Full Text / Transcription of https://coleccion.aw/show/?UNIVERSITEITLEIDEN-DIG-KOLONIAAL-WEEKBLAD-1901-03
Translate this text / Traduci e texto aki:     Translate this text


N°. 3. Donderdag 18 April 1901. 1ste Jaargang.
De Zuid-Holl. Melkinrichting en Broodbakkery, Waldorpstraat, b d. Bijsw. weg. Aan de Clientèle wordt in herinnering gebracht, dat in de maand December van ieder jaar 16 pet. wordt terugbetaald over het bedrag «er gekochte Melk en 15 pet. over dat van het Brood. D E DIRECTIE.
Abonnementsprijs per jaar.
Vrij aan buis of franco per post binnenland ƒ2.-— Voor Oost-lndië en het Buitenl. » 2.50 Afzonderlijke nummers. . . . »0.10 WEST Orgaan der Vereenigin
Verschijnt alle veertien dagen.
Prijs der advertentiën.
Per regel f o.l 0 Dienstaanbiedingen 25 cents per geheele annonce.
R E D A C T I E : De 4de Commissie, aan welke de verspreiding van populaire kennis omtrent Oost- en West-Indië is opgedragen.
M e d e d e e l i n g e n of I n g e z o n d e n S t u k k e n moeten worden geadresseerd aan den Heer G.E. V.L. VANZUYLEN, Voorzitter der Redactiecommissie, Ta H e e r e n g r a c h t , of den Secretaris, Mr. G. VAN SLOOTEN AZN. , 4 3 C o n r a d k a d e , beiden Den Haag. Voorde Administratie en Advertentiën wende men zich tot de Uitgevers-Maatschappij „HET GEMEENSCHAPPELIJK BELANG" Haagpoort 4 , Den Haag.
Dit Nummer bestaat uit twee bladen. EERSTE BLAD.
PROPAGANDA. Wij hebben de drie eerste nummers van ons blaadje, op zeer ruime schaal, ook buiten den kring onzer leden doen verspreiden, omdat wij het ons ten plicht rekenden zooveel mogelijk propaganda te maken voor ons streven, om de kennis van Oost- en West-Indie populair te maken en om zoodoende belangstelling bij gansch het rolk op te wekken voor de Koloniën, wier welvaart met die van het moederland 'innig samenhangt. Om dezelfde reden werd in overleg met het hoofdbestuur de bepaling gemaakt, dat ieder *** in Nederland van de Vereeniging »Oost en West", die f 1.50 of meerjaarHïks aan Contributie betaalt, het blad franco tehuis krijgt. Met alleen personen, maar ook Vereenigingen, Vennootschappen, Redaction van dag- en weekbladen, Sociëteiten enz., runnen als zoodanig lid van 0. en W. worden." voor een gering bedrag per jaar krijgt men uus iedere veertien dagen ons orgaan en werkt daarenboven mede tot het doel, dat wij beoogen. Aa JVo. 3 kunnen wij echter geen proefnommers meer toezenden en daarom gaat "ij dit nummer een postwisselformulier, dat' ingevuld kan worden met het bedrag, dat men Jaarlijks als lid wil bijdragen, f 1.50 als minimum °f met f2. — , wanneer men alleen een abonnement op ons blad verlangt. Ten postkantore S n d a n biJ d i t formulier de noodige gelden ™ waen gestort. tsi het ons gelukt velen te overtuigen, dat ons erk, mits algemeen ondersteund, streke n zal tot heil der koloniën niet alleen, maar ook van het moederland zelf en dat ieder, die " e t k a n doen, eenzedelijkenplicht versif i d o o r o n s te steunen, dan zal het groote getal onzer leden en onzer abonnees ons spoedig 1 s* a a t stellen, om ons veertiendaagsch n vln e e n w e e k b l a d te veranderen. «Jok tot hen, die thans reeds lid zijn, wordt
hl aanmaning tot propaganda gericht. Voor ^ n , die slechts f 1 . - 's-jaars contributie betalen
e r e n de eerste drie nommers van ons orgaan danQeenS P r o e f n u m m e r s en wij gaan alleen n met de verdere toezending voort, wanneer J aan onze uitgevers per postwissel het on d a £ v a n f O . 5 0 doen toekomen, zooals e aