen kosten tocla
102
ten, mits niet strekkende tot bezwaar en ongerief van de gepensionneerden. De gepensionneerden moeten er leven van hun pensioen, maar krijgen van het Gouvernement beddegoed, kleederen en rantsoenen.
c. Te Samarang is een wees- en armhuis voor protestanten, beheerd door een onbezoldigd bestuur, door den Gouverneur-Generaal benoemd, en, onder dat bestuur, door eenen binnenregent en eene binnenregentesse, beiden uit ’s Lands kas bezoldigd.
De reglementen voor het algemeen en inwendig beheer over dit gesticht zijn door het Gouvernement vastgesteld.
Het gesticht heeft een eigen kapitaal en dient tot verzorging, zedelijke opleiding en onderrigting (vooral in nuttige handwerken) van de kinderen:
1. door Europeanen of geliijjkstandigen bij inlandsche vrouwen verwekt, en die door het overlijden van hunne vaders of beide ouders, of wel als geheel door hunne ouders verlaten, in de dorpen of elders ten laste der bevolking rondzwerven ;
2. door Europeanen of geliijkstandigen bij Europesche
moeders of geliijkstandige in echt verwekt, en in wier onderhoud, bi overlijden van beide ouders, uit hunne nalatenschap in het geheel niet kan worden voorzien;
3. door Europeanen en geliijkstandigen buiten echt verwekt, door den vader erkend, en ouderloos of door hunne ouders verlaten zijn; «
4. bij Europesche of gelijkstandige moeders verwekt, door den vader niet erkend, wanneer de moeder overleden is of wel de kinderen verlaten heeft;
5. door Europeanen of gelijkstandige bij Europesche of daarmede gelijkgestelde moeders in echt verwekt, wier vaders of moeders overleden zijn en in wier onderhoud door den weduwenaar of de weduwe niet kan worden voorzien;
6. door Europeanen bij inlandsche moeders of bij Christenvrouwen buiten echt verwekt, door den vader erkend, en die deze, uithoofde van verschillende omstandigheden, in het gesticht wenscht opgenomen te zien;
7. van overledene ouders, wier boedels door weeskamers, voogden of administrateurs worden beheerd ;
103
S. door kerk- of armbesturen bedeeld;
en zulks alles in geval de kinderen of ouders tot de Protestantsche kerk behooren.
Eene bijdrage van f5,40 ’s maands wordt aan het gesticht betaald voor elk kind, bedoeld bij 1, 2, 3, 4, 5 en 6 uit ’s Lands kas; bij 7 door de betrokkene weeskamers, voogden of administrateurs, en als de boedels niet toereiken, uit ’sLands kas; bij 8 door de betrokkene kerk- of armbesturen.
Voor ieder kind moet als eerste uitrusting aan het gesticht voldaan worden de som van f30. Dit is eene verpligting rustende op de gemeente uit welke de kinderen afkomstig zijn. Maar bij onvermogen komt het Gouvernement te hulp.
De kinderen sub 1 tot 6 en sub 7 bedoeld, als zij gedeeltelijk ten laste van ’s Lands kas zijn, moeten het gesticht verlaten, jongens met hun 18de jaar en meisjes met de meerderjarigheid. De jongens wanneer zij een civiel of militair emplooi of ander middel van bestaan bekomen, en de meisjes bij huwelijk of het verkrijgen van een middel van bestaan, kunnen ook vóór dien tijd daaruit ontslagen worden. De overige kinderen mogen in geen geval in het gesticht blijven na meerderjarigheid.
Tot de opname van een kind voor hetwelk uit ’s Lands kas wordt bijgedragen, is magtiging noodig van den Gouverneur-Generaal.
Er bestaat echter eene doorloopende magtiging voor twee honderd zulke kinderen.
d. Het weeshmis voor roomsch-katholieken te Samarang, welks algemeen bestuur door het Gouvernement benoemd wordt, terwijl het Gouvernement er eenen binnenregent en eene binnenregentesse bezoldigt, heeft een eigen kapitaal. Ook hier worden kinderen in de bovenvermelde omstandigheden verkeerende, maar tot de roomsch-katholieke kerk behoorende, opgenomen en meerendeels voor ’s Lands rekening verpleegd. Voor de opname van twee honderd veertig kinderen ten laste der openbare schatkist is doorloopende magtiging verleend.
e. Te Batavia is eene inrigting tot verpleging van gewone zieken, ongeneesbaren, personen met besmettelijke ziek
104
ten aangedaan, en krankzinnigen van beiderlei geslacht, behoorende tot de Chinesche, inlandsche en andere onehristen natien. Zij heet het Chinezen hospitaal en wordt van gouvernementswege beheerd door het collegie van boedelmeesters, onder welks bevelen een Europeesch hospitaalmeester, als binnenregent, het dagelijksche beheer voert.
De lijders worden in dit gesticht opgenomen, te Batavia op certificaten van de stedelijke geneesheeren, met voorkennis van de politie, en van elders op magtiging van den Gouverneur-Generaal.
Ten einde in de kosten van beheer over gebouwen voor verpleging enz. in het gesticht te voorzien, beschikt het collegie van boedelmeesteren, behalve over de salarissen en leges, hun als weeskamer toevallende, nog over eenige heffingen, van gouvernementswege bepaald. Sommige dier heffingen, welke speciaal gebragt worden ten voordeele van het collegie, zijn beschreven onder de rubriek weeskamers. De hier ondervolgende worden gebragt ten voordeele van het Chinesche hospitaal:
1. eene heffing van f 40, f 20 en f5, naar gelang de verzoeker is: officiers-zoon, gegoed Chinees, of geen van beiden, bij het verleenen van trouwbrieven aan Chinezen, door het collegie van boedelmeesteren, wier toestemming noodig is tot bewijs der wettigheid van Chinesche huwelijken ;
2. verscheidene heffingen bij huwelijksplegtigheden van Chinezen ;
3. als voren bij Chinesche begrafenissen;
4. f10 voor rijken en f 5 voor minder gegoeden, bij het verleenen van trouwbrieven door het collegie van boedelmeesteren aan inlanders, Arabieren en Mooren, binnen de stad en voorsteden van Batavia, ten bewijze der echt
heid van hunne huwelijken. Armen zijn vrij.
5. bij vervoer van Chinesche lijken naar China, zijnde £440 per lijk voor wvermogenden en f220 voor anderen.
Voorts ís ten behoeve van dit gesticht bestemd:
6. de helft der opbrengst van den verkoop van Chine
sche graven;
105
7. een aandeel in het hoofdgeld der Chinezen te Soerabaija.
8. een aandeel in zekere boeten op politie-overtredingen van Chinezen te Soerabaija:
9. een aandeel in boeten op overtredingen der voorwaarden op de Chinesche spelen.
f. Ook te Samarang is een Chineesch hospitaal, opgerigt en onderhouden uit gelijke heffingen als te Batavia, en gesteld onder beheer van de weeskamer te Samarang-.
In dat gesticht worden verpleegd: verminkte of met afzigtelijke kwalen behebte mannen en vrouwen, tot de Chinesche en andere vreemde onchristen natien behoorende en afkomstig uit de gewesten beoosten Cheribon; voorts in afzonderlijke lokalen, krankzinnigen onverschillig van welken onchristen-landaard, alsmede zoodanigen uit eerstgenoemde natien, die geene middelen bezitten en door blindheid of andere noodlottige omstandigheden der maatschappij tot last strekken.
Het bestaande gebouw is ingerigt voor 60 personen. De opname in het gesticht heeft plaats, wat bewoners van Samarang betreft, op een certificaat van den stads-geneesheer, « geviseerd door den adsistent-resident van politie, en wat aangaat personen van buiten Samarang, op last . van den resident van Samarang, nadat dezen door de betrokkene gewestelijke besturen de noodzakelijkheid is aangetoond.
g. Hier en daar bestaan nog andere gestichten ter verpleging of verzorging van inlanders, Chinezen en andere Oosterlingen, met afzigtelijke ziekten behebt, of dergelijke ongelukkigen. Zulke gestichten zijn :
het bedelaars-gesticht te Samarang;
het bedelaars-gesticht te Soerabaja;
de Zeprozen-gestichten te Amboina, op Pisang bij Banda, te Ternate, en bij Menado;
h. Eindelijk besteedt het Gouvernement, daargelaten de kostelooze opname van behoeftigen in scholen, hospitalen en verdere gouvernements-inrigtingen, en ongerekend het toekennen aan behoeftigen van sommige voorregten op het punt van belastingen enz. jaarlijks eene som voor verschillende liefdadige of zedelijke oogmerken, zoo als: het
ne aes
zaal
106
te gemoet komen van weeshuizen (afgescheiden van al de boven verhandelde vaste bijdragen) in buitengewone uit
gaven, het aanvullen van openbare inteekeningen voor eenige instelling van algemeen zedelijk nut enz.
Tot de tweede categorie der liefdadige instellingen, namelijk die, welke, zonder voor Gouvernements rekening werkzaam te zijn, door het Gouvernement beschermd worden, behooren:
a. de hoofd-commissie van weldadigheid in Nederlandsch Indië zijnde een tak der Maatschappij van Weldadigheid in Nederland. Zij heeft in alle gewesten van Nederlandsch Indië en ook op Decima (Japan) sub-commissien;
b. het Parapattan weezen-gesticht te Batavia, eene op zich zelve staande instelling, opgerigt uit particuliere liefdegiften, maar sedert eenigen tijd voor een goed gedeelte bekostigd uit ’s Lands kas, en dienende tot opname, verzorging en onderrigting van verlatene of behoeftige kinderen en weezen.
In 1846 schonk het Gouvernement dit gesticht f 10,000, en sedert dien tijd worden daaraan f 6000 ’s jaars uit ’s Lands kas uitgekeerd;
ce. de directeuren, correspondenten van vaderlandsche in: stellingen, gelijk
van het Fonds tot aanmoediging van ’s Lands zeedienst en ondersteuning van verminkten enz.;
san het Zastituut voor doofstommen te Groningen ;
van het Instituut voor Blinden te Amsterdam enz.
De voornaamste liefdadige instellingen, geheel staande onder het beheer van kerkeraden en komende ten laste van kerk- en diakoniefondsen, zijn:
een armenhuis te Soerabaja (van geringe beteekenis);
een weeshuis te Amboina;
een weeshuis te Ternate;
een armenhuis te Macassar;
en eene inrigting van vrouwelijke nijverheid voor de Christen-gemeente te Macassar, dienende tot opneming van weesmeisjes, die, den ouderdom van 16 jaren hebbende, het armenhuis aldaar moeten verlaten, en van andere meisjes zonder vaste broodwinning, zoo mede van weduwen zonder genoegaam bestaan: alle welke personen in dit gesticht
107
huisvesting, verpleging en voeding bekomen en tevens in de gelegenheid gesteld worden om door arbeidzaamheid en spaarzaamheid hare omstandigheden te verbeteren. De nijverheid bestaat in wasschen, verstellen, merken, stoppen en aanmaken van kleedingstukken. Het beheer wordt gevoerd door vrouwen, in overleg met den kerkeraad, terwijl de diakonie met het geldelijke belast is.
G. Burgerlijke geneeskundige dienst.
I. ALGEMEEN BEHEER.
Het algemeen beheer over de burgerlijke geneeskundige dienst wordt uitgeoefend door den chef der militaire geneeskundige dienst. Hij is in zijne bemoeijenissen met de burgerlijke geneeskundige dienst regtstreeks ondergeschikt aan den Gouverneur-Generaal.
IL. GEWESTELIJK BEHEER.
De dirigerende officieren van gezondheid in de militaire afdeelingen op Java zijn, onder den chef‚ belast met het beheer en toezigt over de burgerlijke geneeskundige dienst in die afdeelingen.
Te Batavia, Samarang en Soerabaija bestaat eene plaatselijke commissie van geneeskundig onderzoek en toevoorzigt, voorgezeten door den dirigerende officier van gezondheid der militaire afdeeling, tot welke de plaats behoort, en wijders zamengesteld uit den stads-geneesheer en den eerstaanwezenden öffieier van gezondheid van het militaire hospitaal, als leden, en den stads-apotheker, als secretaris. Buiten de hoofdplaatsen voert de eerste in rang der aanwezige officieren van gezondheid dit beheer. Deze officieren zijn, als gewestelijke chef van de burgerlijke geneeskundige dienst, ondergeschikt aan het hoofd van het gewestelijk bestuur, doch meer onmiddellijk aan den chef der geneeskundige dienst en den dirigerenden officier van gezondheid der militaire afdeeling, tot welke het gewest behoort.
III. PLAATSELIJKE DIENST. 8 1. Genees-, heel- en verloskunde.
Het verleenen van genees-, heel en verloskundige hulp

108
in alle burgerlijke gouvernements-inrigtingen — zoo als: ziekenhuizen, die niet onder militair beheer staan, gevangenissen, kwartieren voor veroordeelden tot dwangarbeid, — in liefdadige gestichten en dergelijke door het Gouvernement beschermd wordende instellingen; aan ambtenaren met eene bezoldiging van minder dan f 150 'smaands en hunne gezinnen; aan alle behoeftigen in de gemeente, — alles zonder andere betaling dan eene bezoldiging uit 's Lands kas, is van gouvernementswege, opgedragen: te Batavia, aan een stads-geneesheer, twee stads-heelmeesters en twee stads-vroedvrouwen; te Samarang, aan een stads-geneesheer en eene stads-vroedvrouw; te Soerabaja, als te Samarang; en elders aan de officieren van gezondheid, die niet geheel voor militaire diensten zijn afgezonderd. Wijders is het verleenen van genees-, heel- en verlos
kundige hulp in de gemeente overgelaten aan de particu=
liere praktijk.
Hieraan mogen deelnemen:
a. de stad.geneesheeren, heelmeesters en vroedvrouwen;
b. alle officieren van gezondheid in active dienst, met uitzondering van den chef der geneeskundige dienst en de dirigerende officieren op Java, die alleen oogenblikkelijke hulp mogen verleenen, zonder belooning, in gevallen waar de menschelijkheid zulks vordert, en consultatien of belangrijke heelkundige operatien mogen waarnemen; —
c, particuliere geneeskundigen, geene bezoldiging uit 's Lands kas ‘genietende.
Niemand mag de genees-, heel- en verloskundige practijk uitoefenen zonder daartoe, op vergunning van den Gouverneur-Generaal, eene acte van toelating van den chef der geneeskundige dienst te hebben bekomen. Alvorens die acte uit te reiken, moet de chef zich van de genoegzame bekwaamheid en kunde van den persoon verzekeren, hetzij door het viseren van zijne getuigschriften, hetzij door
109
hem een examen voor eene daartoe bestemde commissie te te doen afleggen.
Alle personen, tot de praktijk toegelaten, zijn gehouden:
ten allen tijde aan den chef der geneeskundige dienst berigten te geven, welke hij van hen verlangt omtrent de zaken tot hun bedrijf betrekkelijk;
geregelde aanteekening te houden over al hunne zieken, genezenen en overledenen en over den aard der behandelde ziekten;
bij het ontstaan van besmettelijke ziekten dadelijk berigt te geven aan het plaatselijk bestuur, ten einde dit den chef der geneeskundige dienst daarvan kennis doe dragen.
De bovenbedoelde genees-, heel- en verloskundigen oefenen hun bedrijf uit onder al de bestanddeelen der bevolking van Nederlandsch Indie, dus niet alleen onder Europeanen en daarmede geliijjkgestelden, maar ook onder inlanders, Chinezen en andere Oosterlingen.
De voorwaarden, zoo even opgegeven als die, onder welke de genees-, heel- en verloskundige practijk vergund is, zijn echter alleen van toepassing op Europesche practizijns. De practijk van Oostersche praktizijns is geheel vrij van eenige belemmerende bepaling.
S$ 2. Koepok-inenting.
Onder het wetenschappelijk toezigt van de gewestelijke geneesheeren zijn met de koepok-inenting belast inlandsche vaccinateurs, die, behoudens dat toezigt, geheel staan onder de bevelen van de Europesche plaatselijke ambtenaren en door de hoofden der gewestelijke besturen benoemd en ontslagen worden.
Het is de pligt van de gewestelijke bestuurders te zorgen, dat de vaccine niet verzuimd worde.
$ 3. Artsenijmengkunde.
De bereiding en levering van geneesmiddelen is (buiten den kring van het militair beheer) overgelaten aan particulieren apothekers daar waar deze zijn.
Te Batavia, Samarang en Soerabaja wordt een hunner door den Gouverneur-Generaal tot stads-apotheker benoemd, om aan te duiden, dat de geneesmiddelen voor Gouverne
110
ments inrigtingen enz. in hunne winkels besteld zullen worden. De stads-apotheker te Batavia geniet bovendien eene geldelijke toelaag uit ’s Lands kas.
De voorschriften over het uitoefenen van de genees-, heel- en verloskundige practijk beschreven onder e in 8 1 zijn ook op de apothekers toepasselijk.
Genees-, heel- en verloskundigen mogen in steden, waar één of meer apotheken gevestigd zijn, geene geneesmiddelen bereiden en leveren, dan in geval dadelijke hulp mogt vereischt en het verlangde geneesmiddel niet spoedig genoeg kan verkregen worden. Zij mogen ook geen aandeel in de apotheken hebben.
De apothekers moeten opvolgen de voorschriften der Pharmacopea Belgica en die der genees- en heelkundigen: dus ook miet alleen in hunne winkels hebben de geneesmiddelen in de Pharmacopcea vermeld, maar tevens de daar niet voorkomende, welke door de geneesheeren verlangd worden; zijnde omtrent de laatste echter vastgesteld, dat de geneesheeren ze vroegtijdig moeten opgeven.
Voorts moeten zij in het algemeen zorgen, dat hunne winkels behoorlijk ingerigt en minstens voor één jaar, berekend naar het verbruik der laatste jaren, voorzien zijn. Bovendien moeten zij een scheikundig laboratorium bezitten, geschikt om, bij oorlog of andere omstandigheden, alle pharmaceutische preparaten in de Pharmacopcea Belgica voorkomende, naar de daar gegevene voorschriften te bereiden.
Zij zijn eindelijk verpligt, minstens één leerling in dienst te nemen en dien in alles wat de artsenijmengkunde betreft te onderrigten.
Indien een geneesmiddel in hunne winkels ontbreekt, moeten de apothekers de plaatselijke geneesheeren daarvan verwittigen en er aanteekening van houden.
De apotheken worden twee maal ’s jaars onderzocht door eommissien, bij welke de chef der geneeskundige dienst kan, en de plaatselijke officier van politie of iemand zijnentwege moet tegenwoordig zijn.
Waar geene particuliere apotheken zijn, kunnen de geneesmiddelen voor de particuliere genees-, heel- en verloskundige praktijk benoodigd, verkregen worden uit ’s Lands voorraad, tegen betaling.
111
Al het bovenstaande ziet weder alleen op Europesche practizijns. De bereiding en levering van geneesmiddelen door inlanders en andere Oosterlingen is niet aan voorschriften van gouvernementswege gebonden.
IV. INRIGTINGEN TOT DE BURGERLIJKE GENEESKUN
DIGE DIENST BETREKKELIJK.
Onder drrigtingen tot het Indische leger betrekkelijk is atmgeteekend, dat in de militaire hospitalen ook verpleegd worden burgerlijke personen. Gedeeltelijk alzoo zijn de militaire hospitalen tot burgerlijk geneeskundige einden dienstbaar.
Geheel burgerlijk geneeskundige inrigtingen zijn:
a. stadsverbanden te Batavia, Samarang en Soerabaija, waar tot dwangarbeid veroordeelde, en wijders behoeftige inlanders en huns gelijken geneeskundig behandeld en verpleegd worden ten koste van ’s Lands kas;
b. het vrouwen-hospitaal te Soerabaya, hoofdzakelijk strekkende tot tegengang van de syphillis; wordende de lijderessen daar geheel op ’s Lands kosten behandeld en verpleegd.
V. TOESTAND DER GENEESKUNDIGE DIENST IN HET ALGEMEEN.
Onder den inlander heerschen de verwardste denkbeelden omtrent het menschelijk ligchaam. Zelfs diegenen onder hen die zich voor geneeskundigen (doekoen) uitgeven en. als, zoodanig ligt grooten naam verwerven (meest vrouwen), handelen in het toedienen van geneesmiddelen schier geheel in den blinde, want hunne gansche wetenschap bepaalt zich bij de herinnering dat, toen zekere medicijnen in zekere aandoeningen toegepast werden, de behandelden herstelden. Den oorsprong dier aandoeningen weten zij niet na te sporen. Het behoeft geen betoog dat eene zoo. bekrompen empirische methode, al moge zij ook in eenige veelvuldig voorkomende ziekten (bijv. van de ingewanden als het ware onwillekeurig het juiste geneesmiddel doen treffen, toch in de overgroote meerderheid der gevallen noodlottige gevolgen hebben moet; en zulks te meer, dewijl. volslagen gemis van kennis een heir
112
van bijgeloovige practijken daarbij in het wezen geroepen heeft.
Wilde men trachten dat kwaad te verhelpen door aan een zoo groot mogelijk gedeelte der bevolking de gelegenheid aan te bieden tot het benuttigen van Ewropeschen geneeskundigen raad en bijstand, men zou op eene menigte hinderpalen stuiten.
De inlander begrijpt niet wel de noodzakelijkheid van stipte opvolging van de voorschriften der geneesheeren, éh door die te veronachtzamen en te weêrstreven, zoude hij, op de Europesche wijze behandeld, zeer vaak alle berekeningen van onze geneesheeren te leur stellen en zich eer erger ziekten op den hals halen, dan genezen. De inlander legt ook niet gemakkelijk zijn veroordeelen af, en kan slechts zeer luttel voor geneeskundige behandeling betalen. Het laatste maakt het onvermijdelijk dat de geneesheeren, die, om dit denkbeeld te verwezenlijken, in aanzienlijken gn in de binnenlanden geplaatst zouden moeten worden, uit ’s Lands kas voldoende bezoldigingen mia aan moeten genieten om te kunnen leven.
Thans wordt aan een dertigtal jongelieden uit de Javaansche bevolking bij ’s Lands militaire hospitalen de gelegenheid verschaft, om zich kosteloos te bekwamen voor het vak van inlandschen geneeskundige en vaccinateur.
Hiertoe komen bij voorkeur in aanmerking jongelieden van fatsoenlijke Javaansche familien, die de Maleitsche, en liefst ook de Javaansche taal kunnen lezen en schrijven, goeden aanleg hebben en genegen zijn, na gedurende twee jaren onderwijs te hebben genoten, te worden geplaatst als vacecinatenr, na zich zooveel mogelijk te hebben bekwaamd, om aan de bevolking in de districten, uit welke zij afkom
stig zijn, geneeskundige hulp te verleenen. Elèves die zulks verkiezen, zal van ’s Lands wege worden toegelegd eene bezoldiging van f 15 ’s maands, bene
vens vrije woning.
Ter uitroeiijing van de melaatschheid bestaan twee etablissementen voor leprozen, namelijk een in het westen en een in het oosten van Java, zóó ingerigt dat geene gemeenschap met het etablissement mogelijk zij voor onbesmette personen, behalve voor het onbesmette personeel
113
van het etablissement, en alle gemeenschap der beide seksen in het etablissement kunne worden belet.
Onder de menigte minerale wateren, welke men op Java vindt, doch welke meestal niet liggen op punten, geschikt voor badinrigtingen, hebben in de laatste jaren de aandacht getrokken zekere bronnen in het Pandeglangsche (Bantam,) bij den inlander bekend onder den naam van Tijbeokh, en voor het aanleggen van eene badinrigting uitnemend goed gelegen. Vele inboorlingen ondervonden de geneeskracht van dit water in beduidende ziekten en toen ook een regent daar van verlamming herstelde, maakte deze er werk van, om er het noodige te verkrijgen voor de huisvesting van zieken. Met behulp van den resident werd eene inschrijving tot goedmaking der kosten geopend, welke verscheidene bijdragen van Europesche en inlandsche ambtenaren en Chinesche handelaren opleverde. Tijdelijke gebouwen werden opgerigt en de toevloed was spoedig zoo groot, dat de chef der geneeskundige dienst, die kort daarop de plaats bezocht, ruim 60 badgasten aantrof (alle inlanders).
Behalve de officieren van gezondheid bestaat het geneeskundig personeel, uit:
9 stedelijke geneesheeren op de drie hoofdplaatsen van Java,
9 particuliere geneeskundigen, belast met de plaatselijke geneeskundige dienst voor het Gouvernement boven hunne eigene practijk, 15 particuliere geneeskundigen, niet belast met diensten voor het Gouvernement, en 9 particuliere apotheken.
Sedert 29 Julij 1848 is een onzer officieren van gezondheid naar Decima (Japan) gedetacheerd.
De plaatsing van dien geneesheer aldaar, schijnt den leergierigen Japanner aangenaam te zijn.
HZ. Omderwijs. IL. BEHEER.
Het beheer van het onderwijs in Nederlandsch Indië wordt, namens den Gouverneur-Generaal, gevoerd door eene hoofdeommissie van onderwijs, gevestigd te Batavia, voorgezeten door een lid van den Raad van Nederlandsch
8
114
Indië, of door zoodanig ander persoon, als wegens zijn maatschappelijk standpunt en zijne wetenschappelijke kennis daartoe bijzonder geschikt kan worden geacht.
Het hoofd van het plaatselijk bestuur te Batavia is onder-voorzitter dezer eommissie, die nog acht leden telt, zooveel mogelijk gekozen uit de onderscheiden gezindten, en door een secretaris wordt bijgestaan.
De voorzitter, onder-voorzitter en leden dezer commissie genieten voor hunnen arbeid als zoodanig geene geldelijke belooning. Den secretaris is tractement uit 's Lands kas toegelegd.
In de gewesten buiten Batavia zijn, waar de belangen ran het onderwijs zulks medebrengen, sub-conunissiën van onderwijs, belast met het toezigt over het onderwijs in elk gewest. De hoofden der gewestelijke besturen zijn voorzitters dezer commissien en trekken als zoodanig geene bezoldiging, evenmin als hare leden en secretarissen,
II. INRIGTINGEN EN VERORDENINGEN BETREFFENDE HET ONDERWIJS VOOR EUROPEANEN EN MET HEN GELIJKGESTELDEN.
Men kent in Indië, volgens de algemeene verordeningen
op het onderwijs, slechts lagere en middelbare scholen.
In de lagere scholen worden kinderen van beiderlei kunne, die de eerste kindsche jaren te boven zijn, opgenomen en onderwezen in het lezen, schrijven, rekenen, de Nederduitsche taal, de beginselen der geschied- en aardrijkskunde, en andere gepaste en algemeen nuttige kundigheden, terwijl het onderwijs zóó wordt ingerigt, dat daardoor tevens de verstandelijke vermogens der kinderen ontwikkeld en zij zelven alzoo tot alle zedelijke en maatschappelijke deugden opgeleid worden.
De middelbare scholen dienen om aan de kinderen, behalve hetgeen in de lagere scholen geleerd wordt, tevens meer andere, voor verdere beschaving noodige kundigheden, als de Fransche, Hoogduitsche en Engelsche talen, het teekenen, de muziek enz. te doen onderwijzen. Het onderwijs in eenige vreemde taal mag niet gegeven worden dan aan leerlingen, die reeds de Nederduitsche taal spreken, lezen -en schrijven kunnen, Er moet voorts op. deze
115
scholen gezorgd worden, dat de leerlingen in het bijzonder tot een goed zedelijk gedrag en alzoo tot dien trap van beschaving worden opgeleid, waardoor de meest fatsoenlijke en meest beschaafde klasse der maatschappij zich onderscheiden en als door de instelling der scholen voor het middelbaar onderwijs hoofdzakelijk bedoeld is.
Overigens wordt in het algemeen het onderwijs in de scholen (zoo lagere als middelbare) naar de meest verbeterde leerwijze en naar de bevating der kinderen ingerigt, terwijl men zich tot hoofddoel daarbij stelt: ontwikkeling der verstandelijke vermogens, vorming van het hart en inprenting van goede zedelijke grondbeginselen, onder mededeeling van algemeen nuttige kundigheden.
Op de scholen mogen geene andere leer- of leesboeken gebruikt worden dan die, welke de hoofd-commissie goedkeurt.
Particuliere scholen mogen niet opgerigt worden zonder vergunning en niemand mag openbaar onderwijs geven zonder acte van toelating van de hoofd-commissie.
De leerlingen die op de scholen het meest uitmunten, worden opgeleid en aangemoedigd tot het geven van onderwijs.
De schoolgelden op de gouvernements-scholen zijn van gouvernementswege bepaald, en maken het geldelijk schoolfonds uit, dienende tot bestrijding der uitgaven, welke niet door ’s Lands kas gedragen worden, namelijk: bezoldiging van ondermeesters, kweekelingen en bedienden, indemniteiten voor huishuur, schrijfbehoeften enz.
De onderwijzers op de gouvernements-scholen genieten een aandeel in die schoolgelden en voorts bezoldiging uit ’s Lands kas.
Voorts is er een schoolboekenfonds, strekkende om zoowel de particuliere als de gouvernements-scholen steeds van boeken, tegen betaling, te voorzien. Die boeken worden, door tusschenkomst van den Gouverneur-Generaal, uit Nederland verkregen.
III. ONDERWIJS VOOR ONCHRISTENEN, NIET ZIJNDE EUROPEANEN OF AAN HEN GELIJKGESTELDEN.
S 1. In het algemeen.
De verordeningen op het schoolwezen in Nederlandsch 8
116
Indië, maken geen onderscheid tusschen Christenen en Onchristenen, Europeanen en niet-Europeanen.
De scholen zijn evenwel, met uitzondering alleen van die, welke bepaaldelijk voor Christen-inlanders bestemd werden, ingerigt voor Europeanen en huns gelijken.
Daarom zijn nimmer geschillen gerezen omtrent het toelaten op de scholen, van onchristen-kinderen van Europeschen of daarmede geliijkgestelden oorsprong: Europesche Joden bij voorbeeld.
Maar niet-Europesche onchristenen verkeerden steeds in eene bijzondere verhouding op dit punt.
Tegen de toelating van zulke kinderen op de voor Zuropeanen ingerigte scholen, verzetten zich vele bedenkingen. Het is zeer moeijelijk het voor Europesche kinderen bestemde onderwijs tevens te doen dienstbaar zijn voor kinderen van inlanders.
Europesche ouders laten ongaarne hunne kinderen met kinderen van inlanders omgaan. Deze hebben eigenaardige karaktertrekken, welker overplanting Europesche ouders bij kunne kinderen met alle kracht pogen tegen te gaan.
Desniettegenstaande zijn op de voor Europeanen opgerigte scholen ook wel kinderen van inlanders, voornamelijk van inlandsche hoofden, en kinderen van andere vreemde Oosterlingen toegelaten.
In den laatsten tijd heeft zich bij de inlanders en de met hen gelijkgestelden, hoofdzakelijk bij de hoofden en gegoeden, meer en meer de zucht geopenbaard, om hunne kinderen het genot van ons lager onderwijs, althans van onderwijs in het schrijven en rekenen met onze teekens, deelachtig te doen worden. En geen wonder, want meer en meer wordt, ten aanzien van de plaatsbaarheid van inlanders en huns gelijken in de dienst van het Gouvernement en van particulieren (den handel, de landeigenaren en andere ondernemers van landbouw) gelet op het al of niet kunnen schrijven en rekenen met onze karakters.
Deze toename van behoefte heeft natuurlijk de aandacht sterker dan vroeger ingeroepen op de bedoelde verhouding en zulks niet alleen in verband met de questie der toelating van kinderen van inlanders op de scholen voor kin
117
deren van Europeanen, maar tevens op het onderwijs der inlanders en huns gelijken in het algemeen.
S$ 2. Voor den inlander op Java.
De middelen van onderwijs welke de inlandsche maatschappij op Java tot dusverre zelve geschapen heeft zijn uiterst gering. Over het algemeen bestaan zij uitsluitend bij de priesters, die de kinderen eenige verzen of hoofdstukken van den Koran doen naspreken en van buiten leeren, in het Arabisch, waarvan dikwerf de meester niet veel meer begrijpt dan de leerling. De meesters (goeroe) geven dit onderwijs gratis, maar ontvangen daarvoor gewoonlijk van de ouders eenige geschenken, rijst, olie, geld, lijnwaad enz. Zijn de ouders geheel onvermogend, dan werken de leerlingen (santri) buiten den leertijd voor hunne goeroes om niet. Slechts de gegoede klasse, welke schier geene andere leden telt, dan degenen, die in betrekkingen van bestuur zijn aangesteld (de zoogenaamde hoofden), schijnt gedacht te hebben aan het blijvend nut van lezen, schrijven en rekenen. Im deze vakken geeft gemeenlijk de vader onderrigt aan den zoon; overigens helpen bloedverwanten en vrienden elkander; geheel bij uitzondering treft men bij sommige regenten privaat onderwijzers, en op twee, drie punten, onder hun toezigt en te hunnen koste, scholen aan.
Intusschen hebben de ambtenaren bij het gewestelijk bestuur op Java aftijd bijgedragen om te gemoet te komen in het verschaffen aan geschikte jonge inlanders van zoodanig onderwijs als allernoodzakelijkst was voor hunne bruikbaarheid in ’s Lands dienst. Bijna op alle bureaux van residenten en adsistent-residenten leeren zulke jongelieden, voornamelijk betrekkingen van de hoofden, het lezen, schrijven en rekenen met onze teekens, den gebruikelijken vorm van redactie van officiele rapporten enz.
83. Voor de onchristenen in landen buiten Java.
Hier en daar bestaan scholen voor onchristen-inlanders buiten Java: weinige uit eigen middelen der inlandsche maatschappij: enkele ten deele op kosten van het Gouvernement; de meeste op kosten van zendeling-genootschappen.
Cain
are een
118
S 4. Voor onchristen vreemde Oosterlingen
De vreemde Oosterlingen in Nederlandsch Indië, Chinezen, Arabieren enz. maken over het algemeen tamelijk veel werk van het onderwijs. De gegoeden. onder hen hebben gewoonlijk privaat docenten in dienst,
Sommigen schijnen meer onderwijs. 6 gerlangen, ex ZOEken dit op de gouvermemonste help zoor Europeanen
bestemd. Nn EA KH. unsten en elefenchalipen. Het Bataviasch Genootschap > WR kansten en Weten
pd is eene me ist ‚" bestaande sedert L*zieh hoofdzakelijk
BEI en zedekunde van
den dank: archit ; Fement heeft geene regtstreeksehe bemoeijeni er en de verrig
tingen dezer instelling, 3 ike pogingen het echter ondersteunt.
Uit ’s Lands kas worde
een plantentuin te Buitenzà MF ouvernements-ci
gendom, behoorende tot het verblijf van den GouverneurGeneraal en geplaatst onder eenen hortulanus, met eenen adsistent-hortulanus, beiden door het Gouvernement bezoldigd en ondergeschikt aan den intendant der gouvernementshotels; deze hortus heeft eenen tak te Tjipannas in de Preanger Regentschappen ; ie
een museum van wvoorwerpen van natuurlijke historie, oudheden, zeldzaamheden en dergelijke” opgerigt door het Bataviasch Genootschap voor Kunsten en Wetenschappen, met het doel: rom de wetenschappelijke kennis in Nederlandsch Indie te vermeerderen en bijdragen te leveren in het belang der wetenschappelijke inrigtingen in het moederland.”
Dit museum staat onder de directie van het genootschap.
Overigens heeft het Indisch Gouvernement, voor zoover zulks in zijne magt ligt, steeds het bevorderen van wetenschappelijke tienen in en over die gewesten tot beginsel aangenomen.
Hetzelfde is toepasselijk op de beoefening van de schoone kunsten.
119
Voorts zijn de hoofden der gewestelijke besturen verpligt voor de goede bewaring der Javaansche oudheden, elk in zijn gewest, met de meeste zorg te doen waken en daarvoor de regenten en alle mindere inlandsche hoofden verantwoordelijk te stellen.
Alle oudheden op gouvernements-gebied zijn openbaar eigendom.
Geene in particulier bezit geraakte oudheden mogen van Java uitgevoerd worden zonder eigenhandige toestemming van den Gouverneur-Generaal, welke verkregen wordt onder voorwaarde van de voorwerpen niet te verkoopen of weg te schenken, dan wanneer het Gouvernement in Nederland ze niet wenscht over te nemen, tegen vergoeding der kosten, voor zijne archaeologische verzamelingen.
De niet in particulier bezit geraakte oudheden mogen niet weggevoerd worden van de plaatsen waar zij zich bevinden, zoolang de noodige maatregelen genomen kunnen worden om ze daar tegen vernieling of bederf te behoeden.
Al deze bepalingen zien in het bijzonder op beelden, tempels en dergelijke overblijfsels der oudheid. Voor bron-; zen en munten, die men overal opgraaft, bestaan zulke beperkingen niet.
Van opgegraven oudheden in het algemeen ontvangt de vinder 2/3 der geschatte waarde; over de voorwerpen zelve wordt door het Gouvernement beschikt; zoo als het in het belang van kunsten en wetenschappen geraden acht.
J. Geldelijk beheer.
[. ALGEMEEN BEHEER.
Het algemeen beheer der openbare geldmiddelen in Nederlandseh Indië is, in regtstreeksche- ondergeschiktheid aan den Gouverneur-Generaal, opgedragen aan eene generale directie van finantien, ook raad van finantien genaamd, bestaande uit den directeur-generaal van finantien, als voorzitter, en uit den directeur der middelen en domeinen, den directeur der producten en civile magazijnen en den directeur der cultures, als leden.
De raad heeft eenen secretaris, die overigens speciaal
120
ter beschikking is van den directeur-generaal. Elk der vier directeuren heeft eigen bureau-personeel.
De collegiale handelingen der generale directie van finantien bepalen zich bij overwegingen, adviezen en verzoeken om inlichtingen.
Het afdoen van finantiele zaken, dat is, het uitvoeren van ’s Gouvernements algemeene en bijzondere bevelen over de finantien, geschiedt individueel door den directeur-generaal of eenen der directeuren.
Aan ieder hunner zijn bepaalde takken van het finantieel beheer toevertrouwd, voor welker goeden staat en doelmatige werking zij moeten zorgen, door overeenkomstig de algemeene of bijzondere voorschriften van het Gouvernement, bevelen te geven aan de gewestelijke besturen en verdere ambtenaren met onderdeelen van dat beheer belast, zoomede door, waar zoodanige voorschriften ontbreken of hun voorkomen onvoldoende te zijn, voorstellen aan den Gouverneur-Generaal te doen.
De direeteur-generaal heeft, boven de hem aanvertrouwde bijzondere takken, nog het algemeen toezigt over al wat tot zijn bijzonder bestuur en dat der overige directeuren van finantien behoort, hetgeen zal blijken uit de hieronder volgende beschouwing van ieder deel van het geldelijk beheer.
Al deze inrigtingen kunnen, als eenmaal door den Koning bekrachtigd, niet door den Gouverneur-Generaal veranderd worden zonder Koninklijke magtiging.
Onder de onmiddellijke bevelen van den directeur-generaal van finantien staat een inspeeteur van finantien, bestemd. tot plaatselijke onderzoekingen en regelingen, betreffende de takken van beheer opgedragen aan de generale directie, met uitzondering van de directie der cultures.
Onder de bevelen van den directeur der cultures staan inspecteurs der cultures, bestemd tot plaatselijke onder
zoekingen en regelingen, betreffende de takken van beheer
aan dien directeur opgedragen. Het getal dezer inspecteurs is 3, benevens een adjunct-inspecteur der cultures werkzaam op het bureau van den directeur.
De inspecteurs van finantien en van cultures hebben den rang van resident.
121 II. Dr JAVASCHE BANK.
De bank is eene gepriviligieerde naamlooze maatschappij, onder den titel van Javasche bank, wier octrooi door den Koning of onder Zijne madere goedkeuring wordt vastgesteld.
Het kapitaal dezer maatschappij is bepaald opf 2,000,000, verdeeld in 4000 actien.
Hare operatiën zijn:
het escomteren van wisselbrieven en ander handelspapier, voorzien van twee of meer goede handteekeningen,
het beleenen van effecten, kostbare gesteenten en metalen, goederen, waren en koopmanschappen; deze laatste onder zoodanige voorzieningen, als de directie dienstig acht;
het handelen in goud en zilver, het ontvangen van gelden, zoo van den lande en alle publieke autoriteiten, als van bijzondere personen in rekening courant, het betalen van assignatien door dezelve op de bank af te geven, en het incasseren van waarden, zoo voor publieke inrigtingen als voor bijzondere personen;
het in bewaring nemen van vreemde specien, om die in natura tegen billijken interest terug te geven, het openen van een evenredig credit daarop bij de boeken der bank, onder genot van eene matige provisie ;
het afgeven van assignatien, door het hoofd-bureau der bank, op hare agentschappen en omgekeerd;
het uitvoeren van commissien door het Gouvernement aan de bank opgedragen.
Voorts geeft zij biljetten uit, die, zoolang zij aan hare verpligtingen voldoet en haar passief door haar actief gedekt wordt, in ’s Lands kassen op Java voor alle betalingen hoegenaamd worden aangenomen.
Het bestuur der bank is zamengesteld uit eenen vasten president en eenen vasten stemhebbenden secretaris, beiden door den Gouverneur-Generaal, onder nadere goedkeuring des Konings, te benoemen en te ontslaan, en uit het vereischte getal directeuren, in eene algemeene: vergadering van stemgeregtigden gekozen.
Bij alle algemeene vergaderingen vertegenwoordigt een
122
door den Gouverneur-Generaal, benoemde commissaris de belangen van het algemeen. I)
IL MUNTSTELSEL; GELDSOMLOOP.
De door den Koning bepaalde standpenning is de Vederlandsche gulden, met stukken van een halven en een kwart gulden als onderdeelen.
Voorts zijn gangbaar:
a. ter gelijke waarde met dien gulden, de gerande generaüiteitsgulden, de Nederlandsche gulden verordend bij de wet van 28 September 1816, en de gulden voorzien van den beëldenaar, aangewezen bij het Koninklijk besluit van 16 Januarij 1821, n°. 72;
b. de zilveren stukken van f 21/2, verordend bij de wet van 22 Maart 1839, ter gelijke waarde als in Nederland;
ce. de zilveren stukken van f 3, gemunt krachtens het Koninklijk besluit van 16 Januarij 1821, nl. 72;
d. de gouden stukken van f 10, bepaald bij de wet van 28 September 1816.
Verscheidenene andere gouden en zilveren munten, zoo
Nederlandsche als vreemde, zijn, mits zuiver en ongeschon
den, in ’s Lands kassen aanneembaar verklaard tot vaste verhoudingen jegens den Nederlandschen gulden, zoo als: de heele, halve en kwart gouden doublon ;
de doublon der Zuid- Amerikaansche Staten ;
de ducaat;
de gerande dukaton ;
de Spaansche mat;
de piaster der Zuid- Amerikaansche Staten ;
de sikka ropy;
de stukken van vijf franken;
de schelling;
het dubbeltje.
Wijders zijn in omloop koperen duiten van verschillenden muntslag. Hoezeer omtrent deze was bepaald, dat zij gangbaar zouden zijn tegen 100 duiten op den gulden en dat niemand verpligt kon worden om meer dan ter waarde van f 10 aan duiten in betaling aan te nemen, houdt men
t) Omtrent de operatien van de Javasche Bank zie men Bijblad tot de staatscourant 1852 pag. 156 v. v.
zich sedert lang niet meer hieraan. Het Gouvernement althans heeft sinds 1884 voor zich als beginsel verkondigd en in overeenkomsten bedongen dat het bevoegd was alle betalingen te doen naar goedvinden in zilver of koper, naar den maatstaf van f 6 koper voor f 5 zilver.
Daarbij is een gulden koper gesteld op 100 duiten en alzoo een gulden zilver op 120. t)
IV. BEHEER DER KASSEN IN INDIE.
Het algemeene beheer van ’'s lands kassen wordt uitgevoerd door den direeteur-generaal van finantien. Hij heeft voorts het bijzonder toezigt over de kas te Batavia, welke onder hem beheerd wordt door eenen algemeenen ontvanger met verder personeel.
Onder het toezigt van de hoofden der gewestelijke besturen, zijn met het beheer der overige kassen belast: te Samarang en te Soerabaja afzonderlijke ambtenaren, algemeene ontvangers genaamd ;
elders, waar secretarissen zijn, de secretarissen; waar geene secretarissen, zijn houden de hoofden der plaatselijke besturen zelven het beheer over de kassen, tenzij het Gouvernement dat beheer in zelfder voege als aan de secretarissen, aan commissien op hunne bureaux hebbe opgedragen.
Op die kassen wordt geordonnanceerd door:
den direeteur-generaal van finantien;
den hoofd-intendant der militaire administratie;
den hoofd-administrateur der marine:
den chef der gouvernements-schoeners en kruisbooten, en
de hoofden der gewestelijke besturen;
alles volgens voorschriften tegen elke vermijdbare overschrijding der begrooting van uitgaven en ter verzekering van eene behoorlijke verantwoording.
(In ’s lands kassen was op ultimo 1849 voorhanden eene som van f 13.044.895.)
V. ALGEMEENE BOEKEN.
De ralgemeene boekerf’’ bevatten alle finantiële gebeur
t) Bene verbetering van het Indische muntstelsel is voorgedra gen aan de wetgevende vergadering.
tenissen in Nederlandsch Indie, onverschillig of zij tot pecuniele dan wel tot materiele voorwerpen betrekking hebben.
Zij worden opgemaakt door eenen boekhouder bij de generale directie van finantien, met behulp van eenig bureau-personeel.
Hij staat onder de bevelen van den directeur-generaal
Voor de opmaking bestaat een reglement, vastgesteld door ’s konings commissaris-generaal in 1826 (Indisch Staatsblad Nr. 99).
De boeken worden afgesloten over elk jaar,
De afsluiting geschiedt gemeenlijk na ultimo van het volgende jaar, vermits bij de boeken verhandeld moet worden de afrekeningen over de verkoopen van producten, betalingen enz. in Nederland, betreffende het boekjaar.
In 1849 zijn afgesloten de algemeene boeken van 1847.
VI. BeGroOTING.
De begrooting van Nederlandsch Indie wordt jaarlijks vastgesteld.
VIL. LANDS-GEBOUWEN EN WATERSTAAT.
S 1. Militair beheer.
Vestingwerken van allerlei omvang (weinige uitgesloten om bijzondere redenen,) de gebouwen daarbinnen, en alle kruidmagazijnen worden beheerd door den kommandant van het Indische leger, die tot dat einde beschikt over den directeur der genie en het personeel onder diens bevelen gesteld.
S 2. Algemeen civiel beheer. 5 De militaire gebouwen niet binnen vestingwerken geo legen, en alle andere niet onder militair beheer gestelde
5 le]
lands-gebouwen, zoomede de geheele waterstaat (havens fe) » o ’ rivieren, kanalen, sluizen, waterkeeringen, bruggen en
wegen) staan onder het algemeen beheer van den direc
teur der producten en civile magazijnen en onder het regtstreeksch beheer te Batavia, van eenen hoofd-ingenieur van den waterstaat en ’s lands gebouwen, en elders, van de hoofden der gewestelijke besturen.
Voor zoover de gebouwen of waterstaatswerken be
125
trekking hebben tot de teelt, bereiding of voorloopige berging (vóór het vervoer naar de strandpakhuizen) van producten, behooren zij ook tot de bemoeijenis van den directeur der cultures.
S$ 3. Civiel toezigt.
Voor het toezigt over de gebouwen en werken, in $ 2 omschreven, en voor het begrooten, ontwerpen en uitvoeren van voorzieningen en verbeteringen daaraan, zoomede van nieuwe gebouwen en werken van dien aard zijn beschikbaar de in die $ genoemden koofd-ingenieur te Batavia, en wijders ingenieurs en opzieners van den waterstaat en ’s Lands gebouwen.
De hoofd-ingenieur staat regtstreeks onder de bevelen van den directeur der producten en civile magazijnen.
De ingenieurs en opzieners zijn ondergeschikt: te Batavia aan den hoofd-ingenieur, en buiten Batavia aan de hoofden der gewestelijke besturen, alles behoudens het oppertoezigt van de directeur der producten en civile magazijnen.
De ingenieurs, die bepaaldelijk voor werken in het belang der cultures bestemd worden, volgen gedurende deze bestemming de bevelen van den directeur der cultures.
S 4. Verrigtingen der civile genie.
De voornaamste civile genie-werken, aan welke in 1849 gearbeid is, zijn (voor zoover zij niet onder andere hoofden van dit overzigt voorkomen) de volgende:
a. Pakhuizen.
Voor koffij in de residentie Bantam. „steenkolen op het eiland de Kuiper. n__ suiker te Samarang.
" n__n _Panaroekan.
n_koffij te Pondang Pandjang.
„_algemeen gebruik te Muntok.
" " " n _Bandjermassing.
b. Kantoren en dergelijke.
Scheikundig laboratorium te Buitenzorg. Douane te Batavia.
" n_Japara. Residentie te Pontianak.
126
e. Ambtenaars-woningen. Voor hoofd-onderwijzers te Batavia. residenten in Japara, " mn Soerabaia. " „ Bantang. n » Lamongan. d. Gevangenissen. Te Djokjokarta. n__ Soerabaja. „_ Passoeroean. e. Waterstaatswerken. Haven van Samarang. Kielhoofden op Onrust. Uitwatering der rivier Tjimanok. Bruggen te Serang. Batavia. Buitenzorg. Temangong. Djokjokarta. Soerabaija. f- Militaire gebouwen. Woning van den kommandant des legers. Officiers-woningen te Batavia. Kazernen te Padang. Hospitalen te Serang. ” „ Buitenzorg. " n_Samarang. " n_Macassar. Bureaux der artillerie. Redouten: Toboali. Telokbetong.
VIL. VERVOERWEZEN. 1. Binnenlandsch.
a. Beheer. Het algemeen beheer over de openbare wegen, brug
gen, rivieren, kanalen, sluizen, waterkeeringen, dijken enz. berust bij den directeur der producten,en civile magazijnen, als chef van den waterstaat, en het dadelijk beheer bij de hoofden der gewestelijke besturen, uitgezonderd in
Batavia en Buitenzorg. Im de stad Batavia wordt het laastgenoemd beheer gevoerd door den hoofd-ingenieur van den waterstaat en ’s Lands gebouwen te Batavia: in de Bataafsche Ommelanden en Buitenzorg door eene „commissie voor de bruggen en wegen” bestaande uit den resident van Batavia, den genoemden hoofd-ingenieur, den adsistent-resident van Buitenzorg, den adsistent-resident van de Bataviasche Ommelanden, als vaste leden, en uit vier landeigenaren; twee van de Bataviasche Ommelanden en twee van Buitenzorg, waarvan jaarlijks twee door het lot uitvallen.
De ingenieurs en opzieners van den waterstaat en ’s Lands gebouwen zijn ook voor dezen tak der dienst beschikbaar.
Het algemeen beheer over alle openbare inrigtingen van vervoer en inzonderheid over de wagen- en brievenposterijen is mede opgedragen aan den directeur der producten en civile magazijnen, en het dadelijk beheer aan de gewestelijke besturen, met behulp van eenige ambtenaren en bedienden.
b. Aanleg en onderhoud van wegen te water en te land.
De openbare wegen en bruggen op Java worden, op aanwijzing van ’s Lands ambtenaren onderhouden, door de inlandsehe bevolking. In Batavia en Buitenzorg worden echter de grootste postwegen en voorname zijtakken voor rekening van het Gouvernement onderhouden,
Ook de aanleg van wegen en bruggen op Java geschiedt door de bevolking, volgens de verordeningen over de heerendiensten.
Op Java mogen, zonder schriftelijke magtiging van den Gouverneur-Generaal, geene wegen hoegenaamd aangelegd, noch oude paden of bijwegen in berijdbaren staat gebragt worden behalve die, welke leiden van reeds bestaande wegen naar koffijtuinen of suiker, indigo- en an dere fabrieken, doch niet verder.
Alvorens den aanleg of de verbetering toe te staan, verzekert zich de Gouverneur-Generaal in hoever zulks overeen te brengen is met het stelsel van verdediging.
Het gezegde is geheel van toepassing op het bevaarbaar maken van rivieren, het onderhouden en verbeteren
128
van reeds bevaarbare rivieren, het aanleggen en onderhouden van kanalen, sluizen, waterkeeringen, dijken, enz. en zulks wat de bevoegdheid tot het vorderen van arbeid van de bevolking aangaat, met inachtneming van de bovenbedoelde algemeene voorschriften over de heerendiensten.
Nederlandseh Indie en inzonderheid Java heeft steeds groote behoefte aan voldoende middelen van vervoer, vooral voor goederen.
Die behoefte vordert de aanhoudende zorg van het bestuur, hetwelk dan ook, in verband tot de middelen, zooveel mogelijk daarin de gewenschte verbeteringen brengt.
c. Gebruik van die wegen.
aa. Algemeene bevoegdheid.
Behoudens de verordeningen omtrent naamlooze vennootschappen, de algemeene en plaatselijke voorschriften van politie en eenige plaatselijke bepalingen, bijzonder het vervoerwezen betreffende, is het aan een iegelijk onverlet van de wegen te water en te lande gebruik te maken en er vervoermiddelen in werking te brengen.
Onder de speciale plaatselijke bepalingen behooren belastingen en monopolien; verders:
10. In de residentie Batavia en de adsistent-residentie Buitenzorg mag op de groote wegen, naast of nabij welke karrewegen zijn aangelegd, geen gebruik gemaakt worden van karren, boerenwagens en andere vrachtvoertuigen (onverschillig of zij ledig dan wel met Gouvernementsof particulieren eigendom beladen zijn) bespannen met buffels, ossen of ander vee met gespleten hoeven. Op den grooten postweg tusschen de hoofdplaatsen van die twee gewesten, mogen tot het vervoer van goederen geene dan
gezonde, welgevoerde paarden, minstens vier jaren oud, en
drie voet zes duim Rhijnlandsch hoog, en geene dan goede trektuigen gebezigd worden. Voor het gewigt der lading van elk voertuig aldaar is een maximum vastgesteld. Voor de karren en boerenwagens, welke in die gewesten door menschen in plaats van door dieren in beweging gebragt worden, is een bepaald getal menschen als minimum voor een bepaalde vracht voorgeschreven.
90
Ae
1
2. Te Batavia mogen geene zeilbooten of schuiten ladende één en meer koïjan (last), met vrachten op de reeden of naar nabij gelegen kustplaatsen, noch goederen van buiten terugvoeren, zoo die vaartuigen niet ingeschreven zijn bij een veer, genaamd het goenia- of buiten-praauwenveer. Sloepen van ter reede liggende schepen of zeilbooten, door ingezetenen voor eigen gebruik aangehouden, zijn hiervan uitgezonderd, maar mogen niet verhuurd worden; de laatste moeten van passen voorzien zijn.
Dit veer staat onder eenen bootmeester, aan wien ondergeschikt zijn commissarissen, gekozen uit de voornaamste booteigenaars; terwijl hij zelf ondergeschikt is aan den havenmeester. De resident heeft er het oppertoezigt over. Het veer werkt overeenkomstig een door het Gouvernement vastgesteld reglement, dat de verpligtingen van de eigenaren der veerbooten beschrijft en ook de te vorderen vrachten bepaald. Van die vrachten wordt een vijfde ingehouden (behalve van de vrachten ten laste van het Gouvernement verdiend, welke een vijfde minder bedragen dan de overige), ter goedmaking van kosten van personeel, schrijfbehoeften, schaden en verliezen, enz.
8. Gelijksoortige veren bestaan, onder ongeveer dezelfde bepalingen, te Samarang, Soerabaija en Passoeroean. Zij dragen er den naam van praauwenveer.
Te Samarang wordt dit veer beheerd door den havenmeester, bijgestaan door aan hem ondergeschikte eommis
garissen uit de voornaamste eigenaars van booten tot het veer behoorende. Het oppertoezigt berust bij den resident.
Te Soerabaija wordt het beheerd door een bootmeester aan wien ondergeschikt zijn commissarissen als boven; terwijl hij zelf ondergeschikt is aan den havenmeester. Het oppertoezigt wordt uitgeoefend door den resident.
Te Passoeroean wordt het beheerd door eenen bootmeester, ondergeschikt aan den. ambtenaar die er de werkzaamheden van havenmeester verrigt, onder het oppertoezigt van den resident.
4. Te Batavia bestaan voorts, in verband met het buitenpraauwenveer en onder gelijke verordeningen, kleinere vaartuigen (tambamgan), met uitsluiting van alle andere bestemd tot het vervoer van personen en hunne kleen
9
{50
deren enz. naar en van de reede, de eilanden en ook op de rivieren binnen de stad en voorsteden van Batavia en elders.
5. Te Samarang en Soerabaija mogen zoodanige kleinere vaartuigen (tambangan) verhuurd worden tot vervoer van personen en hunne kleedingstukken (geene andere goederen) van den wal naar de reede of omgékeerd, mits die vaartuigen vooraf worden ingeschreven bij een veer, het klein praauwenweer genaamd, staande onder het onmiddellijk toezigt der stedelijke politie, en waarvoor overigens gelijksoortige verordeningèn zijn als bij de andere veren.
6. Om booten van zekere beschrijvingen, ladende van Ig tot 3 koijan, te mogen verhuren voor vervoer van goederen door de rivieren bwiten, en door de binnenwateren ix den omtrek van de stad Batavia, moet men de booten laten inschrijven bij een veer genaamd het binnenlandsche praauwenveer, staande onder een hoofd, ondergeschikt aan den resident. Aldaar zijn eigenaars en vervoerders van de booten aan eenige verordeningen onderworpen, en ook aan een vast tarief van vrachten, op welke acht duiten voor elken gulden ingehouden worden. Uit deze gelden en de boeten wordt een fonds gevormd tot bestrijding van alle
kosten voor het beheer van dit veer. bb. Vervoer van personen.
De inlandsche bevolking op Java is verpligt, personen over land te vervoeren tegen de op hoog gezag geregelde betaling. Voor zulke betaling zijn dan ook tarieven door het Gouvernement vastgesteld.
Van Gouvernementswege bestaat op Java eene posterij langs den grooten weg van Anjer, over Serang, Batavia, Buitenzorg, Tjiandjoer, Bandoeng, Soemadang, Cheribon, Tagal, Pekalongan, Samarang, Demak, Koedoes, Pati, Jawana, Rembang, Toeban en Grissee tot Soerabaija. Van deze lijn binnenwaarts loopt eene wagenposterij van Samarang over Bawen tot den post Djamboe aan den voet, van het Djamboesche
gebergte op den grooten weg naar Kadoe, en eene wagenpos
terij van Samarang over Bawen en Salatiga naar Soerakarta
en Djokjokarta. Deze posterijen zijn echter geene diligence-diensten, maar J ) be) be) ]
bestaan enkel uit stations van postpaarden, van welke reizi=
181
gers gebruik kunnen maken. Wagens door het Gouvernement niet verstrekt.
De stations-gebouwen worden gedeeltelijk uit 's Lands kas en gedeeltelijk door de bevolking bij heerendienst opgerigt en onderhouden.
Op sommige hoofdplaatsen, welke deze posterijen aandoen, zijn van gouvernementswege herbergen aangelegd, met herbergiers die eene toelaag uit ’s Lands kas genieten, en wien voorgeschreven is, wat zij den reizigers in rekening mogen brengen. Elders zijn herbergen particuliere ondernemingen, staande onder politie-bepalingen.
Van Soerabaja (waar de gouvernements-posterij eindigt) over Pasoeroean naar Probolingo en Bezoeki, is tot het houden eener wagenposterij privilegie verleend aan eenen particulier.
Ook tusschen Batavia en Buitenzorg: werkt, ofschoon er, blijkens het bovenstaande, eene gouvernements-posterij is, eene geprivilegieerde particuliere wagenposterij.
Overigens zijn op de drie hoofdplaatsen van Java en voorts te Buitenzorg, te Grissee enz. particuliere wagen-verhuurderijen, gesteld onder zekere bepalingen van politie.
Daar de gouvernements-posterij, de geprivilegieerde particuliere wagenposterijen en de ongeprivilegieerde wagen-verhuurderijen niet in alle en vooräl niet in vele hoogst noodzakelijke drukke vervoeren van ambtenaren voor de cultures en andere personen per as in de binnenlanden kunnen voorzien, heeft zulks aanleiding gegeven tot het oprigten in de meeste gewesten van Java, van zoogenaamde binnenlandsche posterijen, zijnde stations van wagenpaarden, door de bevolking geleverd en onderhouden.
Deze gewestelijke wagenposterijen staan onder het toezigt der hoofden van de gewestelijke besturen en worden meer onmiddellijk beheerd door de inlandsehe ambtenaren, van waar zij den naam van regentspaarden ontleenen. In Soerakarta en Djokjokarta echter, en op Madura staan zij geheel onder de Vorsten. Voor het gebruik van die wagenpaarden wordt, behalve op Madura, aande hoofden der gewestelijke besturen betaald naar een door het Gouvernement vastgesteld tarief, ten einde uit deze betalingen de bevolking in het leveren van paarden, onderhouden van stations, en aanschaffen van tuigen,
À 9%
stalbenoodigheden enz. schadeloos te stellen althans te ge moet te komen.
ec. Vervoer van goederen.
De inlandsehe bevolking op Java is verpligt goederen over land te vervoeren tegen de op hoog gezag geregelde betaling.
Voor die betaling zijn door het Gouvernement dan ook tarieven vastgesteld.
In den regel wordt de aanschaffing en het in werking brengen van middelen voor vervoer van goederen aan de particuliere nijverheid overgelaten; ook het Gouvernement besteedt, behoudens gebruikmaking ven de bovenvermelde verpligting der bevolking, gemeenlijk zijne eenigzins beteekenende transporten aan particulieren uit.
Voor transporten van goederen bestaan hier en daar van Gouvernementswege rustplaatsen, zooals onder de poststations bij bb hierboven bedoeld, als onder afzonderlijke nachtverblijven (passewang).
dd. Vervoer van brieven.
Een iegelijk kan op Java voor het vervoer van brieven gebruiken de middelen, welke hij verkiest behalve reizigers met de hierboven bij 44 bedoelde geprivilegieerde postwagendienst tusschen Soerabaja en Probolingo.
Het vervoer van brieven is dus geen gouvernementsmonopolie. Maar van gouvernementswege wordt in een middel voor dat vervoer voorzien door brievenposterijen.
Zij bestaan langs de volgende lijnen uit:
1. den grooten weg van den west- tot den oosthoek (Anjer tot Banjoewangi);
2. onderscheidene wegen van dien weg binnenwaarts loopende, bijv. van Tjiandjoer naar Poerworkerto (hoofd
plaats der adsistent-residentie Krawang); van Tagal naar Banjoemaas, Tjilatjap, Keboemen,
Poerworedjo, Magelang, Soerakarta, Ngawi, Madioen, Kediri:
van Samarang naar Magelang:
van Samarang over Salatiga naar Soerakarta;
van, Madioen over Ponorogo naar Patjitan;
van Soerabaija over Modjokerto naar Kediri.
133
Voorts zijn vele brieven-postritten aangelegd voor de correspondentie tusschen plaatsen van hetzelfde gewest onderling.
De dienst over de groote strandliijn geschiedt van Anjer tot Batavia door postiljons te paard; van Batavia tot Passoeroean met Postkarren; en van Pasoeroean tot Banjoewangi door postiljons te paard.
De overige lijnen worden bediend of door bezoldigde en van paarden voorziene postiljons, of door politiedienaren en andere inlandsehe beambten, die daarvoor op sommige plaatsen geldelijke gemoetkoming genieten, maar elders dat werk als heerendienst verrigten en zelve zich paarden daartoe moeten aanschaffen: alleen voor het trajeet tusschen Samarang en Salatiga worden postkarren gebezigd.
De dienst over Madura geschied op kosten der Vorsten, ten behoeve van het Gouvernement, hetwelk de porten ontvangt.
Het port voor het vervoer van brieven aan het Gouvernement te betalen is, vooral de bovenvermelde lijnen op Java en Madura vastgesteld bij een algemeen tarief, tot grondslag hebbende eer duit voor elke zes paal (t) afstands, welke een gewone brief doorloopt, met een minimum port vän tien duiten en met betrachting van getallen deelbaar door vijf. Alzoo kost een brief, doorloopende 60 paal en minder, tien duiten aan port; een brief doorloopende 61 tot 90 paal, vijftien duiten enz. (2)
Gedrukte stukken onder kruisband verzonden, betalen een zesde van het port der brieven, met dien verstande dat deze verminderde vracht in geen geval minder mag bedragen dan het port voor een enkelen brief.
Van port zijm vrijgesteld:
1o. alle brieven gerigt aan den Gouverneur-Generaal, uit plaatsen in Nederlandsch Indie;
2o. de brieven ambtshalve geschreven door alle publieke algemeene of plaatselijke autoriteiten; op het adres van
($) Een paal is 1505 Nederlandsche ellen.
(@) Het tarief komt voor in het Ind. Staatsblad van 1847 nr. 60; voor brieven, bestemd naar plaatsen, niet op dat tarief vermeld, wordt betaald het port tot aan het naaste postkantoor op den weg dien de brief doorloopt.
134
zulke brieven moet het ambt van den verzender aangeteekend en voorts aangeduid worden, dat zij over dienstzaken handelen;
3. de Javasche Courant, het Staatsblad, de almanak, het naamregister en andere gedrukte stukken, welke van ’s Lands drukkerij aan particulieren verzonden worden:
4. de brieven en stukken voor de kerkelijke genootschappen, kerkeraden, armverzorgers, schoolcommissien en andere onder de bescherming van het Gouvernement staande „societeiten en instellingen”, het openbaar onderwijs, de verspreiding van nuttige wetenschappen en kennis, of de bevordering van eenigen anderen tak het algemeene welzijn ten doel hebbende, in offieio geschreven en op het couvert geteekend door den verzender.
De ambtenaren der posterijen zijn verpligt toe te zien, dat geen. misbruik van het dienstadres gemaakt worde. Zij hebben de bevoegdheid, bij het vermoeden van dergelijk misbruik, de opening der brieven onder dienst-adres in hunne tegenwoordigheid te vorderen, ten einde bij bevinding van overtreding daarvan een proces-verbaal op te maken, hetwelk gezonden moet worden aan den directeur der produeten en civile magazijnen die er kennis van geeft aan den Gouverneur-Generaal.
Brieven voor welker ontvangst men een bewijs van het
postkantoor verlangd (aangeteekende of gerecommandeerde
brieven) en voor welker bezorging dien ten gevolge bijzondere zekerheidsmaatregelen genomen worden, betalen dubbel port.
Geene gelden, wissels of andere zaken van waarde kunnen met den post verzonden worden zonder aanteekening.
Het dienstwezen is niet aansprakelijk voor de verliezen, uit de verzending met den post te ontstaan.
Het port moet betaald worden door den afzender voor elken brief:
1. door particulieren, of over particuliere belangen, gerigt aan ambtenaren in hunne betrekking;
2. niet geadresseerd om te kunnen worden bezorgd binnen den omtrek van acht paal van de plaats, waar het postkantoor zich bevindt.
In andere gevallen bestaat geen gewone frankering.
135
Jeder is bevoegd, de aanneming van eenen aan hem gerigten brief, mits dien of den omslag nog niet geopend
hebbende, te weigeren.
De geweigerde en andere onbestelde brieven worden periodiek bekend gemaakt, en wanneer zij binnen eenen bepaalden tijd niet afgehaald worden, teruggezonden aan het postkantoor, van waar zij gekomen zijn, en aldaar geopend, om de namen der afzenders te leeren kennen, wien zij teruggeven worden, en die verpligt zijn het port heen en terug te voldoen.
Het nieuwe tarief van briefporten op Java en Madura hetwelk met 1841 was ingevoerd, en eenige verminderingen van het port bevat op vele voorname trajecten, schijnt de gewone gevolgen gehad te hebben; want, terwijl uit en naar plaatsen op Java en Madura ontvanger en verzonden waren:
me lS4T jen it orverte ve eren 21 2,403 brieven,.zijn! or se BAB 277,279 " en „ 1849 sik "
le ©} it O nr Ne Jk
alzoo in 1848 30,5 pet. en in 1849 35,6 pet. meer dan in 1847. B. Over zee, tusschen de Nederlandsch-Indische
bezittingen (en hare onderdeelen) onderling. Vervoer van personen.
Tot het vervoer van personen over zee tusschen de Nederlandsch-Indische bezittingen onderling, kunnen worden gebezigd de vaartuigen, die goederen tusschen die bezittingen mogen vervoeren.
Van alle schepen, bestemd tot het doen van reizen in Nederlandsch Indie en varende onder Nederlandsche vlag, welke uit hoofde van hunne geschiktheid (ter beoordeeling van de havenmeesters) in aanmerking kunnen komen voor den overvoer van troepen en bannelingen, moet, des gevorderd, een achtste van de ruimte aan het Gouvernement afgestaan worden tegen genot van het maximum der vracht volgens ’s Gouvernements tariven; geschikt zijn moetende die ruimte tusschendeks aangewezen worden en voor logies geschikt zijn. Binnen 24 uren na de ontvangst der kennisgave van den bepaalden
136
tijd van vertrek van het vaartuig aan het plaatselijk bestuur, wordt van Gouvernementswege geantwoord, of van deze ruimte gebruik zal worden gemaakt. Reederijen of gezagvoerders, die billijke reden tot klagten geven wegens het niet behoorlijk vervullen van hunne verbindtenissen of verpligtingen bij den overvoer van gouvernements-passagiers, worden voor het vervolg versto
ken van het voorregt van passagiers voor rekening van
het Gouvernement over te voeren.
Het Gouvernement bezigt, voor het vervoer van ambtenaren, officieren, troepen of bannelingen tevens het Nederlandsch eskader en de gouvernements-schoeners en kruisbooten. Bij uitzondering wordt ook aan particulieren door het Gouvernement met eenigen bodem, tot deze beide takken der marine in Indie behoorende, overtogt aan gewezen.
Tussechen Batavia, Samarang en Soerabaija vaart geregeld eene particuliere stoomboot, het eigendom eener naamlooze vennootschap, handelende onder den naam van Nederlandseh-Indische Stoombootmaatschappij. (£)
Het Gouvernement maakt voor zijne ambtenaren, offieieren, troepen enz. daarvan gebruik volgens een vast tarief.
Maandelijks een stoomschip van Batavia naar Singapore zendende, stelt het Gouvernement bij die gelegendheid den betrokken bodem ter beschikking van reizigers naar Muntok en Riouw en terug. De reizigers betalen voor den overtogt volgens een vastgesteld tarief.
Vervoer van goederen.
Geene goederen mogen van de eene NederlandschIndische haven naár de andere vervoerd worden met vaartuigen, niet in Nederlandsch Indie te huis behoorende of aan deze gelijk gesteld. Hiervan zijn echter uitgezonderd Riouw, Ambon, Banda, Ternate, Potinak Sombas, Soekadana, Macassar, Menado en Kema; in dezer voege: tusschen Ambon, Banda of Ternate en de overige bezittingen kunnen vervoeren niet geschieden door vreemde schepen; tusschen Riouw, Pontianak, Sombas,
137
Soekadana, Macasser, Menado of Kema en de overige bezittingen kunnen vervoeren geschieden door alle vaartuigen, zonder onderscheid. “
Ook voor plaatsen, welke niet van het bovenstaand algemeen verbod uitdrukkelijk zijn uitgesloten, worden evenwel afwijkingen geduld, mits op bijzondere vergunning van den directeur der middelen en domeinen.
Van alle schepen, bestemd tot het doen van reizen in Nederlandsch-Indie, en varende onder Nederlandsche vlag, welke, uit hoofde van hunne geschiktheid (ter beoordeeling van de havenmeesters) in aanmerking kunnen komen voor den overvoer van ’s Lands gelden en goederen, moet, des gevorderd, een achtste der ruimte aan het Gouvernement afgestaan worden, tegen genot van het maximum der vracht volgens Gouvernements tarieven. Binnen 24 uren na ontvangst der kennisgave van den bepaalden tijd van vertrek van het vaartuig aan het plaatselijk bestuur, wordt van gouvernementswege geantwoord, of van deze ruimte gebruik gemaakt zal worden.
Het Gouvernement bezigt voor het vervoer van goederen over zee tusschen de Nederlandsch-Indische bezittingen, zooveel mogelijk de particuliere vaartuigen, aan welke dit vervoer uitsluitend geoorloofd is. Het besteedt tot dat einde zijne transporten van goederen gemeenlijk in het openbaar uit, waarbij bijzonder gelet wordt op het aanwezen, aan boord der Nederlandsch-Indische vaartuigen, van Europesche gezagvoerders, die daartoe de vereischten bezitten, en van minstens twee Europesche stuurlieden.
Overigens maakt het Gouvernement voor deze transporten naar omstandigheden, doch bij uitzondering gebruik van het Nederlandsche eskader, de Gouvernements schoeners en kruisbooten. De particuliere en de Rijks-stoomboot, ten slotte van de voorgaande bedoeld, vervoeren ook goederen tegen vastgestelde tarieven.
De Nederlandseh-Indische kustkoopvaardijvloot telt 276 schepen metende 23,714 last; waarvan aan Europesche reeders in 1849 toebehoorden 57 schepen, metende 4,918 last.
Vervoer van brieven.
Dit vervoer geschiedt met dezelfde vaartuigen als in $ $ 1 en 2 vermeld.
De gezaghebber van elk Rijks- of particulier vaartuig is
138
verpligt, zoodra zijn vertrek bepaald is en bij werandering van de eerste bepaling, nogmaals 24 uren vóór het vertrek, daarvan kennis te geven aan den havenmeester. Deze doet zulks aan eenige ambtenaren, waaronder de plaatselijke postbeambte, en door dezen wordt het publiek verwittigd.
Alle brieven tusschen de Nederlaudsch-Indische bezittingen of hare onderdeelen onderling over zee gewisseld, moeten worden verzonden door middel van de postkantoren.
Deze brieven betalen geen land- maar alleen een zeeport, voor allen gelijk, welke ook de afstand zij.
Het enkele port van brieven van beneden een Amsterdamsch lood is zestig duiten. De verdere opklimming van porten wordt geregeld naar de tabel, behoorende tot het reglement op de behandeling der correspondentie van en op de kolonien en verdere overzeesche landen, met uitzondering van Groot-Brittannie, gearresteerd bij Koninklijk besluit van 2 Februarij 1818, n®. 23 (Indisch Staatsblad n°. 64).
Gedwongene frankering bestaat in dezelfde gevallen, als waarin zij voor brieven over land gevorderd wordt.
Particuliere scheepgezaghebbers bekomen voor de overge
bragte brieven, zoo officiele als particuliere, eene premie.
ce. Tusschen de Nederlandsch-Indische bezittingen en het Moederland.
Vervoer van personen.
Geene vaartuigen zijn van de bevoegdheid tot het vervoer van personen naar Nederland uitgesloten, krachtens Indische verordeningen. Voor gouvernements-bevrachtingen wordt echter steeds de voorkeur gegeven aan de nationale vlag.
Van vaartuigen, gevoerd door gezaghebbers, of toebehoorende aan reeders, die redenen tot ontevredenheid hebben gegeven, wegens het niet behoorlijk vervullen van hunne verpligtingen bij het vervoer van gouvernementspassagiers, wordt echter door het Gouvernement, ten zelfden einde, geen gebruik meer gemaakt.
Elk naar Nederland terugkeerend Nederlandsch schip, moet, des gevorderd, een bepaald getal gouvernements-passagiers overvoeren tegen eene bepaalde vracht en met inachtneming van de verder door het Gouvernement voorge
139
schreven verordeningen. (Zie Indisch Staatsblad 1816, uê. 17.)
Dat getal bepaalt zich tot een vierde van het getal der equipagie wat ambtenaren en officieren, en tot de helft, wat manschappen der land- en zeemagt betreft.
Maakt het Gouvernement van die bevoegdheid geen gebruik, zoo zijn de gezagvoerders van repatriërende Nederlandsche schepen nogtans verpligt, des vereischt, vier of vijf, of wel zoodanig getal gepasporteerde of gegageerde onder-officieren en manschappen over te voeren, als voegzaam onder de scheeps-equipagie kan worden gelogeerd, zonder daarvoor afzonderlijke scheepsruimte af te zonderen of hun andere schafting te verstrekken dan de equipagie bekomt.
Voor het geval dat talrijke detachementen troepen uit Indie naar Nederland mogten gezonden moeten worden, bestaat een reglement op zulke vervoeren.
Vervoer van goederen.
Goederen mogen naar Nederland vervoerd worden, alleen uit de havens, welke voor den grooten handel zijn opengesteld; gouvernements-goederen zijn hiervan uitgezonderd.
Elk naar Nederland terugkeerend Nederlandsch schip moet, des gevorderd, een achtste van de afwezige ruimte voor gouvernements-goederen afstaan, tegen bepaalde vracht.
Vervoer van brieven.
Alle brieven naar Nederland moeten verzonden worden door middel der postkantoren.
Deze brieven worden vervoerd:
10. met alle derwaarts bestemde schepen;
20, langs den zoogenaamde landweg.
aa. Langs den gewonen weg.
Op deze wijze brieven verzendende of ontvangende, betaalt men even als voor brieven over zee tusschen de Nederlandsch-Indische bezittingen onderling.
Gedrukte stukken, mits onder kruisband verzonden, zijn heen en weder aan een verminderd port onderworpen.
De scheepsgezagvoerders bekomen voor het overbrengen „an brieven en gedrukte stukken in Nederland en in Indië eene premie.
140
De gelegenheid ter verzending van brieven enz. op deze wijze naar Nederland, wordt in Indië aan het publiek bekend gemaakt door de postbeambten, die verwittigd worden door de havenmeesters.
bb. Langs den landweg.
Tot bevordering van de tweede wijze van correspondentie, bestemd het Gouvernement maandelijks een stoomschip van Batavia naar Singapore, om de brieven van Indië voor Nederland over te brengen en de brieven van Nederland voor Indië af te halen.
De porten, welke voor de op die wijze naar Nederland verzonden en van daar ontvangen brieven en gedrukte stuk
ken betaald moeten worden, zijn geregeld bij reglementen.
d. Tusschen Nederlandsch-Indië en vreemde landen.
Vervoer van personen en goederen.
Alle vaartuigen, in eenig vreemd land toegelaten, kunnen personen en goederen derwaarts overvoeren uit de havens van Nederlandsch-Indië, welke voor de betrokken vaartuigen open zijn.
Naar Singapore worden personen en goederen vervoerd met het Rijks-stoomschip, bedoeld bij 45 hierboven.
Vervoer van brieven.
Alle brieven moeten uit Nederlandsche Indië naar vreemde landen verzonden worden door middel der postkantoren. aa. Langs den gewonen weg.
Op de brieven langs den gewonen weg uit NederlanschIndië verzonden, is zoowel land- als zeeport verschuldigd, en zulks bij gedwongen frankering voor het geheele bedrag op de plaats van afzending. Beide porten zijn hetzelfde als voor andere brieven.
Voor gedrukte stukken, dien weg volgende, wordt het dubbele betaald van het port voor gedrukte stukken tusschen Nederlandsch-Indië en het moederland. Zij zijn onderworpen aan gedwongen frankering op de plaats van afzending, voor de helft van het verschuldigde port.
Op de brieven langs den gewonen weg van vreemde landen, in Nederlandsch-Indië aangebragt, wordt in Indië het zelfde port voldaan als voor de brieven van Nederlandsch-Indië naar vreemde landen verzonden.
141
vb. Langs den Landweg. hen Nederlandsch
De porten voor de correspondentie tuss Indië en vermelde landen worden geheven volgens een, bij besluit van den Gouverneur-Generaal, gearresteerd tarief.
Het stoomschip door het Gouvernement maandelijks naar Singapore gezonden wordende, voor de correspondentie over den landweg, houdt te Singapore nog 24 uren, na de aankomst der malen van Europa en China, stil, ten einde gelegenheid te geven tot correspondentie van Singapore met Java in verband met beide malen.
Het getal particuliere brieven, van en op Java en Madura verzonden en ontvangen naar en uit andere landen, heeft bedragen:
1849; langs -den gewonen weg. . . . … . 85,790 langs den overland-weg. . . . … . 69,025 104,815
VIII. VOORZIENING IN DE MATERIELE BEHOEFTEN VOOR HET BEHEER.
S 1. Verdeeling der wijzen van voorziening.
De materiele benoodigdheden voor het beheer worden verkregen :
a. door uitzending uit Nederland;
b. van de particuliere nijverheid (handel en andere) in Indië;
c. uit gouvernements-inrigtingen en ondernemingen in Indië.
S 2. Voorziening door uitzending uit Nederland.
De benoodigdheden, welke uit Nederland moeten worden verkregen, worden door den Gouverneur-Generaal aan den Minister van Kolonien aangevraagd bij zoogenaamde eischen.
Hij moet die eischen indienen op zoodanigen tijd, dat zij, voor zoover zij voorwerpen betreffen welke in Nederland des winters aan de arbeidende klasse werk kunnen verschaffen, ontvangen worden in de maand September van het jaar, vóórgaande dat, waarin men de aankomst der benoodigdheden verlangt; dat de eischen van geneesmiddelen ontvangen worden in de maand Junij van het jaar vóórgaande het jaar als boven en dat de eischen van an dere goederen ontvangen worden vóór 10. Januarij van het jaar vóórgaande het jaar als boven.
142
Alle eischen moeten door de factorij der Nederlandsche Handelmaatschappij voor gezien geteekend worden, ten bewijze dat zij haar zijn voorgelegd; welke voorlegging plaats heeft met het doel om in de beschrijving van den aard, de hoedanigheid of de soort der te zenden goederen zoo min mogelijk onnaauwkeurigheden te begaan.
De opmaking der eischen geschiedt door elk departement of onderdeel van bestuur voor de benoodigdheden ten behoeve van den betrokken tak van beheer, en door den directeur der producten en civile magazijnen voor benoodigheden ten behoeve van alle takken in het algemeen. Alle eischen moeten bij den Gouverneur-Generaal, door tusschenkomst van dien directeur ontvangen worden.
De goederen worden in Nederland aangeschaft òf regtstreeks door het Ministerie van Koloniën, òf zijnentwege door de Nederlandsche Handel-maatschappij, en alle door haar naar Indië overgevoerd.
De goederen welke de Handel-maatschappij levert, moeten zooveel mogelijk in het openbaar worden aanbesteed, en zijn aan keuring onderworpen.
De goederen uit Nederland ten behoeve van het Indisch beheer gezonden, vertegenwoordigden in 1849 eene som van f 3,244,060. $ 3. Door middel der particuliere nijverheid in Indie.
Alle levering van benoodigdheden voor ’s Lands dienst
in het openbaar moet worden uitbesteed en aan de minst
vorderende toegewezen.
De uitbesteedingen geschieden naar de voorschriften door ’s Konings commissaris-generaal daargesteld in 1829 (Indisch Staatsblad Nr. 97), en wel door of van wege den hoofd-intendant der. militaire administratie of den hoofd-administrateur der Marine, voor speciale behoeften van de land- of zeemagt, en overigens door of van wege den directeur der producten en civile magazijnen te Batavia en elders door de hoofden der gewestelijke besturen.
De stukken over den afloop van de uitbesteedingen moeten aan den Gouverneur-Generaal ingezonden worden door den kommandant van het Indische leger, door den kommandant van Zijner Majesteits zeemagt in Oost-Indie
143
en inspecteur der Marine, of den directeur der producten en civile magazijnen. De Gouverneur verleent, daarop geene bedenking hebbende, magtiging om overeenkomstig de uitbesteeding contracten aan te gaan, en heeft verder met de zaak geene bemoeijenis. Op de buitenbezittingen zijn echter de hoofden der gewestelijke besturen bevoegd de contracten overeenkomstig de uitbesteedingen aan te
gaan zonder magtiging, doch onder goedkeuring van den
Gouverneur-Generaal.
Waar eene uitbesteeding niet uitvoerlijk of in ’s Lands belang niet raadzaam is, gaat men tot onderhandschen inkoop over, waartoe te Batavia een gouvernements-commissionair gekozen wordt uit de aanwezige kooplieden, tegen eene percentsgewijze belooning, te weten voor inkoopen tot f1000 5, tot f5000 21/2 en boven f5000 2 per cent. Elders geschieden de inkogpen door de ambtenaren der gewestelijke besturen.
8 4. Gouvernements-inrigtingen en ondernemingen. a. Lands drukkerij.
De Lands-drukkerij te Batavia staat onder het toezigt van den directeur der producten en civile magazijnen, en onder het onmiddellijk beheer van eenen directeur. Het verder personeel is zamengesteld uit opzieners, letterzetters, drukkers enz.
Deze inrigting strekt ter vervaardiging van de voor ’s Lands dienst benoodigde gedrukte stukken en tot het drukken en uitgeven van geschriften, welke van gouvernementswege voor een iegeliijjk tegen betaling verkrijgbaar gesteld worden. Hieronder behooren de Javasche Courant, de Almanak, het Naamregister, het Staatsblad enz. Weinige exemplaren van deze drukwerken worden gratis verstrekt. Al de overige exemplaren moeten, ook door de beambten betaald worden.
De ambtenaren, tot zekeren minimum-rang, zijn verpligt zich het Staatsblad aan te schaffen: de prijs wordt van hun tractement in het begin van ieder jaar ingehouden.
De Javasche Courant is ook gedeeltelijk een officieel middel tot mededeeling van bevelen van den Gouverneur-Generaal aan de departementen van beheer, ambtenaren, enz.
De baten en lasten hebben bedragen in 1848 f 15,567.
144
b. Stoom- en andere werktuigkundige inrigtingen in het algemeen.
In alle gevallen, waar kennis aan werktuigkunde in het algemeen en aan stoomwerktuigkunde in het bijzonder vereischt wordt; staat ten dienste van den Gouverneur-Generaal een hoofd-ingenieur voor het stoomwezen in Nederlandsch-Indie, die regtstreeks aan hem ondergeschikt en tot het vragen van inlichtingen aan alle departementen van beheer bevoegd is.
Voorts is er een adjunct-ingenieur voor het stoomwezen, ondergeschikt aan den hoofd-ingenieur, doch ook afzonderlijk beschikbaar: terwijl den hoofd-ingenieur wijders hulp is gegeven voor het schrijf- en teekenwerk.
De werkzaamheden sints 1846 verrigt zijn:
gediend van voorlichting en raad omtrent alle zaken van werktuigkundigen aard of daarmede in verband staande;
eene stoompraauw ontworpen, gebouwd en beproefd;
met die praauw eenen togt gedaan van Soerabaja naar Soerakarta en terug, tot op van den staat van bevaarbaarheid der Solo-rivier;
tot verbetering van dezen stroom voorstellen met teekeningen en begrootingen ingezonden;
van de stoommachiene, afkomstig van het gesloopte ijzeren stoomschip Banda, eenen pomptoestel gemaakt voor het droog dok te Onrust;
den stoombaggermolen in staat van werking gebragt;
teekeningen gemaakt voor eenen nieuwen stoomketel voor dien molen, geschikt om met gruis van steenkolen te werken ;
teekeningen gemaakt voor eenen tweeden, geheel anders ingerigten stoombaggermolen en voor het vaartuig;
vele projecten geleverd tot verbetering van den constructie winkel te Soerabaja; zoo als: voor fundamenten
ter plaatsing van het groote stoomwerktuig en daarmede te bewegen toestellen voor eene ketelmakerij, eerst als noodhulp, daarna tot voorziening in alle behoeften der
kolonie in dat opzigt; voor het veranderen der smidsvuren en gietovens, het aanbrengen van ventilators enz. ; voor de inrigting in het algemeen; en al die werken gestadig geleid;
145
teekeningen geleverd voor een nieuw maritiem etablisgement te Soerabaija, voor eene ketelpont en voor een bok aldaar;
bijstand verleend bij het zamenstellen en in werking brengen van het drijvend dok, machine met pomp, ketel enz. opgesteld enz. ;
toezigt uitgeoefend over de ineenzetting, aftimmering en optuiging der ijzeren stoomschepen Onrust en Borneo, en daarmede proeven genomen; plannen geleverd voor een stoomschip uit de machines van het gesloopt stoomschip Zernate en voor het geschikt maken van die machines tot dat einde; voorts den bouw van het schip en het geheele werk geleid;
teekeningen gemaakt voor nieuwe ketels in Zijner Majesteits stoomschip Batavia;
in het algemeen raad en hulp gegeven bij de herstellingen van zijner Majesteits stoomschepen.
ec. Constructie-winkel te Soerabaja.
De constructie-winkel te Soerabaia is eene hulp-inrigting tot het vervaardigen en herstellen van allerlei voorwerpen van metaal, hout en leder, ten behoeve van ’s Lands militaire en eivile dienst. Doch er wordt ook tegen betaling gewerkt voor particulieren.
In het algemeen wordt er alleen aangemaakt en hersteld wat niet buiten deze inrigting gekocht, of bij aanbesteding niet even goed aangemaakt of hersteld, en wat binnen eenen bepaalden tijd afgewerkt kan worden. Belangrijke werktuigen ten dienste van den eonstructie-winkel of andere gouvernements-inrigtingen laat men er alleen vervaardigen, wanneer groote spoed en bezuiniging zulks aanbevelen; bestaat dit geval niet, zoo ontbiedt men ze uit Nederland.
De constructie-winkel staat onder eene commissie van superintendentie, zamengesteld uit: den resident, als voorzitter; den militairen kommandant, den eerstaanwezigen artillerie-officier, den equipagiemeester, den onder-intendant der militaire administratie, als leden, en den secretaris der residentie als secretaris.
10
146
Deze commissie is ondergeschikt aan den directeur der producten en civile magazijnen.
Het onmiddellijk beheer wordt gevoerd door eenen directeur.
De werkkring der commissie van superintendentie bepaalt zich tot het beoordeelen der uitvoerbaarheid en tot het fiatteren van alle aanvragen tot reparatie en aanmaak, welke door de departementen gedaan worden (moetende deze aanvragen gegrond zijn op algemeene of speciale magtigingen van den Gouverneur-Generaal), tot het verleenen der noodige hulp en medewerking aan den directeur in het bekomen van werkvolk, en in alle andere omstandigheden waarin hij moeijelijkheden onimoet; voorts tot het beslissen van voorvallende geschillen, welke anders de tusschenkomst van hei Gouvernement zouden noodzakelijk maken; en eindelijk tot het doen van periodieke opnamen, om zich te verzekeren, dat de boeken niet ten achteren, zijn, dat de administratie behoorlijk gevoerd wordt.
Het verder personeel, gesteld onder de bevelen van den directeur, bestaat uit eenen boekhouder, eenen opziener, klerken, verschillende ambachtslieden enz.
In het belang der Soerabaijasche bevolking (tot vermindering der heerendiensten) is bepaald, dat geene houtskolen in den constructie-winkel gebruikt mogen worden, maar smeêkolen.
De geldelijke resultaten van den constructie-winkel te Soecabaija was in 1848 een nadeelig; saldo vanf 132,757,
De meerdere lasten komen op de kosten der takken van beheer waarvoor gewerkt is.
In September 1841 rigtte een industrieel, met geldelijke hulp van eenige ingezetenen, te Soerabaja eene fabriek op tot het vervaardigen van stoom- en andere werktuigen. In het begin van 1843 verschafte het Gouvernement hem f 30,000 in voorschot. In het laatst van dat jaar ontstonden oneenigheden tusschen hem en zijne geldschieters, meest uit hunne onkunde in het vak, waartoe de onderneming behoorde. De zaken gingen daardoor ten achteren,
de oprigter beproefde nu met eigen middelen, zooveel mo
gelijk, hunne aandeelen in de fabriek meester te worden,
maar hij slaagde niet. Daarna wendde hij zich tot het
147
Gouvernement met het verzoek, om de fabriek, die publiek geveild zou worden, voor hem te koopen. In 1849 is dan ook deze fabriek (Phoenix) in eigendom op het Gouvernement overgegaan voor f 270,000.
d. Steenkolenmijnen.
Op een aantal punten in Nederlandsch Indie heeft men sedert 1827 steenkolen gevonden, te weten:
op Java, in Baniam, Cheribon en Soerabuija;
op Bawean, bij Soerabaja;
op Sumatra, in Benkoelen, in Palembang en te Reteh (oostkust) ;
op Borneo, in Bandjermassing, Pontianak en Koeti;
op Celebes, in Macassar.
Tot geregelde ontginning is het alleen gekomen in Bandjermassing.
De zending derwaarts van een lid der natuurkundige commissie in 1843 leidde tot vele ontdekkingen ten vervolge op die, ook door leden der natuurkundige commissie in 1836 gedaan.
De onderzoekingen zijn ‘voortgezet in 1844 en 1845.
In 1845 werd zelfs te Lokpinong, aan de rivier Batoe api, op des Sultans gebied en wel op dat gedeelte, 't welk door hem als apanage aan den rijksbestuurder was afgestaan, met toestemming en hulp van dezen eene uitgraving bewerkstelligd. Men verkreeg in korten tijd ruim 100,000 Amsterdamsche ponden, welke voor de stoomvaart en ook voor smederijen bruikbaar bevonden werden. En toen het bedoelde lid der natuurkundige commissie op Java ontboden, mondeling inlichtingen gegeven had, werd hij in October 1845 gemagtigd, om, overeenkomstig zijn voorstel, meer uitgebreide onderzoekingen betrekkelijk de ontdekte steenkoollagen te doen en op eene geschikte plaats eene mijn te openen en te ontginnen,
Ongelukkiglijk is hierop eene plaats gekozen, waar, hoe schoone uitzigten zij den onderzoekers in den aanvang voorspelde, verscheidene noodlottige omstandigheden zich vereenigden tegen een goed resultaat. Zij ligt op hetzelfde gebied en apanage, aan het spruitje Hatoean van de rivier
148
Batoeapi, wegens den snellen stroom van die rivier Riam genaamd.
Men delfde, wel is waar, in 1847 en 1848, omstreeks 500,000 Amsterdamsche ponden steenkool, en het product was over het algemeen bruikbaar; maar het voorname ver eischte, een eenigzins goedkoop vervoer, werd vergeefs opgespoord; het werkvolk, met veel moeite en grootendeels met hooge kosten van Java en Borneo’s westkust bijeengebragt, was niet voltallig te houden wegens ziekte en ontvlugting; men moest eindelijk besluiten de proef te laten varen.
Inmiddels waren in 1846, ook op andere punten in denzelfden omtrek onderzoekingen naar steenkolen gedaan.
Dit gaf aanleiding tot het vinden van inderdaad veel gunstiger gelegen kolenlagen aan en in den berg Pengaron mede aan de rivier Batoe api en op des Sultans gebied. Het kostte eenige moeite om den Sultan te bewegen tot het geven zijner toestemming voor het ontginnen van dit terrein.
Een teekenaar werd nu naar Pengaron gezonden met de noodige hulp, om er een etablissement op te rigten en met de ontginningen aan te vangen. Te Bandjermassing werd een atelier voor timmer- smids- en ander ambachtswerk ten behoeve van het etablissement uitgebreid.
Hierdoor werkt men goedkooper dan met een atelier bij
de mijn zelve. De rivier Batoe api werd van boomstam
men en rotsen gezuiverd. Doelmatige modellen waren uitgedacht voor ijzeren en houten schouwen, en deze weldra vervaardigd. Door dit een en ander is het vervoer gemakkelijk en vrij goedkoop. De gezondheid van het gekozen punt heeft eenen gunstigen invloed op den ijver van alle betrokkenen en voornamelijk van de mijnwerkers. De kolen, ofschoon men nog niet tot de gedrukte lagen gevorderd is, die de beste zouden opleveren, blijken zeer goed te zijn, voor de stoomvaart. Het gruis laat zich met vrucht gebruiken voor smederijen. Het geheel biedt een inderdaad verblijdend schouwspel aan van uitkomsten met geringe middelen, door volharding en doorzigt gewonnen. De Gouverneur-Generaal opende in persoon op 25 September 1849 de groote galerij, bestemd voor de regelma
149
tige bewerking en ontginning, en gaf aan deze eerste duurzame vestiging tot steenkooldelving in Nederlandsch Indie den naam van Oranje-Nassau.
Sedert het laatst van 1848, toen het delven te Pengaron begon, tot ultimo April 1849, waren reeds van daar te Bandjermassing geleverd 476 ton van 2000 Amsterdamseche ponden. In 1849 werden gedolven 1160 ton.
Bandjermassing is een geschikt punt voor stoomschepen om ter vulling van den voorraad aan te doen.
De bestgelegene der bekende steenkoolbeddingen in de wester-afdeeling van Borneo zijn gevonden aan zijtakken van den Kapoeasstroom te Boenoet, Djonkong en Salembouw. Die op de laatste plaats schijnen veel gunstiger tot delving dan de andere.
De pangeran Bandahara, van Pontianak, wist in 1847 den afstand dezer kolenlagen van de radja’s te verkrijgen, en bood aan een contract van levering met het Gouvernement te sluiten. Daartoe werd in Junij 1848 magtiging verleend, aanvankelijk voor 20,000 pikols, tegen hoogstens 1/g meer, dan het kostende der steenkolen uit Europa. In November 1848 kwam zoodanig contract tot stand, doch om nader aangevoerde redenen van voorzigtigheid slechts voor 7000 pikols, tegen f 1,25 per pikol goede kolen.
In 1849 heeft de pangeran niet meer geleverd dan 1512 pikols, waarvan de eerste 1400 vrij goed genoemd werden, de latere minder. Een paar bezendingen werden afgewezen; dewijl de kolen als waarde zoo zacht” waren.
In het begin van 1846 werd den Gouverneur-Generaal van wege eenen Engelschman, die sedert ettelijke jaren te Ampanen, op Lombok, gevestigd was, en van daar veel handel in den archipel dreef, een monster steenkolen gezonden, door eenen agent van dien koopman gevonden aan de rivier van Koeti, aan: de oostkust van Borneo. Men had die kolen gebruikt in de smederij van de fabriek Phoenix, te Soerabaija. Nadere inlichtingen prezen de ligging en uitgestrektheid der beddingen, uit welke het monster genomen was.
In 1847 werden den agent van den bedoelden koopman, door eenen inlander, kolenlagen aangewezen, op eene andere plaats in dezelfde streek. Eene kleine lading, naar Java
150
overgevoerd en op een stoomschip beproefd, bleek van goede hoedanigheid, maar minder waardig dan Engelsche kolen. Desniettemin besloot de Gouverneur-Generaal om eene exploitatie op het bedoelde punt aan den gang te brengen, het aanbod van levering eener groote lading, en wel te Macassar, niet af te slaan. Men kwam overeen voor 100 koijan (340,000 Amsterdamsche ponden), tegen f 45 per koïjan.
Toen deze voor de stoomvaart zeer bruikbaar bevonden waren, is in 1849 het contract hernieuwd.
In 1848 zond de resident van Palembang monsters van steenkolen, aangespoeld gevonden in de rivier Lamatang en gegraven aan dezelfde rivier te Lahat.
De laatste werden bruikbaar voor de stoomvaart bevonden en de resident mitsdien aangeschreven, te Lahat omstreeks 10,000 Ned. ponden te doen delven en die te Palembang aan te houden, ten einde bij voorkomende gelegenheid te worden beproefd.
Hij begaf zich hierop in persoon naar de plaats en vond nog betere kolen, steeds aan de Lamatang.
Sedert zijn deswege geene berigten ingekomen; welligt ten gevolge van de onlusten van 1849.
De Sultan van Lingga bood in 1848 den resident van Riouw een monster aan van steenkolen, gevonden aan de rivier Reteh, die op de oostkust van Sumatra, tusschen de rivieren Djambi en Indragiri, zich in zee stort. Deze kolen werden bruikbaar bevonden voor de stoomvaart en den resident mitsdien gelast, het noodige te doen om eene noemenswaardige hoeveelheid te bekomen. Latere berigten gaven echter aanleiding tot het besluit om van gouvernementswege geene verdere pogingen voor het ontginnen dier lagen in het werk te stellen.
Ook op Java werden in het begin van 1846, en wel in het westelijk gedeelte, door een lid der natuurkundige commissie en anderen onderzoekingen in het werk gesteld : kolenlagen zijn gevonden, maar tot delving is het nog niet gekomen.
In 1849 zijn onderzoekingen aangevangen naar steenkoten op het eiland Bawean, bij Soerabaja, waar ver
schijnselen zich voordeden van deugdzame beddingen dezer brandstof,
151
e. Houtbosschen.
De bosschen van Djati, welke niet, bij verkoop of anderzins, aan bijzondere personen zijn afgestaan, zijn over geheel Java (dus ook in Soerakarta en Djokjokarta) ’s Gouvernements eigendom.
Het algemeen beheer over de bosschen en over het daaruit verkregen hout, tot dat dit op de stapelplaatsen geleverd is, wordt gevoerd door den directeur der cultures; het gewestelijk beheer door de hoofden der gewestelijke besturen, en het onmiddelijk beheer onder hunne bevelen, door boschbeambten. Ten dienste van de hoofden der gewestelijke besturen staan tot het houden van toezigt over de bosschen de adsistent-residenten, controleurs der landelijke inkomsten en cultures, en verdere gewestelijke Europesche en inlandsche ambtenaren.
Tot het werk in de bosschen (deze dienst heet blandong) is de inlandsehe bevolking van de naastbij gelegene dorpen verpligt, hetzij in dagloon, hetzij tegen vrijstelling van de landrente.
De wijze van aanplanting, schoonhouding en regeling der gouvernements-bosschen, en van het kappen daarin, is voorgeschreven bij een reglement van ’s Konings Commissaris-generaal van 1829 (Indisch Staatsblad Nr. 125).
Niemand mag in ’s Gouvernements bosschen eenig hout vellen dan uit kracht van bijzondere ot algemeene vergunning, en op de wijze daarbij vastgesteld.
In eenige bosschen is het aan een iegelijk veroorloofd hout te kappen en weg te voeren. Zij worden door den Gouverneur-Generaal aangewezen, en gekozen uit de zulke waar het hout schraal en kortstammig groeit en welke mitsdien van weinig belang voor den lande zijn. Zij liggen in de nabijheid der hoofdplaatsen, niet te nabij de andere Gouvernements-bosschen, inzonderheid niet bij die, waarin voor het Gouvernement gekapt wordt, noch aan dezelfde rivieren en sleepwegen als de niet opengestelde bosschen: alles ter vergemakkelijking van toezigt en voorkoming van misbruiken. Voorts mag voor de openstelling geen belemmering toegebragt worden aan het bekomen van hout voor het onderhouden en vernieuwen van
152
bruggen, poststations enz: zijnde gelijk elders gezien zal worden, verpligtingen der bevolking.
In de bosschen welke niet voor een iegelijk zijn opengesteld, is het aan de bewoners der dorpen in hunne nabijheid vergund, voor eigen huisselijk gebruik, en ten dienste van den landbouw, hout te kappen, mits niet van meer dan 18 tot 20 voet lang en 6 duim dik, en niet zwaarder dan vereischt wordt: mogende ook geene boomen gekapt worden, welke door aanleg of standplaats het vooruitzigt opleveren op het later voortbrengen van zwaar, regt of ander kostbaar hout, noch hout voor het branden van kolen gebezigd worden, hetwelk ter vertimmering en voor vaten geschikt is.
Van het gekapte moet aan het distrietshoofd, en langs
dezen weg aan het hoofd van het gewestelijk bestuur, kennis gegeven worden. Maken de kappers een ander dan het voorgewende gebruik van het hout, zoo verbeuren zij én het hout én eene boete, onverminderd meerdere straf bij verzwarende omstandigheden.
In dezelfde bosschen mag ook gekapt worden voor den aanmaak van praauwen voor de riviervaart en van karren en pedaties met wagenwielen; echter op bijzondere vergunning van het gewestelijk bestuur.
Het Gouvernement heeft zich voorbehouden, het dien ten gevolge gekapte hout zich kosteloos toeteeigenen, indien daarvan gebruik wordt gemaakt tot het genoemde einde en ten genoege van dat bestuur.
De korte stammen, wortels, gedeeltelijk verbrande of verrotte boomen, het dunne takhout en dergelijke afval van djati-boomen, liggende in de bosschen waar voor het Gouvernement gekapt wordt, behooren aan het boschvolk, om er ligte houtwerken van te maken, onder bijzonder toezigt. Deze houtwerken moeten tegen vaste prijzen aan den lande geleverd worden.
In de residentie Cheribon en alle verder ten oosten gelegen gewesten mag door een iegelijk kreupel. en brandhout gehakt worden in 's Lands bosschen, mits niet van djati-boomen.
Personen, met wie het Gouvernement overeenkomsten voor landbouw-ondernemingen heeft aangegaan, mogen
153
over het algemeen, luidens die overeenkomsten, het benoodigde hout doen kappen in ’s Lands bosschen, welke door het gewestelijk bestuur tot dat einde worden aangewezen.
In eenige gewesten is de houtkap in ’s Gouvernements bosschen verpacht, en de opbrengst alzoo opgenomen onder verpachte belastingen en monopolien.
Na veel moeite is het in Nederland gelukt, ter voldoedoening aan eene aanvraag, in 1847 door het Bestuur in Indie gedaan, om voor het boschwezen in die gewesten in dienst te nemen drie wetenschappelijke, in het vak opgeleide, personen uit het hertogdom Nassau. Zij hebben den titel bekomen van adsistenten bij het boschwezen.
De Gouverneur-Generaal heeft herhaaldelijk bij de betrokkene autoriteiten het besef ingescherpt van het hooge belang, gelegen in het nasporen en benuttigen van goed hout op de buitenbezittingen, werwaarts anders djatihout van Java vervoerd wordt. Dit aanspreken van de Javasche bosschen ten behoeve van die bezittingen moet zooveel mogelijk vermeden worden, eensdeels omdat Java’s rijkdom aan Djatihout reeds door ongeregelde kappingen en het nalaten van behoorlijke aanvulling in vroegere jaren zeer verminderd is, en anderdeels uit hoofde van de transportkosten; terwijl het te minder noodig schijnt nu te Batavia ondervonden is, dat aan het zoogenaamd wild hout (dat is: ander dan djatihout) een hooge graad van duurzaamheid gegeven kan worden door het bekende preparaat van Kijan (sublimaat corrosief, in water opgelost). Daar waar noch djati noch eene het djati nabijkomende houtsoort is, kan men zich met mindere Soorten behelpen, na die met dat preparaat deugdzaam te hebben gemaakt. Trouwens op de meeste buitenbezittin= gen treft men geede houtsoorten aan.
In 1849 betrachtte men groote spaarzaamheid in het aankappen van djatihout.
Behalve andere kleinere houtwerken, werden aangekapt 18,540 balken zijnde 12,542 stuks minder dan in 1848 en 83,264 minder dan in 1847.
In verscheidene residentien, waar geschikte gronden en
ên
154
arbeiders voorhanden waren, werden nieuwe djati-aanplantingen bewerkstelligd, zoo als in Tagal, Samarang, Japara, Pasoeroean, Kadoe en Bagelen, tot eene gezamenlijke hoeveelheid van 275,516 jonge boomen ; 28,968 meer dan in 1848.
In de residentie Japara, wordt bij voortduring met de meeste gestrengheid de hand gehouden aan de toepassing van den bij besluit van 9 Julij 1848, nr. 1 (Indisch Staatsblad nr. 29) genomen maatregel, en bleven de bosschen sedert voor den vrijen aankap van djatihout gesloten.
De in de laatste jaren bewerkstelligde jonge aanplantingen in de residentien Kadoe en Bagelen werden goed onderhouden en beloven, wat laatstgemelde residentie betreft, over eenigen tijd bruikbaar timmerhout te zullen opleveren.
De Gouvernements houthandel leverde een voordeel van f126,519.
‚f. Houtzaagmolens.
Het algemeen beheer over ’s Gouvernements houtzaagmolens wordt gevoerd door den directeur der producten en civile magazijnen, het gewestelijk beheer door de hoofden der gewestelijke besturen en het dadelijk beheer door speciale beambten. Houtzaagmolens echter, welke bepaaldelijk ten behoeve van zekere militaire werken dienen, staan onder militair beheer.
Al de molens werken alleen voor de behoeften van ’g Lands dienst.
In 1849 is ingetrokken de houtzaagmolen te Japara, opgerigt tussehen 1760 en 1765 in de onmiddellijke na
bijheid van schoone en uitgestrekte djati-bosschen, en om
welken werk te verschaffen men, na de uitputting van deze, meer en meer moeite en kosten heeft moeten besteden. Hij leverde vroeger gezaagd hout voor het bouwdepartement te Samarang en Soerabaja. Voor ‘Soerabaja hield dit echter op, dewijl op de plaats zelve gelegenheid tot zagen bestond. Het Gouvernement bezit nu houtzaagmolens te Batavia, Ambarawa, Ngawi, Soerabaija (in de
fabriek Phoenix), Kediri, enz.
155
8 6. Bewaarplaatsen.
a. Houtstapelplaatsen.
De houtstapelplaatsen staan onder het algemeen beheer van den directeur der producten en civile magazijnen, het gewestelijk beheer onder dat van de hoofden der gewestelijke besturen en het dadelijk beheer onder dat van speciale beambten.
Voor deze beambten zijn regelingen bepaald, naar welke zij de stapelplaatsen hebben in te rigten, het hout hebben te verantwoorden, enz.
Bij verstrekkingen van hout uit de stapelplaatsen ten behoeve van ’s Lands werken, wordt de geldswaarde berekend naar vaste tarieven.
Uit de stapelplaatsen geschieden ook verstrekkingen aan particulieren op hun verzoek en zulks:
voor vaartuigen tot uitoefening van smallen handel en visscherij, tegen 250%/ minder dan tariefsprijs, met een crediet van zes maanden; voor andere vaartuigen tegen tariefsprijs zonder crediet;
voor. andere doeleinden, te Batavia tegen tariefsprijs met 75 pet. verhoogd, en elders tegen tariefsprijs verhoogd met 25 pct.
Geregelde openbare verkoopen van hout hebben niet plaats. Hier en daar echter worden zij, op bijzondere magtiging van den Gouverneur-Generaal, gehouden, hetzij tegen tariefs- dan wel tegen eenen hoogeren, of zonder bepaling van eenigen prijs. Eindelijk worden de onbruikbare of andere houtwerken, die op de stapelplaatsen liggen zonder nut voor ’s Lands dienst, nu en dan publiek verkocht.
5. Pakhuizen.
Behalve de militaire en marine-pakhuizen, verhandeld onder „landmagt en zeemagt”, zijn de Gouvernementspakhuizen gesteld onder het algemeen beheer van den directeur der producten en civile magazijnen, voor zoover zij niet dienen tot voorloopige verzameling binnen 's Lands van de grondprodueten voor de Europesche markt, over welke laatste pakhuizen het algemeen beheer bij den directeur der cultures berust. Al deze civile
156
pakhuizen, staan onder het gewestelijk beheer van de hoofden der gewestelijke besturen, en het dadelijk beheer van Europesche en inlandsche pakhuismeesters.
Uit 's Lands pakhuizen van verschillende benoodigdheden geschieden verstrekkingen aan particulieren, in geval van overtolligen voorraad bij die pakhuizen en dringende behoefte, zoomede onmogelijkheid om daarin buiten ’s Lands tusschenkomst te voorzien, aan den kant der aanvragers.
Bij zoodanige verstrekkingen wordt, boven den bij het Gouvernement berekenden prijs van de artikelen (het kostende tot in Indie) genomen 25 pet. van dien prijs tot vergoeding van administratie-kosten enz.
IX. BRONNEN VAN INKÓMSTEN. $ 1. Algemeene aanduiding.
De inkomsten van Nederlandsch Indie vloeijen voort; 1. uit het regt tot het vorderen van daden welke een
geldelijk voordeel voor den Souverein ten gevolge heb
ben, zoo als:
diensten zonder loon;
diensten tegen een bepaald loon, welke hooger betaald zouden moeten worden, indien het regt tot het vorderen van zulke diensten niet bestond;
opbrengsten in geld of goed:
aanschaffing uitsluitend bij den Souverein van zekere benoodigdheden;
2. uit den verkoop van producten, welke, hetzij krachtens deze, hetzij krachtens andere regten, aan den Souverein toebehooren.
S$ 2. Belastingen in het algemeen.
Geene belastingen mogen in Nederlandsch Indië geheven worden, dan op eene publicatie van den Gouverneur-Generaal, na daartoe vooraf, onder gewone omstandigheden, verkregen hebbende toestemming des Konings.
Belastingen, welker werking schadelijk of nadeelig wordt bevonden, kunnen, waarneer eene voorziening dringend gevorderd wordt, onder nadere goedkeuring des Konings, door den Gouverneur-Generaal worden ingetrokken of ge
wijzigd.
157
Alle belastingen moeten worden. gebragt onder vaste en duidelijke bepalingen, de strekking hebbende om ze overal in verhouding te doen staan tot de plaatselijke omstandig heden, en zoo min mogelijk drukkend te maken voor landbouw en nijverheid, en vooral voor den smallen handel der inlanders.
$ 3. Verpachte belastingen en monopolien.
Sommige belastingen en monopolien worden aan pachters afgestaan, te weten:
1. het regt tot het verkoopen van opium in het klein; 2. belastingen op de goederen, welke op markten en in 0 ke] ’ kramen ten verkoop gebragt worden (bazaars en warongs);
3. het regt tot het houden van Chinesche speelhuizen (pho= en topho-spelen);
4, het regt tot het houden van pandhuizen;
5. belasting op het slagten van rundvee;
6. het regt op den verkoop van arak en andere sterke dranken, in het klein:
1. belastingen op visch; | 8. belasting op het slagten van varkens en regt tot het verkoopen van varkensvleesch; 9. belasting op inlandschen en Chineschen tabak; 10. het regt tot het plukken van eetbare vogelnesten ; 11. tollen op bruggen, veren enz; 12. hoofdelijke belasting op Chinezen; ú | 13. belasting op de inlandsche beroepen; | 14, het regt tot het kappen en verkoopen van hout uit zekere gouvernements-bosschen; 15. eenige andere belastingen en monopolien van geringe beteekenis. De bovenstaande worden gemeenlijk aangeduid door n's Lands verpachte middelen” of door mverpach| tingen.” | Bovendien zijn verpacht: 16. de arengsuiker in de Preanger Regentschappen, en | 17. de kambang-handel op Japan.
Deze twee bronnen kunnen hier kortelijk beschreven worden.
158
Areng-pacht.
Van de arengpalmen,. welke op gouvernements-grond groeijen, heeft het Gouvernement alleen aan zich gehouden die, welke zich bevinden in eenige districten van de Prean= ger Regentschappen (Tjandjoer en Bandong), en zulks uitsluitend wat aangaat de suiker, die uit het sap dezer palmen bereid kan worden.
Overigens kan de bevolking vrij beschikken over al het product der arengpalmen, welke in eene menigte behoeften voorzien.
In de bedoelde districten, zijnde bergland, waar de arengpalmen in het wild voorkomen is de bevolking verpligt het guikerhoudende vocht dier palmen te tappen en tot eene soort van suiker te bereiden, en het bereide product in bepaalde gouvernements-pakhuizen af te leveren tegen eene vastgestelde geringe betaling.
Zulks komt dus neder op eene belasting, en daar het product verkregen wordt van ’s Gouvernements eigendom, behoort deze belasting gerangschikt te worden onder die, welke de bevolking in arbeid opbrengt.
De alzoo aan het Gouvernement geleverde arengsuiker wordt weder in onderscheidene bepaalde pakhuizen in massa afgestaan aan dengene, die bij openbare uitbesteding den
hoogsten prijs biedt.
Deze kooper heeft echter geen monopolie in de areng
suiker, dan in zoover, dat de Preanger bevolking geene arengsuiker mag verkoopen buiten die residentie. Binnen dat gewest is de handel in arengsuiker geheel onverlet, Dit is de pacht der arengsuiker.
De bevolking der betrokkene districten en ook de bevolking die nabij de arengpalmen woont, ís niet gehouden zich uitsluitend aan de suikerbereiding te wijden, maar arbeidt tevens in de koffijtuinen, welke gemeenlijk niet ver van de arengpalmbosschen liggen. Over het vervullen van hare verpligting tot bereiding van suiker wordt toezigt uitgeoefend door de Europesche en inlandsche ambtenaren.
De laatsten bekomen eene vaste belooning voor het geleverde product, en wel op elken pikol van 125 Amster
damseche ponden:
desregentenmtons rl hi eterdg ie 30- duiten: de gecommitteerde voor de arengsuiker. . 8 u hetwdisteiefalraofdsr. att vetter oratsernbidie ener Or nett destjamatid wrs sissie arie ba: et desuikersmandoorgesdieiepner veinsde shi ve Ollans desulsersadhuijnen Xe ie eet ie als Winenserseain Bin il
Te zamen. … . 70 duiten. Kambanghandel op Japan.
Het Gouvernement heeft den handel op Japamr geheel aan zich gehouden.
De goederen welke gebleken zijn in dat Rijk te kunnen worden van de hand gezet, zijn in twee categorien verdeeld.
De eerste begrijpt dezulke, welke het Gouvernement zelf daar invoert en voor zijne rekening door zijne ambtenaren laat verhandelen. Deze tak van den handel heet kompshandel.
De handel in goederen, niet behoorende tot die eerste categorie, en welke dus de tweede uitmaken, wordt afgestaan aan eenen pachter. Dit gedeelte van den Japanschen handel heet particuliere of kambang-handel.
Juiten de goederen van den komps-handel, zendt het Gouvernement naar Japan jaarlijks voor eene inkoopswaarde van uiterlijk tien duizend gulden aan goederen, welke anders tot den kambang-handel zouden behooren, ter voldoening aan de aanvragen van den Keizer en de rijksgrooten van Japan. Daarentegen verbindt het Gouvernement zich jegens den pachter van den kambang-handel, dat het Gouvernement geene andere handelsartikelen van Japan voor eigen rekening zal ontvangen of ontbieden dan koper, kamfer, kabaaijen, voorwerpen van natuurlijke historie, en tegengeschenken van Japansche rijksgrooten. Alle andere Japansche uitvoer artikelen zijn dus aan den pachter overgelaten.
’s Lands verpachte middelen,
waaronder begrepen worden de belastingen en monopolien hiervoren onder 1 tot 15 opgenoemd, zijn in 1849 afgestaan voor de som van f 12,090,172. —
160
Deze som wordt door opveiling der pachten verkregen. Ongelukken en andere oorzaken hebben nu en dan gedeelten van die som doen kwijtschelden; maar het bedrag van zulke remissien is over het geheel te gering om in aan=merking te komen bij een vergelijkend overzigt.
De uitkomsten van de verpachte arengsuiker in de Preanger Regentschappen is geweest een batig saldo van f 52241.
De kambanghandel op Japan is laatst verpacht geweest voor f 17000, —
Ter toelichting wordt aangeteekend dat de ambtenaren der factory in Japan en de gezagvoerders van de schepen, welke voor de reis derwaarts worden ingehuurd, schadeloostellingen genieten wegens het gemis der voordeelen, vroeger hun uit den particulieren handel op Japan te beurt gevallen. Die handel was, namelijk tot 1835, aan deze personen overgelaten, maar is in dat jaar, in het belang van den Lande, hun ontzegd.
De bedoelde schadeloostellingen beliepen in den aanvang f 18,000 tot f 20,000 ’s jaars, doch nu er slechts één schip jaarlijks de reis doet, en het personeel veel ingekrompen is, bedragen zij thans f 12,500.
De kambang-pacht levert dus tegenwoordig werkelijk eenig voordeel op voor ’s Lands kas, en zij schijnt in den laatsten tijd ook den pachter meer voordeelen te verschaffen, want in 1848 werd zij bij publieke veiling voor 1849 tot 1852 aangeslagen voor f 21,500 ’s jaars, terwijl nog in 1845 eene openbare uitbesteding vruchteloos, en in 1839 op zoodanige uitbesteding slechts één bod voor f 5000 's jaars gedaan was.
S 4, Onverpachte belastingen, Belastingen in arbeid opgebragt.
De arbeid, welke in den regel van de inlandsehe bevolking op Java, ten behoeve van den Souverein gevorderd wordt, is deze:
19. Wanneer de Souverein werken ten algemeenen nutte,
bijv. verdedigingswerken of wegen, wenscht aan te leggen,
roept hij, zulks geraden oordeelende, arbeiders op van de
gewesten, welke hij met de levering van die arbeiders
161
verkiest te belasten; onverschillig of zij wonen op lähden, hem in vollen eigendom toebehoorende, dan wel op landen door hem aan particulieren verkocht. Zulks geschied uit de volheid zijner souvereine magt. De verpligüng om aan dit bevel te gehoorzamen, wordt echter zooveel mogelijk verzacht, zoowel door aan het betrokken gewest vrij te laten om alleen te leveren de personen, die het minst tot den verlangden arbeid ongenegen zijn, als door de arbeiders te voorzien van reisgeld naar de plaats van het werk, hen daar goed te bejegenen, huisvesten en betalen, en niet te lang van hunne haardsteden verwijderd te houden; dus van tijd tot tijd te verwisselen.
Uit den aard der zaak is het zoodanig eischen van arbeiders iets buitengewoons. Men kon de belasting alzoo noemen: verpligte buitengewone arbeid voor den Souverein, tegen loon.
20. De Souverein roept voorts, naar eene verdeeling van beurten, in de dorpen, arbeiders op, om bij zijne gewone werken aan gebouwen en waterstaat, voor het vervoer van personen en goederen, bij zijne werkplaatsen, poststations en dergelijke, diensten te verrigten tegen bepaald loon. Deze belasting kan genoemd worden: verpligte gewone arbeid voor den Souverein, tegen loon.
30. Bvenzoo is de bevolking verpligt te arbeiden aan de landbouw-ondernemingen van den Souverein. Deze belasting behoort in dezelfde categorie als de vorige. Zij kan afzonderlijk genaamd worden: verpligte cultuur-arbeid voor den Souverein.
De beschrijving van dien arbeid en van de regelingen daaromtrent zal eene betere plaats vinden onder het hoofd landbouw.
40, Eindelijk wordt door de Javaansche bevolking, zonder loon, voor het Gouvernement en voor hare hoofden arbeid verrigt, en levert zij kosteloos eenige benoodigdheden, op grond van aloude instellingen, vormende een onbeschreven historisch regt, voor den gebieder en den onderdaan wederzijdsch verbindend. Deze instellingen, niet overal op Java geliijk, worden door den inlander verstaan onder het woord adat,
De arbeid, hier bedoeld, is de zoogenaamde heerendienst,
11
162
t
Waarin de heerendiensten bestaan, is niet met volledige juistheid op te geven. Het stelsel van niet-bemoeijing van ons bestuur met de geheel huishoudelijke inrigtingen tusschen de inlandsehe bevolking en hare onmiddellijke, zoo wereldlijke als geestelijke, hoofden, heeft natuurlijk het bekend worden der onvergolden diensten, welke de gemeene man voor hen doet, niet bevorderd. Intusschen weet men, dat tot de heerendiensten behooren de volgende gewone
en buitengewone leveringen van arbeid en goederen. Gewone:
het bewaken der gouvernements-gebouwen, passangrahans (passanten-huizen), gevangenissen, woningen van Europesche en inlandsche ambtenaren;
het overbrengen van brieven;
het leveren van paarden en buffels voor de binnen-posterijen en sommige transport-inrigtingen, het voeden en bewaken van die dieren;
het verrigten van verscheidene diensten van politie, raaronder het bezetten van wachthuizen op de straten en wegen, het doen van patrouilles enz. ;
het vervoer en bewaken van gevangenen en misdadigers;
het bedienen van inlandsehe hoofden;
het bouwen van woningen voor ambtenaren.
Buitengewone:
het verrigten van allerlei werk tot plegtige ontvangst van den Gouverneur-Generaal of andere hooge ambtenaren, wanneer zij de plaats bezoeken, en het leveren van sommige benoodigdheden tot dat einde;
dergelijke diensten voor de inlandsche hoofden bij feestelijke gelegenheden.
Men zoude alzoo de heerendiensten kunnen noemen: ver
pligte arbeid gewoon en buitengewoon, nu en dan gepaard
met levering van benovdigdheden, alles zonder loon.
De bestaande bepalingen ten dezen aanzien zijn:
1. de Indische publicatie van 6 November 1834, inhoudende: dat aan den inlander, zonder speciale magtiging van het Gouvernement, geene andere verpligtingen ten gerieve
san ambtenaren of bijzondere personen mogen worden op
163
gelegd, dan het vervoeren van reizigers en hunne goederen over land, tegen de op hoog gezag geregelde betaling :
en dat volstrekt niet mag gevorderd worden het leveren van pluimvee, brandhout, olie, gras en andere huisselijke benoodigdheden; tot verzekering van welk verbod aan alle ambtenaren, geene uitgezonderd, ten strengste is ontzegd de bezorging van zoodanige benoodigdheden aan inlandsche hoofden op te dragen, of te gedoogen dat zulks door anderen geschiede ;
2. het Indische besluit van 25 April 1835, Nr. 1, bepalende: dat bij reizen van den Gouverneur-Generaal, wanneer hij geene bevelen ter contrarie geeft, zal worden in acht genomen:
a. geenen onnoodigen arbeid te doen verrigten tot het versieren van de langs de wegen geplaatste heggen of paggers, zijnde het voldoende, wanneer ze in behoorlijken staat worden gebragt of onderhouden, om te dienen tot het einde, waartoe ze bestemd zijn;
b. geene paggers en bruggen langs den grooten weg te doen witten of verwen; zullende dit niet anders mogen geschieden dan in de hoofdplaatsen, kotta’s der regentschappen, en tot hoogstens een paal afstands er buiten;
c. dat tot versiering van poststations en wachthuisjes nimmer worden gebezigd lijnwaad of andere voorwerpen, tot welker aanschaffing de inlandsche bevolking geldelijke opofferingen zou moeten doen, maar dat men zich bepale bij versieringen van groen en andere onkostbare bouwstoffen ;
dat, wanneer andere ambtenaren reizen, geene buitengewone versieringen aan wegen, heggen, bruggen, poststations of wachthuizen gemaakt zullen worden, tenzij daartoe, bij plegtige zendingen of andere gelegenheden, uitdrukkelijken last door den Gouverneur-Generaal worde gegeven; en dat de residenten, wanneer hun de komst van het hoofd des bestuurs of van ambtenaren van aanzien wordt aangekondigd, zullen zorgen, dat de regenten en hoofden telkens schriftelijk aan deze bepalingen worden herinnerd, steeds daarbij voegende een stellig verbod tegen het aanleggen van nieuwe wegen of het doen van noodelooze reparatien aan de oude, zoo als het wegruimen van het gras, waarmede de wegen zijn begroeid, het werpen van aarde of zand op wegen die reeds van ig
164
zelf genoegzaam hard en opgehoopt zijn, en andere werkzaamheden, waardoor meer nadeel dan nut gesticht, en aan de bevolking onnoodige arbeid opgelegd wordt;
30, de Indische resolutie van 23 Februarij 1836, nl. 1 (Staatblad n°. 15), bevattende, behalve verscheidene aanschrijvingen, die hierna vermeld zullen worden, de grondbeginselen, naar welke ten opzigte van de heerendiensten be
hoort gehandeld te worden.
De beginselen zijn: dat, zoo ten allen tijde op de Regering de verpligting heeft gerust om elke nuttelooze verkwisting van der Javanen tijd en arbeid zorgvuldig tegen te gaan, die verpligting in dubbele mate bestaat onder het tegenwoordig zamenstel van inrigtingen, krachteas welke op vele plaatsen de kwijting der grondbelasting, door den inlander verschuldigd, geschiedt door het presteren van diensten bij nuttige eultures; dat het mitsdien een der eerste en belangrijkste pligten van de residenten, regenten en alle ambtenaren, met eenig plaatselijk gezag belast, is, de heerendiensten, welke de inlandsche bevolking gehouden is te verrigten, met de witerste spaarzaamheid te regelen; dat echter de voorzieningen, te nemen om dit doel te treffen, behooren vrij te zijn van alle overdrevene hervormings-zucht en van alle aanranding der aloude landsgebruiken.”
Het algemeen beheer over al deze in arbeid opgebragte belastingen is van lieverlede, uit hoofde van de betrekking ook der onder 19, 20 en 4° tot die onder 3° (den cultuur-arbeid) gesteld in handen van den directeur der cultures.
Het gewestelijk beheer wordt uitgeoefend door de hoofden der gewestelijke besturen, ondersteund door de ondergeschikte plaatselijke ambtenaren.
De residenten moeten trachten:
10, aan elke dessa slechts ééne soort van algemeene of bijzondere diensten op te dragen, zoo min mogelijk buiten derzelver respective districten en in dier voege geregeld dat het getal dagelijks op te roepen werkbare mannen niet te boven ga een man van de zeven dienstpligtige huisgezinnen;
2o. om alle algemeene heeren- of verpligte diensten zooveel mogelijk te doen verrigten in de maanden, gedurende welke de bevolking niets te doen heeft aan hare rijstvelden.
De directeur der cultures moet, door de inspecteurs der cul
165
tures met beleid jaarlijks, doen nagaan elk in eene residentie afdeeling, de regeling der heerendiensten in al derzelver bijzonderheden en die veranderingen doen voor stellen, welke vereischt worden om dezelve zooveel mogelijk terug te brengen tot de adat en de grootste spaarzaamheid.
Voorts zijn, waar het mogelijk was, de lasten der bevolking in dit opzigt verligt. Met zoodanig doel bijv. is besloten, in den constructie-winkel te Soerabaija niet meer houtskolen te-stoken, t welk aan kappen, branden en vervoeren veel werk aan de bevolking kost, maar smeêkolen.
De groote behoefte aan werkvolk (koelies) bij de in aanleg zijnde verdedigingswerken op Java, heeft jaren achtereen het Indisch Bestuur veel gebruik doen maken van het souvereine regt, aan den beheerscher dezer gewesten toekomende. Dien ten gevolge wordt de inlandsche bevolking, mits met de adat overeenstemmende regeling van beurten enz., ten algemeenen nutte, aan den arbeid gesteld.
Van den aanvang dier werken af‚ in 1832, is dit middel toegepast, met betrachting dat de verpligte arbeid, waar het kon, niet alleen gedragen werd door de bevolking van het gewest waar het werk tot stand moest komen, maar verdeeld werd onder dat en de omliggende gewesten.
Toen te Soerabaija, behalve de fortificatien, ook de buitengewone havenwerken aangelegd moesten worden en de autoriteiten verzochten om de daartoe benoodigde koelies op deze wijze bijeen te doen brengen, maakte de Gouverneur-Generaal geene bedenking het oude voorbeeld te volgen gelijk trouwens onder zijn bestuur ook voor de fortificatien op andere plaatsen geschied is. De Gouverneur-Generaal deed zulks op grord van de vertoogen van hoofdambtenaren en hoofdofficieren, die door lange ervaring geacht moesten worden het al of niet uitvoerbare van den maatregel te kunnen beoordeelen; doch ontveinsde zich de meerdere bezwaren niet, thans aan zoodanige oproepingen klevende, bij vergelijk met vroegere jaren, toen het cultuurstelsel niet zoo ver opgevoerd was. Die bezwaren werden weldra gevoeld, wel is waar niet zóó dat de oproeping volstrekt ontraden moest worden— want door eene betere inrigting van den maatregel zou deze geene onoverkomelijke moeijelijkheden met zich slepen, —maar toch in genoegza
166
me mate om den ingenieur met de havenwerken te Soerabaija belast te doen beproeven zich zonder verpligte arbeiders te redden.
Dit had een voor het bestuur en de bevolking zeer gewigtig gevolg. Terwijl namelijk de verpligte koelies uit andere gewesten te Soerabaija 20 duiten daags en reisgeld heen en weder genoten, gelukte het hem het benoodigde getal koelies voor de havenwerken te werven uit vrijwilligers, tegen een dagloon van dertig. duiten, en hen bij taak latende werken, 65% besparing vond tegenover het bezigen van werpligte koelies.
Daarbij komen de indirecte voordeelen ontstaande uit tevredenheid, bij anders ontevredenen, uit ongestoorden landbouw,. door bevrijding des gezeten dorpelings van het of in persoon optrekken naar ’s Lands werken, of daarvoor plaatsvervangers te stellen tegen veelal hooge betaling.
Deze proef mag, ofschoon het getal vrijwillige koelies
SERA Send voie
aan rijzing en daling onderhevig is, aangenomen worden als de mogelijkheid te hebben bevestigd om, zelfs met voordeel voor den lande, de buitengewone werken voor algemeen nut, grootendeels, zoo niet geheel, zonder het
| 4
den ln ee el
oude middel van oproeping tot verpligten arbeid tot stand te brengen.
In 1849 is dan ook het bezigen van vrijwillige koelies voor de onderhanden zijnde verdedigingswerken te Soerabaija, te Samarang en te Tjilatjap bevolen, echter niet met dadeliijke afschaffing van het beginsel van verpligten arbeid, zoodat men zich tevens van verpligte koelies bediende. Te Ngawi, waar vroeger verpligte koelies opgeroepen werden, was het werken met vrijwillige in het jaar 1849 reeds zonder bevel ingevoerd, wegens de voordeelige uitkomst. Daar betaalde men hun slechts 20 duiten en zij kwamen in groot getal op.
Belastingen in geld opgebragt. aa. Op den inlandschen landbouw. 1. Landrente op Java.
De landrente op Java is: de huur welke de inlandsche bevolking opbrengt voor de gouvernements-gronden
167
aan haar verhuurd door middel van overeenkomsten met de hoofden en oudsten van elk dorp.
Daar echter sedert lang de landrente ook geheven wordt over zaken, op welke deze definitie niet toegepast kan worden, is zij eigenaardiger te noemen: eene directe belasting op den inlandschen landbouw.
Voor de heffing (den aanslag der landrenten) bestaat geen vaste maatstaf; er is niet bepaald hoeveel van de opbrengst of, naar rede der uitgestrektheid, van den grond moet worden betaalt. Men houde wel voor oogen dat, volgens de oorspronkelijke bedoeling der Engelsche regulatie van 4 Februarij 1814, van de rijstvelden, naar mate hunner meer of mindere vruchtbaarheid, 1/2, 2/5 of 1/3 en van den hooge gronden 2/5, 1/s of 1/4 van het gewas moet voldaan worden, maar er is geen last om zich daaraan te houden.
Integendeel heeft men zich deswege hoofdzakelijk steeds blijven gedragen naar de voorschriften, gegeven tijdens de eerste organisatie van het beheer na de weder-overname van Java in 1816, welke voorschriften vorderen, dat nomtrent „de bepaling van het bedrag van den aanslag, met de hoofden en oudsten van elk dorp eene overeenkomst getroffen zal worden, in aanmerking nemende den aanslag en het zuiver bedrag van vorige jaren en daarmede vergelijkende de omstandigheden van ieder dorp en de vermoedelijke gesteldheid van het gewas; alles met de meeste billijkheid en met vermijding van bezwaar voor de ingezetenen.”
De landrente wordt opgebragt in geld; doch tegen vrijstelling van landrente verrigt de bevolking ook arbeid ten behoeve van den souverein. De kwijting der landrente kan dus, van dien kant beschouwd, gezegd worden te geschieden hetzij in arbeid, hetzij in geld.
De landrente wordt geheven op de niet aan particulieren afgestane landen in de residentien Bantam, Cheribon, Tagal, Pekalongan, Kadoe, Samarang, Japara, Rembang, Bagelen, Banjoemaas, Soerabaja, Pasoeroean en Bezoeki, en de adsistent-residentie Krawang, zoo mede in de residentien Madioen en Kediri, waar echter het heffen van de landrente in arbeid zoo ver den boventoon heeft,
168
dat men die twee gewesten rekent als onder een verschillend stelsel begrepen.
De aanslag der landrente geschiedt niet overal op gelijke wijze. De gewone is deze: de controleur der landelijke inkomsten en cultures van de afdeeling ontvangt van de distriets-hoofden de hun door de dorpshoofden ingezonden opgaven van de bebouwde (en wel voornamelijk met rijst bebouwde) velden van elk dorp, van die opgaven voorzien, begeeft hij zich wanneer de oogst gaande is, of ook vroeger, naar de hoofdplaatsen der districten ; daar zijn op den bepaalden dag al de dorpshoofden vereenigd; de controleur komt met hen overeen omtrent de te betalen landrente en schrijft het bedongen cijfer op in een register, en daarmede is de voorloopige aanslag afgeloopen.
Vervolgens begeeft zich de resident, van dien afloop onderrigt, naar de distriets-hoofdplaatssn, hoort er de ver= gaderde dorpshoofden en stelt het op te brengen cijfer voor ieder vast.
Dit is de definitieve aanslag. Zulks wordt telken jare herhaald.
De inning der landrente is opgedragen:
1. aan de dorpshoofden, die daarvoor genieten acht ten honderd van de gëinde som; wordende hun dat toon ook betaald over de landrente, van welke vrijstelling verleend wordt wegens het bezigen van de betrokken velden voor cultures ten behoeve van de Europesche markt;
2. door inlandsche beambten, genaamd onder-collecteurs der landelijke inkomsten, wien eene bezoldiging is toege
legd naar gelang van de hoegrootheid hunner pereeptien,
te weten wanneer de jaarlijksche perceptie bedraagt: f 166,000 en daarboven . . f 1800 jaars; 125,000 tot beneden f 166,000 1500 u 83,000 „ I 125,000 1200 81,000)* 492" 83,000 900 n beneden 41,000 600 u Echter zijn niet overal onder-collecteurs. Het algemeen beheer over de landrente wordt gevoerd door den directeur der cultures.
169
In de heffing der landrente op Java heerscht veel ongelijkmatigheid.
Op eenige plaatsen wordt, behalve van de rijstvelden, ook tuinhuur of van de inkomsten der dessa’s belasting geheven; op andere plaatsen neemt men bij den aanslag in aanmerking, of ook meer winstgevende producten dan rijst zijn geplant; hier wordt als het ware geene uitgestrektheid van grond of hoegrootheid van productie in aanmerking genomen, en is dus de aanslag eene eenvoudige overeenkomst met de dessa’s-besturen gesloten; dáár heft men eene bepaalde som per bouw; op sommige plaatsen regelt men, overeenkomstig de bestaande voorschriften, de belasting eenigliijjk naar een rijstgewas, bij taxatie van het te veld staande product, en neemt 1/2, 2/5 of 1/3 der waarde, berekend naar eenen’ matigen marktprijs; op andere plaatsen weder wordt het product tijdens den oogst geconstateerd, en men heft alsdan de helft der waarde als belasting; hier eindelijk wordt bij de taxatie van het te veld staande product 4/5 voor snijloon afgetrokken, dáár weder niet.
Dit is het gevolg èn van het stelsel van admodiatie bij den aanslag voorgeschreven, èn van gebrek aan kennis omtrent het belastbaar vermogen der bevolking.
Wat de eerste dezer oorzaken betreft, die aanslag der landrente krachtens overeenkomst met de dorpbesturen heeft zijne voor- en tegenstanders.
De laatsten beweren dat gevorderd moet worden hetgeen den Souverein toekomt, en zulks vooraf naar eenen vasten maatstaf; dat het stelsel van admodiatie sommige dorpen te veel en andere te weinig doet belasten; dat dus zoowel uit het oogpunt van het regt aan de zijde van het Gouvernement, als uit dat van de billijkheid jegens de bevolking, eene strikte heffing van het verschuldigde verkieslijk is.
De tegenovergestelde partij ziet in zoodanige heffing veel bezwaar. Zij houdt het er voor, dat de verwerping van het stelsel van admodiatie, hetwelk zoo goed strookt met het grondbeginsel van ons staatkundig beheer, namelijk niet bemoeijing met de huishoudelijke inrigtingen der inlandsche dorpsbesturen (een beginsel tot dusverre
170
zoo rijk aan goede vruchten), ontevredenheid stichten moet; dat dit middel in zich zelf eenen waarborg bevat tegen te zware belasting; dat de steeds hoogere sommen aan landrente onder de toepassing van dit middel getrokken, eene rede te meer opleveren om tot geene verandering van systeem over te gaan.
Van welke meening men intusschen op dat punt mogt zijn, men is het altoos daarover eens geweest, dat de tweede der bovenvermelde oorzaken, gebrek aan kennis omtrent het belastbaar vermogen der bevolking, zooveel mogelijk moet worden uit den weg geruimd.
Van daar dat sedert 1818 herhaaldelijk het denkbeeld is geopperd eener kadastrale meting van de velden door de bevolking bebouwd.
Het is echter slechts zeer gedeeltelijk en schoorvoetende verwezenlijkt.
Tot 1844 hadden zulke metingen plaats gehad in Kadoe, sommige blandongs van Rembang, een paar dorpen in Cheribon, Tagal en Pekalongan (tot vergelijkende proef) daarna in geheel Cheribon en in Bagelen.
Inmiddels zijn ook na 1844 in eenige gewesten gedeeltelijke opname in den geest van de toen verleende voorschriften geschied, zoo als in Bantam, in Japara, enz.
Het geldelijk resultaat der belasting landrente op Java was in 1848 f9.624,399,
In de bovenstaande opgave is begrepen de belasting op het bedrijf, ook wel belasting op de gebouwde eigendommen genaamd.
2. Landrente op de buitenbezittingen.
Het Gouvernement heft eene landrente in Palembang, eene soort van landrente, onder den naam van vertiening, in de gouvernements-distrieten van Macassar, en belastingen van dergelijken aard, maar van zeer geringe beteekenis, op Borneo.
Aan landelijke inkomsten is ontvangen in 1848 ,f 263,804.
bb. Op de inlandsche nijverheid. Belasting op het bedrijf.
Alle inlandsche ingezetenen van Java, geene landbou
171
wers of ambtenaren zijnde, moeten opbrengen eene: belasting op het bedrijf, bedragende:
voor Javanen fl tot f 5 ’s jaars;
voor Chinezen en andere, met inlanders gelijkgestelden, f1 tot f 20 ’s jaars.
Jaarlijks wordt de aanslag van deze belasting gedaan naar gelang van uitgeoefend bedrijf.
Van de belasting zijn vrij:
die geen hoofd zijn van het huis dat zij bewonen;
die te armoedig zijn om f1 ’s jaars op te brengen;
gebrekkigen ;
oude lieden boven de 60 jaren, door wie geen bedrijf op eigen naam wordt uitgeoefend;
bedienden van inlandsehe hoofden.
De inning geschiedt:
wat de Javanen betreft, door de dorpshoofden en onder-collecteurs, op denzelfden voet als die der landrente;
wat de anderen betreft, door de hoofden van elken landaard, voor zoover de belasting niet verpacht is (zie hoofdgeld der Chinezen).
De landrente treft den inlander die landbouwer is; de belasting het bedrijf (vroeger huistaks) den inlander die geen landbouwer is.
Deze belasting bragt op in 1848 f 277.295. cc. Op de scheepvaart.
1. Ankeragie-geld.
Alle vaartuigen niet in Nederlandsch Indie te huis behoorende, betaalden in 1849 voor het verblijf op de reeden van Java en Madura eene belasting, genaamd Aavengeregtigheid of ankeragie-geld, ten bedrage van: voor Nederlandsche schepen f 11/2 over elken last waarop het schip gemeten is, en voor vreemde f 1 als boven.
Deze belasting behoeft slechts ééns in de zes maanden betaald te worden.
Schepen die uit nood binnenloopen zijn vrij.
Dergelijke belasting wordt op sommige buitenbezittingen geheven.
Het ankeragie-geld moet betaald worden aan de havenmeesters.
172
Het is een der voorwerpen van beheer van den directeur der middelen en domeinen.
2. Loodsgelden.
Er zijn loods-inrigtingen:
1. in straat Bali.
2. in de vaarwaters Oost en West van Soerabaja;
3. in de vaarwaters van Noesa Kambangan onder Tjilatjap, aan de zuidkust van Java.
De loodsen hebben vaste bezoldiging. Te Soerabaja staan zij onder den havenmeester te Tjilatjap onder het plaatselijk bestuur. In die twee vaarwaters wordt loodsgeld geheven zoowel van schepen, die door den loods binnen- of buitengebragt worden als van schepen, die geenen loods verkiezen. Het eerste loodsgeld voor Nederlandsche schepen stellende op f 1, zoo bedraagt het andere voor Nederlandsche schepen f 1/2. Vreemde schepen betalen in beide gevallen het dubbele van de Nederlandsche.
Het tarief van loodsgelden volgt eene schaal van scheepsinhoud.
Op het loodswezen te Soerabaja is in 1849 een nieuw reglement gearresteerd, opgenomen onder nr. 16 in het Indische Staatsblad van dat jaar.
Het algemeen beheer over het loodswezen berust bij den directeur der middelen en domeinen.
De ontvangsten wegens ankeragie-geld en loodsgeld bedroegen te zamen in 1848 f 102,009.
dd. Op den aan-, in- en uitvoer van goederen over zee.
1. Inkomende en uitgaande regten.
De goederen welke over zee op het douanen-gebied van Nederlandsch Indie worden ingevoerd of van dat gebied worden uitgevoerd, zijn onderworpen aan inkomende en uitgaande regten.
Geene inkomende en uitgaande regten worden gevorderd te Riouw, Macassar, Menado, Kema en de Lampongs en ook niet, ofschoon met uitzondering van enkele artikelen, te Pontianak, Sambas en Soekadana.
173
Het algemeen beheer over de inkomende en uitgaande regten wordt gevoerd door den directeur der middelen en domeinen.
De heffing geschiedt door ontvangers (of commies-ontvangers) der inkomende en uitgaande regten; de bewaking of recherche (zorg dat de voorschriften op de inkomende en uitgaande regten door niemand ontdoken worden) door controleurs der inkomende en uitgaande regten op de drie hoofdplaatsen van Java, elders door de hoofden der gewestelijke besturen als hoofden der politie.
Buiten Batavia zijn alle ambtenaren der inkomende en uitgaande regten aan de hoofden der gewestelijke besturen ondergeschikt.
De inkomende en uitgaande regten hebben, met inbegrip van waaggelden, entrepôt-regten, pakhuishuur en intrest op inkomende regten, opgebragt in 1841: f 4,356,892.
2. Additionnele regten.
Op het bedrag der inkomende en uitgaande regten wordt op alle plaatsen in Nederlandsch Indie waar die regten verschuldigd zijn, van de in- en uitvoerders nog geheven eene verhooging van 5 %/o, dienende om, in het belang van handel en zeevaart, te worden besteed aan zeewerken, ‚bakens, tonnen, licht en jaagpaden enz. ter plaatse waar zulks meest dienstig en noodzakelijk bevonden wordt.
De verhooging is bekend onder den naam van additionneel regt: bedragende in 1848 f 214,415.
3. Intrest op inkomende regten.
Voor de betaling van inkomende regten wordt aan de debiteuren, des verkiezende, een crediet van drie maanden
toegestaan tegen 3/4 /o ’'s maands intrest.
4. _Waaggelden.
Te Batavia wordt bij den invoer van zekere goederen nog een waaggeld geheven van 1 0/ op de waarde.
5. Consumtie-regt op Tabak.
Behalve de inkomende en uitgaande regten op tabak in het algemeen, wordt op den Javaschen tabak bij eersten
174
uitvoer over zee, van een der gewesten van Java en Madura naar een ander op dezelfde eilanden, eene belasting geheven van f20 voor elke kodi van 800 katties (dat is 1000 Amsterdamsche ponden). Deze heet consumtie-regt. In Pontianak en Sambas wordt eene dergelijke belasting geheven op alle daar ingevoerden tabak, namelijk: van Chinezen en andere vreemden f 10 en van Javanen f 21/s voor elke 100 katties (125 Amsterdamsche ponden).
Het consumtieregt op tabak heeft bedragen in 1848 f 85,351.
6. Zerritoriaal regt op kofij en peper.
Bij den uitvoer van koffij van Padang wordt, behalve uitgaand regt, nog geheven een territoriaal regt, ten bedrage van 1/s, wanneer de marktprijs minder dan f15, en 1fs wanneer de marktprijs f15 en meer per pikol beloopt.
Bij den uitvoer van koffij van Benkoelen wordt hetzelfde geheven.
Bij den uitvoer van peper van Benkoelen wordt een territoriaal regt geheven van 1/6 wanneer de marktprijs minder is dan f 16 voor witte en f 10 voor zwarte peper per pikol, en 1/5 wanneer de marktprijs die cijfers bereikt of overtreft.
Het territoriaal regt op koffij en peper op Sumatra’s Westkust en in Benkoelen bedroeg in 1848 f 73,741.
7. Entrepôt-regt en pakhuishuur.
Op de plaatsen, waar het belang van den handel zulks vordert en geene andere redenen van gewigt daartegen bevonden worden te bestaan, zijn inrigtingen, waar uit zee komende goederen, welke belanghebbenden wenschen aan den wal te brengen, zonder die op het eigenlijke douanen gebied in te voeren, en dus zonder de inkomende
regten te betalen, kunnen worden opgeslagen en verhan
deld, en van waar zij weder uitgeyoerd kunnen worden zonder betaling van inkomend en uitgaand regt. ; In deze inrigtingen (entrepôts) worden twee belastingen geheven, namelijk: ten eerste, één ten honderd, dadelijk bij opname der goederen in het entrepôt te voldoen, op hunnen oorspron
175
kelijken factuurprijs of bij ontstentenis van factuur, op de waarde, berekend voor gelijke goederen, welke het laatst in het entrepôt zijn ontvangen, of wel, wanneer berekening ook op dien voet niet geschieden kan, op hetgeen de goederen door den eigenaar of zijnentwege, onder aanbod van eede, verklaard worden te kosten; dit is het entrepôtregt;
ten tweede, eene pakhuishuur, zijnde eene bepaalde som voor eene bepaalde maat of een bepaald gewigt. Het bedrag dezer huur is vastgesteld bij Staatsblad 1832, nr. 27.
In entrepôt kunnen de goederen van eigenaar veranderen zonder eenige belasting. Uit entrepôt goederen invoerende op het douanen-gebied betaalt men inkomende regten als uit zee. Uit entrepôt uitvoerende naar zee betaalt men niets. Van het eene entrepôt naar het andere kan uitgevoerd worden onder vereischte zekerheid, zonder eenige betaling bij het verlaten van het eene, en zonder betaling van entrepôt-regt bij opslag in het andere.
Om goederen langer dan een jaar in entrepôt te laten, is verlof noodig van den directeur der middelen en domeinen.
Wanneer de eigenaren dit verlof niet vragen, worden zij door de admimstratie aangemaand, om binnen eene maand de goederen in (of uit) te voeren; daaraan geen gehoor gevende, door den deurwaarder, om zulks in veertien dagen te doen, en wanneer ook hieraan niet wordt voldaan, worden de goederen in het openbaar verkocht en de opbrengst, na aftrek van inkomend regt, pakhuishuur en kosten, ter beschikking van de eigenaren gesteld bij het vendu-departement.
Voorts zijn bepalingen gemaakt ter verzekering der betaling van pakhuishuur, der opruiming van bedorven of bedervende goederen, enz. enz.
Het algemeen beheer over de entrepôts wordt gevoerd door den directeur der middelen en domeinen. De entrepôts in de 3 hoofdplaatsen zijn in den laatsten tijd zeer verbeterd.
8. Overscheepsregten.
Op de reeden mogen goederen van het eene in het an
|
176
dere vaartuig overgebragt worden, na vergunning en onder toezigt van wege de ambtenaren der inkomende en uitgaande regten.
Eene bijzondere belasting bestaat op zulke overschepingen niet.
Maar men heft daarop in sommige gevallen entrepôt-, in- andere uitgaand regt. En het zijn de alzoo betaalde regten, welke door overscheepsregten. aangeduid worden.
De regten voor Java en Madura bedroegen in 1846 f 4,958,111.
ee. Op de overschrijving van vaste goederen.
Bij de overschrijving van vaste goederen, ten gevolge van verandering van eigenaar, wordt geheven 5 per cent van den koopschat of de waarde. Onder vaste goederen worden hier verstaan landerijen, huizen, tuinen en erven, met al hetgeen op of in dezelve grond- en nagelvast is, zoomede schepen en vaartuigen, zonder onderscheid, open of overdekt, van de groote van vier lasten (koyan) en daarboven, met toebehooren en inventaris.
Ettelijke overschrijvingen zijn van deze belasting vrijgesteld, onder anderen die, waarop regt van successie betaald is. De voormelde belasting, vroeger ’s heeren gerégtigheid, wordt nu regt van overschrijving genaamd.
Zij wordt in ’s Lands kas gestort op mandaten, welke de belastingschuldige bekomt van de ambtenaren, met de bewaring der bewijzen van eigendom van vaste goederen belast.
Zij is een der voorwerpen van beheer van den directeur der middelen en domeinen.
De bepalingen nopens de belasting op den eigendoms overgang van vaste goederen worden herzien in verband met de nieuwe wetgeving.
Deze belasting heeft opgebragt in 1848 f 201,928.
Î. Op het ijken van maten en gewigten.
Bij het ijken van maten en gewigten wordt in eenige gewesten onbeduidende betaling geheven ten behoeve van ’s Lands kas.
Door belasting op het ijken van maten en gewigten- is in 's Lands kas ontvangen in 1848 f 1109,
177 99. Op de particuliere djatibosschen.
De eigenaars van particuliere landerijen kunnen vrijelijk beschikken over djatihout, op hunne landen vallende, indien zij dit bezigen willen voor eigen gebruik; maar vervoer of verkoop van dat hout mag niet geschieden zonder betaling van 10%/ aan het Gouvernement. Tot verzekering van deze belasting is bepaald dat geen uitvoer of verkoop plaats hebben mag, zonder voorkennis van het gewestelijk bestuur, hetwelk de aangewezen houtwerken van een merk voorziet.
De belasting staat onder het beheer van den directeur der middelen en domeinen. Hiervoor is ontvangen in 1848.f 1,755.
hh. Op het graven van goud op Borneo.
Op Borneo's Zuid- en Oostkust en in Pontianak moet men om goud te mogen graven (zonder geregelde ontgining), in de landen onder Nederlandsch beheer, eene lieentie bekomen hebben van het gewestelijk bestuur, waarvoor betaald wordt f 1/2 per licentie, welke geldig is voor ééne maand.
Deze belasting staat onder het beheer van den directeur der middelen en domeinen.
Zij heeft opgebragt in 1848 f 248.
ü. Op erfenissen en legaten. 1. Regt van Successie,
Van al hetgeen:
a, ten gevolge van overlijden wordt geërfd of verkregen door Europeanen, hunne afstammelingen of met hen gelijkgestelde personen, uit de boedels van alle ingezetenen, zonder onderscheid van oorsprong of godsdienst, en
b. door ingezetenen van Nederlandsch Indie, niet behoorende tot de Europeanen en huns gelijken, verkregen wordt bij legaat of erfstelling van Europeanen en huns gelijken;
een en ander behoudens verscheidene uitzonderingen, wordt geheven eene belasting als volgt:
12
178
wanneer de eigendom wordt geërft of verkregen door den eenen echtgenoot van den anderen, 50/0;
wanneer zulks geschiedt door collatrale bloedverwanten aan den overledene bestaande tot den vierden graad ingesloten 6%/o,van hetgeen ab intestato zou zijn aangekomen, en 109%/0 van het meer verkregene;
wanneer zulks geschiedt door verdere bloedverwanten en vreemden, 100/0; f
wanneer enkel het vruchtgebruik wordt geörft of verkregen, bedraagt de belasting slechts de helft van de bovenvermelde.
Deze heffingen heeten: regt van successie.
2. Regt van overgang.
Van de waarde van onroerende goederen gelegen binnen Nederlandsch Indie, welker vruchtgebruik of eigendom ten gevolge van overlijden verkregen wordt, door iemand niet zijnde ingezeten van Neerlandsch Indie, en van alle in Indie gevestigde hijpotheken, welke van zoodanigen vreemdeling op anderen overgaan, wordt geheven:
1 % voor den eigendom en
1/s 0/o voor het vruchtgebruik geërfd in de regte lijn;
5 0 voor den eigendom en
21/s0/o voor het vruchtgebruik, geërfd in de collatrale lijn of door personen niet aan den erfsteller of maker verwant,
Deze belasting heet: regt van overgang.
Beide belastingen worden ingevorderd te Batavia, Samarang en Soerabaija, door ontvangers van het regt van successie en overgang, die daarvoor 5%/o colleeteloon genieten; en elders door de ontvangers van 's Lands kassen, zonder loon.
Zij zijn voorwerpen van beheer van den directeur der middelen en domeinen.
Deze belastingen hebben zamen opgebragt in 1848 f_ 295,667.
3. Collateraal van onchristenen.
Op de legaten en collaterale successien van onchriste
179
nen onderling, geschieden in geheel Nederlandsch-Indie heffingen.
Deze belasting, gemeenlijk het collateraal van onchristenen genaamd, wordt ingevorderd bij de inlandsche weeskamers en staat onder het algemeen beheer van den directeur der middelen en domeinen.
Hiervoor is, na aftrek van het collecteloon voor den ontvanger, volgens de boeken van het collegie van boedelmeesteren te Batavia, ontvangen in 1849 f 12,167.
H- Op den eigendom van vaste goederen. (Verponding.)
Van alle onroerende goederen, doch niet van:
a. kerken, kerkhoven, liefdadige inrigtingen, tucht- en werkhuizen, en
b. pereeelen van minder dan f 400 waarde; wordt op Java, uitgezonderd Soerakarta en Djokjokarta, en voorts op Sumatra's Westkust te Amboina en te Ma cassar, eene jaarliijksche belasting geheven onder den naam van verponding.
De aanslag der onderhevige goederen in deze belasting wordt om de drie jaren algemeen herzien door commissien, welke op Java door den Gouverneur-Generaal en buiten Java door de hoofden der gewestelijke besturen benoemd worden.
Veranderingen van waarde, welke inmiddels plaats hebben, kunnen echter den aanslag der belasting doen wijzigen.
Zij bedraagt op Java in den regel 5/4%/o van de geschatte waarde, op sommige landerijen aldaar 1/4 0/o, op Sumatra's Westkust en te Macassar 9/4 °/o, te Amboina 1/2 0/0.
De verponding moet afgedragen worden in ’s Lands kassen of aan de onder-collecteurs der landelijke inkomsten.
Het algemeen beheer over de verponding berust bij den directeur der middelen en domeinen.
Aan verponding is ontvangen in 1848 f 424,973,
In Batavia is een kadastraal bureau opgerigt, amet het doel eener naauwkeurige herziening der verpondingskohieren, registers, blokkaarten enz. van de residentie Batavia.
12%
180
kk. Op het bezit van gouvernements-gronden. (Grondhuur.)
Op de gouvernements-gronden, welke door particulieren bezeten worden, hetzij met het regt van opstal of anderzins, wordt eene belasting geheven onder den naam van grondhuur, bedragende 11/2 %/0 van de geschatte waarde van den grond. Deze belasting is ingesteld met het doel om zoodanige bezitters aan te sporen den grond te koopen.
Deze belasting heeft, in 1848 opgebragt f 12,981.
U. Op het bezit van lijfeigenen.
Op elken lijfeigene wordt in Nederlandsch-Indie geheven een Spaansche daalder (f 2,66) ’s jaars met uitzondering van de lijfeigenen:
1. bestemd voor den arbeid in de specerij-perken op Banda:
2, beneden 8 jaren oud:
3. die de lijfheer verklaart bij zijn overlijden vrij te geven.
Deze belasting, slavenhoofdgeld of slavenbelasting genaamd, wordt in ’s Lands kassen gestort en vormt een der voorwerpen van beheer van den directeur der middelen en domeinen.
De slavenbelasting neemt allengskens af ten gevolge van vermindering aan het getal der lijfeigenen, over welke zij verschuldigd is.
Zij bedroeg zuiver in 1848 f 18,723.
Bij de eigenaren van slaven schijnen denkbeelden van vrijlating veld te winnen.
mm. Op het bezit van paarden.
Europeanen en daarmede gelijk gestelde personen betalen in Nederlandsch Indie, voor het houden van paarden, eene jaarlijksche belasting ten bedrage van:
Voor elk paard: te Batavia: elders:
voor 1 tot 8 paarden …_…f 55fs. Ff 41/o
eren Ort L2 : 87/16 63/4 1m ETD A) p plate 9 n 17 n 50 en meer . 141/6 111/4
181
Hiervan zijn vrij alle militairen, voor het getal paarden waarvoor zij indemniteit van fourragie genieten.
De wagenverhuurderijen betalen voor elk paard te Batavia f 47/sa en elders f 39/5.
De invulling der kohieren van belastingschuldigen is opgedragen aan de wijkmeesters of andere personen, door het plaatselijk bestuur aan te wijzen.
Zij genieten daarvoor 5°/o van de zuivere opbrengst.
De kohieren worden gezonden aan den directeur der middelen en domeinen, die ze ter inning van de belasting, zendt aan de algemeene ontvangers. De genoemde directeur heeft het algemeen beheer over deze belasting, welke ook oorgeld der paarden genaamd wordt.
nn. Op het bezit van rijtuigen.
Inlanders en daarmede gelijkgestelde personen betalen
yoor elk rijtuig, dat zij aanhouden, ’s jaars: Rijtuigen: met twee wielen: andere: indien die personen met eenig openbaar gezag bekleed zijn, of daarvan alleen den vangt hebben? shar gb wo. nrantswfalSSfarh frail)
HOE Mp tert) ionen. manie Iga Dik vree Ln GED
Vorsten, regenten en hoofden benedenwaarts tot den rang van districtshoofd, en hun gevolg zijn vrij.
De opname van belastingschuldigen, inning van het verschuldigde en het toezigt over deze belasting op de rijtuigen zijn gelijk aan de vorige.
Het oorgeld der paarden en de belasting op de rijtuigen, heeft opgebragt in 1849 f 76,276.
oo. Op het houden van openbare markten door particulieren.
Van de jaarlijksche opbrengst van alle particuliere bazaars te Batavia, Buitenzorg en Krawang wordt geheven 5°/o, met uitzondering van eenen enkelen bazaar, die 21/20/o betaalt
Deze belasting staat onder het algemeen beheer van den directeur der middelen en domeinen.
Hiervoor is ontvangen in 1848 f 6,968,
182 pp. Zegelregt.
De belasting wordt in Neerlandsch Indie geheven onder den naam van het regt van het klein zegel.
Deze belasting behoort tot de voorwerpen van beheer van den directeur der middelen en domeinen, aan wien tot dat einde een administrateur van het klein zegel is toegevoegd.
De zegels worden verkocht te Batavia, Samarang en Soerabaija door collecteurs of collectrices, zijnde weduwen van landsdienaren, en elders door de gewestelijke secretarissen, of waar geen secretarissen zijn, door de hoofden der gewestelijke besturen; alles tegen genot van 5%/o op het oorspronkelijk bedrag der zegels. (Niet op de verhooging van 20 en 10 ten honderd).
Zij worden geparapheerd door de personen met den verkoop belast.
Het zegelregt heeft in 's Lands kas doen vloeïjen in 1848 f 390,933.
gg. Op overtredingen, boeten en verbeurd-verklaringen.
Zoowel in de wetgeving, verhandeld onder n regtswezen”’, als in de verordeningen op: de onderscheidene belastingen en monopolien enz, zijn op zekere overtredingen boeten en verbeurd-verklaringen gesteld.
In sommige gevallen zijn die boeten geheel aan ambtenaren of aan de aanhalers afgestaan, in andere komen zij gedeeltelijk, en weder andere geheel ten behoeve van ’s Lands kas; en eindelijk zijn er, die het Gouvernement verklaart heeft ten behoeve van de armen te heffen, maar die voorloopig in ’s Lands kas gestort worden, om van gouvernementswege tot liefdadige einden te worden besteed.
De boeten: en verbeurdverklaringen beliepen in 1848 f 169,791.
Van de boeten en verbeurd-verklaringen of aandeelen daarin, welke in 's Lands kas komen, maken gemeenlijk dezulke het grooter deel uit, die, omdat de bepalingen, bij welke zij opgelegd worden, niet aanwijzen ten behoeven van wien zij strekken zullen; vroeger, krachtens eene
185
algemeene toekenning, ten voordeele van de voormalige centrale eommissien van weldadigheid, thans genaamd, commissien tot ondersteuning van behoeftige Christenen in de Bataviasche, Samarangsche en Soerabaijasche afdeeling, gebragt werden. Die algemeene toekenning in 1842 intrekkende, maakte het Gouvernement van zoodanige boeten enz. een fonds voor: n liefdadige en daarmede in verband staande nuttige einden”.
Van dit fonds werd afzonderlijke rekening gehouden en verscheen niet op de vergrooting. Maar sedert 1848 worden geene gelden, den lande uit eenigen hoofde direct of indirect aankomende, als afzonderlijk fonds aangehouden.
Dien ten gevolge worden de ontvangsten wegens boefen en confiscatien en de uitgaven voor liefdadige en dergelijke nuttige einden op de begrooting geraamd.
rr. Op burgerlijke regtsgedingen bij zekere regtbanken.
Op de uitwijzing van burgerlijke geregtszaken door de landraden op Java en Madura en door de residentieraden te Soerabaia en Djokjokarta, wordt eene percentsgewijze belasting geheven over het geldelijk bedrag dier zaken en wel:
50fo over f 1 tot f 1000.
40/o over het meerdere binnen f 1000 tot f 2000.
3% n " u " 2000 # 3000.
2 wu ' " 3000 w 5000.
10/0 mn _f 5000 en daarboven.
ss. Schattingen
Sommige inlandsche Vorsten zijn verpligt aan het Gouvernement schattingen in geld op te brengen. Deswege is ontvangen in 1848 f 16,237.
Belastingen in product opgebragt. aa. Padi in een gedeelte der Preanger Regentschappen.
Op de landen Soekaboemi en Tjipoetri, vroeger aan particulieren afgestaan, doch onder het bestuur van den Gouverneur-Generaal van der Capellen weder door het Gouvernement overgenomen, brengt de bevolking ‘/10 van
184
haren padi-oogst op, als belasting ten behoeve van het Gouvernement. (Toen er een partieuliere landheer was, bedroeg deze belasting 1/5.) Van dit io wordt 1/s onder de hoofden als bezoldiging verdeeld en het overige in bepaalde pakhuizen ter beschikking van het Gouvernement gesteld. Gemeenlijk wordt de alzoo geleverde padi in het openbaar verkocht.
Eerst sedert 1846 wordt deze grondbelasting geheel in padi opgebragt; vroeger geschiedde dit meest in koffij, doeh ook wel gedeeltelijk in padi en geld. De koffij alzoo opgebragt is steeds naar Nederland gezonden even als het overige koffij-product, de padi publiek verkocht.
De geldswaarde op die wijze verkregen was in 1849
f 17,710. bb. Goud op Borneo.
In de landschappen in de Zuid-en Ooster-afdeeling van Borneo welke bij den inboorling onder den naam van Tanah Laut bekend zijn, moet van het gegraven goud 1/io als belasting aan het Gouvernement geleverd worden.
Deze belasting heeft aan ’s Lands kas verschaft in 1848 f 2046,
Daar de inning der hoofdgelden en uitgaande regten in de landschappen Mendawi, Sampiet en Katienga steeds met moeite gepaard ging, ten gevolge van den gebrekki
gen geldsomloop in die streken, is als proef bepaald, dat
zij volstaan kunnen met te voldoen in producten des lands en wel: padi, rameh-touw, rotting, stofgoud en was.
ee. Goud op Menado.
De hoofden der verschillende rijkjes onder Menado, die ofschoon het oppergezag van het Gouvernement erkend hebbende, grootendeels hunne onafhankeli
jkheid behielden, zijn, volgens aangegane verbindtenissen, verpligt, eene bepaalde hoeveelheid goud jaarlijks aan het Gouvernement te leveren tegen eenen bepaalden prijs.
De baten van de Menadosche goud-rekening waren in
1847 f 8,086.
185 dd. Sapanhout op Soembawa.
Volgens contracten van 1765 zijn de Vorsten van Soembawa verpligt aan het Gouvernement sapanhout te leveren, waarvoor sedert een vaste prijs van f 50 per koyan bepaald is. Van dien prijs brengt de Sultan van Bima, naar aloud gebruik, denkelijk ook uit den tijd der Oost-Indische Compagnie, 1/10 op aan den Nederlandsche posthouder aldaar, onder altoos dezelfde plegtigheden. Dit t/o wordt aangewend ter goedmaking van onkosten ter belooning van ambtenaren, enz.
Daar die levering zeer onregelmatig liep, en de Japansche handel het artikel jaarlijks noodig heeft, zijn in 1849 door den Gouverneur van Celebes en onderhoorigen overeenkomsten aangegaan, krachtens welke jaarlijks geleverd moeten worden door:
Bima, Soembawa en Dompo te zamen 125 koyans.
ee. Djatihout op Saleijer.
De bevolking van Saleijer was vroeger verpligt, behalve op dat eiland zelf, persoonlijk heerendiensten te verrigten op de hoofdplaats Macasser. ‚
Deze laatsten waren zeer bezwarend, en zijn daarom vervangen door de verpligte levering, om niet, van jaarlijks 300 djatibalken van bepaalde afmetingen, aan de woning van den Nederlandschen gezaghebber te Saleijer, met goede verdeeling van dit getal onder de dienstschuldigen.
S 5. Onverpachte monopolien. aa. _Zoutmonopolie.
Java en Madura.
Alle aanmaak van zout, anders dan voor het Gouvernement, is, met uitzondering alleen van zout uit de modderwellen van Grobogang en Samarang, op het geheele gouvernements-gebied op Java en op Madura verboden onder bedreiging van den overtreder met verbeurd-verklaring en eene boete van f 10 tot f 25 of even zoo vele
dagen gevangenis. (Dit verbod dagteekent reeds van de tijden der Compagnie.)
ll
186
Geen zout, in grootere hoeveelheid dan één pikol, mag op dat gebied vervoerd worden zonder vergunning van het plaatselijk bestuur, noch in iemands bezit zijn zonder bewijs van regtmatige verkrijging; alles op straffe, van verbeurtverklaring van het zout en het voer- of vaartuig en van eene boete van f 20 voor elken pikol, tot een maximum van f 1000, of gevangenis van eene maand voor elke f 100 tot een maximum van’ 10 maanden.
Het verbod werkt niet op Soerakarta en Djokjokarta, maar van daar mag geen zout op ‘sGouvernements gebied ingevoerd worden, op straffe van verbeurtverklaring.
Het zout uit de modderwellen van Grobogan mag niet buiten die afdeeling vervoerd worden. Op dat zout wordt landrente geheven.
Vreemd zout mag niet op het gebied van het monopolie ingevoerd worden, op verbeurte van het zout en het vaartuig.
Het Gouvernement laat zout maken op de volgende plaatsen «en tegen de volgende betalingen, voor welke de zoutmakers, zijnde huisgezinnen, bijzonder voor dien ar
beid bestemd, het zout moeten leveren aan de verzamel
plaatsen (hoofddepôts) nabij de stranden waar het zout
gemaakt wordt. Tanara in Bantam. . …. .… fB, 50 Pakies in Krawang. . . D 6.80 Kandangawir in Cheribon. 8,40 Paradessi in Rembang. . 4,20 Sidhaijoe in Soerabaja. 5,00 Grissee " Lj . 5,00 Sumanap op Madura . … sak 4,20 Boender " Butare ad ba edn 3,90
Alles voor elken koyan van dertig picols.
De aanmaak geschiedt door het zeewater te leiden op omdijkte stukken gronds (zoutpannen) waar de werking der zon de waterdeelen doet verdampen, zoodat de vaste deelen overblijven.
De hoeveelheid, welke aangemaakt worden moet, wordt jaarlijks door den Gouverneur-Generaal bepaald, in verband met het beginsel, dat ten alle tijde aanwezig moet zijn een voorraad van 100,000 koyan boven het benoo
187
digde voor het gebruik in een jaar. Die voorraad wordt aangehouden ter voorkoming van gebrek, hetwelk in vroegere jaren tot zeer kostbare inkoopen van buiten heeft aanleiding gegeven.
Uit de bedoelde hoofddepôts, staande onder Europesche pakhuismeesters, wordt het zout voor ’s Lands rekening vervoerd naar verkooppakhuizen, staande onder Europesche of inlandsche pakhuismeesters, naar gelang van de belangrijkheid van het debiet, waar het zout voor het binnennenlandsch verbruik verkrijgbaar wordt gesteld: te Kalipoetjang, Pelaboean-Batoe, Tjilatjap en Patjitan (alle aan Java's zuidkust) tegen f 55/;, en elders tegen f 62/3 voor den pikol.
Men kan in die verkooppakhuizen niet minder te gelijk koopen dan 1/s pikol, uitgezonderd één pakhuis (te Bodjonegoro in Rembang) waar dit minimum 1/16 pikol bedraagt.
Jaarlijks worden eenige hoofdepôts aangewezen, waar zout verkrijgbaar is voor den uitvoer buiten Java en Madura, tegen f 90 de koyan naar de Lampongs, en f 60 per koyan naar andere plaatsen. Zulk voor den uitvoer gekocht zout weder op Java of Madura invoerende, verbeurt men het zout en het vaartuig.
Buitenbezittingen.
Op sommige buitenbezittingen is het zoutmonopolie in denzelfden volstrekten zin als op Java, op sommige met wijzigingen, op de overige niet, ingevoerd.
Lampongs. Geen invoer van ander dan Java-zout toe
gestaan. Overigens is dit zout vrije handel.
Sumatra's Westkust. a. Padang met Priaman c.a. Geen verbod op den aanmaak, geen verbod op den invoer van vreemd zout; maar een inkomend regt daarop van f 6 den pikol.
Invoer van Java-zout anders dan voor het Gouvernement verboden. Het Gouvernement verkoopt voor f 62/3 den pikol.
b. Tapanolie c. a. Vreemd zout betaald f 1 per pikol inkomend regt, en mag niet verder zuidwaarts vervoerd worden dan Poeloe Elie. Het Gouvernement verkoopt Java-zout tegen f 5 per pikol.
NE,
ng
188
Benkoelen. Aanmaak en invoer verboden. Het Gouvernement verkoopt tegen f 62/3 per pikol.
Palembang. Invoer anders dan voor het Gouvernement verboden. Het Gouvernement verkoopt tegen f 55/6 per pikol tegen gereed geld, en f 64/5 per pikol op crediet.
Banka. Geen invoer dan voor het Gouvernement.
Het Gouvernement verkoopt tegen f 4 per pikol aan de mijnwerkers, en f 4l/g aan anderen.
Borneo. Geen invoer dan voor het Gouvernement. Het Gouvernement verkoopt tegen f 55/s per pikol.
Macassar
Molukkos
Timor |
Riouw. Vrije handel in alle zout.
Ten aanzien van de buitenbezittingen, waar het gou
Vrije handel. Vreemd zout betaald f 6 inkomend regt.
vernements-monopolie in werking is, bestaat onderscheid in de wijze waarop de gouvernements-pakhuizen in die bezittingen van zout voorzien worden. Voor Borneo en Palembang geschiedt het volgende. Het gewestelijk bestuur aldaar en de directeur der
producten en civile magazijnen geven, ieder tot een bepaald gedeelte der geraamde jaarlijksche behoefte, aan
verschillende personen, bij voorkeur handelaars, verlof om aan een der hoofddepôts van Java en Madura af te halen en naar die buitenbezittingen over te voeren eene hoeveelheid zout, welke in den regel voor elk vaartuig niet meer bedraagt dan 50 en hoogstens mag bedragen 150 koyans.
Voor dat zout moeten de handelaren bij ontvangst betalen den prijs, tegen welke op Java en Madura het zout algemeen voor den uitvoer wordt verkocht, of zij moeten voor dien prijs borgen stellen.
Zij leveren het zout af aan het pakhuis in de buitenbezitting en krijgen dan voor het werkelijk geleverde (alle verlies, waaronder spillagie, is geheel voor hunne rekening) den op Java betaalden prijs of den verledenen borgtogt terug en nog eene vaste som daarenboven als vracht.
Dit is het vervoer op licenten. Maar voor Banka, Sumatra’s Westkust en Benkoelen wordt de overvoer van
189
het zout naar de buitenbezittingen toegewezen aan degenen, die bij publieke uitbesteding op Java de minste betaling vorderen en overigens voldoen aan de gewone vereischten: soliditeit, keuring der vaartuigen enz, nopens overvoeren voor het Gouvernement. Hier is dus geene vaste som voor vracht, noch eene vrije keus van personen tot overvoerders, als in het licenten-systeem. Doch de overvoerder volgens uitbesteding moet evenzeer, bij ontvangst op Java,den algemeenen uitvoerprijs betalen of er borgen voor stellen.
Daarentegen is hij, wegens den overvoer, contractant met het Gouvernement, voor welks rekening de overvoer geschiedt en hij geniet gemeenlijk eene vergoeding van 70/o voor spillagie.
De hoeveelheid zout op Java en Madura aangemaakt en de kosten van dien aanmaak hebben bedragen in 1847, 29,548 koyans, kostende f 123,065.
In 1848 zijn, slechts 3351/2 koyan aangemaakt, ofschoon het cijfer van den aanmaak op 24,000 koyan bepaald was. Het regenachtige weder gedurende het geheele jaar was er oorzaak van.
Op Java en Madura zijn verkocht in 1848 voor binnenlandsch verbruik 19,865 koyan tegen f 3,764,598.
Voor uitvoer 200 koyan tegen f 12000.
De winst op den gouvernements-handel in zout is ge
weest in 1848, f 3,190,847.
bb. Openbare verkoopingen.
Het regt tot het behouden van openbare verkoopingen behoort uitsluitend aan het Gouvernement.
Tot dat einde zijn ingesteld vendu-kantoren, ook vendudepartementen genaamd. Het oppertoezigt over die inrigtingen wordt uitgeoefend door den directeur der middelen en domeinen, het gewestelijk toezigt door de hoofden der gewestelijke besturen, met uitzondering van Samarang en Soerabaija, waar een der stedelijke adsistent-residenten daarmede belast is.
Te Batavia, Samarang, Soerabaija en Amboina zijn de werkzaamheden van het vendu-departement opgedragen aan afzonderlijke ambtenaren, elders aan eene der aanwezige
EEEN re de eet
190
ambtenaren als bijbetrekking, gemeenlijk aan den gewestelijken secretaris of den ambtenaar diens funectien waar
nemende, Al deze ambtenaren in de vervulling der werk
zaamheden van het vendu-kantoor voeren den titel van vendumeesters.
De vendukantoren van Batavia, Samarang en Soerabaja loopen geheel voor ’s Lands rekening; dat te Amboina gedeeltelijk; de overige moeten door den vendumeester bekostigd worden uit de hem toegestane aandeelen in de belasting.
Goederen openbaar willende verkoopen, vraagt men vendutie aan bij het vendu-kantoor, onder opgave van de geschatte vendu-waarde. Van zulke aanvragen wordt een rooster gehouden.
De verkoopingen hebben plaats naar de orde van inschrijving op dien rooster, maar verkoopingen voor sterfboedels of op regterlijk gezag of voor vertrekkende personen gaan voor.
Ís de raming der venduwaarde minder dan f 3000 te Batavia, f 500 te Samarang, f 300 te Soerabaja, dan kan men geen geheelen dag voor zich bekomen.
Buiten deze plaatsen kunnen zulke minima bepaald worden door de gewestelijke besturen, aan de vendumeesters overlatende om, zoo zij zich de moeite getroosten willen, vendutien voor mindere sommen dan de bepaalde te houden, waartoe zij, wat sterfboedels en verkoopingen op regterlijk gezag betreft, verpligt zijn.
Op de openbare verkoopingen wordt geheven wanneer de veiling geschiedt bij opslag en de goederen van de hand gezet worden:
1. voor onbewerkt goud en zilver, Ten laste van den losse juwelen, ruwe diamanten, paarlen kooper. verkooper. en alle vreemde muntspecien … … » 1 0/o —
2. voor nationale effecten. Lands schuldbrieven en actien, en alle door het Gouvernement erkende naamlooze vennootschappen.
3. voor Gouvernements grondproductens so velden tgiaod 7 ian Lade Zos zn ne
4, voor andere losse goederen … 6 0/o 1 9/0
191
Ten laste van den
kooper. verkooper.
5. voor vaste goederen . … . . 4 Og 1 Oo Wanneer de veiling geschiedt bij afslag, en de goederen van de hand gezet
I
worden : Ï < 1. voor de goederen onder Nr. 1 Mierverveem sld. neerde, nis on ge hes de 2m en
2. voor de goederen onder Nr. 2
hiegrs werner; wig adi, 1e, Bets 1 n — 3. voor de goederen onder Nr. 3
hierna vertelde vaster Mm er — — 4. voor de goederen onder Nr. 4
hdmi eh del cer a Ae 6 _ 5. voor de goederen onder Nr. 5
hierv: vermeld” … rmrsbnignng he mat 4m — In beide genoemde gevallen daaren
boven voor alle goederen. . . . .1 permille — Wanneer de goederen bij de veiling,
hetzij bij op- of afslag niet van de hand
gezet (dus opgehouden) worden:
voor de goederen bij 1. en 2 vermeld. — 1/4 — voor andere losse goederen. …. .. — 1 — voor vaste goederen … . ….…. — Ig —
De drie laatste heffingen zijn ook verschuldigd over il hetgeen de vendutien minder opbrengen dan de bij de | aanvraag ingeschreven raming of het bepaalde minimum. E
Al deze heffingen komen in ’s Lands kas, maar het | 1 per mille is bepaaldelijk bestemd voor de armen, en van de andere heffingen bij de vendu-kantoren buiten d Batavia, Samarang en Soerabaja wordt het grootste gedeelte uitgekeerd aan de ambtenaren van die kantoren.
Te Batavia, Samarang en Soerabaja wordt in den regel slechts ééne vendutie daags toegelaten.
Over dag wordt aldaar, bij uitzondering, eene tweede vendutie gehouden van voorwerpen van handel uit de A eerste hand, minstens ter geraamde waarde van f 20,000. |
Hierop wordt geheven: wanneer men geen waarborg van het Gouvernement voor de betaling verlangd en zelf zich met de invordering belast, 11/4 %/o op den verkoo
192
per; tegen dadelijke betaling, onder waarborg van het Gouvernement. 2ija 0/o, en op het gewoon crediet 40/0; over hetgeen minder verkocht wordt dan voor f_20,000 betaald de verkooper 1/2 0/0.
Het bovenvermeld minder salaris is ook toepasselijk op
de door zeeramp beschadigde goederen, welke, op eene gewone vendutie verkocht worden.
Vendutien van goederen uit de eerste hand tegen verminderd salaris zijn ook toegestaan te Macassar
Te Batavia, Samarang en Soerabaja betalen de koopers voor de rekeningen wegens alle op vendutie gekochte goederen, 10 tot 20 duiten; alle overige ongelden (advertentiekosten, vendu-extract, enz,) komen te lasten van den verkooper.
De gewone verkoopingen geschieden;
1. op een crediet van 4 maanden:
2. tegen dadelijke betaling, of
3. op een langer crediet dan 4 maanden.
In het eerste geval moeten de koopers den Prijs van het gekochte, verhoogd met de belasting en het opgeld voor de rekening, aan het vendu-kantoor komen betalen binnen 4 maanden of binnen 5 maanden met 2% en binnen 6 maanden met 40/0 boete.
In het tweede geval moeten de koopers als voren betalen binnen 8 dagen
In het derde regelt zich de betaling naar het crediet.
De opbrengst der verkoopingen wordt aan de verkoopers betaald;
in het eerste geval, 6 maanden na de dag der verkooping;
in het tweede, 6 weken als voren, en
in het derde naar bijzondere regelingen.
De vendu-kantoren kunnen echter ook vroeger betalen dan op den bepaalden tijd, tegen korting van 5/4 9/0 's_ maands.
De rente komt, buiten Batavia, Samarang en Soerabaija ten voordeele van de vendumeesters.
Wanneer de opbrengst niet terstond na het houden eener verkooping wordt betaald, geeft het vendu-departement aan den regthebbende eene acceptatie deswege af,
193
betaalbaar over den termijn van het crediet, waarop de verkooping is geschied.
Deze wendu-acceptatien zijn te Batavia, waar (met weinig uitzondering) elken dag eene verkooping plaats vindt, een zeer gewoon geld-vertegenwoordigend papier, dat veel tot vergemakkelijking van pecuniële transactien bijdraagt
In het algemeen steld het gouvernement zich eiviliter aansprakelijk voor de uitkeering der opbrengst van door de vendu-kantoren verkochte goederen.
Openbare. verpachtingen of verhuringen van landerijen, suikermolens of andere fabrieken, markten, vischvijvers, houtgewassen of andere voortbrengselen van nijverheid, zoomede onder-verpachtingen van ’s Lands middelen, moeten geschieden door tusschenkomst der vendu-kantoren, of door eenen notaris; dit laatste na verlof van het plaatselijk bestuur.
Binnen acht dagen na zulke opveilingen moet betaald worden ;
a. (onverschillig of zij voor een notaris of vendu-meester gehouden zijn).
bij afstand over de koopsom, tot en met f 25,000, 19/5
voor het meerdere boven:
f_25,000 tot f 50000 3/4 0/0 50,000 _n __100,000 1/2 0/0 100,000 u 150,000 3/s 0/9 150,000 # _200,000 1/4 0/5 200,000-- … ; ……… 1fe: 0/0
b. wanneer zij voor den vendumeester gehouden zijn en niet afgestaan worden; 1/4 van het bovenvermelde tot een minimum van f 40.
Deze belastingen komen te Batavia, Samarang en Soerabaija geheel ten voordeele van ’s Lands kas; buiten die plaatsen worden zij tusschen 's Lands kas en de ambtenaren verdeeld.
Voorts wordt ook op de bedoelde veilingen geheven 1 per mille voor de armen.
Om Zoterjen uit te schrijven, moet mon verlof vragen en zulks, wanneer zij roerende en onroerende goederen betreffen, van het gewestelijk bestuur, en wanneer een of meer prijzen in geld bestaan, van den Gouverneur-Gene
13
194
raal. Op de loterijen wordt bij de vendukantoren geheven:
1. 6 %/ te Batavia, Samarang en Soerabaja, geheel ten behoeve van’s Lands kas; op andere plaatsen 21e 0/o voor 's Lands kas, en 31/2 0/o ten voordeele van de ambtenaren dier kantoren;
2. 1 per mille voor de armen.
De belasting op de openbare verkoopingen in Nederlandsch Indie heeft opgebragt in 1848 f 576,576.
Het verkoopsbedrag der bij de vendukantoren op Java en Madura geveilde goederen was in 1849:
1, Gouvernements-goederen. f 84,307. 2. Partikuliere goederen. f 5,148,813.
cc. Tin op Banka.
Alle tin in den grond van het eiland Banka behoort aan het Gouvernement; geen uitvoer van tin, bewerkt of onbewerkt, mag van daar plaats hebben anders dan van
gouvernementswege; tinnen gereedschappen en vervaardigd
van tin dat bij het Gouvernement gekocht is tegen eenen bepaalden prijs (É 44 per pikol) kunnen er alleen uitgevoerd worden op verlof van den resident. Die tinerts op Banka graaft, is verpligt dien te smelten en het product aan het Gouvernement te leveren tegen eenen vasten prijs (f 13!/2 per pikol, klinkende zilveren munt). Over het algemeen hebben Chinezen (in vennootschappen vereenigd) het bewerken van de tinmijnen op Banka ondernomen. Op het aanvangen en de regeling van zulke ondernemingen zijn door het gouvernement bepalingen gesteld. De mijnwerkers worden maandelijks door het Gouvernement van zekere levensbehoeften en andere voorwerpen voorzien, tegen bepaalde prijzen, te weten: Rijst per pikol f 5,00 Zout " 4,00 Olie ' 33,00 IJzer ' 33,00 Staal u 621/2 Zij bekomen wijders vaste voorschotten in geld op het verwachte product, namelijk bij het Chinesche nieuwjaar,
195
bij de smelting, en bij het vertrek der Chinesche vaar tuigen. Er zijn verordeningen tegen het onvoorzigtig op
drijven dezer verstrekkingen en voorschotten.
Deze kunnen niet altoos in hetzelfde jaar en sommige volstrekt niet verevend worden: vandaar mijnschulden, en onder deze hoopelooze, tot een bedrag in 23 jaar van f_500,600. (1)
Het algemeen beheer over de tinmijnen berust bij den directeur der middelen en domeinen, het gewestelijk beheer bij den resident van Banka, en het dadelijk beheer bij de hem toegevoegde Europesche districts-ambtenaren, onder de benaming van administrateurs der tinmijnen.
De geleverde hoeveelheid bedroeg in 1849, 73,966 pikols.
Dit geleverde geeft echter niet het juiste resultaat aan van den mijn-arbeid van elk jaar; op het einde van elk jaar namelijk blijft steeds eene hoeveelheid erts voorhanden, in dat jaar gewonnen, maar welke eerst in het volgende bewerkt wordt.
dd, Vogelnestjes.
De klippen of holen waar zekere vogelsoorten eetbare nesten bouwen, behooren op Java, behalve op de particuliere landerijen, aan het Gouvernement.
De meeste (namelijk die in Bantam, Samarang, Japara, Rembang, Kediri, Soerabaija, Passoeroean en Bezoeki) zijn verpacht en dus hierboven onder de verpachte belastingen en monopolien begrepen.
De onverpachte bevonden zich in Banjoemaas, Bagelen, Djokjokarta en Patjitan.
Het bezitten, vervoeren en verkoopen van deze vogelnestjes is er aan elk en een iegelijk verboden onder bedreiging met verbeurdverklaring en bestraffing als bezit, vervoer en verkoop van gestolen goed.
Evenmin mag daar invoer van zulke vogelnestjes plaats hebben uit andere gewesten.
De klippen en holen in Banjoemaas zijn sedert jaren als der moeite van het plukken der nesten niet waardig, onaangeroerd gelaten.
(£) De productie in dat tiijdverloop was 877.025 pikols dus gemiddeld 69 duiten per pikol.
13%
enen
196
Die in Bagelen, Djokjokarta en Patjitan worden voor gouvernements-rekening geëxploiteerd.
Het product wordt vervoerd naar Soerakarta, daar gesorteerd en gedroogd, dan over Samarang naar Batavia gezonden, en publiek verkocht.
Het algemeen beheer over de onverpachte vogelnestklippen is opgedragen aan den directeur der producten en civile magazijnen.
De opbrengst der verpachte vogelnestklippen is begrepen onder het elders begrepen cijfer der verpachte belasting en monopolien.
De baten der onverpachte vogelnestklippen waren, in 1848 f 144,327.
ee. Handel op Japan.
Vroeger is reeds gezegd, dat het Gouvernement den handel op Japan geheel aan zich houdt en een gedeelte er van verpacht.
Het onverpachte gedeelte staat, even als het andere, onder het algemeen beheer van den directeur der producten en civile magazijnen en wordt gevoerd door middel van een opperhoofd van den Nederlandsehen handel op Japan, met toevoeging van eenige ambtenaren te zamen uitmakende onze factory op Decima. Al de baten van den Japanschen handel, met inbegrip van het verpachte gedeelte bedroegen voor 1848 f 208,541.
S 6. Handel in goederen, den Souverein ook buiten de belastingen en _monopolien toebehoorende.
aa. Verkoop van gronden.
De Gouverneur-Generaal heeft de magt niet, om uitgestrekte landerijen in Nederlandsch Indie te verkoopen; hij is echter bevoegd, kleine stukken grond in koop af te staan in en nabij de steden en dorpen.
Bij de beoordeeling van aanvragen om zoodanige kleine pereeelen, wordt er op gelet, of het afstaan van de ver
langde stukken grond overeen te brengen is met regelen
van netheid in den aanleg van hoofdplaatsen, met verordeningen van politie, enz.; terwijl alleen in bijzondere ge
197
vallen gronden verkocht worden, welke, met de daarop aanwezige of nog op te rigten gebouwen, eene waarde hebben of hebben zullen van f 1000.
Aan kleine stukken gronds in en om de steden en dorpen is verkocht:
In 1848 voor f 9,963. Aan huizen voor f 4,700.
Ook verkoopt het Gouvernement rijst in de Molukkos tegen bepaalde prijzen, ter voorziening in de behoefte der Europesche ambtenaren en ingezetenen aldaar, uit gebrek aan particulieren handel; wordende die rijst op -Java ingekocht.
X. NYVERHEID.
A. Landbouw bereiding van en beschikking over het produkt van den grond.
De Gouvernenr-Generaal is verpligt, door alle middelen binnen zijn bereik, den landbouw aan te moedigen en zooveel doenlijk de teelt van voortbrengselen voor den handel met Europa geschikt te, bevorderen.
Onder zekere bepalingen verleent de Gouverneur-Generaal uitsluitende regten (oetrooijen) voor een vastgestelden tijd op nieuwe, binnen het Koningrijk der Nederlanden of zijne overzeesche bezittingen gedane uitvindingen en wezenlijke verbeteringen in eenigen tak van kunst of volksvlijt.
S 1. Op gouvernements gronden.
De landbouw-ondernemingen, welke op Gouvernements gronden op Java voor Gouvernements rekening geschieden, berusten én op het souvereine regt van beschikking over des inlanders arbeid én op diens verpligting om 1/5 van zijne rijstvelden aan den Souverein af te staan. De toepassing van de beide regten wijzigt zich naar gelang van de behoefte van iedere cultuur, terwijl voor die cultures waar deze gewone middelen onvoldoende zijn, daar
enboven vrijwillige werklieden in dienst genomen worden.
Alle arbeid voor deze ondernemingen wordt betaald. Waar de bereiding van het product veel zorg, bijzon
dere kennis, gestadig toezigt en naauwlettende berekening
198
van middelen tot behaling van voordeel, bezuiniging van kosten, bespoediging van arbeid enz. vereischt, heeft het Gouvernement de tusschenkomst van particulier eigenbelang te baat genomen, hetwelk echter altoos door hulp in geld en volk van gouvernementswege geschraagd wordt. Van daar de zoogenaamde cultuur-contracten.
Niet al die contracten bedoelen eene levering aan het Gouvernement: bij eenige wordt de verhandeling van het product buiten het Gouvernement geheel en bij andere gedeeltelijk aan den fabrikant overgelaten.
Sommige cultures worden, ten einde te beter over de resultaten van de beide stelsels te kunnen oordeelen, én aan industrielen met gouvernements hulp toevertrouwd én zonder hen gedreven door gouvernements-beambten.
Benige gouvernements-gronden op Java zijn aan industrielen, gedurende eenen bepaalden tijd, voor landbouwondernemingen afgestaan, met de verpligting om zekere huur in grondproduct of geld aan het Gouvernement op te brengen.
De landbouw-ondernemingen op gouvernements-gronden of wel de levering van grondproducten aan het Gouvernement op de buitenbezittingen, berusten óf op souvereinregten óf op overeenkomsten.
De grondprodueten, ten gevolge van het boven vermelde aan het Gouvernement geleverd, worden in Indie of in Nederland verkocht.
De gouvernements-landbouw-ondernemingen staan onder het algemeen beheer van den directeur der cultures, namelijk tot dat het product in de naaste verzamel-pakhuizen geleverd is.
Het plaatselijk beheer wordt uitgeoefend door gewestelijke en door speciale ambtenaren, zoo Europesche als inlandsche.
Aan den directeur der producten en civile magazijnen is opgedragen te zorgen voor het vervoer vanhet produet uit de bedoelde pakhuizen naar grootere aan het strand gelegene, waar het product óf verkocht, óf naar Nederland afgescheept moet worden.
Omtrent de landbouw op Gouvernements gronden op
Java kunnen de volgende bijzonderheden over 1849 me
199
degedeeld worden, welke getrokken zijn uit het cultuurverslag hetwelk de directeur der cultures verpligt is jaarlijks in te zenden.
Koffij-cultuur.
Gedurende den regen-mousson van 1849 zijn twintig millioen boomen bijgeplant, waarvan 12 millioen tot inboeting en 8 millioen tot uitbreiding.
Tot verpligting van den arbeid der bevolking wordt beproefd, om de koffij door haar nat in de roode schil tegen kontante betaling te doen leveren bij etablissementen, alwaar het product verder op de gewone wijze voor rekening van het Gouvernement wordt bereid.
De resultaten van de bereiding van koffij op de Westindische wijze op de in de residentie Preanger Regentschappen gelegene etablissementen, van de heeren Philippeau en Maak Bastiaanse, waren, ten gevolge van den geringen oogst voor de ondernemers niet voordeelig; hoewel niet ongunstig kan worden genoemd de verhouding van de hoeveelheid uitgeleverde drooge koffij tot die nat bij het etablissement is aangebragt; zijnde meer, dan een pikol drooge van zes pikols natte koffij bereid.
Na de daarstelling in de Preanger Regentschappen van pelmolens, waarbij de koffij, in de roode schil door de bevolking geleverd, op de Braziliaansche wijze voor gouvernements-rekening wordt bereid, is aldaar de bereiding der koffij op de West-Indische wijze afgeschaft, althans wordt aan de bevolking de verhoogde betaling niet meer uitgekeerd.
De etablissementen voor de bereiding van koffij op de Braziliaansche wijze, zoowel die in de Preanger Regentschappen als in de residentie Cheribon gelegen leveren vrij bevredigende resultaten.
Tot verbetering der qualiteit van de koffij is uit Arabie Mokka-koffij voor zaad ontboden, alsmede koffijzaad van Ceylon. Ook is eene proef genomen, om vocr de nieuwe aanplantingen in de residentie Passoeroean zaad te bezigen uit de Preanger Regentschappen en omgekeerd voor die van de Preanger Regentschappen zaad van Passoeroean.
200
De volgende uitkomsten zijn verkregen in. 1848:
Getal vruchtdragende koffijboomen, van welke geoogst is, 221,958,647.
Hoeveelheid koffij 890,023 Pikols.
Gezamelijke kosten van de koffij aan het Gouvernement geleverd (de gulden van 120 duiten) f 8,299,116.
Prijs der pikol koffij, f 9,78/120.
Opbrengst van de in Nederland geveilde koffij per pikol Bruto f 24,95!/2 Netto f 13,36.
Suiker-eultuur.
Bij onderscheidene fabrieken zijn stoomtoestellen opgerigt of besteld; terwijl eene gelegenheid voorts is aangegrepen om de suiker-contracten zoodanig te verbeteren, dat het Gouvernement slechts superieure soorten ontvange.
Eenige fabrieken worden met fondsen van Nederlandsche kapitalisten aangevangen zoodat de neiging schijnt te ontstaan om Europesche kapitalen aan de suiker-cultuur te besteden.
De uitkomsten waren in 1848:
Getal fabrieken 63.
Uitgestrektheid der suikerrietvelden van welke gesneden is. Bouws (van 500 vierkantenroeden) 37,417.
Van de velden verkregen suiker, Pikols 1,221,612.
Hoeveelheid ter beschikking van de fabrikanten gelaten Pikols 241,500.
Hoeveelheid aan het Gouvernement geleverd. Pikols 981,785.
Gezamelijke kosten van deze suiker. (Guldens van 120 duiten) 475,425.
Gemiddelde prijs waarop de pikol suiker aan het Gouvernement te staan komt. (Guldens van 120 duiten) 971.
Opbrengst der in Nederland geveilde suiker per pikol; Bruto f 14,54/5 Netto 7,49/5
Indigo-cultuur.
Voor deze cultuur mag slechts een vijfde der aanwe
zige velden gebezigd worden, en voor vier huisgezinnen
wordt een bouw afgezonderd. De fabrieken zijn over het algemeen in goeden staat
201
en dáár waar zulks noodig is worden verbeteringen aangebragt.
De resultaten der indigo-cultuur waren in 1848:
Getal fabrieken, 515.
Uitgestrektheid der indigo-velden op welke gesneden is, Bouws (van 500 vierkanteroeden) 30,703.
Verkregen indigo, Amsterdamsche ponden 1.114,069.
Kosten van den indigo aan het Gouvernement geleverd, Guldens 1,808,721.
Gemiddelde prijs waarop een pond indigo aan het Gouvernement te staan komt, Guldens 1,75.
Opbrengst van de in Nederland geveilde indigo, per Amsterdamsch pond: Bruto 2,24 3/4, Netto 1,94 1/2.
Thee-cultuur.
De thee-cultuur kan slechts gezegd worden geregeld in werking te zijn in de residentien der Preanger Regentschappen en Baggelen en in de afdeelingen Buitenzorg en Krawang.
De uitkomsten zijn in 1848 geweest:
Getal Fabrieken, 83.
Uitgestrektheid der theetuinen in bouws (van 500 vierkanteroeden,) 3,823.
Verkregen thee, Amsterdamsche ponden 940,306.
Gezamelijke kusten der thee, f 610,896.
Prijs waarop het pond thee aan het Gouvernement te staan komt, 78 Duiten.
Opbrengst van de in Nederland geveilde thee, per Amsterdamsch pond, Bruto f —,561/2 Netto f —,313/4.
Kaneel-cultuur.
De kaneclolie-stokerijen in Krawang en Bagelen wer
ken gunstig. De uitkomsten der kaneel-culturen waren in 1848: Getal kaneel-inrigtingen, 48. Uitgestrektheid der kaneeltuinen in bouws (van 500 vierkante roeden,) 212,550.
Verkregen kaneel buiten den afval, Amsterdamsche ponden 44,474. Gezamelijke kosten van de kaneel, Guldens 132,390.
202
Prijs waarop een pond kaneel het Gouvernement te staan komt, den verkoopbaren afval mede gerekend Duiten 6G11/2.
Opbrengst van de in Nederland geveilde kaneel per Amsterdamsch pond; Bruto 671/2, Netto 411/2.
Nopal cultuur en cochenille-teelt.
Bij de Gouvernements-nopal-aanplantingen in de residentie Bezoeki en de afdeeling Banjoewangi is eene proeve genomen met eene nieuwe wijze van voortteeling van het eochenille-insect, namelijk: op onoverdekte nopals, welke proeve in de afdeeling Banjoewangi aanvankelijk zeer goede resultaten heeft opgeleverd, daar, hoezeer ook meer nopal-planten benoodigd werden bevonden ter verkrijging van een pond ecochenille, het insect echter veel sterker en gaver is; terwijl de kosten van bewerking geringer, zijn geene bamboe of alang alang meer vereischt wordt voor daken, en de nopal-planten veel weliger groeijen.
De resultaten dezer cultuur waren in 1848
Getal _cochenille-inrigtingen 7.
Uitgestrektheid der nopal-aanplantingen in bouws (van 500 vierkante roeden) 369.
Verkregen cochenille, Amsterdamsche ponden, 69003
Gezamelijke kosten der cochenille aan het Gouvernement geleverd, f 35,853.
Prijs waarop een pond ecochenille aan het Gouvernement te staan komt, Guldens 1,12.
Opbrengst der in Nederland geveilde cochenille per Amsterdamsch pond: Bruto f 2,30, Netto f 2,001/4
Tabaks-cultuur.
De uitkomsten der tabakseultuur waren in 1848:
Getal tabaksondernemingen 30.
Uitgestrektheid der tabaksvelden van welke is geoogst. Bouws van 500 vierkante roeden 1402,
Opbrengst. Pikols 5,693.
Genoten betaling door de tabakplantende huisgezinnen. Guldens van 120 duiten f 108,625.
203
Peper-cultuur,
De resultaten waren in 1848:
Aanwezig getal peperranken:
vruchtdragende 427,923, jonge 1,349,330.
Geleverde hoeveelheid pikols 4,840.
Gezamenlijke kosten der aan het Gouvernement geleverde peper f 30,428.
Gemiddelde prijs waarop de pikol peper aan het Gouvernement te staan komt f 6,34.
Opbrengst der in Nederland geveilde peper, per pikol: Bruto 14,811/4, Netto 6,733/4.
8 2. Op de gronden gebleven ter beschikking van de inlandsche bevolking.
Behalve de papaverplant, tot welker cultuur de toestemming van het opperbestuur in Nederland noodig is, mag elk ingezeten van Nederlandsch Indie op de gronden, door hem in eigendom, huur, pacht of gebruik bezeten, zoodanige voortbrengselen telen als hij verkiest en daarover naar goedvinden beschikken, nadat de verschuldigde belasting gekweten en aan de voorwaarde der uitgifte van den grond voldaan is.
Het is aan geene ambtenaren, Europesche of inlandsche, noch aan iemand anders geoorloofd, aan anderen de beschikking over de gronden en inwoners der dorpen af te staan.
Echter wordt aan de ingezetenen de gelegenheid ge
geven, om tot voortzetting van nuttige ondernemingen overeenkomsten aan te gaan met de oudsten en voor
naamsten der dorpen, zoowel tot het bebouwen van gronden en het leveren van “bijzondere voortbrengselen als tot het verleenen van persoonlijke diensten. Zulks evenwel voor zoover die overeenkomsten niet blijkbaar ten nadeele van de gouvernements-cultures zouden kunnen strekken.
Alle overeenkomsten tusschen Javanen en niet-Javanen of tusschen Javanen en hunnen hoofden moeten, om van kracht te zijn, behoorlijk geregistreerd worden door het Buropeesch bestuur ter plaatse waar de overeenkomsten werken zullen.
Alvorens te registreren moeten de hoofden der gewes
204
‚telijke besturen zich verzekeren van de indentiteit der personen, die als contractanten bij de overeenkomsten vermeld zijn, en van de volkomene toestemming der wederzijdsche partijen, die ten dien einde persoonlijk voor deze ambtenaren en de regenten der afdeelingen, tot welke de inlanders behooren, of voor eene behoorlijk zamengestelde commissie moeten verschijnen. De ambtenaren zijn verpligt de inlanders bij het aangaan van ver. bindtenissen op hunne regten en belangen opmerkzaam te maken en bij de vereischte zorg om te waken, dat geene onbedreven menschen door inboezeming van ongegronde hoop of vrees, aanwending van bedreigingen of dwangmiddelen, tot voor hen nadeelige verbindtenissen worden overgehaald, evenwel ook in het oog te houden, dat de bedoeling is, om in het algemeen belang aan nuttige bedrijven de noodige hulp te verschaffen tegen eene matige en billijke betaling.
De overeenkomsten, voor zoover de aard der zaak eene tiijjdsbepaling vordert, kunnen worden aangegaan voor ten langste 5 jaren, ter beslissing van het bestuur der plaats, waar de overeenkomst werken zal.
In de overeenkomsten moeten onder anderen de volgende voorwaarden worden uitgedrukt:
eene bepaalde som die betaald zal worden voor eene bepaalde uitgestrektheid te bebouwen grond of voor bepaalde hoeveelheden te leveren voortbrengselen en andere benoodigdheden;
een bepaald loon voor elken werkman voor eenen vastgestelden werktijd, en waar zulks is nuttig en noodig, regelmatige voeding en geschikte verblijfplaatsen ;
behoorlijke verhouding tusschen het getal werkdagen en de sterkte der bevolking, in verband met de behoefte voor het bearbeiden van hare rijstvelden en voor het vervullen van andere verpligtingen;
geregelde bepaling van tijd en plaats voor elke soort van levering of van te verleenen diensten ;
bepaling van het opzigt, waaronder de werkzaamheden geschieden zullen, en handhaving van het gezag der eigenaardige volkshoofden in alle zaken, niet behoorende tot den overeengekomen arbeid.
205
De inlandsche bevolking bouwt op gronden, welke te harer beschikking blijven, voornamelijk rijst, voorts djagon (mais) en allerlei eetbare vruchten opleverende planten.
Tot verbetering van de rijstcultuur zijn vele waterwerken aangelegd, evenwel in de jaren 1845 en 1849 voor f 622,374.
Op Java, met uitzondering van Batavia, Buitenzorg, Soerakarta en Djokjokarta gaf de rijsteultuur de volgende uitkomsten in 1849:
Uitgestrektheid der velden met rijst beplant. Bouws van 500 vierkante roeden 1,546,921.
Opbrengst dezer velden in padi, (2 pikol-padi geven 1 pikol rijst). Pikols 25,333,661. k
Marktprijs der padi per pikol. Guldens van 120 duiten. Hoogste f 314/15. Laagste f 23/12.
8 3. Op particuliere landerijen.
De particuliere landeigendom op Java is ontstaan door uitgifte vóór de wederopname dier gewesten in 1816. Daarna zijn geene landerijen meer in eigendom afgestaan.
Zij bevinden zich in Batavia, Buitenzorg, Krawang en Cheribon, onder bepalingen, vervat in het reglement omtrent de particuliere landerijen gelegen ten westen van de rivier Tjimonok (Indisch Staatsblad 1836, n°. 19) en in Samarang en Soerabaja onder bepalingen voorschreven bij de verkoopsvoorwaarden van het Engelsche tusschenbestuur.
Die bepalingen en voorwaarden regelen niet alleen de verhouding van de landeigenaren tot het Gouvernement, maar ook de verhouding tusschen hen en de opgezetenen der landen.
Op sommige particuliere landerijen rust de verpligting tat het toelaten der teelt van koffij op hunne landen, door de opgezetenen, ten behoeve van het Gouvernement, binnen zekere grenzen, onder toezigt van Gouvernements ambtenaren. Dit is het koffij-servituut. Het bestaat thans nog alleen ten laste van landen in Buitenzorg.
Overigens is op de particuliere landerijen toepasselijk, dat alle ondernemingen, welke de ‘landeigenaar voor eigen profijt, risico en rekening aanvangt, door hem tot stand gebragt moeten worden zonder de hulp der opgezetenen,
206
tenzij. bij vrijwillige overeenkomst, te registreren bij het gewestelijk bestuur. Staat van de particuliere landen over 1849: Uitgestrektheid landen, in bouws (van 500 vierkante roeden) 1.606,294. Bevolking. Zielen 712,762. Aangeslagen waarde voor de verponding f 28,825,439. Hiervan bezitten: Buropeanenitss agents ek 1,281,306. Chien tt oem Mee moten vab 275,326. Arabieren! ‚0 JShk0 Lamhe: 3,011. Inlanders enz “A00 04 hier, 42,639. Het domein Bloeboer. . ... 3,942, Rijst, gras, allerlei eetbare vruchten opleverende planten, grondproducten voor de Europesche markt, zijn de cultures op deze landerijen gedreven. Hetgeen de landbouw daar opbrengt is niet op te geven.
S 4. In Soerakarto en Djokjokarta.
De Vorsten en grooten aldaar hebben de vrije beschikking over hunne landen, en bepaaldelijk de bevoegdheid ze te verhuren aan Europeanén voor landbouw-onderne
mingen; onder verband alleen dat de pacht-contracten bij de residenten geregistreerd en aan de bekrachtiging van
het Gouvernement onderworpen moeten worden. Die zulke ondernemingen met de Vorsten en grooten sluiten wil, moet aan het Gouvernement toestemming vragen. Ten aanzien van den landbouw in deze vorstendommen zijn alleen eenige opgaven bekend omtrent de landerijen aan Europeanen verhuurd. Geen volledig overzigt is daaruit op te maken, alleen het volgende kan opgegeven worden: Uitgestrektheid der landerijen. Bouws (van 500 vierkante roeden) 60,926. Gemiddelde jaarlijksche opbrengst van: ROL PIEOLB ITN ien ot ate ee NBO SkBn: prol, ot PT eon 16500 Indigo, Amsterdamsche ponden. 165,160. Cochenille n ” £ 740. Tabak, pikol ete oee ez 130.
207
8 5. Particuliere landbouw in het algemeen. Volgens opgaven der gewestelijke besturen zoude voor particuliere rekening op Java, met inbegrip der producten, welke, op gouvernements gronden geteeld, ter beschikking-van de fabrijkanten gelaten werden, uit den oogst van 1849 verkregen zijn:
ROR re een 1 00,0S0 PION, suiker . e « e . . 431,254 U MBO ee are «109,40 pod, coehenille. s zi ss 104,09 u Kl ar ern 7,270 pikols.
B. Andere takken van nijverheid. S 1. Algemeen.
Behalve het maken van zout voor eigen rekening op gouvernements-gebied, met uitzonderingen deswege vermeld onder een ander hoofd van dit verslag, en wat inlanders en Chinezen betreft, behalve het maken van buskruid staat het aan de ingezetenen van Nederlandsch Indie vrij, zich zoodanig middel van bestaan te kiezen, of zoodanigen handel te drijven als zij goedvinden, voor zooverre ten aanzien van eenige punten geene bepalingen om der algemeene bepalingen wille noodig worden geacht.
De Gouverneur-Generaal verleent, even als zulks geschiedt ten opzigte van den landbouw, uitsluitende regten (oetrooijen) voor eenen vastgestelden tijd, op nieuwe binnen het Koningrijk der Nederlanden of zijne Overzeesche bezittingen gedane uitvindingen en wezenlijke verbeteringen in eenigen tak van kunst of volksvlijt.
8 2. Veeteelt.
Op Java en Madura is het slagten van koeijen en van wijfjesbuffels tot de voortteeling geschikt alsmede van witte buffels van beiderlei geslacht, die nog tot den arbeid gebruikt kunnen worden, verboden, op straffe van f 50 boete. Koeijen en kalveren mogen niet uitgevoerd worden uit de Preanger Regentschappen. Paarden, buffels of koebeesten mogen door inlanders en Chinezen in districten waar bazaars bestaan of waarbij de naastbijgelegen bazaars geene 5 paal verwijderd zijn, niet anders
208
dan op die bazaars, en zulks op de vastgestelden marktdagen of op openbare veilingen, verkocht worden; en in districten waar geene bazaars zijn of waar zij onderling 5 paal en verder van elkander liggen, moet de verkoop geschieden òf op de bazaars òf in tegenwoordigheid van het dorpshoofd en twee getuigen, alles onder verbeurte bij overtreding van 5 tot 100 Spaansche matten, onverminderd de straffen op veedieverij. Het verkoopen van paarden door inlanders en Chinezen langs de groote wegen en in de stad en voorsteden van Batavia is echter toegestaan.
De veestapel op Java, met uitzondering van Batavia, Soerakarta, Djokjokarta en eenige particuliere landen, bedroeg in 1849: Buffels 1,440,062. Runderen 522,083. Paarden 365,369.
Van de in de verschillende residentien tot verbetering van het paardenras geplaatste hengsten zijn onderscheidene gestorven of als ongeschikt voor de voortteling publiek verkocht.
De resultaten van het stationeren van hengsten tot verbetering van het paardenras wegen niet op tegen den last, welke de bevolking daarvan heeft; zijnde over geheel Java slechts 133 veulens verkregen. ’
S 3. Mijnbouw.
Behalve de bewerking van tin- en steenkolenmijnen voor Gouvernements rekening, vindt men in Nederlandsch
Indië alleen mijnbouw in Menado en op Borneo. In beide bezittingen namelijk wordt goud gegraven, doch omtrent den toestand dezer ondernemingen bestaan geene
volledige berigten. Op Borneo heeft ook delving van steenkolen voor particuliere rekening plaats (te Koeti), welke zaak in 1848 nog geheel in haar begin was. Om haar aan te moedigen, heeft het Gouvernement den ondernemer vergund eene bepaalde hoeveelheid, tegen den verlangden prijs, te leveren ten behoeve van den lande.
S 4. Vischvangst.
De inlandsche vischvijvers zijn onderworpen aan de belasting (landrente).
209
De visch, over zee, en op andere wijze, aangebragt, is onderworpen aan eene belasting welke verpacht wordt, en dus bij de verpachte belastingen en monopolien te huis behoort.
De vischvangst is een der voornaamste takken van nijverheid van de kustlanden.
Alle statistieke opgaven, welke een denkbeeld van den omvang dezer industrie zouden kunnen geven, ontbreken.
S 5. Scheepsbouw.
Aan den Gouverneur-Generaal is de verpligting opge=legd, om den scheepsbouw op de geschiktste wijze aan te moedigen.
In Nederlandsch Indie zijn in 1849 gebouwd, 9 schepen metende 1430 ton zijnde voor rekening van Europeanen: ttl “bark ‘groote tie, 1404) 468 tonnen;
1 brik (ERAAN, BENE AE Pile LO n voor rekening van Arabieren:
dbatkugtaot stek os-tie metten AO peer
ANDEREN en tete een SR OE vd
voor rekening van Chinezen:
1 schoener groot. …. .. . 72 " 1 I or MORS Lain ueh 32 I 1 1 TEK ALE al 86 "
voor rekening van inlanders: 1 schoener grot... …% 92 I 1 " jp ARD IPTE AAG 70 '
8 6. Onderscheiden handwerken en fabrieken.
Geene fabriekmatige katoenspinnerijen en weverijen mogen in Nederlandsch Indie opgerigt worden zonder vergunning van den Gouverneur-Generaal.
Fabrieken en neringen, welke met fornuizen werken, of meer bijzonder aan brandschade onderhevig, voor de gezondheid schadelijk en voor de in de nabijheid wonenden hinderlijk zijn, en eindelijk die, waar eenig voorwerp vervaardigd wordt, waarop accijns of consumtive belasting verschuldigd is, mogen niet opgerigt worden zonder schriftelijke vergunning van het plaatselijk bestuur.
Het plaatselijk bestuur moet, alvorens vergunning te verleenen de buren hooren en kan aan de vergunning voor
14
210
waarden verbinden in het algemeen belang; echter zorgende de nijverheid der ingezetenen zoo min mogelijk te belemmeren.
Het mag de vergunning niet weigeren dan bij gemotiveerde dispositie, tegen welke de betrokkenen bezwaren kunnen inbrengen bij den Gouverneur-Generaal.
Wanneer het plaatselijke bestuur bevindt, dat van de
voorwaarden, onder welke vergunning is verleend, wordt afgeweken, laat het de verzuimen herstellen; bij onwil
ligheid of herhaalde overtreding trekt het de vergunning in.
S 7. Handel. a. Binnenlandsche.
Markten op particuliere landerijen in Batavia, Buitenzorg, Krawang en Cheribon mogen niet gehouden worden
zonder vergunning van den Gouverneur-Generaal.
b. Over zee tusschen de Nederlandseh-Indische ] bezittingen onderling.
De algemeene verordeningen op den handel over zee tusschen de Nederlandsch-Indische bezittingen onderling berusten op den grondslag, dat het vervoer zooveel mogelijk moet worden bevorderd me: vaartuigen aan Indische ingezetenen toebehoorende, en dat de inlandsche handelaar niet moet worden onderworpen aan al de formaliteiten en belastingen, welke op den Europeschen gelegd zijn. Op dezen handel inzonderheid rust de last van het voorschrift: dat Nederlandsch-Indische schepen, niet gevoerd door inlanders, Arabieren en Chinezen, en metende meer dan 75 koyan, een bepaald getal stuurwans-leerlingen, afkomstig van de Kweekschool voor de Zeevaart te Amsterdam, aan boord moeten hebbeu, of voor elken ontbrekenden leerling f 300 ’s jaars zullen betalen,
Het algemeen beheer, over de zaken betreffende dezen handel,wordt uitgeoefend door den directeur der middelen en domeinen.
Men zie voorts inzonderheid hetgeen gezegd is over het vervoerwezen tusschen de Nederlandsch-Indisehe bezittingen en over de zeebrieven.
211
c. Tusschen Nederlandsch Indie en andere landen.
De grondslagen der bepalingen op den buitenlandschen handel van Nederlandsch Indie zijn dezelfde als die vermeld omtrent inkomende en uitgaande regten.
Het algemeen beheer over de zaken betreffende dezen handel berust bij den directeur der middelen en domeinen.
Voor den grooten handel, dat is voor alle volkeren waar
mede het Koningrijk der Nederlanden in vriendschap leeft,
zijn in Nederlandsch Indie de volgende havens opengesteld.
Batavia, Singkel, Samarang, Baros, Soerabaija, Janjermassing, Riouw, Pontianak, Muntok, Sambas, Palembang, Soekadana, Moeara Kompeh, Macassar, Benkoelen, Menado, Padang, Kema, Tapanolie, Koepang.
Deze openstelling voor den grooten handel neemt niets weg van het verbod der vrachtvaart tusschen deelen van Nederlandsch Indie aan vaartuigen, niet in Nederlandsch Indie te huis behoorende, of met deze gelijkstaande.
In de havens welke niet voor den grooten maar voor den kleinen handel zijn opengesteld, mogen alleen Nederlandsch-Indische en met deze geliijkstaande inlandsche vaartuigen ten handel komen.
De havens van Ambon, Banda en Ternate, in de Moluksche eilanden, zijn voor den grooten handel gesloten en voor den kleinen handel open; een en ander met deze uitzondering, dat Nederlandsche schepen, regtstreeks komende van Nederland, of wel van een Nederlandsch-Indische bezitting, of uit China, in die havens toegang hebben, en dat Nederlandsch-Indische of daarmede gelijkgestelde vaartuigen, van eene vreemde haven komende, er niet worden toegelaten, behalve Chinesche jonken, regtstreeks van China komende.
14*
212
XL. GELDELIJKE REKENPLIGTIGHEID.
S 1. Algemeene Rekenkamer.
Alle collegien of personen wien eenig bestuur van ’s Lands penningen, goederen of eigendommen, of wel van onbeheerde of insolvente boedels, kerk-armen, pensioen- of we
’ ’ duwen-fondsen is toevertrouwd, zijn voor het gevoerde ’ IJ be) beheer rekening en verantwoording schuldig aan eene algemeene rekenkamer, zamengesteld uit eenen president, 4 5 ’ fe) ’ leden, eenen secretaris en verder bureau-personeel. »
Bij die algemeene rekenkamer, berust alzoo het opper
toezigt over de rigtige invordering en verantwoording en over het rigtig gebruik van hetgeen den Lande, of aan boedels welke van 's Lands wege beheerd worden, of aan instellingen onder Gouvernements bescherming staande, toekomt en toebehoort.
Wanneer de algemeene rekenkamer bij het onderzoeken van de aan haar toegezonden verantwoordingen vermeent, dat de eene of andere beschikking over geld of goed door den betrokken rekenpligtige moet worden vergoed, belast zij hem daarmede.
Tegen hare uitspraak bezwaar hebbende, kan de rekenpligtige die bezwaren doen gelden op de wijze hierna vermeld. Maakt hij van dat middel geen gebruik en laat hij de beslissing der kamer onvoldaan, zoo geeft de algemeene rekenkamer van de zaak kennis aan den Gouverneur-Generaal, de Gouverneur-Generaal beveelt de voldoening aan het besluit der kamer, en de opgelegde vergoeding wordt door regtsmiddelen ingevorderd als eene liquide pretensie.
S 2. Commissie van revisie,
De rekenpligtige, die bezwaren heeft tegen eenige uit spraak der algemeene rekenkamer kan, mits binnen drie maanden na ontvangst van haar besluit, aan den Gouverneur-Generaal verzoeken die bezwaren te onderwerpen aan eene commissie, zamengesteld uit den president van het hoog geregtshof van Nederlandsch Indië, den president van den raad van justitie te Batavia, den president der weeskamer te Batavia en twee andere leden, jaarlijks door
213
den Gouverneur-Generaal te benoemen. Deze commissie heet comumnissie van revisie.
Zoodanige verzoeken worden dadelijk, met de bijliggende stukken, aan de commissie gezonden, met last aan de algemeene rekenkamer om alle overige ter zake betrekkelijke bescheiden, welke bij de kamer aanwezig mogten zijn, aan de commissie op aanvraag van deze, te doen geworden.
Bevindt de commissie de bezwaren ongegrond, zoo beslist zij zonder hooger beroep, en hare beslissing heeft kracht van gewijsde. In het tegenovergestelde geval treedt zij met de algemeene rekenkamer in briefwisseling, ten einde de bezwaren op te heffen. Daarin niet slagende, roept zij de uitspraak in van den Gouverneur-Generaal.
8 3. Duur van de rekenpligtigheid.
De rekenpligtigheid duurt vijf jaren na aftreding uit het ambt, voor hetwelk rekening en verantwoording verschuldigd is, doch de rekenpligtige blijft ten allen tijde aansprakelijk voor fraudeleuse en ongeautoriseerde handelingen, door hem gepleegd.
S 4. Borgtogten.
De rekenpligtigen moeten in sommige betrekkingen reäle borgtogten stellen in effecten of hypotheken.
Deze borgtogten worden, na de in $ 3 bedoelde 5 jaren teruggegeven en kunnen dit ook vroeger, namelijk terstond na de liquidatie der verantwoording van den betrokkene, maar onder personelen borgtogt.
Aan de generale directie van finantien is opgedragen de bepalingen op de rekenpligtigheid te herzien, ten einde te beoordeelen of niet vele vormen zouden kunnen worden afgeschaft of vereenvoudigd, in het belang vooral dergenen, die geldelijke zaken met het Gouvernement hebben uitstaan.
GHO Eee
214
TWEEDE AFDEELING, PERSONELE VERORDENINGEN OMTRENT ALLE LANDSDIENAREN IN NEDERLANDSCH INDIE, A. Gouverneur-Generaal.
De Gouverneur-Generaal heeft eene bezoldiging van f 150,000 ’s jaars.
Hij heeft het gebruik van het domein Bloeboer in de adsistent-residentie Buitenzorg, doch de inlandsche regent geniet 1/10 van het rijstgewas.
Hij wordt op ’s Lands kosten gehuisvest.
Te zijner beschikking staan: te Batavia cen hôtel; te Buitenzorg, 36 palen van Batavia en 800 voet hooger gelegen, een buitenverblijf met een uitgebreid park, welk park echter, een botanische tuin zijnde, meer naar wetenschappelijke orde dan tot veraangenaming van den bewoner van het paleis is ingerigt; voorts te Tjipannas, 63 palen van Batavia, gelegen aan den voet van den Megamendong in de Preanger Regentschappen, op 3400 voet boven de zee, een huis met bijgebouwen en tuin.
De Gouverneur-Generaal mag geenen handel drijven, noch voor eigen rekening, noch voor die van anderen ; geen aandeel of belang hebben in eenige scheepsrederij, besteding, leverantie, verpachting van goederen, regten of middelen, of in eenige zaken, waarover met de Indische kas om winst of voordeel eenige handeling wordt aangegaan; geene ordonnantien of schuldvorderingen ten laste van den Lande koopen of voor zijne rekening nemen, met nitzondering van publieke effecten, niet gevestigd op de
Nederlandsche Oost-Indische bezittingen, en in het alge
meen zich geene inkomsten hoegenaamd toeöigenen boven de hem toegestane.
De geschenken, welke hij van inlandsche Vorsten of grooten ontvangt, behooren aan den Lande, en worden uit 's Lands kas gereciproceerd. Wil hij ze behouden, zoo moet de waarde in ’'s Lands kas gestort worden.
BB, Burgerlijke ambtenaren, Lì gvuroPEscum.
De Europesche burgerlijke ambtenaren in Nederlandsch
215
Indie (bij verkorting aangeduid wordende door de Indische ambtenaren) zijn verdeeld in vier categorien, te weten:
1. bezittende het radicaal van ambtenaar der 1ste klasse ;
2. bezittende het radicaal van ambtenaar der 2de klasse;
3. bezittende het radicaal van ambtenaar der 3de klasse;
A, niet bezittende eenig radicaal.
De iste categorie is benoembaar voor alle ambten in Nederlandsch Indie;
de 2de is uitgesloten van de ambten, in welke gevorderd wordt het bezit van den graad van doctor in de regten;
de 3de is bovendien bepaaldelijk uitgesloten van de ambten, van algemeen secretaris, directeur-generaal en directeur van fnantien, commissaris-inspecteur der buitenbezittingen, inspecteur der cultures; gouverneur op de buitenbezittingen; resident op Java en Sumatra adsistent-resident en secretaris op Java en Sumatra; met uitzondering van die uitsluitend met de comptabiliteit belast; controleur bij de landelijke inkomsten en cultures op Java of bij het binnenlandsch bestuur op Sumatra; daarwijders de surnumeraïre ambtenaren bij de landelijke inkomsten en cultures op Java of bij het binnenlandsch bestuur op Sumatra geschikt moeten zijn om de funetien van controleur te verrigten, vloeit hieruit voort, dat de in deze 3de categorie vallende ook moeijelijk tof surnumerair ambtenaar benoemd kan worden ;
de Ade categorie eindelijk is, behalve van al de genoemde, nog uitgesloten van de ambten, aan welke eene bezoldiging van meer dan f 450 ’s maands verbonden is.
In 1849 is echter eenige meerdere ruimte gegund ten aanzien van de voorwaarden, te vervullen voor de verkrijging van eene plaats in de meer begunstigde categorien.
Tot op de uitvaarding van het hieronder te omschrijven Koninklijk besluit van 17 December 1848, waren de voorwaarden namelijk:
voor de Ade categorie: bezit van den graad van doctor in de regten, verworven op eene van ’s Rijks hoogescholen; en daarenboven;
òf 1. aflegging van een voldoend examen bij de Koninklijke academie te Delft in de taal-, land- en volkenkunde van Nederlandsch Indie;
òf 2. bezit van het radicaal van Indisch ambtenaar vóór
216
de uitvaardiging van het Koninklijk besluit van 6 December 1842, Nr. 59;
òf 3. latere toekenning van het radicaal zonder examen te Delft, welke alleen geschieden kan:
a. aan personen op 6 December 1842 bij het Ministerie van Kolonien op de sollicitantenlijst aangeteekend en geschikt bevonden; kunnende deze tot benoeming voorgedragen worden, wanneer behoefte aan Oost-Indische ambtenaren bestaat;
b. aan vóór 1 Januarij 1845 in Nederlandsch Indie aanwezige, in den loop van 1844 het 18de jaer bereikt hebbende, zonen van Oost-Indische ambtenaren en officieren; mits de algemeene vereischten bezittende om tot de dienst te worden toegelaten;
ec. aan alle andere personen in Neerlandsch Indie aangekomen vóór 1 Julij 1843, voor wie het radicaal op goede gronden was voorgedragen vóór of op 1 Januarij 1844;
voor de 2de categorie: df aflegging van een voldoend examen bij de academie te Delft in de onderscheidene vakken van kennis en wetenschap, welke bij die academie worden onderwezen aan hen die zich voor de burgerlijke dienst in Indie bestemmen, òf als 2. en 3. hierboven.
en voor de 3de categorie: algemeene geschiktheid voor de ambten tot welke zij toegang heeft; zijnde verder uitdrukkelijk verklaard, dat men uit haar tot de tweede categorie kan overgaan na aflegging van het voor de 2de bepaalde examen.
Doch bij het bedoelde Koniknlijk besluit van 17 December 1848, lit. BH, is de Gouverneur-Generaal gemagtigd nbij wijze van uitzondering, ter benoeming als ambtenaren der Iste en 2de klasse voor te dragen zoodanige bekwame personen, welke òf den graad van doetor in de regten hebben verkregen, óf wel reeds in ’s Lands dienst werkzaam zijn, zonder het radicaal van Indisch ambtenaar of het diploma der koninklijke academie te Delft te bezitten, maar die door hunne kennis, verkregen ondervinding en erkende verdiensten zoodanig uitmunten, dat het toekomen der gezegde benoeming aan hen mag geacht worden evenzeer het belang van 's Lands dienst te bevorderen als eene onderscheiding te zullen daarstellen voor buitengewone bekwaamheden en ambtelijke verdiensten.”
217
Eene tweede en wel eene gewigtige verandering bevat het Koninklijk besluit van 15 October 1849, Nr. 53 (Indisch Staatsblad Nr. 62), opheffende art. 16 van het pensioen reglement van 1837 (Staatsblad Nr. 50), volgens hetwelk beambten niet bezittende het radicaal van Indisch ambtenaar, in den regel slechts de helft ontvingen van het pensioen, voor het door hen bekleede ambt bepaald.
De genoemde twee Koninklijke besluiten betreffen alzoo elk een onderscheiden gedeelte van het corps der niet met het radicaal begiftigde en vroeger daarvan uitgesloten Indische beambten, dat van 17 December 1848 degenen hunner, die naar de hoogere betrekkingen streven; dat van 15 October 1849 dezulken, die zich met de lagere vergenoegen. í
Ingenieurs van den waterstaat, de civiele gebouwen en
de mijnen, leeraren van de godsdienst, leden der natuur
kundige commissie, onderwijzers in de scholen, eonstructeurs op ’s Lands werven, werktuigkundigen, opzieners, conducteurs, ambachtslieden en in het algemeen alle personen, die zich voor een bepaald vak of beroep aan de Indische dienst verbonden hebben, zijn van al de hiervoren vermelde verordeningen uitgezonderd.
De aanstelling van ambtenaren in bepaalde ambten geschiedt door den Gouverneur-Generaal, uitgezonderd voor de betrekkingen van:
vice-president en lid van den raad van Nederlandsch Indie en president van het Hoog geregtshof van Neerlandsch Indie, — die door den Koning aangesteld worden.
en van klerk of dergelijken indien daaraan een tractament van slechts f 60 ’s maands of minder verbonden is; — die aangesteld worden door de chefs der algemene departementen van bestuur, de hoofden der gewestelijke besturen enz. :
Het bezoldigen der Indische ambtenaren geschiedt naar het beginsel dat behalve de toegelegde jaarwedde, geene andere geldelijke voordeelen van wat aard ook, uit de posten getrokken mogen worden, zoo zij niet uitdrukkelijk zijn toegestaan.
Ter voorkoming van alle misvatting hieromtrent, wordt bij elke benoeming tot eenen post, aan welke andere voor
218
deelen dan de vaste bezoldiging verknocht zijn, het genot dier voordeelen aan den benoemden vergund. Spillagien of overwigten, wanneer die in sommige gevallen worden toegestaan, kunnen nimmer beschouwd worden als voor= deelen aan de ambten verbonden, maar slechts als middelen om verliezen, buiten de schuld der ambtenaren ontstaan, te dekken.
Het drijven van handel en het aannemen van geschenken is den ambtenaar verboden.
Ambtenaren met meer dan eene betrekking belast, genieten voor de bijbetrekking uit ’s Lands kas, in den regel, slechts zes honderd gulden ’s jaars.
Op de tractementen worden voorschotten verleend, bij
eerste in-dienst-treding of bij verplaatsing, ten beloope van
4 maanden voor gehuwden, en 3 maanden voor ongehuwden; welke voorschotten aangezuiverd worden bij maandelijksche betaling, door gehuwden van la, en door ongehuwden van 1/3 van het tractement, hetwelk zij genieten, sedert de derde maand na de aanvaarding van hunne nieuwe betrekking.
Van de tractementen kunnen delegatien naar Nederland geschieden, in dezer voege: elk ambtenaar kan een gedeelte, doch niet meer dan 1/4, door het Gouvernement in Indie doen inhouden, als wanneer het bedrag aan den door hem gestelden gevolmagtigde in Nederland wordt uitbetaald. Die betaling heeft plaats door tusschenkomst van het Ministerie van Kolonien en de Nederlandsche Handelmaatschappij wordt door het Gouvernement in Indic 1 0/o provisie op het gedelegeerde bedrag berekend, ten laste van den delegerenden ambtenaar.
Vrije woning hebben in den regel alleen de hoofden der gewestelijke besturen en de ambtenaren, hen vertegenwoordigende in de gewestelijke afdeelingen, zoo als de adsistent-residenten, controleurs der landelijke inkomsten en cultures, geplaatst in afdeelingen, waar geene adsistent-residenten zijn, enz.
Op dezen regel bestaan voor sommigen controleurs uitzonder ingen.
Elders is reeds aangeteekend dat mindere beambten, des verkiezende, kosteloos geneeskundige behandeling genieten.
219
Bij ziekten of tot regeling van particuliere belangen worden verloven gegeven,
Deze zijn: binnenlandsche (dat is binnen Nederlandsch Indie) of naar Nederland,
Alle verloven van eenigen duur worden verleend door den Gouverneur-Generaal. Omtrent de binnenlandsche is bepaald, dat zij gepaard zullen gaan met behoud van vol tractement, voor de ambtenaren op Java gedurende één, en voor die op de buitenbezittingen gedurende 3 maanden, en dat over den langeren duur der verloven zal genoten worden half tractement, tenzij het Gouvernement in ziekte aanleiding vinde, om ook dan vol tractement toe te leggen.
Emolumenten worden in den regel door verlofgangers niet behouden.
De verloven naar Nederland zijn onderscheiden in 3 klassen, te weten:
1. voor herstel van gezondheid;
2. voor ambtenaren, die minstens vijftien jaren onafgebroken in Indie hebben gediend;
3. voor ambtenaren die minstens 12 jaren in Indie hebben doorgebragt, en aantoonen dat een verlof, om dringende famieliebelangen wenschelijk voor hen is.
Ongesteldheid van vrouw of kinderen kan alleen worden aangevoerd voor een verlof in de 2de en 3de klasse.
Verzoeken van de 1ste klasse gaan voor.
Die met verlof naar Nederland gaat, verliest zijne betrekking (uitgezonderd de door den Koning in bepaalde ambten aangestelden, voor wie alleen het activiteitstraetement gedurende het verlof stilstaat) en treedt in het genot van een verlof-tractement, vastgesteld bij Indisch Staatsblad 1834 Nr. 1. Dit bedraagt voor ongehuwden 10%/0 minder dan voor gehuwden. Voor verloven in de 2de klasse wordt 10/0, en in de 3de klasse 25%/9 minder verloftractement genoten dan in de 1ste klasse.
De verloven naar Europa worden voor geen langeren tijd verleend dan 2 jaren, de uit en tehuisreis daaronder begrepen, maar kunnen in Nederland verlengd worden met of zonder behoud van verloftractement.
De overtogt van Indie naar Nederland geschiedt in
220
zoover voor rekening van het Gouvernement, dat het Gouvernement eene vaste som betaalt in de kosten; het meerdere moet de verlofganger zelf betalen. Ambtenaren wier laatste activiteits-tractement minder dan f 3500 ’s jaars bedroeg krijgen dezelfde tegemoetkoming bij de terugreis anderen doen die geheelop eigen kosten.
Die van verlof uit Nederland terugkeert (behalve, gelijk uit het bovenstaande volgt, de door den Koning in een bepaald ambt aangestelde) valt in de termen van ambtenaren, die buiten hunne schuld ongeplaatst zijn.
Aan zulke ongeplaatste ambtenaren; aan in Nederland benoemde ambtenaren, zoolang zij eene plaatsing in Indie afwachten; aan ambtenaren, uit zekere betrekkingen ontslagen, maar die het Gouvernement later besluit weder te plaatsen, wordt wachtgeld toegekend.
Dit bedraagt voor de pas aangekomenen, in Nederland benoemden, f 150 ’s maands voor ambtenaren der 1ste en 2de, en f 100 ’s maands voor ambtenaren der 3de klasse; voor de overige 1/s van het laatste activiteits-tractement, doch nooit meer dan f 500 ’s maands.
Mindere beambten, niet door den Gouverneur-Generaal aangesteld, bekomen in den regel geen wachtgeld.
Bij reizen in ’s Lands dienst worden reis- en verblijfkosten vergoed naar bepaalde voorschriften. Ambtenaren rcizende tot aanvaarding van een ambt waaraan meer inkomsten verbonden zijn, dan hunne vorige, genieten deze vergoeding niet.
Twintig jaren dienst in Indie geven regt op een pensioen uit ’s Lands kas; onder bijzondere omstandigheden kan de Gouverneur Generaal, behoudens goedkeuring des Konings, pensioen verleenen voor minder dan 20, doch nimmer voor minder dan 12 jaren dienst.
De verordeningen, welke onder ult. 1848 nopens de pensioenen in werking waren, kwamen overigens op het volgende neder:
Voor de berekening der dienstjaren tellen niet mede: dienst vóór het 18de jaar, verlof buiten, of langer dan 6 maanden binnen Nederlandsech Indie, en de tijd wegens
onbekwaamheid of berispelijk gedrag op wachtgeld of on
der suspensie doorgebragt.
221
Militaire dienst te land of ter zee telt mede, indien er geen afzonderlijk pensioen voor genoten wordt.
Het bedrag van het pensioen regelt zich naar eene schaal, bepaald bij Indisch Staatsblad 1837, no. 50, welke hoofdzakelijk voor 20 jaren stelt 1/4, en voor 30 jaren, als maximum 3/g van het hoogste tractement, gedurende 2 jaren genoten.
Om de koloniale kas in de betaling der pensioenen te gemoet te komen, wordt op de inkomsten van iederen ambtenaar in active dienst, ingehouden 2percent, en bovendien bij elke vermeerdering van inkomsten 50 per cent van het meerdere in een jaar.
Degene die bij pensionering nog niet 2 per cent gestort heeft van al zijne inkomsten in actieve dienst, moet het minder gestorte aanzuiveren ten laste van zijn pensioen in 6 jaren.
Bij 's Konings besluit van 15 October 1849, no. 53 (Indisch Staatsblad no. 62), is onder anderen vastgesteld:
dat terwijl vroeger als diensttijd voor het pensioen, alleen dienst in Indie telde, voortaan ook de burgerlijke of militaire diensten in Nederland mede zullen gerekend worden, namelijk twee Nederlandsche dienstjaren voor één Indisch, mits de ambtenaar minstens 12 jaren in Indie gediend hebbe, en zijne Nederlandsche dienstjaren, volgens de in Nederland bestaande verordeningen, bij de berekening van pensioen aldaar zouden zijn toegelaten;
dat voortaan van den tijd, met verlof buiten Nederlandsch Indie doorgebragt, mits zulks tot herstel van gezondheid geschied zij, de helft zal medetellen, doch in geen geval voor meer dan één jaar;
dat, terwijl vroeger de ambtenaar, die eene bevordering genoot, de helft van zijne meerdere inkomsten; gedurende het eerste jaar ten behoeve van 's Lands kas moet laten staan deze storting voortaan geheel zoude vervallen;
dat voortaan de ambtenaar op wachtgeld of met verlof die vroeger de bepaalde gewone korting van 2 per cent moest bijdragen over het laatste activiteits-tractement, dit slechts over het wachtgeld of verlof-traetement zal behoeven te doen.
Het onderhoud der weduwen en weezen van burgerlijke ambtenaren komt niet ten laste van de koloniale kas,
222
maar wordt bekostigd uit een fonds, zamengesteld uit de contributien der ambtenaren, en waartoe allen, zonder onderscheid, gehouden zijn bij te dragen.
Volgens het bestaande reglement en de veranderingen, sedert daarin gemaakt in het Staatsblad van Nederlandsch Indie opgenomen, moest hoofdzakelijk gecontribueerd worden:
69/0 van alle vaste of wisselvallige, van ’s Lands wege toegekende inkomsten, hetzij direct uit ’s Lands kas ge
trokken of geheven op ten behoeve van de Lande gead
ministreerd wordende gelden, voorts van salarissen, aandeelen in boeten enz:
12%/ van het vast of wisselvallig inkomen over de eerste maand bij in-dienst- treding;
80/0 van alle wachtgelden, verlof-tractementen en penRe
81/30%/0 van alle vermeerdering van inkomsten, geslagen over een jaar.
Het pensioen der weduwe wordt berekend naar de som waarover door den man het laatst is gecontribueerd, en bedraagt minstens f 8 en meestens f 160 ’s maands.
De onderstand voor kinderen is meestens (voor 5 kinderen en meer te zamen) f 25 ’s maands en minstens (voor 1 kind) f 6 ’s maands.
Voor kinderen van eenen als weduwenaar overleden ambtenaar of van eene overledene gepensioneerde weduwe wordt betaald: wanneer er 8 of minder kinderen zijn, voor ieder 1/5 van het pensioen voor de weduwe bepaald: voor een of meer kinderen boven het getal van 3, de algemeen bepaalde onderstand.
Het fonds wordt beheerd door 3 onbezoldigde directeuren te Batavia, bijgestaan door eenen eersten en tweeden amanuensis, beiden bezoldigd (te zamen trekkende f 200 ’s maands, waaruit ook schrijfloonen betaald moeten worden), allen deelgenooten van het fonds en door den Governeur-Generaal benoemd.
De directeuren mogen niet behooren tot het ligchaam der Regering.
Alle betalingen en ontvangsten geschieden door tusschenkomst van ’s Lands kas.
223
Omtrent den staat van het weduwen- en weezenfonds der burgerlijke ambtenaren kunnen de volgende aanwijzin
gen gedaan worden.
1839. | 1846. ESE. ESa3. 1843.
‘mmm ! |
Stand van het/ | tonds op 1°.|f 445,920 |f 425,036 |f 394,138 | f 358,136 |f 333,542
Ontvangsten |f 406,557 |f 416,312 [£ 428,170 | f 440,401 |f 447,774
Uitgaven. . In 427,441jn 447,210 (nm 464,172 [vn 464,995 1 512,896 Í |
Meer | | uitgaven. .|f 20,884[f 30,898|f 36,002|f 24,594 f_65,122
| | |
Esa. | 1845. | 1846. | 184%. 1848.
Stand van het | fonds op 1°, |f 268,420 |f 209,096 |f 148,647
| Í |
lac)
129,160 |f 109,420
r 494,923 |f 495,811
5 —
Ontvangsten |f 439,462 |f 447,534 | f 492,193 |
Uitgaven. . rr 498,786 [1 507,983 \n 511,680 [nr 514,663 1 510,203
Meer | | | uitgaven. .|f 59,324|f 60,449|f 19.487 [f 19,740 |f 14,392
Ter toelichting diene, dat met 1 Augustus 1845 de contributie van 5%/ op 6%/oen van 10 %/o op 12%/0 gebragt is. Het kapitaal bedroeg op 1. 1848. . . . f 109,420 Af: het ongunstig slot van dat jaar van. . … 14,392
Saldo op ultimo 1848 . f 95,028
Hier wordt nog aangeteekend, dat het nadeelig resultaat zoo als hier boven blijkt, was:
in USA aen a at area ar a tn 0D: LAD
A ESA pen ie Pk a AA 59324
need De a dere oane 60,449
234
(Met 1. Augustus 1845 begon de verhoogde contributie):
in 1885 „PIME EEG A87
„ 1847 GE NON, 19,740
wr 18AB nee, A SE 14,392
Alzoo gemiddeld: in 1843, 1844en1845. . . 61,652
in 1846, 1847en 1848. . . 17,873
In weerwil der vermindering van het kapitaal, sedert
ultimo 1844 tot ultimo 1847, met f 99,676, zijnde 53 0/o
van het kapitaal op eerstgemelden datum (f 189,356), met
andere woorden: in weerwil dat men in 1848 werkte met
minder dan de helft van het kapitaal, waarmede in 1845
gewerkt werd, heeft de administratie van het fonds over
1848, aantoonende een nadeelig resultaat van . f 14,392 tegenover die van 1845, aantoonende een nadee
lig "deu ltRAEN Werk Mae gt aderkn an 60,449
een gunstig verschil opgeleverd van .… „tf 46,057
Ten aanzien van de burgerlijke personen, in het beheer werkzaam, die, blijkens het hierboven aangeteekende, van de bepalingen op het radicaal van Indisch ambtenaar uitgezonderd zijn, bestonden op ultimo 1849 de volgende
personele verordeningen. Leeraren der protestantsche eeredienst.
Ten hunnen aanzien zijn in 1849 door den Koning nieuwe voorschriften gegeven, volgens welke zij genieten:
op reis naar Imdie tof de aanvaarding van hun ambt, f 150 ’s maands.
bij vertrek” uit Nederland een voorschot van 4 of 6 maanden op dat tractement; gehuwd zijnde daarenboven eene gratificatie van f 600;
vrije overtogt naar Batavia met hun gezin, op den gebruikelijken voet;
gehuwd of weduwenaars, vaders van huisgezinnen zijnde, bij aankomst eene gratificatie van f 500;
tractementen van f 500, f 400 en 300 ’s maands, naar
mate der belangrijkheid hunner standplaatsen; kunnende 7 het eerste,9 het tweede en 4 het derde dezer tractementen genieten:
225
op vaste standplaatsen, vrije woning of schadeloostelling voor huishuur, ten bedrage van uiterlijk f 120 te Batavia, f 100 te Samarang en Soerabaija, en f 60 elders;
na vijf jaren dienst in Indie, genietende f 500 ’s maands, eene verhooging van f 150 's maands, en genietende f 400 of f300 ’s maands, eene verhooging van f 100 ’s maands, na 10, 15 en 20 jaren dienst in Indie weder zoodanige verhooging ;
na 10 jaren dienst in Indie, des verkiezende, vrije overtogt naar Nederland met hun gezin op den gebruikelijken voet, en pensioen van f 120 ’sjaars voor elk jaar Indische dienst, wanneer men minstens gedurende de 2
laatste jaren gestaan heeft op plastsen, waaraan f 500 ’
s maands verbonden is: de overige f 100 'sjaars.
Bovendien kunnen zij pensioen genieten voor Nederlandsche dienst en hun pensioen behouden bij weder-optreding als leeraar in Nederland.
Wat delegatien, verloven, verliezen, reis- en verblijf kosten, onderhoud van weduwen en weezen aangaat, zijn
de algemeene bepalingen omtrent burgerlijke ambtenaren op hen toepasselijk.
Onderwijzers in de Gouwernements-scholen.
Deze trekken, behalve tractement, aandeel in de schoolgelden en na 5 en 10 jaren dienst, verhooging van tractement. Overigens zijn zij onderworpen aan de algemeene bepalingen.
Op de overige bovenbedoelde (van het radicaal uitgezonderde) personen, zijn de algemeene bepalingen mede van toepassing, voor zoover geene bijzondere overeenkomsten met hen bestaan.
IL. INLANDSCHE.
De handhaving van het gezag der inlandsche hoofden over de inlandsche bevolking en de vernaauwing van den band tusschen die hoofden en het Nederlandsche Bestuur behooren tot de voorname beginselen van het Indisch beheer. Alle hen personeel betreffende verordeningen berusten op dien grondslag.
De inlandsche ambtenaren op Java eene bezoldiging
15
226
genietende van meer dan f 50 ’s maands, worden door den Gouverneur-Generaal, de andere door de hoofden der gewestelijke besturen aangesteld en ontslagen.
Deze hoofden zijn verpligt van aanstelling en ontslag tot en uit ambten, aan welke f1 tot f 50 ’s maands verbonden zijn, driemaandelijksche opgaven te doen aan den directeur der cultures, die met de contrôle daarover belast is; en ophelderingen aan de gewestelijke besturen of beschikkingen aan den Gouverneur-Generaal deswege vragen kan.
De titels, rangen of staatsie der inlandsche ambtenaren zijn door het Gouvernement geregeld.
De regenten op Java, die zulks mogten verkiezen, kunnen hunne bezoldiging voor de helft ontvangen in land, dat is: zij kunnen landen in gebruik bekomen, welke op het tijdstip van den afstand aan hen, in de belasting (landrente) zijn aangeslagen, voor zóóveel als de helft van hunne bezoldiging bedraagt. Aan die landen kunnen woeste gronden verbonden worden, tot zoodanige uitgestrektheid, als de omstandigheden en ’s Gouvernements belang veroorloven.
De regenten mogen die gronden tot rijstvelden doen bebouwen en daarvan de landrente voor zich heffen. Zij mogen geene andere vof meerdere lasten van de opgezetenen der afgestane landen vorderen, dan die vóór den afstand, op de bevolking rustten. Zij mogen alleen met de hoofden en oudsten der dorpen overeenkomsten aangaan, strekkende om de bevolking, tegen vrijstelling van landrente, bijzondere diensten te doen bewijzen of de
gronden tot andere cultures dan rijst dienstbaar te doen maken, mits niet handelende in strijd met de adat, Zoo
danige overeenkomsten moeten geregistreerd zijn door de hoofden der gewestelijke besturen, die overigens tegen alle verkeerdheden behooren te waken.
Boven hun traetement bekomen de inlandsche hoofden op Java ook eene percentsgewijze belooning op de aan het Gouvernement geleverde producten voor de Europesche markt.
De inlandsehe hoofden genieten vrije woning op kosten van ’s Lands kas of van de bevolking. Wat de regen
ten op Java betreft is voorgeschreven; Ì 5
227
dat nieuwe woningen, voor hen gebouwd worden voor rekening van het Gouvernement;
dat het gewoon onderhoud van die woningen geschieden moet ten laste van de bewoner, doch zware reparatien, vernieuwingen en verbeteringen ten laste van ’s Lands kas komen;
dat in al deze gevallen en ook ten behoeve van regentswoningen, welke geen Lands-eigendom zijn, zonder betaling gebruik kan worden gemaakt van de bevolking tot het verzamelen van en ruw bewerken der materialen en het verrigten van alle verdere koeliediensten, en dat zoodanige beschikking alleen geoorloofd is op vergunning van den Europeschen besturenden ambtenaar, die geene vergunning daartoe geven mag voor eigendunkelijke verfraaijingen, het aanleggen van vijvers, tuinen en andere zaken van liefhebberij noch voor lustverblijven en dergelijken.
Pensioenen zijn aan de inlandsehe ambtenaren niet als een regt toegezegd. De Gouverneur-Generaal is tot het verleenen van zulke pensioenen bevoegd en verleent ze op grond van personele en politieke beweegredenen.
Alleen in buitengewone gevallen voorziet het Gouvernement in het onderhoud van weduwen en weezen der inlandsche ambtenaren.
De pensioenen aan gewezen inlandsehe regenten uit
’s Lands kas betaald wordende, beloopen ongeveer f 90.000 TC. Kandmagt. [, BUROPESCHE OFFICIEREN.
De officieren der indische landmagt worden na afgelegd examen benoemd door den Koning, of door den Grouverneur-Generaal onder ’s Konings goedkeuring.
Van hunne tractementen kunnen delegatien geschieden als bij de burgelijke ambtenaren.
Met uitzondering van de subalterne officieren der infanterie tot den rang van kapitein ingesloten, bekomen de officieren fouragie voor paarden.
Alle officieren genieten vrye woning of eene indemniteit voor huishuur, benevens kostelooze geneeskundige behandeling met hunne gezinnen.
15%
28
Bij ziekte of tot regeling van particuliere belangen worden verloven gegeven, hetzij binnen Nederlandsch Indie of naar Nederland.
Binnenlandsche verloven voor niet langer dan drie maanden worden Kverleend door den kommandant van het Indische leger, alle andere door den Gouverneur-Generaal of het Opper bestuur in Nederland.
Gedurende binnenlandsch verlof behoudt de officier in den regel zijn vol tractement; en wanneer het verlof dient tot herstel van gezondheid, worden hem buitendien op de reizen, welke hij doet, reiskosten vergoed naar het tarief voor reizen in dienst.
Ook op reizen, niet ondernomen in het belang van gezondheid, worden gemeenlijk die reiskosten vergoed.
De verloven naar Nederland zijn onderscheiden in klassen, als die der burgerlijke ambtenaren.
Gedurende deze verloven staat het tractement enz. stil, en wordt een werlof-tractement toegelegd.
De kortingen, duur der verloven enz zijn even als bij de burgerlijke ambtenaren.
Officieren beneden den rang van majoor genieten dezelfde tegemoetkoming bij de terugreis als bij de heenreis. Aan vele van verlof terugkeerende officieren wordt
het commandement of geleide van een detachement troe
pen opgedragen, hetwelk hun activiteits-tractement gedu
rende de reis verschaft.
De officieren met verlof in Nederland, hebben daar kostelooze geneeskundige behandeling.
De officier die van verlof terug keert, treed in Indie, aanstonds weder in het genot van activiteits-tractement. Officieren die 15 jaren onafgebroken in Indie met onderscheiding gediend hebben, en geschikt geoordeeld worden tot het bekleeden van hoogere rangen, behouden, gedurende het verlof naar Nederland, aanspraak op de bevorderingen, welke hun zonder zoodanig verlof naar Nederland, zouden zijn te beurt gevallen.
Het verleenen van wachtgeld (onder den naam van „onactiviteits-tractement) is bij de officieren eene zeldzaamheid. Het bedrag wordt in elk geval bepaald naar omstandig
heden,
229
Bij reizen in ’s Lands dienst worden reis- en verblijfkosten vergoed naar bepaalde vorschriften.
Alle reizen van officieren, tot aanvaarding van eenige betrekking, zijn reizen in ’s Lands dienst.
Officieren erlangen pensioenen uit ’s Lands kas zonder daarvoor op hunne inkomsten kortingen te ondergaan.
Behalve dit pensioen uit ’s Lands kas, genieten de officieren een verhoogd pensioen uit een fonds, door korting van 5/o op hunne tractementen onderhouden. Het fonds wordt beheerd door 5 directeuren, zijnde 3 hoofdofficieren in activiteit en 2 gepensioneerden, benevens een amanuensis, allen deelgenooten, door den Gouverneur-Generaal benoemd en te Batavia gevestigd. De directeuren genieten geene belooning; de amanuensis f 1200 Ps jaars uit het fonds.
Alle betalingen en ontvangsten geschieden door tusschenkomst van 's Lands kas.
Het kapitaal van dit fonds bedroeg; in 1849 f 445,660
De weduwen en weezen van officieren bekomen pensioen uit een fonds, door bijdragen van de officieren onderhouden, overeenkomstig een reglement.
De gewone bijdrage is 60/0 van de tractementen, gratificatien en pensioenen. Buitengewoon wordt geheven het verschil over 2 maanden bij vermeerdering van inkomsten.
Bij huwelijk moeten bepaalde sommen gestort worden, en gedurende het huwelijk mede bepaalde sommen bij verhooging van rang. Het fonds word beheerd door eene directie te Batavia, zamengesteld uit 5 actief dienende of gepensioneerde officieren, bijgestaan door eenen amanuensis, alle zooveel mogelijk gehuwde of gehuwd geweest zijnde deelgenooten van het fonds, en door den Gouverneur-Generaal benoemd.
De directeuren genieten geene belooning: de amanuensis f 1200 ’s jaars uit het fonds.
Alle betalingen en ontvangsten geschieden door tusschenkomst van ’s lands kas.
Na de vereffening van vroegere zaken, bedroeg het kapitaal van dit fonds in 1849 f 529,089.
Bij de nieuwe door den Koning uitgevaardigde verordeningen omtrent de militaire personen, is tevens een pen
230
sioen uit 's Lands kas bepaald voor weduwen en weezen van officieren, die in den strijd sneuvelen of binnen 6 maanden na verwonding in den strijd aân hare gevolgen overlijden,
Geen officier in Indie kan een huwelijk aangaan zonder vergunning van den Gouverneur-Generaal.
Deze vergunning wordt aan officieren beneden den rang van majoor, in den regel niet verleend, ten zij de verzoeker
kan aantoonen, dat hij, met zijne echtgenoot, bij het aan
gaan van het huwelijk een kapitaal van f 10,000 zal bezitten in of op vastigheden of effecten, waarvan de eigendomsbewijzen, vóór de toestemming van den Gouverneur-Generaal, gedeponeerd moeten worden bij de directie van het weduwen- en wezenfonds.
Ook gepensioneerde officieren in Indic hebben tot het aangaan van een huwelijk de toestemming van den Gouverneur-Generaal noodig, zoo zij niet het deelgenootschap van het weduwen- en weezenfonds willen laten varen, en moeten, om die toestemming te kunnen verwerven, bewijzen van gegoedheid overleggen even als de actief dienende.
u. EUROPESCHE ONDER-OFFICIEREN EN SOLDATEN.
De europesche onderofficieren en soldaten der Indische landmagt worden op 's Lands kosten gehuisvest, gekleed en in ziekte verpleegd, genieten bij engagement en reëngagement (des verkiezende) handgelden, voorts in dienst bepaalde soldijen, die na reëngagement verhoogd worden, en voeding of eene indemniteit in geld voor voeding.
Na langdurige dienst bij verminking door den vijand, of bij beloopen ziels- en ligehaamsgebreken, ìn de dienst verkregen, en daardoor ongeschikt geworden bekomen zij gagement.
Bij ongeschikt worden voor, niet ten gevolge van, de dienst, worden zij kosteloos naar Nederland teruggezonden met eene maand soldij. Een weduwen- en weezenfonds bestaat voor hen niet.
IL INLANDSCHE OFFICIEREN, ONDER-OFFICIEREN EN
SOLDATEN,
Deze genieten, een pensioen of gagement voor langdurige dienst of voor wonden en gebreken. De nieuwe pen
231
sioensverordeningen voor de Europesche militairen zij z00veel mogelijk op hen toegepast, evenwel met minder sommen.
MILITAIRE AMBTENAREN.
Ewe
De militaire ambtenaren verrigten, met militaire rangen, diensten bij de takken van Militair beheer, maar worden beschouwd als burgerlijke personen.
Zij zijn verdeeld in zes klassen, gelijkgesteld: 41ste klasse met rang van kapitein tot de 6de met rang van korporaal. De betrekkingen, door zulke personen bekleed, zijn die van directeur van een hospitaal, hospitaalmeester, spijsverzorger, magazijnmeester, commies, klerk enz.
De militaire ambtenaren der drie eerste klassen en dezulken der andere klassen die meer dan ‚f 60 's maands trekken, worden door den Gouverneur-Generaal, de ove
rige door den kommandant van het Indische leger of
zijnentwege aangesteld.
Gepensioneerde officieren, wien de vereischte bekwaamheid wordt toegekend, komen bij voorkomen in aanmerking voor de posten, aangewezen aan militaire ambtena ren der 3 eerste klassen.
Ten aanzien van voorschotten, delegatien, verloven, pen
sioen, onderhoud van weduwen en weezen, zijn de be| __palingen omtrent burgerlijke ambtenaren op hen van toepassing; wordende bij de berekening van verloftractement en pensioen eene vaste som gesteld voor de bedoelde hun boven het tractement toevallende voordeelen.
De militaire ambtenaren der iste, 2de en 3de klasse | hebben vrijé woning of een schadeloosstelling voor huishuur.
DD. Zeemagt.
[. OFFICIEREN EN MANSCHAPPEN VAN HET NEDERLANDSCH
ESKADER.
Deze blijven in Indie aan de Nederlandsche bepalingen onderworpen. De meerdere betalingen welke zij in
Indie genieten, komen ten laste der Indische kas.
232
II. OFFICIEREN IN SEDENTAIRE BETREKKINGEN VAN HET ZEBWEZEN IN INDIE.
Er zijn eenige betrekkingen in Nederlandsch Indie voor welke, ofschoon aan den wal vervuld, bijzonder zee-officieren gebezigd worden bijv. die van haven- en equipagiemeester op ‚de hoofdplaatsen, directeur van de maritime etablissementen enz.
Bij voorkeur komen voor zoodanige sedentaire posten in aanmerking de officieren, vroeger behoorende tot de koloniale marine, welke in 1838 is opgeheven. Zij be
houden militairen rang, en genieten tractementen of gelijk aan die der voormalige koloniale marine, of zoo als die voor de betrekkingen zijn vastgesteld, en de meeste hebben daarenboven wisselvallige inkomsten. Zij mogen delegeren als de burgerlijke ambtenaren, en bekomen verloven als deze; maar verlof-tractementen, in geval van verlof naar Nederland, volgens eene bijzondere schaal. Zij
zij deelgenooten van het burgerlijk weduwen- en weezenfonds.
II.
NEDERLANDSCHE
WESTINDISCHE BEZITTINGEN.
235
A. Grondgebied.
Nederlandsch Guyana of Suriname is administratief verdeeld in
1. het gebied der stad Paramaribo en hare buitenwijken :
2. de divisiën:
Boven-Suriname en Thorarica;
Para;
Beneden-Commewijne:
Beneden-Cottica:
Mattappica ;
Boven-Commewijne,
Boven-Cottica en Perica, en
Saramacca.
3. de districten Nickerie en Coronie.
De onbepaaldheid van de zuidelijke grenzen van Suriname levert een voornaam bezwaar, om de oppervlakte der kolonie met juistheid te berekenen.
Volgens de laatste berekening, moet Suriname geschat worden op eene oppervlakte van 2812 geographische mijlen.
B. Bevolking.
Volgens de tabellen, bij den aanvang van het jaar 1852 opgemaakt, was het cijfer der bevolking 51440, als:
vrije slaven In de stad Paramaribo en hare buitenwijken, 10074 5669 Op de forten Zeelandia en N. Amsterdam, benevens de verschillende posten, . … - - 1035 104 In de divisiën Boven-Suriname en Thorarica, 118 465 " Parasansen senddegnd =0 EGWS 196 3506 Beneden-Commewijne, . … 66 " Eottioan aans s iin #2 117 Mattappica, … . Boven-Commewijne,
>
Transport 11758 28542
EEE EES
Eph mn
236
Transport 11758 28842
In de divisie Boven-Cottica en Perica,. . 84 4044
” " Saramacca, BRUUS) g 76 2019 n n " Europ. ko
lonisatie, O8
de districten Niekerie, . . Bh 4E 214 1783
nn " Coronie, . . sis ZMG 34 2029 Op het etablissement Batavia (gesticht voor
melaatschen) aan de Coppename, . . 4 19
Te zamen vrije 12283 en slaven 39157
De verschillende stammen der zoogenaamde boschnegers en der Indianen waarvan het cijfer slechts bij begrooting kan worden aangegeven berekend men:
den stam der Aucaners opurnttesder 3,500 hoofden.
Saramaccaners rl ornis 500 ” Sarakrekers. « 300 Bekoe en Moissinga : 350
Indianen zadeh
9,450 hoofden.
In den loop van het jaar 1851 werden 331 slaven vrijÌ J IJ
stgeven, weggeloopen 215, echter teruggekomen 156.
€. Algemeen beh eer
S 1. Gouverneur.
Het hoogste gezag in de kolonie wordt in naam des Konings, volgens een reglement op het beleid der regering aldaar uitgeoefend door eenen Gouverneur, die door den Koning benoemd wordt.
Hij ontvangt de bevelen des Konings, door tusschenkomst van den Minister van Kolonien.
In buitengewone gevallen, wanneer de voorafgaande magtiging des konings niet kan worden afgewacht, kan de Gouverneur na ingenomen advies van den kolonialen raad en op zijne verantwoordelijk heid, zoodanige buitengewone en provisionele maatregelen nemen, als hij naar omstandigheden ten nutte der kolonie noodig oordeelt, mits
bij de eerste gelegenheid een gemotiveerd verslag aan het
237
Departement van Kolonien inzendende ten einde daarop 's Konings goedkeuring te erlangen.
Van al de handelingen van den Gouverneur afzonderlijk, zoowel als van het verhandelde in elke zitting van den kolonialen raad, worden aanteekeningen gehouden, waarvan telken drie maanden afschrift aan het departement van kolonien wordt opgezonden.
Van belangrijke gebeurtenissen en handelingen, betref fende het inwendige bestuur of de buitenlandsche betrekkingen, is de Gouverneur verpligt, ook tusschentijds, met den meesten spoed, aan het Departement van Kolonien kennis te geven.
De Gouverneur mag geene administratien of commissien waarnemen of aandeelen in reederijen van schepen van of op Suriname varende bezitten, noch handel drijven.
De Gouverneur houdt verblijf te Paramaribo, doch begeeft zich naar alle gedeelten der kolonie, waar zijne persoonlijke tegenwoordigheid nut kan stichten. Hij is, bevoegd om bij afwezigheid, of in geval van ziekte, de behandeling van de dagelijksche zaken aan het oudste lid van den kolonialen raad op te dragen.
De Gouverneur mag echter de kolonie niet verlaten zonder daartoe vooraf de uitdrukkelijke magtiging des Konings te hebben verkregen.
8 2. Koloniale raad.
Aan den Gouverneur is toegevoegd een koloniale raad zamengesteld uit:
1, den procureur-generaal:
2, den administrateur van finantien;
3. zes van de aanzienlijkste ingezetenen, zijnde gedeeltelijk grondbezitters in de kolonie woonachtig en gedeeltelijk vertegenwoordigers van afwezige grondbezitters.
Deze zes ingezetenen, welke tot den kolonialen raad behooren, moeten den ouderdom van vijf en twintig jaren bereikt hebben, gedurende ten minste twee jaren in de kolonie hebben gewoond en mogen den Gouverneur tot in den derden graad van bloedverwantschap of zwagerschap niet bestaan.
238
Jaarlijks, en wel op den eersten Januarij, treed een der hiervorenbedoelde zes leden af.
Door den kolonialen raad wordt eene nominatie van drie personen aan den Gouverneur aangeboden om daaruit een nieuw lid ter vervulling van de plaats hebbende vacature te kiezen. Het aftredend lid is herkiesbaar.
De benoeming geschiedt door den Gouverneur provisioneel en onder nadere goedkeuring des Konings. Die benoeming wordt onverwijld kebeagt ter kennis van het Departement van Kolonien.
Indien er tusschentijds eene vacature onder de gemelde zes raadsleden ontstaat, wordt deze op gelijke wijze, als hiervoren is bepaald, vervuld. Het nieuwbenoemde lid neemt alsdan den rang in van dengene, wiens plaats hij vervangt.
De Gouverneur is verpligt het advies van den kolonialen raad in te winnen, zoo dikwerf er nieuwe wetten of bepalingen voor de kolonie Suriname door hem noodig worden geacht. Hij heeft insgelijks de bevoegdheid dit advies te vragen, wanneer hij in gewigtige zaken de voorlichting en raadpleging van den kolonialen raad mogt awel:
Hij roept de raad te zamen en doet dien onder zijn
voorzitterschap vergaderen, zoo dikwijls hij zulks geraden oordeelt. Geene bijeenkomsten van den raad zijn wettig, welke niet door of van wege den Gouverneur zijn gecon
voceerd en gepresideerd.
De raad ingesteld zijnde met het oogmerk om den Gouverneur waar hij zulks noodig mogt achten te adviseren, zoo worden in de ver rgaddrifigen van dien raad geene onderwerpen in deliberatie gebragt, dan die welke door den Gouverneur worden voorgedragen.
De leden van den raad geven, wanneer zulks door -den Gouverneur wordt verlangd, de beweegredenen van hun advies schriftelijk op.
De betrekking van lid in den kolonialen raad is honorifiek.
Bij ontstentenis van den Gouverneur wordt het bewind dadelijk opgenomen door het oudste in rang aanwezige lid van den kolonialen raad, zoo als de opvolging hier
239
boven is aangewezen, welk lid onverwijld moet doen on
derzoeken, of er eene geheime lastbrief des Konings aanwezig is, waarbij in de ontstane vacature is voorzien.
Wanneer zoodanige lastbrief voorhanden is, moet die
in eene vergadering van den raad worden geopend en de
daarbij aangewezen persoon, wanneer hij zich in kolonie bevindt, zoo spoedig doenlijk het ambt van Gouverneur aanvaarden, na den eed in handen van het voormelde oudste lid van den kolonialen raad te hebben afgelegd. Wanneer er geen lastbrief des Konings aanwezig is, of
ook, avanneer de daarbij benoemde persoon zich niet in de kolonie bevindt, aanvaart het oudste lid, na den eed in handen van het op hem in rang volgende aanwezige lid, te hebben afgelegd, de bediening van den Gouverneur adinterim en geniet het daartoe staande tractement, tot dat de Koning over de vervulling van deze waardigheid nader zal hebben beslist.
S 3. Gouvernements-secretaris.
Aan den Gouverneur is toegevoegd een secretaris, onder den titel van gouvernements-seeretaris, benevens het benoodigd personeel.
De Gouvernements-secretaris is, boven de gewone aan zijne betrekking uit den aard der zaak verbonden werkzaamheden, ook belast met het aanteekenen van het verhandelde in de vergaderingen van den raad, terwijl voorts ook de verdere ambtenaren en bedienden der gouvernements-seeretarie ten dienste van den raad staan.
DB. Gewestelijk beheer.
De kolonie Suriname, is buiten de hoofdstad Parama| ribo en hare buitenwijken, verdeeld in acht divisien en twee districten.
In die divisien, zie boven, voert de Gouverneur het beheer door tusschenkomst en met medewerking van heemraden, wier werkkring is bepaald bij het Reglement op de verdeeling der kolonie Suriname in districten, en ter verzezekering der publieke rust en veiligheid in dezelve.
240
Het heemraadschap wordt in den regel in elke divisie waargenomen door eene der zes leden van den kolonialen raad, uit de ingezetenen gekozen.
Het getal der divisien grooter zijnde dan dat der personen tot den post van heemraad verkiesbaar, zoo volgt daaruit, dat twee, of bij ontstentenis meerdere divisien aan éénen heemraad kunnen opgedragen worden, in zoodanig geval zijn deze verpligt, voor elke divisie afzonderlijke boeken te houden, zoo van hunne eorrespondentien, als van alle de bij hen inkomende resolutien en verdere stukken, die hunnen opvolger bij inventaris worden overgegeven.
De Gouverneur is bevoegd de heemraden, ter zake van pligtverzuim of verkeerde gedragingen in. die betrekking als zoodanig te schorsen. Gedurende die schorsing hebben zij geene zitting in den kolonialen raad.
De Gouverneur draagt het aldus opengevallen heemraadschap, onder den titel van buitengewoon heemraad, op aan eenen anderen ingezetenen, geen lid van den kolo
nialen raad zijnde; alles in afwachting van ’s Konings
nadere goedkeuring.
De buitengewone heemraden zijn bevoegd tot het „verrigten van al datgene, ‘wat bij het regerings-reglement en bij de bijzondere instructien aan de heemraden is opgedragen.
De heemraden zijn met het oppertoezigt van het huishoudelijk beheer in de divisien belast, en zorgen alzoo voor eene stipte naleving van alle wetten, publicatien en verordeningen van inwendige policie, inzonderheid wat de behandeling van en goede orde onder de slaven betreft. Zij moeten ook zorgen voor de stipte naleving der plantagie-reglementen.
De heemraden zijn gehouden om den Gouverneur in alle zaken, hunne divisie betreffende, te dienen van consideratien en advies, en alle zoodanige voorstellen te doen als zij in het belang der hun toevertrouwde divisien noodig oordeelen.
Bij oproerigen bewegingen, onder eene of meer slavenmagten, bezitten heemraden de bevoegdheid om óf zelven onverwijld op de plaats het noodige onderzoek te
241
doen bewerkstelligen en maatregelen van voorzorg te nemen, óf bevelen daartoe aan den hierna te noemen eerst aanwezigen burger-officier te zenden.
Van zoodanige oproerige bewegingen wordt de procureur-generaal door heemraden onverwijld onderrigt, ten einde óf op de plaats zelve dadelijk het noodige onderzoek te kunnen bewerkstellingen, óf met overleg van heemraden zoodanige gedelegeerde regtbank te provoceren, als, onder het hoofd Regtswezen, hierna vermeld wordt.
De in de verschillende divisien aanwezige militaire hoofdposten en daaronder behoorende kleinere posten en piketten, ofschoon onmiddelijk onder de bevelen van den Gouverneur staande, moeten echter op de eerste aanvrage der bevoegde burgerlijke autoriteiten, bij onvoorziene voorvallen, de noodige adsistentie verleenen, zoo dikwerf die, in het belang der inwendige rust, of tot handhaving van goede politie wordt gevraagd.
Om dezelfde redenen van tijdelijke of blijvende noodzakelijkheid, heeft de hoogste burgerlijke autoriteit in iedere divisie de bevoegdheid, om aan den Gouverneur voorstellen te doen tot uitbreiding, verplaatsing of versterking der reeds aanwezige militaire posten.
In iedere divisie bestaat eene gewapende burgermagt, o
aan het hoofd, waarvan onder de bevelen van den heemraad, een burgerkapitein geplaatst is.
Deze burgermagt is bepaaldelijk ingerigt tot beteugeling van oproer, zamenrottingen van slaven of andere verstoring der rust en veiligheid in de divisien en wijders om patrouilles zamentestellen tot opsporing van weggeloopen slaven.
Elk vrij ingezeten boven de 18 tot en met 55 jaren in de divisie woonachtig, behoort tot de burgermagt, behoudens de ook elders toegelaten uitzonderingen, ter zake van ligchaamsgebreken als anderzins.
De benoeming van kapiteins en luitenants bij de gewapende burgermagt geschiedt, op voordragt van den heemraad, door den Gouverneur.
Oud-officieren, hetzij uit de divisien, hetzij uit de schutterij of het leger, komen voornamelijk daartoe in aanmerking.
16
242
Tot meerdere versterking der burgermagt in de divisien wordt daaraan een zoodanige aantal bekwame en vertrouwde negerschutters toegevoegd, als, naar eenen bepaalden maatstaf, bij omslag voor iedere plantage is vastgesteld.
De burger-kapitein moet den ouderdom van 25 jaren bereikt hebben en ten minste zes Jaren het beheer over eene plantage hebben gevoerd.
De boeten, voortspruitende uit overtredingen tegen de bepalingen omtrent de burgermagt in de divisien vastgesteld, maken eene afzonderlijke kas uit, waaruit, in bijzondere gevallen, door den Gouverneur, op voordragt van heemraden, eenige tegemoetkoming of indemniteit wordt toegekend aan zoodanige minvermogende vrije schutters, die, bij burger-patrouilles of. voor andere landsdiensten, niet zonder bezwaar, in hunne uitrusting of kleeding, uit uit eigene middelen kunnen voorzien.
Wanneer schutters of kommando-negers, bij het doen van patrouilles of andere gekommandeerde diensten voor het algemeen belang, sneuvelen of zoodanig worden verminkt, dat zij tot verderen arbeid ongeschikt zijn, maakt de heemraad der divisie daarvan rapport aan den Gouverneur, die, met overleg van den kolonialen raad zoodanige indemniteit aan den belanghebbende of zijne nagelaten betrekkingen toekent, als de billijkheid medebrengt.
De twee districten Coronie en Nickerie worden bestuurd door landdrosten. Deze moeten den ouderdom van 25 jaren hereikt hebben, in de Nederlanden of de kolonien van het Rijk geboren of genaturaliseerd en in het hun aangewezen district woonachtig zijn. Hunne functien bepalen zich tot die werkzaamheden, welke met de handhaving der burgerlijke orde, het toezigt op het nakomen ” der wetten, en de bevordering van het algemeen welzijn in betrekking en verband staan. Zij zijn in deze functien ondergeschikt aan den Gouverneur, en worden respectivelijk in de waarneming hunner functien, geadsisteerd door eene commissie van drie ingezetenen, welke den titel voeren van raden, hoofd-ingelanden en wier betrekkingen horonifiek zijn.
De leden dezer commissie moeten ten minste twee jaren
243
in het district aan welks landdrost zij worden toegevoegd gewoond en den ouderdom van 25 jaren bereikt hebben.
De landdrosten bekleeden bij die commissien het presidium, met uitzondering evenwel van van het geval, waarin zich de commissien van hoofd-ingelanden tot regtbanken van ‘enkele politie constitueren, zoo als hierna onder het hoofd Regterlijke magt zal worden aangewezen.
De leden der commissie worden door den Gouverneur benoemd uit een drietal, door de landdrosten opgemaakt; om de drie jaren treedt een der leden af‚ doch is weder verkiesbaar.
De landdrosten houden eon wakend oog op de behandaling der zaken, in hun district en dragen zorg, dat de daaromtrent bestaande verordeningen worden gehandhaafd en voeren het bevel over de militaire magt welke zich in hunne districten bevindt. Zij raadplegen de commissie doch zijn niet gehouden hun advies op te volgen.
Op de gewapende burgermagt in de beide districten zijn toepasselijk al de bepalingen welke voor de andere divisien der kolonien over dit ontwerp zijn vastgesteld. De landdrosten zijn de chefs van deze gewapende burgerwacht en hebben in deze betrekking den rang van kapitein.
In alle spoedvorderende en dringende zaken, waaromtrent bij hunne instructie niet is voorzien, hebben de landdrosten de bevoegdheid, na overleg, des noods, met de commissie van hoofdingelanden, naar hun beste weten te handelen, daarbij zooveel mogelijk in den geest van het regerings-reglement en van dien hunner instructie werkzaam zijnde, onder gehoudenheid om den Gouverneur met de eerste gelegenheid, daarvan en van het door hem ver rigtte naauwkeurige kennis te doen dragen.
De landdrosten zich uit hun district willende verwijderen, behoeven daartoe alvorens de toestemming des Gouverneurs. Bij absentie of dienstverhindering gaan hunne werkzaamheden over op het oudste lid in rang der commissie.
244
ZE. Militair beheer.
S 1. Landmagt.
De Gouverneur is tevens bevelhebber over de land- en zeemagt en van de schutterij in de kolonie.
Het garnizoen bestaat uit drie compagnien van het bataillon jagers Nr. 27, waarbij een bataillons-staf, mitsgaders eene compagnie veld-artillerie; voorts eene compagnie zwarte guides met blanke officieren, en onder-officieren, en een peleton invaliden, in alles te zamen 40 officieren en 800
manschappen. De voormelde sterkte van de Europesche troepen wordt
compleet gehouden door aanvulling uit het moederland en door reëngamenten in de kolonie zelve.
De zwarte guides worden in de kolonie aangeworven, doeh de kompagnie is moeielijk voltallig te houden. De guides zijn voornamelijk bestemd om als roeijers op de verschillende buitenposten te dienen. Het peleton invaliden is eigenlijk als overcompleet aan te merken, daar er van dat corps uit den aard der zaak weinig of geen dienst getrokken wordt.
Tot de dienst bij de schutterij te Paramaribo zijn verpligt alle vrije manspersonen, aldaar woonachtig, van 18 Jaren tot 50 jaar.
De vrijstellingen van die verpligting strekken zich, behalve de ook elders geldende redenen, mede uit tot onderscheidene ambtenaren, geestelijken, onderwijzers, heelen geneeskundigen.
De beoordeeling dezer vrijstellingen is aan eene door den Gouverneur benoemde commissie opgedragen.
In tijden van dringend gevaar, of ook hij het verklaren van Suriname in staat van beleg, moet elk inwoner ven Paramaribo, of die aldaar slechts tijdelijk verblijf houdt, daartoe opgeroepen wordende, de wapenen dragen; alsdan houden ook de meeste vrijstellingen op van kracht te zijn.
Tot de schutterij worden niet toegelaten:
a. die tot eene onteerende straf zijn verwezen of eerloos verklaarden.
245
b, die uit hoofde van wangedrag, onder curatele zijn gesteld.
c. die uit militairc- of schutters-dienst zijn gecasseerd. niet in de schutterij worden
De vrijgelatenen mogen de dagteekening van hun
ingelijfd, dan twee jaren na nen vrijbrief.
De ingezetenen die geen deel uitmaken van de regeling is op
de schut
terij, betalen eene contributie, waarvan gedragen aan eene commissie.
Het beheer van de contributie, boeten geldmiddelen, bestemd om de onkosten der schutterij te dekken en het toezigt over alle schutterlijke administrat oppertoezigt van den Gouverneur opgeadministratie. wordt door den Gouverneur twee kapiteins
en alle andere
tien, is, onder he dragen aan eenen raad van
De raad van administratie benoemd en bestaat uit den kommandant, en drie Initenants, (door den kommandant voorgedragen,) door den kwartiermeester als secre
en wordt geadsisteerd kleeding en wapening des ’
taris, en door den officier van
noodig, als adviserend lid. Buiten den staf moet de schutterij te Paramaribo, vol
gens de formatie, zamengesteld zijn uit vijf compagnien, fe zamen 28 officieren en 500 onderofficieren en manschappen.
De 1e en 2e compagnien zijn de 3, en 4e uit kleurlingen en de dt door blanke officieren gekommandeerd.
De schutterij is bestemd niet alleen, om in tijd van vrede de inwendige rust te helpen handhaven, en tot dat einde, daartoe gelast, de vereischte wachten en piketten fe betrekken, maar ook, om in tijd van oorlog de militaire bezetting te ondersteunen.
De kommandant wordt benoemd door den Gouverneur.
De vacaturen, welke in het corps officieren ontstaan, worden door den Gouverneur vervuld, op voordragt van den kommandant.
Tot officier bij de schutterij kunnen ook, mits met hunne toestemming, worden aangesteld zij, die niet tot het waarnemen van de schutterlijke dienst verpligt zijn, maar
overigens de vereischten daartoe bezitten.
zamengesteld uit blanken; ze uit negers. Deze
laatste wor
246
De leden der schutterij zijn verpligt zich, op eigen kosten, naar het bepaald model te kleeden. Bij onvermogen worden ze uit de kas der schutterij gekleed.
In tijd van oorlog, bij het verklaren van Suriname in staat van beleg, en in het geval dat de schutterij - mobiel is verklaard, genieten de officieren en verdere leden der schutterij welke alsdan effective dienst presteren, tractement, soldij en vivres, of wel schadeloosstelling daarvoor even als de Europesche infanterie in de kolonie. Daarentegen is dan de schutterij ook onderworpen aan dezelfde krijgswetten en strafbepalingen, als de militaire troepen.
De straffen, waaraan de leden der schutterij voor overtredingen tegen de schutterlijke tucht onderworpen zijn, en die door den schuttersraad worden toegepast, bestaan in:
a. geldboeten, niet te boven gaande de som van f100.
b. huis-arrest, met of zonder acces, voor den tijd van 30 dagen;
Cc. provoost-arrest, voor den tijd van 14 dagen;
d. voor zooveel de leden der schutterij betreft welke inferieur aan den rang van officier zijn, degradatie tot eenen minderen rang;
€. cassatie, voor zooveel officieren betreft.
De overtredingen, door leden der schutterij begaan, als: onachtzaamheid, slordigheid en geringe vergrijpen tegen de schutterlijke tucht worden door den kommandant der schutterij disciplinair afgedaan en door hem gestraft:
a. met geldboeten niet te boven grande de som van F20;
b. met huis-arrest, ten langste voor 8 dagen ;
€. met provoost-arrest, ten langste voor 4 dagen.
Behalve de schutterij te Paramaribo, bestaat er nog in elke der divisien, waarin de kolonie verdeeld is, alsmede
in de beide districten eene gewapende burgermagt, welker inrigting hierboven reeds is medegedeeld.
S 2. Zeemagt.
Het Nederlandsche eskader in de West-Indien bestaat uit een 10 à 12 tal oorlogsbodems.
ee
247
F. Regtswezen en politie. IL. BESTANDDEELEN DER WETGEVING. S Algemeene aanduiding.
In de kolonie Suriname wordt regt gesproken krachtens wetten en bepalingen, gedeeltelijk dagteekenend van vóór 1816 en gedeeltelijk na dat tijdstip en door den Koning of in zijnen naam vastgesteld.
De wettelijke bepalingen van vóór 1816 bestaan in besluiten van het voormalige hof van politie en eriminele justitie en van het hof van civile justitie, van beide welke collegien de Gouverneur steeds president was.
De besluiten van het hof van civile justitie betroffen alleen de onderwerpen van het burgerlijk regt of met burgerliijjke regtspleging in verband staande; die van het hof van politie andere onderwerpen.
De besluiten van beide hoven, onder het presidium van den Gouverneur daargesteld en door den Gouverneur goedgekeurd en in de kolonie afgekondigd, hadden kracht van wet.
Geene behoorlijke verzameling dier besluiten is aanwezig, zoodat wanneer men de vroegere verordeningen moet nagaan, men meestal zijne toevlugt moet nemen tot de archiven der voormalige hoven van politie en van civile justitie.
De wettelijke koloniale verordeningen van na 1816, welke in een gouvernements-blad zijn opgenomen en van dien tijd af tot het jaar 1839, in twee verzamelingen zijn uitgegeven, zijn, buiten en behalve de Koninklijke besluiten, welke laatste, zonder medewerking eener andere autoriteit, alleen door den Gouverneur in ’s Konings naam worden afgekondigd, afkomstig:
10, van het hof van politie, hetwelk van af 1816 tot de maand Julij van het jaar 1828 heeft bestaan.
Het toen gebruikelijke formulier van afkondiging was:
„Wij... Gouverneur-Generaal over de kolonie Suriname,
„En (of nmet en benevens”) de raden van politie en eriminele justitie.”
248
In enkele gevallen:
„Wij president en raden in den hove van policie en criminele justitie.”
20, van den Hoogen Raad der Nederlandsche WestIndische bezittingen in Suriname gevestigd, welk hoog collegie van Juliij 1828 tot 1 Januarij 1833 heeft bestaan en door hetwelk de algemeene en bijzondere wetten voor de verschillende Nederlandsche kolonien werden opgesteld.
Dit collegie was te zamen gesteld uit den Gouverneur als president en den procureur-generaal, den controleurgeneraal, den commissaris over ’s Rijks domeinen en den commissaris der inlandsche bevolking als leden.
Het formulier van afkondiging was:
„De Gouverneur-Generaal in rade.”
30, van af het jaar 1833 tot heden, van den Gouverneur, na den kolonialen raad gehoord te hebben.
De Gouverneur oefent alzoo, onder ’s Konings voorafgaande goedkeuring, de wetgevende magt uit, Hij is gehouden omtrent alle onderwerpen van wetgeving den kolonialen raad te hooren, doch beslist daarna alleen op zijne verantwoordelijkheid.
De Surinaamsche openbare verordeningen worden thans uitgevaardigd bij notificatie of publicatie.
Bij notificatie, in zaken van eenvoudige politie, waaromtrent geene zwaardere straffen worden bepaald, dan boeten van acht gulden en gevangenis van acht dagen, en zonder verpligting voor den Gouverneur om ze aan de goedkeuring des Konings te onderwerpen.
Bij publicatie in zaken van anderen en meer belangrijken aard, die, alvorens van kracht te kunnen zijn, door of van wege den Koning moeten zijn goedgekeurd.
Het formulier van uitvaardiging is, na het opschrift: „In naam des Konings,” het volgende:
„De Gouverneur der kolonie Suriname,
nAllen die deze zullen zien, of hooren lezen, salut doen te weten:
nIn overweging hebbende genomen, dat enz.
„Hebben goedgovonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze.”
Alle door den Gouverneur te arresteren wetten, regle
249
menten en bepalingen, zoowel als alle andere door hem te nemen besluiten, moeten door hem worden geteekend en daarenboven door den gouvernements-secretaris ter ordonnantie van den Gouverneur worden gecontrasigneerd.
8 2. Burgerlijk en handelsregt.
In de kolonie Suriname bestaat thans nog het oudHollandsche regt, meerendeels zoo als het in den aanvang dezer eeuw in de provincie Holland en West-Friesland van kracht was, met eenige wijzigingen, deels afkomstig van de voormalige Staten van Holland en West-Friesland, zoo als bij voorbeeld de verordeningen op het stuk van erven ab intestato, deels afkomstig van de verschillende autoriteiten, bij welke in de kolonie de wetgevende magt berustte, en ook wel gewijzigd door gebruiken en gewoonten.
S 3. Strafregt.
Het strafregt is hetzelfde als dat, hetwelk vroeger in Nederland bestond. In de kolonie Suriname is alzoo de voornaamste strafwet de Carolina. Voorts gelden ook daar eenige der oude plakkaten van de Staten van Holland en West-Friesland, en is ook daarbij het Romeinsche regt niet zonder invloed.
Er zijn voorts vele koloniale verordeningen, straf bepalingen op eenige misdrijven inhoudende, waarvan eene der voornaamste is eene publicatie van het jaar 1831, houdende strafbepalingen op het feitelijk geweld.
8 4. Regtsvordering.
Voor het geregtshof te Suriname wordt gevolgd de practijk die vroeger voor het Hof van Holland in gebruik was, met eenige wijzigingen echter, daarin gebragt bij een reglement op de manier van procederen, in de vorige eeuw gearresteerd, afkomstig van den Gouverneur en raden van het hof van justitie.
Het alom bekende werk van wan der Linden, nVer
250
nhandeling over de judiciele praktijk,” wordt hoofdzakelijk ten deze gevolgd.
8 5. Strafvordering.
Bij het geregtshof wordt ten dien aanzien gevolgd de wijze van procederen, welke vroeger in de Nederlanden bestond en wel de stijl van procederen van Philips, Koning van Spanje waarin echter wijzigingen zijn gebragt door de representanten van het volk van Holland en Zeeland, bij beesluit van 10 October 1798, welk besluit, inhoudende een reglement volgens hetwelk zal worden geprocedeerd tegen zoodanige gevangenen die tot geene confessie der misdaad of misdaden hun door den publieken aanklager ten laste gelegd, kunnen gebragt worden, bij publicatie van 30 October 1827, n°. 5, in de kolonie Suriname in werking is gebragt.
Bij het collegie van kleine zaken wordt de wijze van procederen gevolgd bij de 1ste bijlage van de publicatie van 24 Julij 1828, Gouvernementsblad n°. 3, vastgesteld, welke meerendeels gelijk is aan die, welke vroeger hier te lande voor de vrederegters ter zake van overtredingen gevolgd werd.
$ 6. Militaire wetten.
De militairen zijn onderworpen aan de Nederlandsche militaire wetgeving, en voor de gevallen, die bij de Ne derlandsche militaire wetboeken niet zijn voorzien, aan het oud-Hollandsche strafregt, zoo als het in de kolonie wordt toegepast.
BURGERREGT,
Door burgerregt wordt verstaan de bevoegdheid tot het genieten van al die voorregten, welke aan burgers der Nederlandsche West-Indische gewesten zijn toegestaan.
Die voorregten zijn de navolgende:
a. verkiesbaarheid tot ambten en bedieningen van welken aard ook, hetzij honorair of lucratief;
251
b. het bezitten en voeren van vaartuigen onder Nederlandsche vlag, en zulks onder zoodanige bepalingen, als dienaangaande in iedere kolonie zijn vastgesteld, of nader vastgesteld zullen worden;
c. het in eigendom bezitten van onroerend goed;
d. het verkrijgen van een patent tot de uitoefening van eenig beroep, voor zooverre dit wordt gevorderd;
e. het te regt staan voor geen andere regters of regtbanken, dan die door de algemeene wet zijn daargesteld ;
f. het niet arrestabel zijn voer burgerlijke sehuldvorderingen, tenzij ten gevolge van een vonnis hetwelk in kracht van gewijsde is overgegaan;
g. het genot van alle andere voorregten die de wet aan burgers boven andere personen mogt toekennen;
Het burgerregt der ouders is gemeen aan hunne kinderen, mits in de kolonie persoonlijk woonachtig.
Nog worden als burgers erkend:
a. alle ambtenaren van wege den Koning uitgezonden ;
b. burger-kinderen, die uit de kolonie vertrokken doch vóór hun 23ste jaar aldaar met der woon teruggekeerd ;
ec. vreemde vrouwen welke met burgers huwen;
d. personen, welke wettige brieven van vrijlating ontvangen, twee jaren nadat de brieven van vrijdom aan hen zullen zijn uitgereikt, en zij met overlegging van bewijzen van goed gedrag, daartoe aanzoek zullen hebben gedaan. Zij worden inmiddels als ingezetenen der kolonie beschouwd.
Het burgerregt wordt insgelijks verleend aan:
a. alle personen, welke, met een paspoort van wege den Koning voorzien, in de kolonie aankomen en hun vast verblijf aldaar vestigen;
b. alle personen, welke, het burgerschap in eene andere Nederlandsche West-Indische bezitting hebbende, in deze kolonie aankomen, om aldaar hun vast verblijf te nemen en voorzien zijn van een paspoort, afgegeven door het hoofd des bestuurs dier bezitting;
c. aan alle geboren of genaturaliseerde Nederlanders, welke, hoezeer niet in de kolonie woonachtig, eigenaren zullen worden van eenig in de kolonie gelegen onroerend goed,
252
Schippers, met behoorlijke zeebrieven voorzien, welke van het moederland op de kolonie of van de eene West Indische kolonie op de andere onder Nederlandsche vlag varen, worden gedurende den tijd, dat zij met den door hen gevoerden bodem in de haven of ter reede van de kolonie vertoeven, als burgers derzelve aangemerkt. Dit is ook het geval met de tot hunne bodem behoorende en op de monsterrol bekende schepelingen.
Nederlandsche militairen, zoo te land als te water, in de kolonie garnizoen houdende, deelen met hunne vrouwen en kinderen, in al de aan het burgerregt verbondene voordeelen, voor zooverre geene bijzondere, tot den militairen stand betrekking hebbende verordeningen hun daartoe in den weg staan.
Schippers en hunne schepelingen, benevens de militairen en hunne vrouwen, behoeven niet in het burgerregister ingeschreven te worden, tenzij ze tevens eigenaren mogten zijn of worden van eenig in de kolonie gelegen onroerend goed.
Wanneer echter weduwen van overledene militairen zich het voortdurend genot van het burgerregt willen verzekeren, moeten zij zich in het burger-register laten inschrijven.
Al degenen, welke niet vallen in de termen hierboven vermeld; en verlangen om burger in de kolonie te worden, moeten aan den Gouverneur daartoe aanzoek doen,
na overgifte van het bewijs: a. dat men gedurende een jaar en zes weken in de
kolonie Suriname verblijf gehouden heeft;
b. dat men tot dat verblijf heeft admissie tot inwoning ;
c. dat men een vast middel van bestaan bezitte;
d. dat men door eene verklaring van drie burgers, behoorlijk blijken doe van goed, rustig en vreedzaam gedrag;
e. dat men doe blijken aan geen der landskantoren iets schuldig te zijn uit hoofde van eenige belasting;
f- dat men aantoone, waar men geboren is en waar het laatst gewoond heeft.
De Gouverneur, de opgenoemde stukken in orde bevonden hebbende, verleent aan de verzoekers, wanneer hij
253
overigens geene bedenkingen heeft, de brieven van admissie tot het burgerregt.
Het burgerregt wordt verloren :
a. door cene afwezigheid behoudens uitzondering van drie achtereenvolgende jaren uit de kolonie;
b. door het ophouden van de oorzaak, waarop het burgerregt was gegrond.
Wie zich meer dan een jaar en zes weken in de kolonie heeft opgehouden, zal, in elk geval verpligt zijn tot de betaling van alle directe of beschrevene belastingen, alsmede tot het presenteren van de schutterlijke dienst, zonder daarom te deelen in de voorregten aan het burgerregt verbonden.
Mer hoofd-secretarie van de kolonie wordt een burger
register gehouden, ter inschrijving van al wie geacht wordt
het burgerregt te bezitten.
Al wie het burgerregt bekomt, is verpligt trouw aan den Koning en eerbied aan het hoofd des bestuurs en verdere autoriteiten, mitsgaders behartiging van het welzijn der kolonie, bij eede te beloven.
Alle middelen van bestaan zijn geoorloofd behoudens de beperkingen in het algemeen belang.
III. REGTERLIJKE MAGT.
De regtspleging wordt uitgeoefend door:
het geregtshof van Suriname;
het collegie van kleine zaken;
de regtbanken van hoofd-ingelanden in de districten;
het collegie van commissarissen voor het departement der onbeheerde boedels;
het bestuur der kolonisatie,
en het militair geregtshof en de krijgsraden.
8 1. Geregtshof van Suriname.
Het is zamengesteld uit een president; drie leden en
een griffier, — welke allen den graad van doctor in de
beide regten moeten bezitten. Geen der leden wag noch aan een ander lid, noch aan
ri he
254
den Gouverneur-Generaal bestaan in den derden graad van bloedverwant- of zwangerschap.
Voor dit geregtshof worden gebragt alle zaken welke inde kolonie Suriname een onderwerp van regterlijke beslissing kunnen uitmaken, hetzij civile, of eriminele.
Het geregtshof velt vonnis in civile zaken met drie en in eriminele zaken met vier leden; — in beide gevallen de president daaronder gerekend.
Bij het staken der stemmen wordt het vonnis gewezen ten voordeele van den beklaagde. Overigens volgt het geregtshof zijner werkzaamheden, de instructie van 22 Maart 1843, behoudens de wijzigingen vervat in de publicatie van 21 Junij 1847.
Ingeval bij de behandeling van criminele zaken, alsmede van zoodanige burgerlijke zaken, welke ter eerste instantie bij het geregtshof zijn aangebragt, een der leden van het geregtshof door ziekte of andere verhindering geene zitting kan nemen, treedt een der leden en wel de oudste in rangorde van het collegie van kleine zaken als plaatsvervanger op.
Alle civile vonnissen door het geregtshof geslagen, moeten de beweegredenen bevatten, waarop ze zijn gewezen.
In alle eriminele vonnissen zonder onderscheid, ten laste van eenen beschuldigde gewezen, moet de misdaad worden uitgedrukt en omschreven, met vermelding der regtsgronden, waarop de uitspraak berust.
Alle vonnissen worden in naam des Konings en met opene deuren uitgesproken.
De exeeutie van eenig vonnis in strafzaken gewezen, hetwelk in kracht van gewijsde is gegaan, kan alleen worden opgeschort door een aanzoek van of namens den veroordeelde ter bekoming van gratie of verzachting van straf, ingediend aan den Gouverneur, omtrent hoedanig aanzoek de Gouverneur beslist, zoodanig als hij vermeent te behooren, na consideratie en advies van den procureurgeneraal en van het geregtshof te hebben ingewonnen.
Voor het overige mag geen politiek gezag eenigen invloed op de raadplegingen en handelingen van het geregtshof of van deszelfs commissarissen uitoefenen; maar moet in de kolonie Suriname vrij, onafhankelijk en
255
onbelemmerd regt worden gesproken en uitgeoefend.
Het geregtshof beslist over alle verzoeken, strekkende om iemand wegens wangedrag of krankzinnigheid onder curatele te plaatsen of hem de administratie van zijne goederen te ontzeggen, of wel voor eenen bepaalden tijd in regterlijke custodie te stellen.
Het hof dient den Gouverneur van consideratien en advies op alle verzoeken om surcheance van betaling, doch is bevoegd tot het verleenen van beneficie van inventaris, van cessie, van atterminatie en mandementen van inductie,
Het mag geen vonnis vellen in civile zaken, waarin
de Staat, de kolonie, de openbare stichtingen, de open
bare orde, minderjarigen, afwezigen of onder-curatele gestelden, zijn betrokken, tenzij het publiek ministerie in deszelfs eonclusien zijn gehoord, op poene van nietigheid.
Het zal regtspreken in zaken van strandvonderijen, ook over buit en prijzen in welke het Gouvernement aanlegger of verweerder mogt zijn.
De president van het hof is verpligt te adsisteren bij de vertrouwelijke conferentie, waartoe de Gouverneur hem zal roepen en om daarin te dienen van zijne consideratien en advies over de behandelde onderwerpen.
Een reglement regelt het hooger beroep aan den Hoogen Raad van vonnissen in burgerlijke zaken gewezen door het geregtshof in Suriname.
Collegie van kleine zaken.
Dat collegie bestaat uit:
een president, die doctor in de beide regten zijn moet;
twee ongegradueerde assessoren, en een griftier;
De president, de leden en de griffier mogen elkander in den derden graad van bloedverwantschap of in den tweeden van zwangerschap niet bestaan.
Alle civile zaken, onder f 300, zoo ook alle strafzaken, welke eene beperking der persoonlijke vrijheid voor den tijd van hoogstens één jaar kunnen ten gevolge hebben, zullen ter eerster instantie door het collegie van kleine zaken beregt worden.
Van de uitspraken van dit collegie kan men in appel komen bij het geregtshof van Suriname.
256 S 3. Regtbanken van gedelegeerde heemraden.
Voor zooverre twee of meer heemraden daartoe in bijzondere gevallen door den Gouverneur zullen worden gecommiteerd, maken deze eene gedelegeerde regtbank uit, zoo dikwerf de verstoorde rust of oproerige bewegingen in de buiten-distrieten eenig regterlijk onderzoek noodzakelijk maakt.
Deze regtbank stelt dit onderzoek buiten vorm van proees te werk en is bevoegd zoodanige straffen op te leggen, als waartoe het collegie van kleine zaken bevoegd is.
S 4, Regtbanken van hoofd-ingelanden in de districten,
De speciale commissien, elke van drie ingezetenen, welke onder den titel van rraden-hoofd-ingelanden” in de distrieten aan de landdrosten zijn toegevoegd, constitueren aldaar burgerlijke regtbanken, ter welker cognitie worden gebragt alle civile zaken, onder f150; alsmede regtbanken van enkele politie, ten einde regt te spreken over alle misdrijven, welke volgens het regt en den aard der
zaak met geene hoogere straf, dan voor vrije personen eene boete van f 100, en voor slaven eene correctie van 100 slagen kunnen worden achtervolgd.
In de gevallen, wanneer zich de eommissien van hoofdingelanden tot regtbanken van enkele politie constitueren, wordt het publiek ministerie door de landdrosten waargenomen, terwijl de functien van president overgaan op den oudsten raad-hoofdingeland.
De commissie van hoofdingelanden, als burgerlijke regtbank en als regtbank van enkele politie fungerende, mag nimmer uit minder dan drie leden bestaan. Wanneer een of meer leden mogten komen te ontbreken, hebben de landdrosten de bevoegdheid, een of meer ingezetenen tot raad-hoofdingeland ad hoe te benoemen. In de regtbank van enkele politie, geschiedt zoodanige benoeming door den oudsten raad-hoofdingeland.
In de behandeling der hierboven vermelde aan hen opgedragene regtszaken, moeten de landdrosten en de eommissien van hoofd-ingelanden zooveel mogelijk dezelfde
regelen, bepalingen en vormen in acht nemen, als het collegie van kleine zaken ten aanzien van de ter zijner cognitie gebragt wordende strafzaken.
Van alle uitspraken en vonnissen, welke bij de commissie van hoofdingelanden vallen, kan binnen den tijd van 10 dagen na de uitspraak van het vonnis, appel worden aangeteekend aan het collegie van kleine zaken te Para
maribo.
S 5. Collegie van comimissarissen, voor het departement
van onbeheerde Bnedels.
Commissarissen, oefenen in hunne betrekking regtsmagt uit, aangezien zij bevoegd zijn tot het opmaken van een uitspraak, bij hetwelk in de boedels, welke aan die administratie devolveren, de preferentie en de eoncurentie der betrokkene erediteuren geregeld wordt, en waarbij tevens over de waarde of onwaarde der voorgestelde debatten wordt beslist en de rekening en verantwoording gearresteerd.
Commissarissen hebben de bevoegdheid om, alvorens tot die uitspraak over te gaan, partijen voor zich te doen verschijnen, en zoodanige propositien te doen, als zij ter bereiking van de vermelde einden doelmatig zullen achten.
Fvenzoo bezitten zij de bevoegdheid om justificatie van eenig in de beschrijving gebragte schuldvordering te gelasten, ten welken einde de crediteuren, welke aanteekening van zoodanige schuldvordering hebben gedaan, kunnen worden gedagvaard, om van zoodanige nadere justificatie en verifieatie, te doen blijken.
Wanneer de uitspraak gereed is, wordt deze, even als de vonnissen van andere regts-collegien, met opene deuren uitgesproken.
Van de door de commissarissen gegevene uitspraken valt,
zonder onderscheid van het bedrag der boedels, beroep aan het geregtshof der kolonie. 1
taden-commissarissen, welke het vonnis ter eerster instantie gegeven hebben, mogen over zoodanige reauditie niet zitten.
258 S 6. Bestuur van kolonisatie.
De beslissing van alle burgerlijke geschillen tusschen de kolonisten onderling, is aan de bestuurderen opgedragen, die daarin regt spreken, na het gevoelen van den raad van oudsten te hebben ingewonnen.
Van die uitspraken is geen hooger beroep aan de regt
banken te Parimaribo toegestaan, dan wanneer de zaak in
geschil eene waarde heeft van meer dan f300,—.
S$ 7. Militair geregtshof en krijgsraden.
Het militair geregtshof in Suriname bestaat uit den president van het geregtshof, als president, de twee op den president in rang volgende leden van het geregtshof, en vier officieren van het garnizoen te Suriname, door den gouverneur daartoe benoemd. Deze officieren nemen, zoolang zij leden van het militair geregtshof zijn, geene zitting in de gewone krijgsraden.
Door den Gouverneur wordt, mede uit de officieren van het garnizoen, een regter-plaatsvervanger benoemd, om, bij afwezigheid, door ziekte of andere beletselen, van eenen der militaire regters, zitting te nemen.
Deze benoemingen blijven geldig voor één jaar, wettige redenen van verhindering uitgezonderd.
Het staat den Gouverneur vrij om de afgetredene leden op nieuw voor een volgend jaar te benoemen.
Bij ontstentenis van een genoegzaam aantal dienstdoende officieren van het garnizoen, zijn ook gepensioneerde offi eieren benoembaar.
De griffier van het geregtshof in Suriname is ook als zoodanig bij het militair geregtshof werkzaam, en ook de verdere geëmploijeerden van dat hof zijn, waar zulks noodig is, ten dienste van het militaire geregtshof.
De officieren welke het militaire geregtshof helpen uitmaken, moeten den ouderdom van 25 jaren bereikt hebben, en mogen elkander onderling, noch aan de overige leden, noch aan den advocaat-fiscaal bestaan tot in den derden graad van bloedverwantsehap of den tweeden graad
259
van zwagerschap. Zwagerschap gedurende den tijd der bebediening opgekomen, is geene reden van uitsluiting.
Het militair geregtshof vergadert eenmaal in elke maand.
Bij verhindering van den president, of bij vacature wordt zijn post waargenomen door het hem in rang volgend lid.
Tot het wijzen van vonnissen, en beslissing over eenige zaak, moeten in de vergadering van het militair geregtshof altijd drie militaire en twee burgerlijke regters tegenwoordig zijn.
Hoezeer de militaire regtspleging in de kolonie ter eerster instantie door de respective krijgsraden wordt uitgeoefend en het militair geregtshof regt spreekt in hooger beroep, zoo staan ter eerster instantie er voor te regt:
1. alle hoofdofficieren van de landmagt,
3. de auditeurs-militair bij de respective krijgsraden,
3. de monster- of onder-monster-commissarissen,
A. de commiesen van ’s Lands militaire magazijnen of arsenalen,
5. de provoost-geweldigers met hunne stokkeknechts ,
6. alle militairen, van welken rang ook, die zich ter purgie stellen.
De officieren, zonder onderscheid van rang, welke het bevel hebben gevoerd in eenige West-Indische bezitting of sterkte, die aan den vijand is overgegaan, staan ter eerster instantie teregt voor het hoogste regtscollegie in de Nederlanden.
Het militair geregtshof in Suriname oefent, mede ter eerster instantie, zijn judicature uit, wanneer het door een bijzonder Koninklijk besluit daartoe uitdrukkelijk wordt gelast, ook wanneer bij het onderzoek der beschuldiging ten laste van officieren en ambtenaren, mogt worden bevonden, dat daarin andere personen van minderen rang betrokken zijn, en dat alzoo de dienst der justitie vereischt, dat de zoodanigen, uit hoofde der medepligtigheid, ook voor dit hof te regt gesteld worden; zullende al degenen, welke uit dien hoofde door het hof mogten begrepen worden ter eer
ster instantie aldaar te regt te moeten staan, verpligt zijn
zich aan zijn regtspraak te onderwerpen. Het mag, zoo min als de krijgsraden, regt spreken over U)
260
zoodanigen, die gemeenschappelijk een delict hebben gepleegd met andere personen, welke te regt staan voor den bur
iijken regter of in dat delict zijn betrokken. Dusdanige militairen en ambtenaren worden, uithoofde der connexiteit, aan den burgerlijken regter overgegeven, of ter judicature overgelaten.
Het oordeelt voorts, bij wijze van hooger beroep, over alle gewijsden van de respective krijgsraden in de Nederlandsehe West-Indische bezittingen, welke daarvan niet zijn uitgezonderd.
Het heeft desgelijks de approbatie van alle vonnissen der respective krijgsraden in de voormelde bezittingen, welke bij de wet niet speciaal zijn uitgezonderd.
Geene vonnissen, door krijgsraden in de kolonie Suriname gewezen, moeten worden ter executie gelegd, dan na door het militair geregtshof te zijn geapprobeerd, terwijl geene doodvonnissen mogen worden ten uitvoer gebragt, dan na verlof van den Gouverneur.
Alle vonnissen van eriminelen aard, vervallen- verklaring van den militairen stand, of waarvan beroep plaats heeft, moeten, met de daarbij behoorende processtukken, worden opgezonden aan het militair geregtshof, om daarmede te handelen overeenkomstig zijne instructie.
Aan het hof valt beroep:
1. van alle vonnissen, waarbij door de krijgsraden bij de landmagt enkel op convictie is regt gedaan;
2. van alle vonnissen, bij de krijgsraden gewezen, op eene door den beklaagde beweerde onbevoegdheid van den
regter, om over zijne zaak informatien te nemen of uitspraak
te doen.
Hiervan zijn uitgezonderd de vonnissen, welke bij de krijgsraden in eene geblokkeerde of belegerde bezitting worden gewezen; zullende niettemin de originele vonnissen met al de stukken daartoe behoorende, zoo spoedig mogelijk aan het hof worden toegezonden, om ter griffie van hetzelve te worden bewaard, onder de noodige voorzie
ningen.
8 8. Openbaar ministerie.
Het openbaar ministerie js belast met het waarnemen van het regt der Hooge Overheid, treedt diensvolgens als openbare aanklager op tegen alle overtredingen en misdrijven, welke in de kolonie mogten worden begaan en ter zijner kennis komen, en is tevens de zaakwaarnemer van het koloniaal Gouvernement, zoo dikwijls zijne belangen eenige regterlijke beslissing vorderen. Het publiek ministerie wordt uitgeoefend, zoo bij het geregtshof als bij het collegie van kleine zaken en de regtbanken van gedelegeerde heemraden, door of namens den proeureur-generaal. Aan den prokureur-generaal is een lands-advoecaat toegevoegd.
Bij de regtbanken van ho fdingelanden in de districten zijn de landdrosten met de waarneming van het publiek ministerie belast.
Bij het militair geregtshof wordt het vervuld door of namens den procureur-generaal van het geregtshof te Suriname. In deze betrekking voert de proeureur-generaal den titel van advocaat-fiscaal.
De procureur-generaal moet gegradueerd zijn, den ouderdom van 25 jaren bereikt hebben, en mag den president en de leden van het geregtshof en van bet militair geregtshof, zoo ook aan den Gouverneur, in den derden graad van bloed
verwantschap niet bestaan.
De proeureur-generaal mag geenen handel drijven noch
eenige administratie over plantagien als anderzins voeren, geen zaakgelastigde zijn, zich noch met executie van cenigen boedel, noch met voogdijen of curatelen belasten, tenzij wanneer hem de testateur of de ouders van den pupil of curandus in den derden graad van bloedverwantschap of den tweeden graad van zwagerschap mogten hebben bestaan. Hij is belast met de zorg voor de executie der vonnissen, welke zoo door de geregtshoven als door de commissarissen zijn gewezen, en gehouden den Gouverneur, z00 mede het geregtshof te dienen van consideratien en advies in alle zaken, welke te dien einde in zijne handen worden gesteld.
Hij oefent de hem bij de wet toegekende surveillance uit
em ld en
262
over de gezworen kierken en de exploiteurs bij het geregtshof,
IV. Pourrie. S 1. Algemeen en gewestelijk beheer.
De procureur-generaal is geplaatst aan het hoofd der
politie. Hij is als zoodanig in het algemeen verpligt tot
de naauwkeurige handhaving van alle keuren, publicatien en wetten, welke tot de dagelijksche politie betrekking hebben, hetzij ze de veiligheid en gezondheid der ingezetenen, het behoud der openbare rust en de ongestoorde uitoefening van elks regten beoogen, of met eenig ander onderwerp van algemeen belang in verband staan. Diensvolgens is hij verpligt de strenge hand te houden aan de koloniale vorderingen, welke ten aanzien van reinheid en onderhoud van straten, wegen en grachten, bruikbaarheid van waterloozingen, verhoeding van brand en algemeene onheilen, voorkoming van besmettelijke kwalen, en wat dies meer zij, in de kolonie bestaan.
Hij draagt zorg, dat de openbare markten op geen andere plaatsen worden gehouden, dan die daartoe bij verordeningen zijn aangewezen, heeft het toezigt over den ijk der maten en gewigten, houdt de hand aan de deswege bestaande bepalingen, en zorgt voor de ongehinderde uitoefening der in de kolonie erkende godsdiensten; is alzoo gehouden al datgene te beletten, waardoor de godsdienstige aandacht zou kunnen worden gehinderd.
Hij heeft het toezigt over de bakkers, slagers en andere neringdoende lieden, wier waren aan eenige zetting of prijsbepaling onderworpen zijn, en is uit dien hoofde verpligt van tijd tot tijd te onderzoeken, of ingevolge deze zetting of prijsbepaling gehandeld wordt.
In het bijzonder is aan hem de handhaving van rust en goede orde op de publieke wegen, straten en openbare plaatsen, en derhalve bet weren van alle ongeregeldheden, vechtpartijen, baldadigheden, zamenrottingen en wat dies meer zij, ten ernstigste aanbevolen; te dien einde is aan
63
hem de bevoegdheid toegekend, om de personen, welke zieh daaraan schuldig maken, uiteen te drijven.
Hij moet cen werkzaam toezigt houden over de boschnegers en Indianen, welke zich in Paramaribo bevinden ; zorgende, dat hun geen leed geschiede, doch ook ernstig verhoedende, dat zij zich aan eenige daden schuldig maken, strijdig met de algemeene rust, orde en veiligheid. Verders moet hij zorg dragen, voor het nakomen, van al de wetten, plakkaten, besluiten en verordeningen, wier handhaving vroeger was opgedragen aan den raad-fiskaal, den commissaris van politie en den eersten wethouder.
Hij viseert alle scheepsmanifesten van in- en uitklaring, doeh laat zich, alvorens dit visum te stellen, exhiberen een door de respective kapiteins geteekend extract uit de monsterrollen, ten einde te constateren, welke schepelingen zij binnen de kolonie hebben aangebragt en welke zij weder met zich van daar vervoeren zullen.
Geene manifesten van uitklaring worden geviseerd dan na ontvangen te hebben eene door kapiteins onderteekende- lijst der passagiers welke zij mede nemen, of eene onder eede door hen afgelegde verklaring, dat zij passagiers medenemen.
Hij houdt een naauwkeurig register van al de in de kolonie aankomende en van daar vertrekkende personen, en zoekt zich bekend te maken met hun doorgaand gedrag en middelen van bestaan.
Alle aanvragen tot visscherspassen (vergunningen aan vrije personen om voor den tijd van drie of. zes maanden fe visschen met open booten, korjalen genaamd, en bemand met gehuurde vrije personen of slaven), welke door of van wege het Gouvernement worden afgegeven, moeten door hem worden geviseerd, die zich echter vooraf verzekert, dat de daarop voorkomende slaven, voor zooverre
zij niet het eigendom zijn van hem, aan wien de pas zal
worden afgegeven, door hunne respective eigenaars te dien einde zijn verhuurd geworden of afgestaan; alsmede, dat zij bekend zijn ten kantore der slaven-registratie; behoudens de magt van het Gouvernement om zoodanigen visscherspas te weigeren,
264
Hot staat hem vrij, om op het verzoek van de belanghebbende, in enkele gevallen {van dringende noodzakelijkheid, toe te staan, dat op zon- en feestdagen eenigen arbeid worde verrigt, of ook dat na zonsondergang eenige lossing of lading uit of in schepen of vaartuigen, mits onder behoorlijke surveillance, plaats hebbe. Zoodanig verlof wordt steeds schriftelijk door hem verleend.
Voor zooverre hij mogt oordeelen, dat de bestaande keuren of reglementen van algemeene of plaatselijke politie aanvulling en verbetering mogten behoeven, of eenige nieuwe keur moet worden ontworpen, draagt hij zijne beschouwingen den Gouverneur voor.
Ter uitoefening zijner werkzaamheden als hoofd der politie, wordt hij bijgestaan door een luitenant van politie en verdere ‘ambtenaren.
Behalve verschillende speciale bepalingen, bestaan er bepalingen voor de plaatselijke en landelijke politie,
Kleine keuren en dagelijksche verordeningen van politie kunnen door het koloniaal bestuur eigenmagtig worden vastgesteld, en bij notificatie aan de ingezetenen bekend gemaakt, zonder verpligting om ze aan hooger goedkeuring te onderwerpen, onder dien verstande dat de daarbij uitgesproken poenaliteiten of straffen niet te boven zullen gaan eene geldboete van acht gulden en eene gevangenis van acht dagen.
In de divisien zijn de heemraden, en onder hen meer
uitsluitend de burger-kapiteins, met de handhaving der
politie, elk in zijne divisie, belast.
De burger-kapitein draagt in het belang der handhaving van politie en goede orde, zorg, dat de wetten en verordeningen, welke hem van hooger hand, worden toegezonden, ter kennis van de ingezetenen zijner divisie worden gebragt.
Hem is de zorg opgedragen alle hem toegezonden wetten en verordeningen, zóó nit te voeren als door die bepalingen of door aanschrijvingen van hooger hand wordt aangewezen.
Hij is gehouden proces-verbaal op te maken van de klagten, wegens overtredingen en misdrijven, bij hem in
gediend, woor zooverre bij de bestaande wetten of plak
katen straffen daartegen zijn bepaald, onder verpligting, om de aldus opgemaakte processen-verbaal aan den procureur-generaal en afschrift daarvan aan den heemraad der divisie te zenden.
In sommige gevallen heeft hij de bevoegdheid tot apprehensie zoowel van vrije personen als van slaven. Hij zend ze met de tegen hen dienende stukken aan den proeureur-generaal daarvan gelijktijdig aan den heemraad kennis gevende.
In de distrieten zijn de landdrosten belast met de
handhaving der politie-verordeningen.
S 2, Henige onderwerpen van politie, geregeld bij
algemeene verordeningen. a. Regt van verblijf.
Al die in de kolonie Suriname verblijf houden zonder aldaar het burgerregt te bezitten, moeten voorzien zijn van eene admissie van inwoning.
Ter verkrijging eener admissie moet men zich tot den gouverneur wenden, die in den regel het gedane verzoek toestaat, mits de verzoeker, personelen borg stelle zoo voor de voldoening van de lands-lasten, welke hij gedurende zijn verblijf mogt schuldig worden, als ter garantie zijne overige crediteuren in de kolonie.
Zoodanige admissie geeft de hoedanigheid van tijdelijk ingezeten en het regt om aanvrage te doen tot het bekomen van patent ter uitoefening van eenig beroep.
Die zoodanige admissie niet bezit wordt als vwreemdeling beschouwd en mag niet langer dan zes maanden in de kolonie verblijven.
Passen voor personen.
De schippers of gezagvoerders van uit de Nederlanden of uit eene Nederlandsche West-Indische bezitting in Suriname aankomende schepen zullen geene passagiers mogen overbrengen dan:
266
1. passagiers uit Nederland voorzien van een pas afgegeven door het Departement van Kolonien; ingeval echter de passagier iemand is, die met een pas van Suriname ‘naar het moederland is vertrokken, kan hij volstaan met denzelfden pas, mits bij het Departement van Kolonien geviseerd zijnde, om naar Suriname terug te keeren;
2. passagiers uit de andere Nederlandsche West-Indische kolonien, voorzien van eenen pas, afgegeven door den gezagvoerder van die kolonie, of wel een door dezen geviseerden pas, om naar Suriname terug te keeren.
Zonder vermelde passen of deze niet in orde bevonden zijnde worden zij gesteld onder toezigt der politie en kunnen ook, op autorisatie van den Gouverneur, door het hoofd der politie worden gesteld in verzekerde bewaring in de forteres Zeelandia, tct het schip of vaartuig, waarmede zij zijn aangekomen, weder vertrekt. De schipper of gezagvoerder verbeurt eene boete vanf 200 voor elken zoodanigen passagier, terwijl het schip voor alle kosten en boeten aansprakelijk is.
De schippers van alle andere dan hierboven bedoelde schepen die eenigen passagier van waar ook, in Suriname aanbrengen, verbeuren wel geene boeten, maar zijn voor den passagier aansprakelijk en gehouden weder de kolonie uit te voeren en alle kosten te voldoen. Zoodanige passagiers worden ook dadelijk onder toezigt der politie gesteld en des moods op autorisatie van den Gouverneur, in verzekerde bewaring in de forteres Zeelandia gebragt.
Een schipper die een passagier zonder behoorlijken pas heeft aangebragt en nalatig blijft hem op daartoe van wege de gouvernements-secretarie gegeven schriftelijke last, hem bij zijn vertrek uit de kolonie mede te nemen, verbeurt eene boete vanf 300 à f 1000, naar bevind van zaken. Bovendien is hij aansprakelijk voor alle verplegingskosten, die van het wegzenden van zoodanige passagiers daaronder begrepen, alsmede voor alle door hem gemaakte schulden, tot verzekering waarvan de schipper, die de overtreding heeft gepleegd, wanneer hij mogt kunnen worden geappre
hendeerd, in de forteres Zeelandia zal worden in bewaring
gesteld en gehouden tot alles zal zijn voldaan.
267
Het blijft echter aan de hier bedoelde, van geenen behoorlijken pas voorziene passagiers vrij en onverlet, aan den Gouverneur een temporair verblijf binnen de kolonie te verzoeken, mits overleggende voldoenden borgtogt voor hun goed gedrag, alsmede ter verzekering, dat de eventneel door hen verschuldigde lands- of gemeente-lasten zullen worden voldaan, en zij in geen geval ten laste van den lande of der gemeente zullen komen. De Gouverneur beslist op die verzoeken naar bevind van zaken.
Erkende en gevestigde ingezetenen der kolonie, welke regtstreeks van de Nickerie naar eenig ander gedeelte der kolonie zich begeven, behoeven daartoe geenen pas.
Het is niemand geoorloofd uit de kolonie Suriname te vertrekken, zonder daartoe van den Gouverneur eenen pas te hebben verkregen.
De schipper van het vaartuig waarmede uit de kolonie iemand, niet van eenen behoorlijken pas voorzien, is vertrokken, verbeurt eene boete van f 300 voor elken alzoo medegenomen passagier, en is bovendien aansprakelijk voor al de schulden van den vertrokken persoon.
Ieder ander, die tot zoodanig vertrek behulpzaam is geweest, is insgelijks aansprakelijk voor al de schulden des vertrokkenen.
Deze bepaling is echter niet toepasselijk op erkende en vaste ingezetenen der kolonie, welke van daar regtstreeks naar een ander aan de zeekust gelegen gedeelte vertrekken.
Geen slaaf mag met eenig schip of vaartuig worden me degenomen of uitgevoerd, zonder te zijn voorzien van cen: permissie-biljet, door den Gouverneur afgegeven.
In geval van overtreding daarvan, zal de schipper of gezagvoerder verbeuren eene boete van f 500 voor elken alzoo uitgevoerden slaaf. Deze verordening is mede toepasselijk op den vervoer van slaven naar de districten.
Bij vervoer echter uit de districten naar de overige gedeelten der kolonie, wordt het permissie:biljet door den
landdrost aldaar afgegeven en door den schipper bij aan
komst ter gouvernements-secretarie overlegd. Ieder, die zes weken achtereenvolgend in Suriname heeft
268
vertoefd en voornemens is van daar te vertrekken, ìs ver= pligt daarvan aanteekening te doen ter gouvernements-seeretarie, in het daartoe voorhanden register,
Wie binnen de zes weken na aankomst weêr vertrekt,
is gehouden zijn pas door den gouvernements-secretaris te
doen afteekenen. Op deze bepaling bestaan uitzonderingen voor schippers en schepelingen.
De aanteekening tot vertrek wordt door den gouvernements-seeretaris, ten spoedigste, bij advertentiën in vier achtereenvolgende koloniale dagbladen bekend gemaakt. De advertentiekosten te dier zake moeten door de belanghebbenden bij het doen dier aanteekening voldaan worden.
leder die eenige vordering heeft ten laste van hen wier voornemen tot vertrek is aangekondigd, is geregtigd uiterlijk 14 vrije dagen na de dagteekening van het dagblad, waarin de advertentie ten vierden male is verschenen, zich tegen het vertrek te verzetten.
Passen voor vaartuigen.
Deze worden afgegeven aan kustvaarders of zoogenaamde droogers-vaartuigen, zijnde zoodanige kleine schoeners of sloepen, tot vervoer van plantage-goederen, producten als anderzins, naar en van de plantagien tusschen de hoofdplaats en de beide districten.
Deze vaartuigen mogen, zonder speciale vergunning van het Gouvernement, niet verder varen dan binnen de grenzen der kolonie Suriname, en mitsdien tusschen de rivieren Marowijne en Corantijn.
Voor die vaartuigen worden, op aanzoek der eigenaren van plantagien in een der distrieten gelegen, zonder borgstelling, droogers-passen en monsterrollen afgegeven. Wordt dit aanzeek gedaan door een ingezetenen, geen. eigenaar van zoodanige plantagie, zoo moet hij ten genoege van het Gouvernement, eenen borgtogt stellen van f 5000, tot zekerheid dat van de bekomen droogerspas geen misbruik zal worden gemaakt.
Deze passen worden telkens voor den tijd van zes maanden afgegeven. Voorts wordt daarbij een nommer bepaald,
bo ler) ©
hetwelk in eene witte vlag, onder de Hollandsche, van den voortop moet worden gevoerd.
Op deze vaartuigen, voor zoover zij behooren tot plantagien in een der distrieten gelegen, moeten steeds twee vrije personen, de een als schipper de ander als stuurman, tegenwoordig zijn, terwijl van de zoodanige, welke aan andere ingezetenen toebehooren, de geheele bemanning uit vrije persoonen moet bestaan. Overtreding dezer bepaling wordt met intrekking van de pas gestraft.
Bij vertrek dier vaartuigen naar een der buiten-districten, moet de pas door den kommandant van den militairen post worden afgeteekend.
Zoo dikwijls deze vaartuigen een militairen post voorbijvaren, moeten zij de nommer-vlag vertoonen, en bij de forteres Amsterdam aamkomende, hetzij op of afvarende, altijd het anker laten vallen en eene sloep aan wal zenden, om den pas te vertoonen en te doen afteekenen.
Bijaldien deze vaartuigen bevonden worden buiten de aangewezen limieten te varen, of wel te worden gebruikt tot het ter sluik uitvoeren van koloniale produkten, verbeurt de schipper of diens vertegenwoordiger eene boete van ‚f 500 tot f 5000, tot voldoening warrvan het vaartuig, zoomede de plantage, tot ‘ welke het behoort, of wel de borg, aansprakelijk en executabel is.
Geen schip of vaartuig mag de kolonie Suriname verlaten zonder uitklaring.
Nadat al de doeumenten, waarvan de schipper voorzien moet zijn, in orde zijn bevonden, wordt het permissie-biljet tot vertrek te Paramaribo door den gouvernements-secretaris, en in het district Nickerie door den landdrost, onderteekend en kosteloos afgegeven.
De van Paramaribo vertrekkende schepen zijn verpligt ie
het. door den gouvernements- secretaris afgegeven permiss biljet tot vertrek aan de forteres Amsterdam te vertoonen en aldaar te doen afteekenen.
De van Paramaribo vertrekkende schepen met uitzondering echter der Nederlandsche, naar Nederland terugkeerende, zullen met den meesten spoed en uiterlijk binnen 24 uren na het permissiebiljet te hebben verkregen, de reede
270
moeten verlaten en naar beneden zeilen, op verbeurte eener boete van f 50, en voorts noch met den wal (met uitzondering alleen van het vertoonen en viseren van het permis
siebiljet aan de forteres Zeelandia en vervolgens aan de
forteres Amsterdam), nog met eenig sehip of vaartuig, hoe ook genaamd, zelfs plantagievaartuigen, ponten of tentbooten daaronder begrepen, eenige gemeenschap mogen hebben, op verbeurte eener gelijke boete van f 50; wanneer echten de gemeenschap met den wal of eenig vaartuig mogt bestaan in fraudering van verschuldigde regten of inneming van goederen, waarvan de uitvoer met zoodanig schip of vaartuig verboden is, bestaat de straf in confiscatie van schip en lading.
d. Over boord werpen van ballast.
Het is niemand geoorloofd eenigen ballast, van welken aard ook, in de rivier Suriname te werpen, maar deze moet gebragt worden op zoodanige plaats, als door of van wege het gemeentebestuur wordt aangewezen, op verbeurte eener boete van f 25 en onder gehoudenheid van de over boord geworpen ballast of. steenen weder te doen visschen. Bij nalatigheid geschiedt dit laatste door den havenmeester, ten koste van den gezagvoerder, van wièns bodem de overboordwerping heeft plaats gehad.
e. Invoer en bezit van schietgeweer en kruid.
Het regt van schietgeweer te bezitten of daarvan gebruik te maken is in Suriname alleen toegekend aan vrije personen, voor zoo ver dit regt hun niet om bijzondere redenen door den Gouverneur ontnomen is.
Elk eigenaar van schietgeweer is verpligt daarvan schriftelijk opgave te doen. Onder die opgaven moeten mede begrepen worden plantagie-geweren, kanonnen of draaibassen.
Van die opgaven is een generaal register aangelegd, waarin opvolgelijk alle mutatien worden opgeteekend.
Aan ieder die de vereischte opgaaf heeft gedaan, wordt
271
een schriftelijk bewijs of zoogenaamd port d'armes uitge
reikt, op hetwelk door de bevoegde autoriteit opvolgelijk aanteekening wordt gedaan van alle mutatien, welke in het bezit van schietgeweer bij den houder van zoodanig port d'armes plaats mogten vinden.
Het ís niemand geoorloofd in buskruid en schietgeweer handel te drijven, dan aan de daartoe van gouvernementswege geadmitteerde handelaren en schippers of supercarga’s van Nederlandsche schepen. Deze mogen die artikels aan niemand dan aan de daartoe geadmitteerde handelaren of aan het gouvernement verkoopen.
Het getal geadmitteerde handelaren in buskruid en schietgeweer wordt door den Gouverneur naar goedvinden bepaald. De admissie kan ook voor beide artikels afzonderlijk worden verleend.
Onder het verbod van handel in schietgeweer te drijven, is niet begrepen de verkoop van schietgeweer op publieke veilingen, behoudens de verpligting van den vendumeester of exploiteur, die de verkooping heeft gedaan, om binnen de 48 vuren na den koop daarvan, schriftelijk opgaaf aan den procureur generaal te doen, met vermelding der namen van den koopers en het getal aan ieder verkocht. Bij overtreding hiervan verbeurt de vendumeester of exploiteur eene boete van f 50.
Schippers en supercarga’s, buskruid en schietgeweer, voor zoo ver het laatste niet behoort tot de defensie van het vaartuig, in de kolonie aanbrengende, zijn verpligt het buskruid te deponeren in het kruidmagazijn op de forteres Nieuw-Amsterdam.
Schippers of gezagvoerders van schepen of vaartuigen zijn mede verpligt het buskruid tot defensie van het schip bestemd bij hunne aankomst, aan den kommendant der artillerie te Paramaribo af te geven, en mogen niet weder inladen dan bij het verlaten der reede. Overtreding dezer bepaling wordt met f 100 gestraft.
In geen particulier huis of woning te Paramaribo mag meer dan eene hoeveelheid van twee Nederlandsche pon den buskruid voorhanden zijn.
MAGT VAN DEN GOUVERNEUR IN ZAKEN VAN JUSTITIE EN POLITIE.
In dringende gevallen is de Gouverneur bevoegd om wetten, reglement en bepalingen, welke door hem, na ingenomen advies van den kolonialen raad, worden gearresteerd, en welke in gewone gevallen eerst door den Koning moeten zijn goedgekeurd, onverwijld en onder inwachting van de Koninklijke goedkeuring uit te vaardigen en in werking te brengen.
Van zoodanige verordeningen en van de beweegredenen tot hunne onverwijlde, uitvaardiging en in-werking-brenging is hij verpligt, dadelijk aan het Departement van Koloniën kennis te geven.
De Gouverneur kan in geen geval te Suriname geregtelijk worden aangesproken, of eenige procedure aldaar tegen hem ondernomen worden, ter zake van misdaad, in of buiten zijn ambt gepleegd.
Tegen den president, een der leden of den griffier van het geregtshof mag geene criminele actie worden geïnstrueerd, zonder vooraf verkregen magtiging van den Gouver
geldt ten aanzien van het collegie van
neur. Hetzelfde kleine zaken. Wanneer de regter zich de kennisneming toeëigent van zaken, die ter beslissing van het administratief gezag behooren te blijven, of wanneer daarvoor andere redenen van staatkundig of algemeen belang bestaan, is de Gouverneur bevoegd den loop er van te schorsen, Hij geeft daarvan dadelijk kennis aan het Ministerie van Kolonien en wacht de beslissing des Konings in. Deze niet ontvangen zijnde binnen het jaar na de dagteekening van het besluit van den Gouverneur, zoo wordt het regtsgeding voortgezet.
De Gouverneur oefent het regt uit van gratie, zoowel in
burgerlijke als militaire strafzaken.
Geene doodvonnissen mogen ten uitvoer gebragt worden zonder vooraf bekomen verlof van den Gouverneur.
Dit verlof zal onverwijld worden verleend, tenzij de Gouverneur, op verzoek van den veroordeelde of wel ambts
273
halve, vermeenen mogt opschorting der regtspleging. te moeten bevelen.
Wanneer de onteigening van eenig onroerend goed in het belang van de openbare dienst wordt gevorderd, kan de Gouverneur, na ingenomen advies van den kolonialen raad daartoe overgaan, mits tegen onmiddellijke schadeloosstelling uit de koloniale kas, te bepalen door waardering van deskundigen onder eede.
De Gouverneur kan personen, wier verblijf in de kolonie hij schadelijk acht, onder toezigt stellen of van daar doen vertrekken, hun in dat geval zooveel mogelijk behoorlijken tijd latende tot het regelen hunner zaken.
Wanneer het geval mogt voorkomen dat, bij wettige verhindering, in het personeel van het geregtshof of collegie van kleine zaken zal moeten worden voorzien, is de Gouverneur bevoegd hieromtrent telkens bij resolutie het noodige te beschikken.
VI. EENIGE MIDDELEN VAN BEHEER MET HET REGTSWEZEN IN VERBAND.
a. Burgerlijke stand.
In de kolonie Suriname bestaan registers wegens geboorten, overlijden en huwelijken.
Deze registers worden in dubbel gehouden, wat de stad Paramaribo aangaat ter gouvernements-secretarie, door eenen ambtenaar van den burgerlijken stand, en wat de buiten-districten betreft door de respective burger-kapiteins of landdrosten, welke als hulpbeambten van voornoemden ambtenaar worden aangemerkt, en die hen als zoodanig van de noodige registers en modellen voorziet en hun voorts alle noodige instructien doet toekomen.
De eerste en laatste bladzijde dezer registers worden door den gouvernements-secretaris gekantteekend, en voorts al de bladzijden door hem gewaarmerkt.
De burger-kapitein en landdrosten in de buitendistrieten doen, in de maand Januarij, de door hen gehoudene regis fers aan den ambtenaar van den burgerliijken stand toe
18
H
274
komen, die de daarin voorkomende acten in de door hem over het vorige jaar gehoudene registers overbrengt.
Na deze insertie, vervaardigt de ambtenaar van den burgerlijken stand eenen alphabetischen index op de door hem gehoudene registers, en doet dien onmiddellijk op de laatst geboekte acte volgen.
Vervolgens worden de registers door den ambtenaar van den burgerlijken stand afgesloten, en aan den gouvernements-secretaris ter verificatie aangeboden, terwijl vóór den maand Maart een der dubbel gehoudene en geverifieerde registers ter griffie van het geregtshof wordt overgebragt en het andere ter gouvernements-secrctarie verblijft,
leder is bevoegd om zich tegen betaling van f 5, uittreksels uit de registers te doen afgeven.
Bij tijdelijke ontstentenis van den burger-kapitein of landdrost in de buitendistrieten, worden de funetien van hulpambtenaar waargenomen door den oudsten in rang aanwezigen burger-officier.
b. Notariaat.
De uitoefening der notariele practijk in de kolonie Suriname is opgedragen aan ambtenaren, welke den naam voeren van rgezworen klerken.”
De Gouverneur is gemagtigd het getal der ‚gezworen klerken zoodanig te beperken, als hem raadzaam voorkomt,
De te Paramaribo residerende gezworen klerken zijn, onder opzigt van den proeureur-generaal, werkzaam onder den griffier van het geregtshof, wiens bevelen zij stiptelijk moeten nakomen.
De functien van gezworen klerk worden in het district Niekerie vervuld door den landschrijver, en wordt hij als zoodanig onder oppertoezigt van den proenreur-géneraal gesurveilleerd door den landdrost aldaar.
In het district Coronie zijn de funetien van gezworen klerk, mede onder toezigt van den procureur-generaal, opgedragen aan den landdrost zelven. Voor deze mogen uitsluitend
gepasseerd „worden alle acten en contracten, waaraan de
275
partijen het kenmerk van echtheid, aan acten van het openbaar gezag verknocht, moeten of willen doen geven.
De gezworen klerken zijn verpligt te zorgen, dat elk, voor wien zij zullen werkzaam zijn, met alle vaardigheid, spoed en onpartijdigheid wordt bediend.
Zij genieten geen vast inkomen, maar zijn bevoegd zoodanige emolumenten te berekenen, als voor het passeren en registreren der verschillende acten en verdere verrigtingen aan hunne bediening verbonden, bij tarief, zijn vast» gesteld.
Zij mogen geene acten passeren dan in de Nederlandsche aal, ten overstaan van twee getuigen; voor zoo verre de comparanten deze taal niet verstaan, moet de inhoud der zeten hun door eenen beöedigden translateur vertaald en daarvan in de acten zelve uitdrukkelijk melding gemaakt worden.
c. Departement der onbeheerde boedels.
Deze administratie is belast met de bereddering en vereffening van alle boedels en goederen, welke overeenkomstig de bestaande bepalingen voor onbeheerd worden gehouden.
De administratie bestaat uit eenen hoofd-ambtenaar, den titel voerende van curator, met de aan hem toegevoegde geömploijeerden, en uit een collegie van commissarissen.
Hij moet den ouderdom van 25 jaren hebben en mag geen administratie van plantagien voeren noch iemands zaakgelastigde zijn. Hij kan ook geen openbaar ambt of betrekking in de kolonie bekleeden, met uitzondering alleen van den post van weesmeester welke met dien van curator bij de administratie der onbeheerde boedels steeds in één en denzelfden persoon zal vereenigd zijn, en geniet een vast tractement, doch mag geene emolumenten trekken.
Hij mag ook geenerlei curatele of voogdij aanvaarden, tenzij de overledene hem in den derden graad van
bloedverwantschap of tweeden graad van zwagerschap mogt
hebben bestaan, terwijl hij in zijne hoedanigheid van cura
18%
276
tor en weesmeester eenen borgtogt van f 20,000, ten genoege van den Gouverneur stort.
Het collegie van commissarissen bestaat uit eenen president en twee leden, geadsisteerd door een secretaris, allen door den Gouverneur benoemd. De secretaris neemt bij ontstentenis van den president of een der leden, als stemhebbend lid in het collegie zitting en geniet een vast tractement en bepaalde emolumenten.
De commissarissen moeten gekozen worden uit den president en de gegradueerde leden van het geregtshof. Op Januarij treedt een hunner af‚ doch is weder benoembaar.
De administrateur van finantien is verpligt het bureau van den curator ten minste vier malen in het jaar, op ongezette tijden, te inspecteren, de boeken en den staat der kas te verifieren.
Commissarissen vergaderen eenmaal 's weeks. Van die vergaderingen worden door den secretaris geregeld notulen gehouden.
De curator mag in die vergaderingen van regtswege niet tegenwoordig zijn, doch is verpligt er in te verschijnen, zoo dikwijls dit door commissarissen wordt gevorderd.
Hij draagt zorg, dat de commissarissen in deze vergaderingen geregeld kennis verkrijgen van alle boedels, welke gedurende de afgeloopene week aan de admistratie zijn gedevolveerd.
De president-commissaris is meer bijzonder met de surveillance der dagelijksche werkzaamheden van den curator en zijne geëmploïjeerden belast. Niettemin zijn ook de com-, missarissen verpligt de werkzaamheden na te gaan.
Bij tijdelijke afwezigheid of verhindering van den curator benoemen commissarisen een hunner geëmploijeerden, om hen te vervangen.
Jij afwezigheid met verlof uit de kolonie, wordt door den Gouverneur eenen eurator ad interim gedesigneerd.
In de huiten-divisien en districten handelen de burger kapiteins en landdrosten als agenten van het departement der onbeheerde boedels.
Het oppertoezigt over alle onmondigen in de kolonie is
opgedragen aan eenen pupilairen raad, welke is zamen
277
gesteld uit den Gouverneur, als president, den procureurgeneraal en den administrateur van finantien, bijgestaan door eenen secretaris, die door den Gouverneur benoemd wordt.
Voor weezen, pupillen of onmondigen worden gehouden
alle minderjarige vrije personen, die vader of moeder of
wel beide door den dood, hebben verloren, of uit hoofde van burgerlijken dood, of verlating der ouders, daarvoor moeten gehouden worden.
Van de ambtenaren, die den pupilairen raad uitmaken is de Gouverneur meer bijzonder met de uitoefening der werkzaamheden belast, welke van het oppertoezigt een noodzakelijk gevolg zijn of daarmede in verband staan.
De weesmeester, die steeds dezelfde persoon moet zijn als de curator bij de administratie der onbeheerde boedels, is ambtshalve verpligt om de voogdij op te nemen en uit te oefenen over minderjarigen, die geen voogd bezitten, als:
1, waar door den langstlevenden der ouders hierin niet is voorzien ;
2, waar de voogden zijn overleden, vertrokken of hunne qualiteit als zoodanig hebben verloren, en door geene andere personen zijn vervangen geworden.
Wanneer bloedverwanten of vrienden van zoodanige onmondigen, de voogdij willen op zich nemen, moeten zij dit den pupilairen Raad per rekest verzoeken. De pupilaire raad staat zoodanig verzoek toe, wanneer het de benoeming van dergelijken specialen voogd voordeelig acht voor de belangen van den minderjarige.
Wanneer een onmondige, over wien de weesmeester ambtshalve de voogdij uitoefent, geenerlei eigen middelen bezit, om daaruit zijn onderhoud of opvoeding goed te maken, moet de toevlugt genomen worden “tot zoodanige fondsen, als de strekking hebben om in de alimentatie en verpleging van dergelijke onmondigen te voorzien; ter benuttiging van welke de weesmeester verpligt is het mogelijke te doen.
De zorg van den weesmeester strekt zich niet alleen tot de goederen van den minderjarige, maar ook, voor zooverre zich geene bloedverwanten, vrienden of anderen
278
met zijne opvoeding en bescherming vrijwillig belasten, tot zijn persoon. Dienvolgens is hij verpligt de verstandelijke en zedelijke opvoeding van den onmondigen te surveilleren en hem voor te bereiden en op te leiden tot zoodanig beroep of werkkring, als met zijn stand in de maatschappij, in overeenstemming met de finantiele middelen des boedels, overeenkomstig is. fliertoe is hij bevoegd den pupilairen raad eenen ingezeten der kolonie tot medevoogd over den onmondige voor te dragen, ten einde met de zorg voor de persoonlijke opvoeding meer bijzonder belast te zijn, zonder dat deze zich in de administratie van zijne goederen mogen inmengen. Van dezen last mag zich niemand verschoonen, dan uit hoofde van zoodanige redenen als de wet toelaat.
De weesmeester is verpligt den pupilairen raad jaarlijks rekening en verantwoording te doen van alle boedels, welke door hem worden beheerd.
De procureur-generaal is bijzonder met het toezigt over de dagelijksche werkzaamheden van den weesmeester belast.
De weesmeester staat daarenboven in eene gelijke betrekking tot den administrateur van finantien, als de curator.
De genoemde administrateur is mede verpligt de boeken en kas van den weesmeester te inspecteren, even als van den curator.
Aan alle boedels, welke door den weesmeester worden geadministreerd, brengt hij in rekening:
1. /2 %/o van gelden, in natura in eenen boedel gevonden;
2. 5 %/o van alle af te lossen kapitalen;
3. 5 fo van alle te ontvangen penningen, spruitende uit den verkoop van vaste goederen, slaven, meubilaire en andere roerende goederen ;
4. 10 % van alle te ontvangene boekschulden, tot en met het bedrag van tien duizend gulden, en 5 0/0 van hetgeen dit bedrag exedeert;
5. 10 %/ van alle te ontvangene renten en inkomsten van uitstaande kapitalen en vaste goederen, als ook van alle te ontvangene huurpenningen van huizen, slaven enz.
De weesmeester geniet de helft dezer provisie tot eene
279
belooning voor zijne moeite. De wederhelft strekt ten behoeve der koloniale kas.
De pupulaire raad waakt ook over de belangen der ormondigen, over welke de voogdij door testamentaire en legale voogden wordt uitgeoefend.
Er bestaat geen gesticht voor wezen. Deze worden ver
zorgd door middel van bijdragen der ingezetenen. E. Eeredienst. I. ALGEMEEN BEGINSEL.
Aan den Gouverneur is voorgeschreven de strikste on
zijdigheid jegens de verschillende godsdienstige gezind
heden in acht te nemen. Hij mag zich niet verder met kerkelijke zaken inlaten, dan noodig is tot bewaring van rust en orde en tot handhaving der regten van de Regering.
IL. PROTESTANTSCHE.
Volgens de door de ingezetenen zelven gedane opgave, belijden van de bevolking te Paramaribo ruim 3600 zielen de Hervormde godsdienst, 2000 de Luthersche, terwijl 4845 tot de moravische broedergemeente behooren. Van de slaven in Suriname behooren. 14,000 tot de gezegde broedergemeente.
De Hervormde en Luthersche gemeente hebben te Paramaribo elk een afzonderlijk kerkgebouw, zoomede elk een afzonderlijk kerkbestuur.
Ook de moravische gemeente bezit een kerkgebouw te Paramaribo en ettelijke gebouwen op de plantagien, waar de dienst wordt waargenomen.
In Suriname bevinden zich twee Hervormde predikanten, van welke een te Paramaribo. en de ander in. het district Nickerie gevestigd is, terwijl beiden uit ’s Lands kas bezoldiging genieten.
Te Paramaribo is voorts een predikant voor de Luther sche gemeente aangesteld, insgelijks tractement uit ’s Lands kas genietende.
280
Jaarlijks neemt het aantal. ledematen der moravische broedergemeente toe,
IL, roomscr-KATHOLEKE.
Van de bevolking te Paramaribo zijn 1180 Roomschkatholiek.
Van de slavenbevolking in Suriname behooren 5671 tot de Roomsch-katholieke kerk.
Twee geestelijken van deze gezindheid worden uit ’s Lands kas bezoldigd.
De roomsch-katholieke gemeente heeft eene kerk te Paramaribo en eene kapel op het etablissement Batavia,
IV. rsraëLmrISCHE,
Te Paramaribo tellen de Portugeesch- en de HoogduitshIsraëlitische gemeente, elk 700 leden.
De opper-rabijnen der beide gemeenten genieten tractcment uit ’sLuaands kas.
Te Paramaribo bevinden zich twee Israëlitische Kerkge
bouwen, terwijl er nog een op de zoogenaamde JodenSavanne aanwezig is.
2, Burgerlijke geneeskundige dienst.
De zorg en het toezigt over al wat de uitoefening der geneeskunde betreft, is in de kolonie Suriname opgedragen aan een openbare administratie, onder den naam van commissie van geneeskuudig onderzoek en toevoorzigt.
Deze commissie bestaat uit: een voorzitter, vier assessoren en een scriba,
De voorzitter is een der leden van den kolonialen raad, door den Gouverneur te designeren.
De assessoren zijn: a. de stads-geneesheer; 5. de stadsheelmeester;
ce. een der te Paramaribo residerende geneesheeren of heelmeesters; d, een der te Paramaribo residerende apothekers.
281
De beide. laatstgenoemden worden door den Gouverneur benoemd,
De scriba moet altijd eenige geneeskundige betrekking bekleeden. Hij geniet. vast tractement.
Buiten deze vaste assessoren worden door den Gouverneur twee plaatsvervangers van de commissie toegevoegd.
Deze plaatsvervangers moeten. zijn :
u. een te Paramaribo residerend geneesheer, of een aldaar residerend heelmeester, beiden tot den civielen stand behoorende: 5. een apotheker.
Zij worden tot de bijwoning van de zitting der commissie opgeroepen:
1. Wanneer een of meer der assessoren, verhinderd wordt de zitting bij te wonen;
2. Wanneer in eene zitting eene zaak voorkomt, in welke een der assessoren is betrokken;
3. Wanneer het examen van een chirurgijn, vroedmeester of apotheker moet plaats hebben, hetwelk steeds op het oproepingsbiljet tot de te houden vergaderingen wordt vermeld ;
4. in alle zoodanige andere gevallen, in welke de voorzitter de tegenwoordigheid van eenen of wel van beide de toegevoegde assessoren noodzakelijk oordeelt.
De commissie vergadert eenmaal in iedere maand. De voorzitter is echter bevoegd buitengewone vergaderingen te beleggen.
Aan de Commissie van geneeskundig onderzoek en toevoorzigt is opgedragen :
1. hare aandacht te vestigen op al hetgeen tot bevordering van de gezondheid der ingezetenen strekken kan;
2. de bevordering der koepokinenting;
3. te zorgen dat niemand in een vak van geneeskunde toegelaten worde, zonder van zijne kunde door een behoorlijk getuigschrift of door een afgelegd examen te hebben doen blijken;
4. het beëedigen der geneeskundigen;
5. misbruiken in de uitoefening der geneeskunde binnen de kolonie krachtdadig tegen te gaan; 6. het visiteren der hospitalen;
282
7. het doen visiteren, door een daartoe uit haar midden benoemde commissie, van de apothekers-winkels;
8. toe te zien dat op de publieke venduen geene schadelijke geneesmiddelen worden verkocht;
9. de onderlinge verschillen en klagten van doctoren, chirurgiijns enz. te vereffenen;
10. het examineren of taxeren van rekeningen, waarover questie mogt vallen.
Een med, chur. of art. obst. doetor moet om als zoodanig in de kolonie te mogen practiseren, aan de commissie van geneeskundig onderzoek en toevoorzigt overleggen:
1. een door hem op eene der nederlandsche hoogescholen verkregen diploma;
2. een bewijs van het burgerregt in de kolonie.
Officieren van gezondheid der landmagt, die na 20jarige dienst als zoodanig eervol zijn ontslagen of op pensioen gesteld, kunnen, zonder nader examen, de genees- en heelkunde in de kolonie uitoefenen. Zij zullen echter alvorens moeten overleggen een bewijs van inschrijving in het burgerregister of admissie van inwoning.
De chirurgijns worden verdeeld in stedelijke en in divisie-heelmeesters, en mogen niet practiseren, dan na alvorens van de eommissie tot geneeskundig onderzoek en toevoorzigt admissie te hebben verkregen.
Aan die commissie is overgelaten te bepalen, of, naar den inhoud van de overgelegde bewijsstukken, acte van promotie enz, of wel bij gebreke daarvan naar de kunde en ervaring bij het examen als heelmeester aan den dag gelegd, de admissie tot stedelijk dan wel tot divisie-heelmeester zal worden verleend.
Zonder examen kunnen geadmitteerd worden:
1. tot stedelijke heelmeesters;
v. de chirurgijns-majoors, in dienst zijnde of geweest
zijnde van het Nederlandsche Gouvernement;
b. de chirurgijns 2e klasse, in dienst zijnde of geweest zijnde van het Nederlandsche Gouvernement, welke van een diploma als. zoodanig zijn voorzien;
2. tot divisie heelmeesters:
de chirurgijns 3de klasse, in dienst zijnde of geweest
283
zijnde van het Nederlandsch Gouvernement voorzien van eene acte van examen voor die klasse in het moederland afgelegd,
Divisie-heelmeesters mogen de geneesmiddelen zelven ge
reed maken. Geen chirurgijn mag, zonder een in de verloskunde af
gelegd examen waarbij hij tot vroedmeester is gepromoveerd, de verloskunde uitoefenen, noch zich van verloskundige instrumenten bedienen, op boete van f 250 tot f 500.
Wanneer iemand verlangt als vroedmeester in de kolonie toegelaten te worden, wordt omtrent hem door de commissie hetzelfde in acht genomen als voor de med, chir. en obst. doetoren is bepaald, doeh in geval geen voldoend diploma wordt overgelegd, moet hij een examen als: vroedmeester afleggen.
Geene vroedvrouwen mogen in de kolonie de verloskunde uitoefenen; dan na alvorens van wege de commissie eene admissie te hebben verkregen, welke admissie niet wordt verleend. dan nadat zij goede getuigschriften zullen hebben overgelegd, van onder het opzigt van eenen of meer vroedmeesters of” vroedvrouwen verlossingen met goed gevolg te hebben verrigt, en nadat zij bovendien dooreen onderzoek voor de commissie hebben doen blijken genoegzame kennis voor de uitoefening der verloskunde te bezitten.
Niemand mag zich in de kolonie als apotheker nederzetten dan na alvorens aan de ‘commissie van geneeskundig onderzoek en toevoorzigt zijne acte van bekwaamheid of diploma te hebben overgegeven, of voor genoemde commissie: zijn examen, zoowel praktisch als theoretisch, te hebben afgelegd.
De apothekers zijn gehouden hunne apotheken in te rigten naar het dispensatorium der geneesmiddelen voor de kolonie Suriname.
Het getal apotheken te Paramaribo is op vijf bepaald.
Buiten de apothekers, droogisten en chemisten, is het niemand geoorloofd eenig geneesmiddel, hoe ook genaamd, te verkoopen.
De in Suriname heerschende ziekte, de melaatschheid, aldaar onder den naam van lepra of boassi bekend, als
284
mede de daarmede gelijkstaande besmettelijke elephantiasis, hebben het noodig gemaakt bijzondere voorzieningen te nemen ter onderdrukking en beteugeling dezer noodlottige kwalen.
Tot dat einde is eene commissie van onderzoek ingesteld, welke bestaat uit den raad-commissaris der inlandsche bevolking als president, den stads-geneesheer, den stads-chirurgijn en twee andere deskundigen, welke laatste daartoe jaarlijks, op voordragt van den raad-commissaris der inlandsche bevolking, door den Gouverneur worden benoemd.
Deze commissie wordt bijgestaan door den seriba der commissie van geneeskundig onderzoek en toevoorzigt.
Het werk dezer commissie bestaat in een naauwgezet onderzoek van de personen, welke als verdacht van besmetting aan haar worden opgegeven, en in het mededeelen van haar gevoelen over het al of niet bestaan van hunne besmetting.
De leden der commissie van onderzoek volbrengen hunne functien gratis.
Alle personen, tot den slavenstand behoorende, staan ter beschikking van het koloniaal Gouvernement, zoodra zij verklaard zijn als besmet met de ziekte der melaatschheid. Het koloniaal bestuur doet hen alsdan met den meesten spoed vervoeren naar het voor die lijders bestemde etablissement te Batavia, gelegen aan de rivier Coppename.
Op alle vrije personen die met de ziekte der melaatschheid zijn aangedaan, rust de strengste verpligting, om zich van alle ‘zamenleving af te zonderen, zoodanig, dat zij zich buiten alle gemeenschap met anderen behooren te stellen en het hun niet geoorloofd ís, zieh buiten hunne woning te begeven. Ouders of voogden zijn gehouden, zoodanige afzondering te doen bewerkstelligen ten aanzien hunner min
derjarigen of pupillen, en hoofdbewoners van eenig gebouw
om dit mede te doen, omtrent hun, die bij hen inwonen,
Elk vrij persoon, die met de ziekte der melaatschheid, niettemin zich buiten zijne woning begeeft, en zich dienvolgens, hetzij bij nacht of dag, op de openbare straten en wegen van de stad en de kolonie vertoont, kan worden
285
aangehouden en onderworpen aan het onderzoek der commissie. Wordt hij [verklaart besmet te zijn, dan wordt hij ter beschikking van het Gouvernement gesteld, en, zonder onderscheid van stand, jaren of sekse, met den meesten spoed opgezonden naar het etablissement Batavia, ten einde aldaar te verblijven tot dat zijne volkomene genezing is gebleken.
Aan de ambtenaren der politie, de genees- en heelkundigen, onderwijzers enz. is opgedragen om naauwkeurig op ziektegevallen van dien aard te letten of daarvan aangifte te doen, terwijl geldboeten tegen overtredingen der bestaande verordeningen bepaald zijn.
G&G. Onderwijs.
Het bijzonder opzigt over den staat der lagere scholen,
alsmede: over geheel het lager onderwijs in de kolonie Suriname is opgedragen aan de commissie van onderwijs, gevestigd te Paramaribo.
Deze commissie bestaat uit vijf leden, die door den Gouverneur worden benoemd.
De commissie zorgt dat de wetten en reglementen op het lager schoolwezen en het schoolonderwijs binnen de kolonie nagekomen en onder geenerlei voorwendsel krachteloos gemaakt worden. In zoodanig geval brengt zij hare klagten in bij den Gouverneur.
Niemand mag in de kolonie Suriname eenig onderwijs geven dan die de navolgende vereischten bezit:
1. dat hij in het burger-register is ingeschreven;
2. dat hij eene acte van algemeene toelating tot het geven van onderwijs, bij de daartoe vereischt wordende examen, hetzij in het moederland, hetzij in de volkplanting, erlangd hebbe;
3. dat hij, boven en behalve deze acte van algemeene toelating, eene speciale admissie of aanstelling van den Gouverneur verkregen hebbe, en na vergelijkend examen der sollicitanten.
In bijzondere gevallen kan de Gouverneur dispensatie van dat vergelijkend examen verleenen.
286
Het godsdienstig onderwijs op de scholen moet zich eenigliijk bepalen bij de bijbelsche geschiedenis en de zedekundige lessen daarin vervat, met zorgvuldige vermijding van hetgeen met de begrippen van eenig erkend kerkgenootschap strijdig is.
De onderwijzers mogen op hunne school geene andere leer- of leesboeken gebruiken, dan die door de schoolcommissie goedgekeurd zijn. Geen schoolboeken mogen gebruikt worden die eenigen aanstoot aan de eene of andere godsdienstige gezindheid zonden kunnen geven.
De schoolonderwijzers wordet ten aanzien van de mate van bekwaamheid en de soort van examina door hen afgelegd, in vier rangen onderscheinden.
De school-commissie moet zooveel mogelijk zorgen, dat het onderwijs der jeugd op eene geregelde en zooveel doenlijk algemeen nuttige wijze plaats vinde; dat de ,onderwijzers voor hunne taak berekend zijn; dat de verordeningen voor het lager schoolonderwijs worden gekend en nageleefd; dat alle hinderpalen, die zich hierhij mogten opdoen, zooveel mogelijk door menschkundig beleid worden uit den weg geruimd, en eindelijk, dat de verbetering van het schoolwezen bij het algemeen als heilzaam en belangrijk beschouwd en voorgestaan worde.
In de vergaderingen der school-commissie wordt het
presidium waargenomen door den president, door den Gou
verneur aangewezen, en bij afwezigheid door den oudsten in rang der aanwezige leden.
De school-ceommissie kiest bij onderling goedvinden eenen secretaris uit haar midden.
De school-commissie is gehouden al de wettig bestaande scholen binnen Parimaribo ten minstens vier malen ’s jaars te bezoeken.
Zij vergadert vier malen in het jaar. Buitengewone vergaderingen worden gehouden tot het afnemen van onderwijzers-examens, en vergelijkende examina der leerlingen, en ook op bijeenroeping van den president of een der leden.
287
Mm. Geldelijk beheer.
[. ALGEMEEN BEHEER.
Het beheer der finantien is, onder het oppertoezigt, van den Gouverneur, opgedragen aan eenen administrateur van finantien.
De administrateur van finantien mag den Gouverneur niet bestaan in den derden graad van bloedverwantschap of zwagerschap.
De administrateur van finantien heeft, gedurende zijne ambtsbediening, zitting in den kolonialen raad, en rang na den procureur-generaal.
IL. ’S LANDS KÁS.
S 1. Begrooting.
Eene gedetailleerde begrooting der inkomsten en uitgaven maakt den grondslag uit van het finantieel beheer der kolonie.
Deze begrooting wordt door den administrateur van finantien ontworpen en den Gouverneur aangeboden.
De Gouverneur deelt haar met zijne aanmerkingen den
kolonialen raad mede en met de bedenkingen, ook van dezen, zendt hij de ontworpen begrooting aan het Departement van Kolonien, ten einde 's Konings approbatie daarop te erlangen.
Van de ontvangsten en gedane uitgaven wordt jaarlijks door den administrateur van finantien verantwoording gedaan aan den Gouverneur, die, nadat ze door hem aan den kolonialen raad zijn bekend gemaakt, ze aan het Departement van Kolonien toezendt, vergezeld van de stukken ter inlichting noodig en onder mededeeling der bedenkingen, welke zoo bij hem als bij den raad deswege mogten bestaan.
S 2. Tekort in de Surinaamsche administratie.
De inkomsten van de kolonie niet toereikende zijnde om de uitgaven te dekken, zoo bestaat er voortdurend een jaarlijksch tekort. Hierin wordt voorzien door een subsidie uit de Oost-Indische geldmiddelen à f 150000 ongeveer.
S 3. Beheer der kas in Suriname.
De perceptie van alle belastingen zonder onderscheid, als. ook de uitbetaling van ’s Lands penningen, is opgedragen aan eenen kolonialen ontvanger en betaalmeester.
Wanneer de onder dien ambtenaar berustende penningen het bedrag van den door hem gestelden borgtogt te boven gaan, wordt dit meerdere gestort in de reserve-kas, welke van drie verschillende sloten voorzien is en waarvan de sleutels onder den Gouverneur, den procureur-generaal en den administrateur van finantien, of zoodanige ambtenaren als hen tijdelijk vervangen, berusten.
In deze kas kunnen ook gedeponeerd worden de gelden van andere openbare administratien, welke voor het oogenblik buiten emlpooi zijn. In dit geval mogen deze gelden, onder geen voorwendsel ook, daaruit worden geligt of mag daarover worden beschikt, anders dan om die terug te geven aan hen welke dezelve gedeponeerd debben.
UI. ALGEMEENE BOEKEN.
Aan den Gouverneur is opgedragen te zorgen, dat de administrative boeken der kolonie behoorlijk bijgehouden en afgesloten worden. Hij moet jaarlijks daarvan een afschrift aan het Departement van Kolonien zenden.
IV. VOORZIENING IN DE MATERIELE BEHOEFTEN VOOR HET BEHEER.
De Gouverneur is verpligt telken jaar vóór of in October aan het Departement van Kolonien in te zenden eene opgave der behoeften in goederen, het volgend jaar uit Nederland ter voorziening in de dienst benoodigd. Bij die aanvrage
moet tevens eene aanwijzing overlegd worden van den voorhanden voorraad en van hetgeen ter voldoening aan
vroegere aanvragen nog uit Nederland wordt te gemoet gezien.
289 V. BRONNEN VAN INKOMSTEN. 8 1. Belastingen in het algemeen.
Geenerlei belastingen mogen in de kolonie Suriname
worden geheven, dan ten gevolge van eene door den Ko
ning goedgekeurde verordening.
S$ 2. Hoofdgelden.
Het hoofdgeld is eene belasting geheven op alle blanken, vrije lieden en slaven, welke op Januarij zich binnen de kolonie bevinden. Het hoofdgeld is, zonder onderscheid van staat, ouderdom of sekse, bepaald op vijf gulden, betaalbaar in twee termijnen.
Van deze betaling is niemand ontheven dan:
a. militaire officieren, gepensioneerde militairen en allen, die tot het garnizoen der kolonie behooren, met hunne familien ;
b. alle behoeftigen, welke van ’s Lands wege of uit de armenkassen worden gealimenteerd;
ce. de slaven toebehoorende aan de kerkgenootschappen der onderscheidene gezindten, behoudens echter de verpligting op de respectieve kerkbesturen rustende om van deze slaven jaarlijks behoorlijk opgave te doen ;
d. alle personen, nog geen jaar en zes weken in de kolonie aanwezig.
S$ 3. Quota van Suiker-plantagiën en Houtgronden.
Deze belasting wordt geheven voor ongeveer Als gedeelten van den opbrengst der verkochte melasse en dram van de suïker-plantagien, waarvan wordt betaald, 5!/s %/o van de bruto waarde en voor 1/5 gedeelte van de opbrengst der verkochte houtwaren van de houtgronden, waarvan wordt betaald met 62/5 °/o van het bruto bedrag.
De opbrengst dier belasting beloopt f 18 à f 20,000.
S 4. Akkergelden.
Deze belasting wordt geheven: 10. tegen 4 eenten per akker van de landerijen, na het 19
290
jaar 1849 uitgegeven, gelegen achter reeds gecultiveerde gronden, en derhalve achterlanden genaamd;
20, tegen 8 centen per akker, van de sedert voormeld jaar uitgegevene landerijen, welke aan de oevers van rivieren of kreeken gelegen zijn, en
30, tegen 20 centen per akker, gedurende de eerste twaalf jaren na den datum der uitgifte en vervolgens na verloop van dat tijdperk, tegen 10 eenten per akker van de landerijen, uitgegeven na de publicatie van 2 Julij 1835.
De opbrengst dezer belasting bedraagt f 8 à f 9000,
Frfpachten.
Met deze belasting zijn bezwaard eenige in de stad Paramaribo gelegen erven. Deze kan ook worden afgekocht, tegen betaling in eens van het tienvoudig bedrag dier belasting over één jaar.
De opbrengst beloopt f 4 à f 800,
8 6, Huurwaarde van Huizen.
Van de huurwaarde der huizen en gebouwen binnen de stad Paramaribo en derzelver omtrek wordt, na aftrek van ifs voor het onderhoud, eene belasting van 4 pet. geheven.
Deze brengt op f 18 à f 20,000.
S 7. Brug: en Weggelden.
Deze belasting wordt geheven van gronden of consessien, ter, grootte van 50 akkers, die beoosten de stad gelegen zijn, tegen f'6, en van die welke bewesten de stad gelegen zijn tegen f 12,
De opbrengst, welke bestemd is tot onderhoud van twee ten oosten en ten westen der stad Paramaribo gelegen bruggen, is f 3 à f 500.
S 8, Pleizier-Paarden- en Lijtuiggelden.
Deze belasting wordt geheven tegen bepaalde sommen,
zijnde voor een paard f 12, voor een rijtuig op 4 wielen
f 20 en voor een rijtuig op 2 wielen f 15.
De opbrengst is f 3 à f° 400.
201 S 9. Patentregt.
Niemand in de kolonie Suriname mag eenigen handel, bedrijf, beroep of nering uitoefenen, tenzij voorzien van een patent, waarbij zulks wordt toegestaan.
Het patentregt brengt op f 50 à f 70,000.
S 10. Zegelregt.
Het regt van klein zegel wordt geheven van alle acten, doeumenten en geschriften, vermeld in de zegelordonnantie van 12 Nov. 1830; behalve:
1°. van acten en geschriften van het publiek ministerie.
ge, van acten waarvan het zegel zou komen ten laste der schatkist.
De opbrengst van het zegel is f 50 à f 70,000.
S 11. komende, uitgaande en _entrepôt-regten.
De regten op den invoer worden volgens tarief geheven. Van de artikelen niet in dat tarief voorkomende kunnen de regten geheven worden naar de waarde, volgens den loopenden prijs. Is er geen loopende prijs bekend zoo wordt tot maatstaf aangenomen de inkoopprijs der goederen met bijvoeging van alle kosten tot aan het aan boord brengen, volgens factuur, met bijberekening eener matige vracht.
Vrij zijn:
a. goederen aangegeven (vóór het consent van lossing is verleend) om in entrepôt te worden opgeslagen, behoudens betaling van entrepôtregten ;
b. voorwerpen, ter reparatie uit de kolonie gezonden, en met behoorlijke bewijsstukken, hersteld terugkomende;
c. meubelen, gereedschappen, werktuigen, rijtuigen, vee en al wat tot den verhuisboedel behoort van een persoon of eene familie die zieh in de kolonie komt vestigen;
d. planten en gewassen van allerlei aard;
e. paarden, vee, steenkolen, landbouw-werktuigen, benevens beenzwart, suikerkalk en molensmeer, mits aange
voerd onder nederlandsche of daarmede gelijkstaande vlag.
f. gemaakte kleedingstukken, stoffen voor mannen- en 19%
292
vrouwen-kleeding, benevens kleinigheden ter uitdeeling aan de slaven op de plantagien;
9. goud en zilver, onder elken vorm.
Goederen, kunnen voor opslag in entrepôt worden aangegeven, mits dat zulks geschiede vóór de afgifte van een consent tot lossing.
Het regt, om goederen vrij van de invoer-belasting in entrepôt te bewaren, duurt voor dezelfde artikelen slechts gedurende twaalf maanden; onmiddelijk na verloop van dien tijd worden de in opslag genomene goederen voor de daarop staande regten op den invoer belast en dezelve daarop verhaald, ten ware er vóór het verstrijken van dien termijn, verlenging van den Gouverneur mogt zijn verworven.
Goederen, welke aan geene hoogere belasting dan 60/0 op den invoer onderhevig zijn, kunnen naar verkiezing worden opgeslagen iu particulier entrepôt, echter met inachtneming der noodige voorzorgen van de zijde der administratie.
De weder-uitvoer van alle in de kolonie aangebragte goederen kan vrij van regten geschieden, behoudens de kosten vallende op de te nemen maatregelen, dat de voor uitvoer uit het entrepôt afgegevene of wel de van het eene schip in het ândere over te laden goederen niet in consumtie worden gebragt.
Alle voortbrengselen der kolonie, hout uitgezonderd, zijn onderhevig aan de betaling van een uitgaand regt, naar de waarde, door eene commissie van twee ambtenaren en twee belanghebbenden, onder het voorzitterschap van den administrateur van finantien, te regelen.
De inkomende, uitgaande en entrepôt-regten brengen op / 230 à f 240000.
S 12. Zastgeld der schepen.
Dit middel wordt tegen f3 per last geheven van alle
schepen en vaartuigen zonder onderscheid. Opbrengst f 35 à f 40000,
293 8 13, Baak- los- en steigergeld.
Voor deze belasting wordt geheven f 10 van alle schepen en vaartuigen, welke minder dan 100 tonnen of 50 lasten groot zijn en f 20 van alle grootere schepenen vaartuigen zonder onderscheid.
De opbrengst is f 28 à f 3800.
S 14. Venduregten,
Alle openbare vrijwillige verkoopingen, mogen niet gegchieden dan door de 4 daartoe door den Gouverneur aangestelde vendumeesters, ten overstaan van een der gezworen klerken.
Wie onroerende goederen wil verkoopen, moet daarvan
tijdig kennis geven aan een der vendumeesters, met op
gave van den aard, de hoedanigheid en verdere beschrijving. Ten minste zes weken voor den bepaalden verkoopdag moet door den verkooper aankondiging worden gedaan in onderscheidene Surinaamsche eouranten, zonder welke dusdanige verkooping niet mag plaats hebben.
Roerende goederen, waaronder slaven, indien zij aan geen plantagien zijn verbonden, moeten aan den vendumeester, minstens drie dagen vóór den verkoopdag, aangegeven worden opdat zulks door hem op de gewone wijze kan worden geadverteerd.
Geene verkoopingen mogen door de vendumeesters gehouden worden, dan na verkregen permit, van den admistrateur van finantien.
De verkoopers mogen op zoodanige termen en conditien goederen laten verkoopen, als hun zal behagen, en op den voet, als in de door hen aan de vendumeesters opgegevene veileonditien zal zijn vermeld, mits niet afwijkende van de bepalingen, in het bestaande reglement voorkomende. Verkoopers moeten voor hunne rekening en risico nemen de solvabiliteit der gevorderde borgen, voor al de zoodanige germijnen van betaling, welker vervaltijd later dan een jaar en zes weken na den verkoopdag gesteld is; vendumeesters zijn echter aansprakelijk voor hetgeen door hen is ontvangen of had kunnen en moeten ontvangen worden,
294
Geene slaven mogen op openbare verkoopingen verkocht worden, tenzij aan den vendumeester bîj een behoorlijk extract zal zijn gebleken, dat ze in de slavenregisters be
kend zijn, en zulks op straffe van ontzetting uit zijnen post.
De vendumeesters zijn gehouden het zuiver bedrag der verkochte mobilaire koopmanschappen of andere roerende goederen, zoomede van slaven, 42 dagen na den verkoopdag, na aftrek der venduregten en van hunne commissicgelden, aan den verkooper te voldoen, hetzij de gelden daarvoor al dan niet zijn ontvangen.
In geval van verkoop op termijnen, welke niet langer loopen dan een jaar en zes weken, zijn de vendumeesters verpligt een en twintig dagen na den verschijndag van elken termijn aan de verkoopers uit te betalen het beloop van zoodanigen verschenen termijn.
De vendumeesters zijn verpligt binnen drie dagen na de verkooping aan de verkoopers uit te reiken behoorlijke verkooprekeningen, getrokken uit het venduboek, aanwijzende het zuiver bedrag van het verkochte, na aftrek der daarop gevallene onkosten, zoo van ’s Lands regten, als commissie-gelden, geene uitgezonderd, en vermeldende den datum, waarop elke betalingstermijn vervalt.
Wanneer de verkooper van roerende goederen het provenu begeert te ontvangen vóór den vervaltijd, kunnen de vendumeesters zulks voorschieten, onder korting te hunnen behoeve, van hoogstens één per cent 's maands. Bijaldien een verkooper van onroerende goederen den verkoop daarvan ophoudt, behoeft hij daarvan geene veuduregten te voldoen, maar is verpligt aan den vendumeester te betalen f 20 voor zijne personele bemoeiijjing. Telken reize dat eenige vendu van roerende goederen, afzonderlijk besteld, wordt afgezegd en geen voortgang heeft, nadat daarvoor bereids het hierboven vermelde permit is verkregen, zal de verkooper den vendumeester betalen f 15.—
De verkoopers van roerende goederen, in eene veiling den verkoop van eeuig artikel op pand ophoudende, behoeven daarvan geene regten of ongelden te betalen. Zij zullen echter aan de vendumeesters moeten voldoen hunne werkelijke verschotten van patent, zegel- en advertentio
295
loon, wanneer de commissie-gelden op het verkochte, berekend over de geheele vendu, niet toereikende mogten zijn om hen daarvoor schadeloos te stellen,
Alle onder de vendumeesters berustende penningen, afkomstig van verkoopingen waaromtrent eenig geschil bestaat of procedures aanhangig zijn, en die in hunne handen worden gearresteerd, (van welk arrest de exploiteur verpligt is onmiddellijk kennis te geven aan den administrateur van finantien) moeten in de reservekas der kolonie worden gedeponeerd, ter verzekering van de daarop regt hebbende.
De verkoopers zijn, buiten het verhaal op den persoon
en de goederen van de vendumeesters, nog gegarandeerd
door eenen personelen borgtogt van f 10000 welke door elk hunner moet worden gesteld.
Buiten de transportgelden van onroerende goederen, die, ingevolge de ordonnantie op dit middel, bij den laatsten termijn moeten worden voldaan, zijn de verkoopingen nog onderhevig, te weten:
onroerende goederen: aan een venduregt van 3?/o van
den koopschat, benevens één per cent colleetief zegel op
den koopschat, te betalen door de koopers, en
roerende goederen: aan een venduregt van 30/o, te betalen door de verkoopers, en 79/0 door de koopers.
De vendumeesters genieten voor hunne bemoeijingen en “onkosten van verkoop 1 pCt. van de opbrengst van plantagien, 2 pCt. van andere onroerende goederen, en 3 pCt. van de opbrengst der roerende goederen.
De venduregten bedragen f 15 à f 25000.
S 15. Transportregten.
3 pCt. wordt geheven bij overgang van eigendom van vaste goederen, hetzij door verkoop, onder: de hand of bij ruiling, schenking of verdeeling.
De transportregten brengen op, / 10 àÀ ‚f 18000.
7 16. Collaterale successie- en overgangsregten.
Het regt van successie wordt geheven van al wat wordt geërfd of verkregen ten gevolge van het in eene onzer
W.-L. bezittingen plaats gehad hebbend overlijden eens persoons, niet tot den slavenstand behoorende.
Het regt van overgang wordt geheven van de „waarde der onroerende goederen, gelegen binnen eene onzer W.-l. bezittingen, en nagelaten door iemand, daar buiten overleden.
Het regt van successie wordt geheven van het bedrag der waarde, welke, na aftrek der schulden, overblijft.
Het regt van overgang wordt geheven van de onzuivere waarde van het goed, zonder aftrek van lasten.
Het regt van successie en dat van overgang kan niet
worden gecumuleerd, zoodanig dat van de goederen, waarvan het regt van overgang is verschuldigd, het regt van successie wordt geheven.
Wegens regt van overgang wordt geheven;
1°. in de regte lijn:
a. voor den eigendom 1 pCt;
b. voor het vruchtgebruik 4/2 pCt. ;
in de collaterale tijn of tusschen niet-verwante personen:
a. voor den eigendom 5 pCt;
b. voor het vruchtgebruik 21/2 pCt.
Vrijdom van regt van successie heeft plaats voor alles wat in de regte, hetzij klimmende of nederdalende lijn, wordt geörfd of verkregen, alsmede voor zoodanige door overlijden verkregene voordeelen, welke, na aftrek der schulden, niet meer bedragen dan drie honderd gulden.
Het successieregt wordt geheven naar eenen maatstaf, volgens welken het van 4 pCt. tot 10 pCt. verschilt, naar mate van den graad van verwantschap.
Deze belasting brengt gemiddeld f 10 à f 20,000 op.
S 17. Waag- en rooigelden.
Deze regten worden geheven van alle ter waag gewogen producten en andere goederen van verschillenden aard en voor het rooijen der melassievaten, volgens tarief.
De opbrengst is f 5 à f 9,000.
S 18. Diverse inkomsten.
Hieronder worden gerekend de geïnd wordende belas
297
tingen, die anterieur het dienstjaar verschuldigd zijn, de geregtsboeten, de briefporten, de gelden tot afkoop van de te stellen borgtogten voor vrij te laten personen, het lands
aandeel in de provisiegelden van de wees- en euratele
kamer, de kortingen op de tractementen der ambtenaren voor pensioenen en alle dusdanige ontvangsten, welke slechts toevallige baten zijn en niet onder de belastingen kunnen gerangschikt worden.
Deze inkomsten bedragen f 30 à f 50,000.
S 19. Inkomsten van de houtvelling.
Deze inkomsten, voortspruitende uit de houtvellingen welke voor gouvernements-rekening aan de rivier Coppename plaats hebben, bedragen f 10 à f 20,000.
S 20. Begraafplaats- of kerkhofsregten.
Deze belasting wordt geheven van de lijken die op de landskerkhoven worden begraven en voor het leggen en metselen van zerken op dezelve, volgens tarief.
Opbrengst f 2 à f 3000.
Opbrengsten van de gouwernements-plantagien.
Deze spruiten voort uit de suiker, melassie, rum en bananen, enz, welke van de gouvernements-plantagien Catharina Sophia en Mijn Vermaak worden: verkregen.
De opbrengsten zijn f 40 à f 50,000.
KE. Nijverheid. I. LANDBOUW.
De gouvernements-etablissementen hebben eene uitgestrektheid van 2000 akkers, waarvan 283 in bewerking. Van de zich daarop bevindende slavenmagt, ten getale van 246, te weten: 87 mannen, 84 vrouwen, 34 jongens,
35 meisjes, zijn 169 tot werken geschikt.
298
De opbrengst van dit etablissement gedurende 1849 was : suiker. …_ . … « « 730,000 pond, proefhoudende rhum. 10,580 gallons.
" dram 11,836 u melassie. … bok 23,870 _w banannen … n 5,225 bossen. els soba Sri me 80 vaten uitmakende, naar den gemiddelden prijs, door het Gouvernement quartaalsgewijze voor de heffing van de uitgaande
regten vastgesteld, eene geldswaarde van f 63,575,40.
2°, De plantagie Mijn Vermaak, met eene uitgestrektheid van 1000 akkers, waarvan 100 in bewerking, namelijk : koffij met bananen … … … … 15 _ akkers. cacao 5 "
mats fer os abe pn ranke 20
GAÜSRUO SAALE 5 he ERE
bananen nine mb terra ed lg ee
100 _ akkers. Deze plantagie telt eene slavenmagt van 147 hoofden, als: 46 mannen, 49 vrouwen, 24 jongens, 28 meisjes;
en van deze 93 werkbare, welke voor het grootste ge
deelte op plantagie Catharina Sophia bij toerbeurten werkzaam zijn.
De producten van deze plantagie verkregen, waren:
banannen 17,000 bossen, en maïs 40 vaten,
p. m. eene geldswaarde uitmakende van f 3,500.
De plantagien en gronden aan particulieren toebehoorende, 265 in getal, beslaan eene oppervlakte van 366,651 akkers, van welke 131,746 in bewerking zijn. Het getal slaven daarop werkzaam, bedraagt 26,688 hoofden.
Voor zooverre dit uit de statistieke opgaven is kunnen worden opgemaakt, hebben deze gronden in 1849 geproduceerd aan:
suiker. . . . … 29,786,512 pond, ruhm, proef houdend. 73,537 gallons, dramit Beans it 187,196 _n melassie … … …. … 1,085,149 mw koffijnk wens tet 5 590,865 pond, Catad'. MTA deg A8 154,120 mn
299
zoomede eenige hoeveelheden rijst, maïs, arrowroot on hout. De producten der katoen-plantagien zijn niet bekend.
IL veerEELT.
De veestapel was op het einde van 181: rundvee 6396, paarden 180, muilezels 71, ezels 195, varkens 4202, schapen 2671, geïten 542.
III. HANDEL EN SCHEEPVAART.
De handel en vaart op de kolonie Suriname is opengesteld voor alle volken, met welke het Koningrijk der Nederlanden in vriendschap leeft.
Een entrepôt bestaat tot gerief van den handel en zulks tegen betaling van een matig entrepôtregt.
De invoer in de kolonie in 1851 bedroeg aan geldswaarde eene som vanf 1.881.146.04.
ag 22
Het uitgevoerde bedroeg : eene waarde van f2.493.379,33.
De hierboven bedoelde invoer geschiedde met 188 schepen, metende 11,214 lasten.
De witvoer vond plaats met 192 schepen, te zamen metende 11585 lasten.
IV. UITGIFTE VAN NIEUWE GRONDEN TER CULTUUR.
Nieuwe gronden kunnen ter cultuur worden uitgegeven in alle zoodanige gedeelten der kolonie, waar zulks aan de veiligheid geen dadeliijken hinder kan toebrengen.
De verzoekers mogen zoodanige door hen verkregene concessie de 12 eerste jaren niet doen terugkeeren in den boezem van het domein; maar moeten gedurende die jaren aan de koloniale kas wegens zoodanige door hen verkregene concessien betalen eene recognitie van 20 cent per akker in het jaar, en na verloop van dien tijd van 10 cent.
De verzoeken tot het bekomen van nieuwe gronden in de kolonie Suriname moeten schriftelijk worden gedaan aan den Gouverneur, die ze met zijne consideratien zendt aan het Departement van Kolonien, om daarop ’s Konings goedkeuring te verkrijgen, waarna de Gouverneur autorisatie bekomt om de grondbrieven op te maken en uit te reiken.
300
In het uitgeven van nieuwe gronden naast die, welko reeds in cultuur zijn, wordt de voorkeur gegeven aan den eigenaar van den belendenden in cultuur zijnde grond, mits men wete dat hij de middelen bezit, om den nieuwen grond in cultuur te brengen.
Bij het uitgeven van gronden zijn ook preferent die verzoekers, welke reeds in de kolonie zijn gevestigd, of van wie men grond heeft te veronderstellen, dat zij zich aldaar zullen nederzetten, boven dezulke, welke niet in de kolonie wonen, of niet voornemens zijn zich aldaar neder te zetten.
Geene gronden worden uitgegeven aan hen, welke de middelen niet bezitten, om ze in cultuur te brengen, noch aan hen, die ondersteld kunnen worden, niet voornemens te zijn den grond te cultiveren. Dit geschiedt ter voorkoming, dat de gronden in handen komen van speculanten, die, zonder in cultuur te hebben gebragt, weder zouden verkoopen.
Voorts kon ook land in pacht verkregen worden, door ieder burger of ingezeten der kolonie die zich daartoe aan bekomt om de grondbrievenop te maken en uit te reiken. het bestuur aanmeldt en tegen wien geene afdoende redenen bestaan om hem zoodanige gunst te weigeren.
Aan aanvragen, waarbij de gevraagde grond bepaaldelijk wordt aangewezen, »voldoet het Bestuur in zooverre, als plaatselijke gesteldheid en algemeen belang zulks gedoogen.
De uitgifte bepaalt zich in den regel tot eene vierkante oppervlakte van vijf kettingen breedte en diepte, of één bunder of meer naarmate zulks oorbaar wordt beschouwd tegen den huurprijs van tien gulden per jaar voor ieder bunder, betaalbaar in 4 termijnen.
De huur van zoodanigen grond kan, naar het verlangen van de verzoekers, worden aangegaan voor den tijd van 3 tot 10 jaren, en zulks onder voorbehoud van het regt, om drie maanden vóór de huurtijd is verstreken, bij voorkeur boven anderen, dien grond op nieuw te kunnen pachten.
De verzoeken van hen, welke meerderen grond achter
of in de nabijheid van den reeds aan hen verpachten willen erlangen, komen, indien de plaatselijke. gesteldheid zulks mogt toelaten, eerst dan in aanmerking, wanneer zij vol
301
doende kunnen bewijzen, dat de reeds aan hen uitgegevene gronden goed door hen bebouwd en produetief gemaakt zijn.
Geene overdragt van huur mag plaats hebben dan met voorkennis en goedkeuring van het bestuur, waarvan aanteekening wordt gehouden in het register der verhuurde pereeelen.
SJ. Slavenbevolking,
S 1. Getal.
r
Het getal slaven in Suriname was in 1851 39157. S 2. Slavenregisters.
De vroeger bestaan hebbende slavenregisters binnen de kolonie zijn met eene kolom van mutatien vermeerderd, ten einde daarop bij te houden alle vermeerderingen of vermin deringen, welke in het getal der slaven, zouden voorvallen, en is voorts ieder eigenaar van slaven verpligt om van alle
verandering,
welke, door geboorte, overlijden, koop of verkoop, schenking of ruiling, in het getal zijner slaven, mogt voorvallen, daarvan eene schriftelijke, door hem onderteekende en onder presentatie van eede af te geven verklaring, in welke de naam van den betrokken slaaf duidelijk moet vermeld staan, aan voornoemd kantoor in te dienen.
Verdere bepalingen regelen de rigtige uitvoering hiervan. Boeten op overtredingen te dezer zake zijn van f 25 tot f 500.
Ter verrigting der werkzaamheden is een afzonderlijk ambtenaar aan het kantoor der hoofdgelden toegevoegd. Deze ambtenaar mag geene administratie van plantagien of gronden voeren of hoe ook in het beheer er van betrokken zijn.
Ten gerieve der ingezetenen van de districten zijn de landdrosten met de functien van registrateur der slaven
belast. De opgaven wegens verandering in hef. getal der
slaven worden aldaar in duplo ingediend en het duplicaat met de cerste gelegenheid aan den registrateur der slaven
302
gezonden, die, nadat het visa daarop van den kolonialen ontvanger en betaalmeester verkregen is, de inschrijving ler verlangde mutatien in de registers bewerkstelligt.
S 3. Verordeningen tegen het wegloopen.
Voor wegloopers worden gehouden alle slaven die zich eigendunkelijk, uit hunne woningen of van hunne gronden
verwijderen, of zieh sehuil houden, en zich alzoo aan de
dienst hunner meesters of gezagvoerders onttrekken.
Voor zooverre de slaven, welke zieh aan deze misdaad schuldig maken, te Paramaribo arbeiden, is de eigenaar of wel zijn representant gehouden, binnen den tijd van drie dagen, nadat hem zulks is bekend geworden, daarvan schriftelijke aangifte te doen bij het hoofd der politie. Wanneer de slaaf verhuurd is, is de huurder verpligt den verhuurder tot het doen dier aangifte in staat te stellen, op eene boete van f 10 tot f 25.
Voor wegloopers worden ook gehouden alle slaven welke in de bosschen en velden rondom Paramaribo worden aangetroffen, zonder voorzien te zijn van een door den eigenaar of huurder afgegeven en door den luitenant van politie geviseerd permissiebiljet; ook zij, die in dienst van een visscher, op zijnen visscherspas niet bekend zijn.
Wanneer een slaaf zich van de plantagie of van den grond, waartoe hij behoort, waaraan hij is verhuurd of waarop hij arbeidt, zonder voorkennis of toestemming van den direeteur of opzigter, verwijdert, en binnen den tijd van ééne maand niet op de plantagie is teruggekeerd, moet de directeur daarvan eene schriftelijke kennisgeving doen toekomen aan den kapitein der divisie. Bijaldien echter meer dan drie slaven zich gelijktijdig van de plantagie mogten verwijderen, is hij verpligt zoodanige kennisgeving onverwijld aan den burger-kapitein te doen op eene boete van f 10 tot f25.
Voor zoodanigen slaaf, welke, ter zake van bloote desertie, zonder eenige bijkomende verzwarende omstandigheid, hetzij in het stads-district, hetzij in eene der divisien, hetzij in de distrieten, wordt aangehouden, is door den eigenaar een vanggeld van f3 verschuldigd. Tegen betaling daarvan,
303
alsmede der voedingskosten, wordt de weggeloopen slaaf, onmiddellijk aan zijn meester overgegeven.
Zoo dikwerf in de voormelde districten en divisien een slaaf wordt aangehouden, die ter zake van langdurige desertie, onder verzwarende omstandigheden, aan den procureurgeneraal moet worden overgeleverd, is door den eigenaar van zoodanigen slaaf een vanggeld van f 6 verschuldigd, door hem vóór de terugname van den slaaf te voldoen.
Voor iederen wegloopen slaaf, welke ter gelegenheid eener burger- of militaire patrouille binnen de hierboven bedoelde distrieten en divisien wordt aangehouden, is door den eigenaar verschuldigt eene premie van f 25,— ten behoeve der koloniale kas, te voldoen vóór de terugname van den slaaf door den eigenaar.
Voor iederen wegloopen slaaf, welke in de oude kolonie, buiten het zoogenaamde kordon van binnenlandsche defensie, door eene patrouille wordt aangehouden, is door den eigenaar eene premie van f 50 ten behoeve der koloniale kas verschuldigd, welke hij moet voldoen, alvorens den slaaf terug te nemen.
Zoo dikwerf hetzij in oude kolonie, hetzij in de districten een of meer slaven, welke ontegenzeggelijk het voornemen hadden, om uit de volkplanting te ontvlugten, door wie ook worden achterhaald, is door den eigenaar voor iederen aangehaalden slaaf eene premie aan f 100 verschuldigd, ten behoeve dergenen, welke de aanhouding hebben gedaan. Deze premie moet mede worden voldaan vóór de terugname van den slaaf door den eigenaar.
Zoodanige eigenaren, die zelven of wier onderhoorigen de patrouilles gedeeltelijk hebben uitgemaakt, betalen de helft.
De ontvlugting- van een slaaf uit de kolonie Suriname, met het kennelijke doel, om zich aan zijnen wettigen meester te onttrekken, wordt gestraft met dwangarbeid op een der lands-etablissementen, of wel op de plantagie zijns meesters, of eenigen anderen door dezen aan te wijzen grond, voor den tijd van ten hoogste 10 jaren; bij ontvlugting met diefstal voor ten hoogste 15 jaren ; en bij
ontvlugting, vergezeld van eene daad van verzet of geweld, wordt de schuldige met den dood gestraft.
304
Wanneer twee of meer slaven komplot tot ontvlugting uit de kolonie gemaakt hebben en zulks voldoende is gebleken, wordt de hoofdaanlegger tot levenslangen dwang
arbeid en ieder der medepligtigen tot dwangarbeid voor den tijd van tien jaren veroordeeld.
Vrije personen, welke de ontvlugting van eenen slaaf uit de kolonie door schuilhouding begunstigd of middelen van transport daartoe hebben gegeven, of zoodanige ontvlugting op eenige andere wijze hebben bevorderd, worden gestraft met confinement op een der lands-etablissementen voor ten minste één jaar en ten hoogste tien jaren.
Deze straf zal zijn dwangarbeid voor slaven, zoo dikwerf deze de ontvlugting van eenigen slaaf hebben begunstigd of bevorderd.
Wanneer vrije personen of slaven, zich voor of tijdens de ontvlugting van eenen slaaf, met dezen aan eenige andere misdaad mogten schuldig maken, welke eene hoogere straf, dan die van confinement voor vrije personen en dwangarbeid voor slaven, gedurende ten hoogste 10 jaren, behoort ten gevolge te hebben, legt de regter dien medepligtigen die straf op, vastgesteld tegen de misdaad, vóór of bij de ontvlugting van eenen slaaf gepleegd.
Zoo dikwerf, bovengenoemde straf van dwangarbeid tegen slaven moet worden toegepast, wordt deze voorafgegaan door eene correctie met slagen, ter bepaling des regters.
De poging tot ontvlugting van eenen slaaf uit de kolonie, door daden van uitvoering gekenmerkt, wordt gestraft als ontvlugting, welke door aanhouding of uitlevering van den ontvlugten slaaf is of wordt verijdeld.
Slaven, welke uit de kolonie zijn ontvlugt of gepoogd hebben dit te doen, met kennelijk oogmerk om zich aan den wettigen meester te onttrekken, kunnen nimmer brieven van vrijdom bekomen:
Vrije personen en slaven, welke de ontvlugting van eenen slaaf uit de kolonie, door aanhouding verijdelen, of door ontdekking aan de bevoegde autoriteit van eenig komplot van slaven tot ontvlugting uit de kolonie, weten te voorkomen, met dat gevolg dat de schuldigen in handen der politie geraken, worden, met premien van minstens / 100
305
voor iederen vlugteling, of ook, wat slaven betreft, in bijzondere gevallen, door het Gouvernement met vrijdom begiftigd, en zulks tegen schadeloosstelling van den eigenaar.
Wanneer een slaaf aanwijzing doet van een zoogenaamd
did 8
kamp of dorp, waarin zich weggeloopene slaven bevinden, en dit ten gevolge dier aanwijzing, werkelijk wordt gevonden, verkrijgt die slaaf van wege het Gouvernement eene belooning, zoodanig als de Gouverneur oordeelt te behooren.
S 4. In- uit- en vervoer van slaven.
Zonder toestemming van den Gouverneur is het aan niemand geoorloofd een of meer slaven uit de overige divisien der kolonie te zenden of te vervoeren naar de districten.
Die een of meer slaven naar de districten wil uitvoeren is gehouden daarvan, bij drie achtereenvolgende advertentien in de nieuwspapieren, kennis te geven, opdat zij, die eenig regt op deze slaven vermeenen te bezitten, binnen 14 dagen, na gedane advertentien, eene acte van oppositie ter gouvernements-secretarie kunnen inleveren.
Verzending of vervoering van een of meer slaven naar de districten zonder toestemming des Gouvernenrs, staat gelijk aan verzending of vervoer buiten de kolonie en heeft dezelfde straffen ten gevolge.
Invoer van slaven in onze W. L, bezittingen uit vreemde kolonien en plaatsen, alwaar de directe invoer van slaven uit Afrika niet geoorloofd is, mag alleen krachtens eene speciale permissie van den Gouverneur geschieden.
Uitvoer van slaven van onze W. IL. bezittingen naar vreemde landen en kolonien, alwaar de directe invoer van slaven uit Afrika niet geoorloofd is, mag alleen geschieden op bekomene uitdrukkelijke toestemming van het Departement van Kolonien,
Voor den uitvoer van slaven uit Surinmne moet eene belasting vanf 100 voor elken slaaf betaald worden.
Bij den invoer van slaven uit een onzer W. [. eilan
den in Suriname wordt, op eene daartoe aan het Gouvernement aldaar te doene aanvrage, aan de belanghebbende uitgereikt eene premie van f 25 voor elken gezon
den werkbaren plantageslaaf en van f 12,50 voor elken 20
306
gezonden slaaf beneden de 16 en boven de 12 jaren.
Die verlof krijgt om slaven van de eene Nederlandsche W. IL. bezitting naar de andere over te voeren, moet een borgtogt van f 1000 stellen voor elken slaaf of slavin, tot dat binnen zekeren tijd het bewijs geleverd is, dat de invoer werkelijk in de bestemde kolonie heeft plaats gehad.
Elk die eenigen slaaf uitvoert of verzendt, hetzij naar eene plaats waarheen zulks niet geoorloofd is, hetzij zonder inachtneming der voorgeschrevene. formaliteiten, of die daartoe de hand mogt geleend hebben, alsmede elke schipper die, hiermede strijdig, een slaaf heeft aan boord genomen en uitgevoerd, verbenrt hoofd voor hoofd, eene boete van f 500 voor elken slaaf, terwijl bovendien aan zoodanigen slaaf brieven van vrijdom zullen worden uitgereikt, waarvan de gebruikelijke kosten voor rekening van den eïgenaar komen, en dit alles onverminderd zoodanige actie, welke ter zake van verboden slavenhandel aan het publiek ministerie mogt competeren.
$ 5. Verbod van scheiding van moeders en kinderen.
Slaven mogen gedurende het leven van hunne moeder en zoolang zij tot den slavenstand behooren, nimmer afgezonderd worden verkocht, verruild, weggeschonken of op eenige andere wijze in den eigendom van derden overgaan evenmin als dit wederkeerig met de moeder, afgezonderd van hare kinderen, mag plaats hebben, zoodat kinderen met hunne moeder of de moeder met hare kinderen, nooit anders dan gelijktijdig en steeds aan een en denzelfden persoon kunnen worden veralieneerd, onder welken titel zoodanige veralienatie ook moge plaats vinden.
Alle handelingen en verbindtenissen daarmede strijdig zijn nietig en van geene waarde, terwijl overtredingen met eene boete van f 500 worden gestraft.
Het zoo even vermelde gebod houdt echter op van kracht te zijn, wanneer het kind of de kinderen, van welken ouderdom ook, of ook de moeder, worden verkocht voor den vrijdom, mits de kooper of de verkrijger zich bij notariele acte verbindt om binnen den tijd van drie jaren na de dagteekening der verbindtenis of handeling, ten gevolge waar
307
van zoodanige alienatie heeft plaats gehad, de daartoe benoodigde brieven van vrijlating te verzoeken.
Binnen den tijd van drie dagen na het tot stand brenden van zoodanige verbindtenis of handeling, moet een afschrift dezer acte aan den commissaris der inlandsche bevolking vertoond en door hem geregisteerd worden. Bij gebreke hiervan verbeuren, zoowel kooper als verkooper, ieder eene boete van f 100.
Op gezegd verbod mag door de regterlijke collegien uitzondering gemaakt worden, indien van wege het openbaar ministerie, ter oorzake van gepleegde misdragingen, de afzonderlijke verkoop van eenig slavenkind of van de moeder, als een toevoegsel van de op te leggen straf, mogt voorgedragen worden.
Wanneer echter redenen voorhanden zijn, welke het voor den eigenaar ten hoogste wenschelijk, of het ook voor den slaaf van belang maken, dat van het algemeen verbod ten deze worde afgeweken, kan de eigenaar, mits het af te scheiden kind den vollen ouderdom van twaalf jaren bereikt hebbe, deze redenen aan den Gouverneur voordragen, en vermag deze, na de commissaris der inlandsche bevolking te hebben gehoord, op het verzoek om autorisatie tot de verlangde afscheiding beschikken, zooals hij vermeent te behooren.
Op het niet vragen der brieven van vrijlating binnen den bepaalden tijd, voor dergelijke afgescheidene slaven, is eene boete gesteld van f 300; terwijl voorts op voordragt van den commissaris der inlandsche bevolking, door den Gouverneur een voogd over zoodanigen slaaf wordt benoemd, aan wien brieven van vrijlating worden uitgegeven, ten koste van hem die aan zijne verpligting niet heeft voldaan.
S 9. Verbod om slaven om werk uit te zenden.
Het is elken ingezeten verboden, eenigen slaaf, hetzij hij dien in eigendom of in huur bezitte, uit te zenden om werk op te zoeken, en hem daarvoor geld te doen opbrengen.
Overtreding hiervan wordt gestraft met eene boete de eerste maal van f 200 de tweede maal van f 400 en de derde maal van f 600, met en benevens de confiscatie van den slaaf ten behoeve van den lande.
20*
308
Dezelfde boeten worden toegepast op hen, die eenen dusdanigen slaaf alzoo te hunnen beboeve hebben doen werken.
$ 7. Het rondventen van koopmanschappen door slaven.
Het is mede ieder verboden, van eenigen slaaf eenige waren, goederen of koopmanschappen te koopen of in te rnilen, tenzij die alaaf voorzien is van een permissie biljet van zijn meester.
Overtreding hiervan wordt gestraft, behalve met confiscatie van het gekochte of verruilde, voor de eerste maal met eene boete van f 200 en voor de tweede maal en volgende malen telkens met eene boete van f 500, onverminderd de actie door den procureur-generaal, indien het blijkt dat de verkochte goederen gestolen zijn en de kooper of inruïlder daarvan kennis heeft gedragen.
De vrije verkoop van aardvruchten, pluimvee, bossen brandhout en ander onbewerkt hout is echter aan de slaven toegestaan, zoo mede die van andere goederen, tot welker verkoop langs de straat zij een permissiebiljet van den procureur-generaal bekomen hebben.
8 8. Opzigt der plantagien.
Op iedere plantage moet eene blanke of vrije kleurling tot het voeren van directie of opzigt zijn; voor elken 100 koppen daarenboven een zoogenaamd blank-officier.
Eigenaren van plantagien of derzelver vertegenwoordigers binnen de kolonie, welke in gebreke blijven het hiervoren genoemde getal blank-officieren te plaatsen, verbeuren voor de eerste keer eene boete van f 100, onder gehoudenheid, om binnen den tijd van eene maand aan de
voorschrevene bepalingen te voldoen; dan nog in gebreke bevonden wordende, wordt de boete verdubbeld; terwijl voorts, na verloop van iedere twee maanden, f 200 verbeurd zal zijn, tot dat aan de voorschriften is voldaan.
S$ 9. Begrafenissen.
Tot voorkoming van alle ongeregeldheden en nachtelijke onlusten moeten alle begrafenissen van slaven bij dag en vóór zons-ondergang geschieden. Dansen en alle op- en
309
uitsteking van vlaggen bij dergelijke gelegenheid zijn verboden. De Directeur die eene dergelijke begrafenis na zons-ondergang gebiedt of toelaat, verbeurt f 150 boete,
S 10. Kostgronden.
Alle eigenaren of administrateuren van plantagien, alwaar zich landen bevinden, welke geschikt zijn tot het aanplanten. van kost, zijn gehouden en verpligt op zoodanige plantage of plantagien behoorlijke kostgronden aan te leggen. De zoodanige, welke bij de te doene visitatien bevonden worden toodanige kostgronden niet te hebben aangelegd, en die, schoon kostgronden aangelegd hebbende, daaruit echter hunne slaven van geenen genoegzamen en behoorlijken kost kunnen voorzien, beloopen eene boete van f 1000 tot f_ 5000.
S 11. Slooping van plantagien en overbrenging van slavenmagten.
Zonder vergunning van den Gouverneur mogen geene plantagien gesloopt noch de slavenmagten naar elders vervoerd of verkocht worden.
S 12. Vrijlating der slaven.
De vrijlating van Gouvernementsslaven, zoowel als van die aan bijzondere personen behoorende, kan in onze W.-l. bezittingen niet plaats hebben dan door eene daad van het hooge gezag: De Gouverneur is alzoo alleen bevoegd brieven daartoe te verleenen.
Het aanzoek tot het verleenen er van geschiedt door of namens den meester, en is of:
1°. een geheel vrijwillige daad, blootelijk gegrond op goedwilligheid ;
2°, het gevolg van eene met eenen voormaligen meester des slaafs geslotene overeenkomst;
3°, het gevolg van eene lastgeving of voorwaarde, opgedragen of voorgeschreven bij eene uiterste wilsbeschikking.
Ten einde de overeenkomsten, waarbij dit aanzoek wordt bedongen van kracht te doen zijn, moeten zij in een notarieel
geschrift zijn vervat en den juisten tijd bepalen, binnen
310
welken door den verkrijger van den slaaf of diens regte hebbenden, het aanzoek behoort te worden ingediend, welk tijdperk nooit langer dan drie jaren mag zijn.
Zoodanige overeenkomsten moeten binnen drie dagen door den notaris of den met de notariele practijk belasten ambtenaar worden aangeboden, voor zooveel Suriname betreft aan den commissaris voor de inlandsche bevolking aldaar. Voor elken dag verzuim verblurt de met de notariele practijk belaste ambtenaar eene boete van Ff 10.—
Wanneer de bepaalde tijd, en in alle gevallen de tijd van drie jaren is verloopen, zonder dat het aanzoek is gedaan, wordt door den commissaris voor de inlandsche bevolking aan den Gouverneur een vrije persoon tot curator ad hoc voorgedragen, die alsdan verpligt is het noodige te bewerkstelligen om de manumissie van den slaaf te bevorderen.
Wanneer eenig persoon, die zich tot het aanzoek ter manumissie van eenigen slaaf heeft verbonden, alvorens daaraan te voldoen, in faillissement geraakt of sterft, en zijn boedel niet aanvaard wordt, is de geslotene overeenkomst vernietigd, in geval van de insolventie des boedels blijkt, dat is, wanneer de opgemaakte boedelstaat doet zien, dat de vrij te laten slaaf uit de massa des boedels niet kan worden weggenomen, zonder dat daardoor nadeel geschiedt aan de regten van crediteuren.
In zoodanig geval wordt de slaaf weder aan zijnen vorigen meester aangeboden, tegen teruggave van het ontvangene.
Neemt de vorige meester den slaaf alzoo niet terug, dan wordt deze beschouwd tot den overledene te behoorsn en ten voordeele van dien boedel verkocht.
Van elke uiterste wilsbeschikking, inhoudende lastgeving of voorwaarde tot het doen van aanzoek om manumissie, moet door de ambtenaren met notariele practijk belast, binnen drie dagen na hare opening en lezing, eene op ongezegeld papier geschrevene kopij of expeditie, voor zooveel deze lastgeving of voorwaarde aangaat, aan den commissaris der inlandsehe bevolking kosteloos worden ter hand gesteld, op verbeurte eener boete vanf 10 voor elken dag verzuim,
311
Wanneer de uiterste wilsbeschikking niet in eenen vorm is gepasseerd, die eene notariele opening en lezing noodzakelijk maakt, moeten de bovenstaande verpligtingen vervuld worden de executeuren of bewindvoerders van de nalatenschap, binnen drie dagen, nadat zij den boedel hebben aanvaard en zulks op gelijke boete van f 10 voor elken dag verzuim.
Erfgenamen of executeuren, welke de erflating aanvaard hebben, zijn verpligt, binnen den gestelden tijd, het aanzoek om manumissie te doen.
Wanneer er geen tijd bepaald is, of wanneer de uiterste wilsbeschikking een langeren tijd bepaald, moet het uiterlijk binnen drie jaren na het overlijden van den erflater gedaan worden.
Voor geheel nietig worden gehouden alle bepalingen, waarbij aan den vrij te laten slaaf eenige onereuse voor waarden zijn opgelegd.
Wanneer de erfgenamen of executeuren in gebreke blijven om binnen den tijd van drie jaren het aanzoek tot manumissie te doen, moet door den commissaris der inlandsche bevolking een curator ad hoe worden voorgedragen, om daartoe het noodige te doen.
Wanneer een boedel niet is aanvaard maar aan het departement der onbeheerde boedels is vervallen, blijft
het effect van de opgedragen lastgeving of gestelde voor
waarden opgeschort tot dat van de solventie of insolventie des boedels is gebleken,
Het aanzoek tot het verleenen van manumissie moet vergezeld gaan :
10, van een bewijsdat een geldelijke of personele borgtogt van f 200 à f 400 is gesteld. Curators ad hoe zijn hiervan vrijgesteld, zoo ook van alle leges en zegels.
De geldelijke of personele borgtogt kan echter worden afgekocht door eene storting in de koloniale kas, ten voordeele van het Gouvernement, van f 75 à f 100;
20, van een bewijs, dat de vrij te laten slaaf in eenig erkend kerkgenootschap is opgenomen, en
30. van een bewijs, dat de vrijgelaten slaaf op de slaven-registers is ingeschreven,
312
De aanzoeken tot het verkrijging der vrijlating worden openlijk afgekondigd, om, hen die vermeenen door het toestaan van het verzoek in hunne regten gekrenkt te zullen worden, gelegenheid te geven zich daartegen te verzetten.
Nadat binnen drie weken na de gedane afkondigingen geene oppositie is ingekomen of deze, gedaan zijnde, opgeheven is, wordt het aanzoek toegestaan, en diensvolgens aan den betrokken slaaf brieven van manumissie uitgereikt.
In deze brieven moeten naauwkeurig vermeld zijn de voornaam of voornamen, alsmede de familienaam welke de vrijgelatene voortaan zal dragen.
Aan het verkrijgen der brieven van manumissie is echter de onafscheidbare voorwaarde verbortden, dat de vrijgegevene een bepaald beroep of bedrijf zal uitoefenen binnen de kolonie. Die brieven moeten bepaaldelijk dat beroep of bedrijf vermelden,
Wanneer de gemanumitteerde in zoodanigen behoeftigen toestand geraakt, dat hij, schoon geregteliijk uitgewonnen, niet in staat wordt bevonden zijn schuldige belasting te betalen, of wanneer hij ten laste eener erkende armeninrigting vervalt of op openbare kosten in een hospitaal verpleegd is, zal de hierboven vermelde borgtogt ten voordeele strekken der schatkist.
Zoodra de commissaris der inlandsche bevolking, welke in de hiervoren gemelde gevallen de benoeming van eenen eurator ad hoe heeft geprovoceerd, kennis zal hebben bekomen dat aan den belanghebbende manumissie-brieven zijn uitgereikt, maakt hij het publiek ministerie onverwijld met de zaak bekend, om alsdan tegen de nalatige meesters of lasthebbenden te procederen ter oplegging eener geldboete van f 500 tot f 1000, en voorts ter betaling der kosten, anders op de verkrijging van manumissie-brieven vallende, welke sommen, na verkregen vonnis, dat aan geen
hooger beroep onderhevig is, bij executie op de goederen van den gecondemneerde zullen worden verhaald en voor het overige strekken zullen ten voordeele der openbare schatkist.
Het maximum der kosten vallende op het manumitteren van slaven bedraagt als volgt:
313
voor een manumissiebrief voor een persoon f 16,
voor een manumissiebrief voor eene slávin met een of meer kinderen f 25, voor advertentiekosten f 15.
In bijzondere gevallen kan de Gouverneur zoowel van het stellen van borgtogt voor het manumitteren van slaven als van de daarop vallende kosten, geheele of gedeeltelijke vrijstelling verleenen,
Het Gouvernement heeft de bevoegdheid, een slaaf, welke bijzondere trouw heeft doen blijken, voor den vrijdom te onteigenen, tegen schadeloosstelling van hoogstens f 1200.
Hij op wiens aanzoek een vrijbrief wordt uitgegeven, wordt gehouden zich te hebben verbonden om, gedurende tien jaren, over den vrijgemaakten te voeren het patronaat, fen einde hem met raad en daad bij te staan in de vervulling der voorwaarde, waarop hij de vrijheid heeft verkregen.
Aan geen gemanumitteerde wordt het burgerregt verleend vóór dat het patronaat, in voege voorschreven, heeft opgehouden, of wel, vóór dat het bij wijze van dispensatie door den Gouverneur is opgeheven.
Wanneer de patroon van een vrijgelatene sterft of de kolonie verlaat en door hem geene voorzieningen deswege zijn gemaakt, wordt het patronaat over den gemanumitteerde ambsthalve uitgeoefend door den commissaris over de inlandsehe bevolking.
Aan vrijgelatene wien het burgerregt nog niet is verleend, wordt slechts in zeer bijzondere gevallen, ter beoordeeling van den Gouverneur, vergunning verleend de kolonie te verlaten.
De vrijgelatenen, die het gekozen beroep of bedrijf niet regelmatig uitoefent of zich overgeeft aan lediggang, wordt op aanklagt der politie of van zijnen patroon, voor eenen tijd van minstens 2 tot 12 maanden, tegen genot van gel
delijk loon, in arbeid gesteld aan eenig werk van openbaar nut, ter bepaling van den Gouverneur.
Hij die zich, na aldus ten arbeid te zijn gesteld, herhaaldelijk schuldig maakt aan luiheid, slecht gedrag of
verzet, wordt overgebragt naar een straf-etablissement,
314
alwaar bij voor kost en kleeding moet werken, voor eenen tijd van minstens 2 tot 12 maanden,
De verwijzingen tot arbeid hierboven bedoeld en het ontslag daaruit, worden bevolen door den Gouverneur, op voordragt van den commissaris der inlandsche bevolking, die bevoegd istot het doen van onderzoe ken het hooren van getuigen.
S 13. Hwisselijke jurisdictie of tucht.
Aan iederen slaaf boven de 14 jaren in de stad Paramaribo en hare buitenwijken, en in de stad Nieuw Rotterdam of het zoogenaamde Niekerie-punt voortdurend of tijdelijk werkzaam, zal ten minste worden uitgereikt de navolgende voedingsmiddelen, als:
a. wekelijks:
2 bossen bananen, wegende te zamen niet minder dan 57 ponden, of 9 ponden rijst I).
of 22 ponden yams,
goede tayars, korenmeel, tarwemeel, gort,
m_ zoovele ponden erwten, boonen, maïs of cassave als in voedingsvermogen met eene der bovengenomde hoeveelheden levensmiddelen gelijkstaan;
b. wekelijks:
3 ponden bakkeljaauw of andere gezouten visch,
of 3 ponden gezouten of gerookt vleesch,
n 8 __m haring of makreel,
mn 2/5 pond versch rund-, kabrieten- of varkensvleesch daags
ec. 1 pond zout in de maand.
Wie gemelde voedingsmiddelen niet in natura wil geven, kan ze vervangen door uitkeeringen in geld, als:
de hoeveelheid bij a opgegeven door 40 cents,
of de hoeveelheid bij 5 opgegeven door 30 cents,
geheel door 70 cents.
Ten behoeve van de slaven boven de 8 tot en met 14 1) Alle maten en gewigten waarvan hier sprake is, is oud Amsterdamsch,
315
jaren, wordt de helft en voor de jongeren een derde van de vermelde hoeveelheid uitgereikt.
Voor’ kinderen, van de eigene tafel huns: meesters gevoed, wordt verder niets uitgereikt.
Verder is voorgeschreven hoedanig te handelen met slaven, niet in staat hun eigen voedsel te bereiden, met hen die hunne levensmiddelen verkwisten of verwaarloozen, of het daarvoor bestemde geld tot andere einden aanwenden, alsmede ten aanzien van zieke slaven.
De Gouverneur is bevoegd om bij duurte van levensmiddelen, na den kolonialen raad gehoord te hebben, het tarief, voor zoover de geldelijke uitkeering betreft, te verhoogen.
Aan de slaven zoowel particuliere als op den naam eener plantage of grond bekend staande, voortdurend in de stad Paramaribo en hare buitenwijken of in de stad NieuwRotterdam werkzaam, zullen minstens jaarlijks de volgende kleedings-behoeften worden uitgereikt:
aan de slaven van het mannelijk geslacht: 24 ellen Osnaburgsch linnen of 12 ellen Osnaburgsch linnen en 12 ellen vries bont, in eens, of ieder halfjaar de helft;
een zwarte neger- of stroohoed;
aan de ambachtslieden bovendien een boezeroen;
aan de slaven van het vrouwelijk geslacht, 12 ellen Osnaburgsch linnen, 12 ellen bont en 2 katoenen hoofddoe
ken, in eens, of ieder halfjaar de helft; aan de kinderen beneden de 14 jaren, zooveel van het
boven bepaalde, als in verhouding tot hunne jaren, hunne behoefte «en hunne arbeid staat;
aan bejaarden ziekelijken of gebrekkigen, tot geencrlei dienst geschikt en daarvan vrijgesteld 8 ellen Osnaburgsch linnen en 3 ellen vries bont;
voorts aan de slaven in het algemeen de benoodigde naalden en garen tot het gereed maken hunner kleederen,
De meester die nalatig is in het verstrekken van het noodige voedsel aan zijnen slaaf wordt gestraft met eene boete van f 10 tot f 100 en evenzoo indien de verstrekking van kleederen eene maand ten achteren is. In beide gevallen zal in het benoodigde van gouvernementswege
316
worden voorzien ten koste van den nalatigen meester of van zijn vertegenwoordiger.
De meester, die zijne slaven niet behoorlijk van huisvesting voorziet wordt gestraft met eene boete van f 10 tot f 100.
Die niet voor behoorlijke genees- en heelkundige behandeling zijner slaven zorg draagt wordt gestraft met eene boete van f 25 tot f 100.
De procureur-generaal is bevoegd in dat geval den slaaf naar het militair hospitaal te doen brengen, ten koste van zijnen meester of van zijnen vertegenwoordiger.
Aan de slaven, welke als ambachtslieden werkzaam zijn wordt de Zondag als rustdag toegekend.
Huisbedienden zullen, zooveel mogelijk den Zondag als rustdag genieten,
Van zwangere vrouwen mag van de vijfde maand der zwangerschap af geen zware arbeid gevorderd worden.
Na hare bevalling zijn zij 20 dagen en wanneer het kind in leven is gedurende 2 maanden van alle arbeid vrij.
Daarna moet steeds aan de moeder gelegenheid gegeven worden om behoorlijk voor haar kind te kunnen zorgen.
Op het bijzondere erf van een ingezeten of op eenige andere plaats binnen de stad Paramaribo en hare buitenwijken, buiten het piket der justitie, mag geene straf van slagen of van eenig ander ligehamelijk bedwang aan slaven worden uitgeoefend, behoudens het regt der meesters tot de opsluiting hunner slaven op hunne erven voor niet langer dan 24 uren, en dat om over de jeugdige slaven beneden 14 jaren eene vaderlijke tucht te kunnen uitoefenen.
Deze bepalingen gelden ook voor de bewoners van NieuwRotterdam.
De straffen waartoe te Paramaribo en te Nieuw-Rotter
dam, op de daartoe aangewezene plaatsen, de meester op eigen gezag bevoegd is over te gaan en welke door de ambtenaren der politie op eenvoudige aanvrage der eige
naren of derzelver vertegenwoordigers aan slaven boven de 14 jaren oud kunnen worden toegepast, mogen niet te boven gaan:
317
opsluiting gedurende E nachten aneh Braakeinsak: opsluiting gedurende 3 etmalen slagen met de gewone zweep:
aan mannen, 25;
aan vrouwen, 15;
aan jongens tusschen de 16 en 14 jaren, 15;
aan meisjes van denzelfden ouderdom, 10.
In geval van twijfel aan de bevoegdheid van den persoon die de straf vordert, indien de slaaf in ziekelijke omstandigheid schijnt te verkeeren, of wanneer een slavin zwanger schijnt of beweert te zijn, kunnen de politie-beambten de uitvoering der straf schorsen, tot nadere bevelen van den procureur-generaal of den landdrost zullen ontvangen zijn.
De meester die oordeelt dat zijn slaaf eene ernstigere bestraffing verdient, dan waartoe hij bevoegd is het piket der justitie te doen opleggen, geeft daarvan te Paramaribo aan den proeureur-generaal en te Nieuw-Rotterdam aan den landdrost kennis, die, des noodig oordeelende, den slaaf zwaarder kunnen doen straffen.
De regter behoudt zijne bevoegdheid om meesters van slaven, die hun gezag doorgaand misbruiken, dat gezag te ontnemen.
Op de plantagien en gronden in de kolonie Suriname moet aan iederen slaaf boven de 14 jaren oud worden uitgereikt: a wekelijks: zooveel als aan die in Paramaribo.
b. 2 ponden bakkeljaauw of anderen gezouten visch;
of 2 ponden gezouten of gerookt vleesch;
2 n 2 " haring of makreel;
n_ ook daags 4/5 pond versch rund, kabrieten- of
varkensvleesch ; c. maandelijks:
gedurende den regentijd 1 pond en gedurende den droogen tijd anderhalf pond zout.
Bovendien ontvangt iedere slaaf, boven de 18 jaren oud, om de zes weken een pond tabak en drie pijpen.
Ieder mannelijke slaaf boven de 18 jaren oud verkrijgt nog daags een wijnglas rhum of dram.
318
Jongere slaven, de vrouwelijke en de mans-slaven die geen gebruik maken van sterken drank, bekomen wekelijks 2 pinten melassie.
Aan ieder slaaf boven de 8 en tot en met 14 jaren oud wordt, behalve de hun toegekende hoeveelheid melassie, de helft en aan jongeren een derde der hierboven vermelde levensmiddelen toegelegd.
Aan slaven die hunne levensmiddelen niet behoorlijk bewaren, die dezelve verkwanselen of verkwisten, of die zich aan herhaaldelijk wegloopen hebben schuldig gemaakt kunnen dagelijks rantsoenen worden uitgereikt. Hetzelfde moet ook geschieden met zieken, onder geneeskundige behandeling.
Slaven op houtgronden, die onder genot van eene vrijen dag in de week zelven hunne kostgronden mogen aanleggen en onderhouden, ontvangen geene uitreiking van den onder a 10, vermelden droogen kost.
De bestaande vérordeningen op het aanplanten van kost en het onderhouden van kostgronden worden uitdrukkelijk bevestigd.
Waar geen banannen kunnen geplant worden, moet een voldoend aantal akkers met eene of meerdere soort van kost, aangewezen om die vrucht te vervangen, worden beplant en in goeden staat onderhouden.
Achteloosheid of verzuim van gezagvoerders in de uitdeeling der voormelde levensmiddelen wordt gestraft met eene boete van f 25 tot f 100.
Indien eigenaren of administrateuren nalatig mogten bevonden worden, om zooveel hun aangaat voor de aanschaffing en verstrekking der benoodigde levensmiddelen te zorgen, zullen zij gestraft worden met eene boete van f 50 tot f 300.
Ingeval, door nalatigheid of verzuim van gezagvoerders, eigenaren of administrateuren, de uitdeelingen van levensmiddelen ten achteren geraken, en daarin op de gedane aanmaning van den proeureur-generaal niet dadelijk wordt voorzien, of dat de slaven werkelijk gebrek aan kost hebben, of daarin niet van wege de eigenaren of administrateuren kan worden voorzien, wordt het ontbrekende van gou
319
vernementswege verstrekt en zal het bedrag, daarvoor uit de koloniale kas besteed, door de daartoe bevoegde ambtenaren, als eene schuld, preferent boven alle ândere,
op de plantage worden verhaald. ,
Het houden van pluimvee, en het bebouwen van bepaaldelijk aangewezen of aan te wijzen grondjes, door de slaven in hunne vrije uren, reeds algemeen vergund, moet
door de gezagvoerders gedurig worden aangemoedigd.
Voorts is de arbeid op alle plantagien voor den taak van eenen dag geregeld, en zijn daarbij bepalingen omtrent de werkuren gemaakt; ook is acht gegeven op de krachten van bejaarden, zwakken, kinderen en krammvrouwen, het vieren van den Zondag als rustdag, en het verleenen van eenige dagen tot de gewone nieuwejaars-uitspanning. Overtredingen van gezagvoerders op een en ander worden gestraft met eene boete van f 25 tot f 100, en wanneer het op uitdrukkelijken last van eigenaren of administrateuren geschiedt, verbeuren deze eene boete van van f 50 tot ‚f 200.
Verder is het noodige bepaald omtrent voldoende woningen en het onderhoud en schoonhouden er van.
Nalatigheid deswege wordt voor gezagvoerders met eene boete van f 50 tot f 100 en voor eigenaren of administrateuren vanf 100 tot f 500 gestraft.
Eigenaren, administrateuren en gezagvoerders zijn, ieder voor zooveel hun aangaat, gehouden voor behoorlijke genees- en heelkundige behandeling van de slaven te zorgen, op verbeurte eener boete van f 100 tot f 300.
Gezagvoerders op plantagien of gronden mogen de navolgende straffen opleggen:
a. onthouding van sterken drank of melassie gedurende hoogstens 14 achtereenvolgende dagen;
b. opsluiting gedurende 14 dagen, alleen des nachts of gedurende dag en nacht;
c. het aanleggen eener ligte kettingboei, gedurende ten langste 14 dagen, alleen des daags, of gedurende dag en nacht;
d. slagen met de gewone zweep:
aan mannen, ten hoogste 25;
320
aan vrouwen ten hoogste 15;
n_ jongens tusschen de 16 en 14 jaren oud, ten hoogste 15:
aan meisjes van denzelfden ouderdom, ten hoogste 10;
Over de jongere slaven die den ouderdom van 14 jaren nog niet ten volle bereikt hebben, mogen de gezagvoerders eene vaderlijke tucht uitoefenen.
Zwangere vrouwen mogen in geen geval met slagen of met kettingboei gestraft worden.
Een slaaf, weigerende de straf hem door den gezagvoerder opgelegd, aan te nemen, zal niet van het werk geweerd, maar daaraan gelaten worden, doch zal inmiddels van de zaak door den gezagvoerder aan den eigenaar of administrateur kennis worden gegeven, die daarin zal voorzien, zoo als hij vermeenen zal te behooren.
Het wordt echter den gezagvoerder overgelaten, om, zulks noodzakelijk oordeelende, den wederspannigen preventief -te doen opsluiten.
De straffen, welke eigenaren of administrateuren vermogen op te leggen zijn:
a verwijdering of verbanning naar eene andere plantage of grond:
b. hoogstens het dubbele der straffen in het vorige artikel vermeld.
Administrateuren mogen echter op de plantage of grond, welke zij zelve bewonen, of waarop zij tevens de functie van gezagvoerder waarnemen, het maximum der straffen aan gezagvoerders veroorloofd niet overschrijden.
Eigenaren of administrateuren, oordeelende dat eene slaaf eene ernstigere correctie verdient, dan waartoe zij bevoegd zijn, zullen daarvan aan den procureur-generaal of in de districten aan den landdrost aldaar, kennis geven, en zullen deze autoriteiten, na onderzoek en bevinding dat de zaak zonder tusschenkomst des regters huisselijk kan worden
afgedaan, tot eene zwaardere straf mogen autoriseren, Wanneer het noodig geoordeeld wordt de straf op de plantage, waartoe de strafschuldige behoort, of waarop het vergrijp is bedreven, ten uitvoer te leggen, zal zulks niet geschieden dan in tegenwoordigheid van den procurenr
generaal, van den genoemden landdrost of van een burgerofficier.
Blank-officieren mogen in geen geval eenige straf opleggen; bij afwezigheid of ontstentenis echter van den gezagvoerder of van zijnen plaatsbekleeder, is aan de blankofficieren eene preventieve opsluiting veroorloofd.
Particuliere en stadsslaven op plantagien of gronden hetzij tot veldwerk, hetzij als ambachtslieden, fabrjek-arbeiders of huisbedienden geplaatst of verhuurd, staan, voor zooverre de bepalingen van het geheele reglement betreft, gelijk met de eigenlijke magt der plantagien.
Slaven, die zieh op eene plantage bevinden, zonder in het geval, zoo evengemeld te verkeeren, en zonder dat zij voor den tijd van hun verblijf uitdrukkelijk door of van wege hunne meesters zijn gesteld onder het bewind van den aldaar aanwezigen gezagvoerder, mogen zoo min door dezen, als door de eigenaren of administrateuren dier plantage gestraft worden.
Het staat echter den gezagvoerder alsmede den gemelden eigenaren en administrateuren vrij den hier bedoelden slaaf, wanneer deze zich niet behoorlijk gedraagt, preventief te doen opsluiten, onder gehoudenheid, om hem zoodra mogelijk aan de bevoegde autoriteit over te leveren.
Op de zoo even bedoelde slaven hebben op de plantagien of gronden, zoólang zij aldaar aanwezig zijn, hunne meesters, of degenen onder wier gezag de slaven zich aldaar bevinden, dezelfde bevoegdheid tot straffen als gezagvoerders van plantagien.
De gezagvoerders moeten naauwkeurige registers houden van door hen opgelegde en uitgevoerde straffen. Zij moeten die straffen mede in de maand-staten vermelden. Het een en ander op eene boete van f 10 tot f 50.
Tegen overschrijding der bevoegdheid tot straffen is eene boete bedreigd van f100 tot f 300.
Wanneer de overschrijding door verzwarende omstandigheden in mishandeling mogt ontaard zijn, wordt dit als feitelijk geweld aangemerkt en gestraft.
Het straffen van slaven door anderen, dan die daartoe de bevoegdheid hebben of met anderen dan geoorloofde
21
[/
322
strafwerktuigen, wordt beschouwd als feitelijk geweld. Door de strafbepalingen, hierboven vermeld, wordt niet te kort gedaan aan de bevoegdheid des regters, om gezagvoerders, eigenaren of administrateuren van plantagien, die hun gezag doorgaand misbruiken, ongeschikt te verklaren,
om eenig opzigt over de slaven te voeren en hen het gezag daarover te ontnemen.
K, Kolonisatie.
Het. personeel te Groningen bestond op ultimo 1849 uit:
19 den bestuurder en herder;
20 wm adjunct bestuurder ;
30 mp _genees-, heel- en verloskundige;
40 mn _hoofd-onderwijzer;
50 _„ dirigerenden opzigter bij het bouwwezen, tevens adsistent bij de administratie des bestuurs;
69 den politie-beambte, en
70 n__adsistent-apotheker;
voorts uit 127 kolonisten, als:
67 mannen en 60 vrouwen.
DERDE HOOFDSTUK.
Personele verordeningen omtrent alle landsdienaren in de kolonie Suriname.
Elk ambtenaar kan in Suriname tot de hoogste betrekkingen opklimmen, mits hij daartoe de noodige hekwaamheden bezit.
Alleen voor die regterlijke betrekkingen, waarbij zulks uitdrukkelijk bepaald is, wordt de graad van doetor in de beide regten, aan eene van ’s Rijks hoogescholen verkregen, gevorderd.
Elk die tot eenig ambt of openbare betrekking verkiesbaar is, moet in het burger-register der kolonie zijn ingeschreven.
Geene godsdienst of kleur kan voor het overige den vrijen burger van het bekleeden van eenig ambt of bediening uitsluiten.
323
Daarentegen mag ook niemand weigeren eenige hem opgedragene bediening of betrekking ten openbaren nutte ingesteld, op zich te nemen, ten ware hij, bij eenen diensttijd van 20 jaren, den onderdom van 60 jaren mogt vervuld hebben, of wel door ziekte of andere beletselen, waarvan ten genoege van den Gouverneur moet\blijken, verhinderd mogt zijn, zoodanige bediening naar behooren te vervullen. In geval van eigendunkelijke weigering, wordt zulks door den Gouverneur met zijne consideratien gebragt ter kennisse van het Departement van Kolonien, opdat tegen dien weigerachtigen persoon maatregelen zouden kunnen genomen worden, als de Koning zal oordeelen te hooren.
Ambtenaren, hetzij van hoogeren of lageren rang, welke giften, gaven of geschenken mogten hebben aangenomen, hun aangeboden of toeschikt met het kennelijk oogmerk, om hen ten gunste van den gever werkzaam te doen zijn of op eenige wijze, hoe ook genaamd, invloed te verkrijgen op de waarneming en uitoefening hunner ambtspligten, zoo ook alle ambtenaren, die bevonden mogten worden gehandeld te hebben tegen den door hen afgelegden
eed van zuivering, zullen uit dien hoofde niet alleen de
facto van hunnen post vervallen zijn, maar bovendien door den regter verklaard worden onbekwaam om immer weder den lande te dienen, behalve toepassing van zoodanige andere straffen, als bij de wetten op het bedrijven dezer misdaden zijn gesteld.
Wie in het laatstgemelde geval geld of geldswaarde hebben genoten, zullen de daarop bij de wetten gestelde straffen beloopen en daarenboven nog veroordeeld worden tot betaling der driedubbele waarde van het genotene.
Alle overtredingen door ambtenaren begaan, moeten bepaaldelijk in de kolonie onderzocht en naar eisch van zaken voor den regter gebragt worden, met onthouding van alle overwijzingen tot de autoriteit in het moederland.
Alle ambtenaren worden door den Gouverneur, onder voorafgaande of in te wachten goedkeuring des Konings, aangesteld en ook ontslagen.
Zij kunnen ook door den Gouverneur in hunne bedie
324
ningen geschorst worden. Hiervan zijn evenwel uitgezonderd de leden van het geregtshof,
Twintig jaren dienst en een ouderdom van vijftig jaren geven den ambtenaar aanspraak op pensioen.
De Koning kan om bijzondere redenen het pensioen vroeger verleenen, doch niet voor eenen diensttijd beneden de twaalf jaren, tenzij de ambtenaar door ambtsverrigtin= gen voor de active dienst onbekwaam mogt zijn geworden.
Aan weduwe en ouderlooze wettige kinderen van ambtenaren wordt de helft van het pensioen toegelegd, hetwelk zij zelven zouden genoten hebben.
Ten einde de koloniale kas te gemoet te komen in de uitbetaling van de pensioenen, is ieder ambtenaar onderworpen aan eene jaarlijksche korting van & per cent op het inkomen aan zijne betrekking verbonden, hetzij tractement, emolumenten, gratifieatie, toelaag of onder welke benaming ook. Deze korting wordt verhoogd tot 10 per cent, voor alle gehuwde ambtenaren.
De officieren der landmagt worden door den Koning benoemd en ontslagen. De pensioenen en gagementen, welke aan officieren, onderofficieren en soldaten in de kolonie in bezetting uit de koloniale kas worden verleend, zijn ten zelfden bedrage als die welke Europesche mili
tairen, in de Oost-Indien dienende, uit ’s Luands kas genie
ten. Ditzelfde geldt ook voor hunne weduwen en weezen.
Ontvangsten.
Hoofdgelden . knar pre heinen nnen Nen Quota van Suikerplantagien en houtgronden . Landtaksen en akkergelden . „ . » Erfpachten . «… « … « « « ene Huurwaarde van Huizen .
Brug- en weg-gelden
Paarden- en rijtuiggelden
Patentrogt « » ern
Zegelregt … … … « «ee ee Inkomende en uitgaande regten .
Lastgeld van schepen . Baak-, los- en steigergeld Venduregten …. … …« … « « « Transportregten . . « . « … « « Collaterale successie- en overgangsregten Waag- en rooigelden …. « … … « « Diverse inkomsten …. …. … … « « « Inkomsten van de houtvelling . « « « . Begraafplaats- of kerkhofregten … - … … « Ontvangsten van de West-Indische bank. . Opbrengsten van de gouvernements-plantagien Subsidie uit Nederland . . . . … « «
f 202,362.30
| Kosten van het algemeen bestuur
18,389.82 || Kosten van politie en justitie . .
8,037.80 885.28
H …e . . … \Administratie van finantiën … . . . . . . . Departement der onbeheerde boedels en weezen .
me Ï a . … 20,065.78 || Kosten van de eeredienst en het lager onderwijs …
522.00 309.00 33,310.015 50.911.07 238,705.46% 38,825.00 2.755.00 17,864.25
12,914,459 12,127.855
5,674.23
100,164.
12,414.299 ||
1,737.00
60,000.00 |
40,961.64 150,000.00
f1,028,934.51 ||
Plaatselijke en huishoudelijke kosten
| Kosten der bevredigde bosehnegers en vrije Indianen. |Landsgebouwen en publieke werken .
er Bnn RS U
|| Kosten van de geneeskundige dienst … … … … »
EM litälre- KOREN ntt Jon at IS \Kosten der genie, fortificatiën en verdere middelen van ren EK CET \Koloniale vaartuigen en het loodswezen
Beheer van de West-Indische Bank . ln
Kosten van de gouvernements-plantagiën . « « Buitengewone uitgaven en onvoorziene tegenspoeden.
Û f
64,010.10 80,830.705 117,785.03°
17,577 35,111
„67°
„157
32,516.26° 8,968.65 34,050.275
57,534
„15
300,338.12
48,300.242 20,462.45 12,335,09
39,891 74,151
„105
ag
Je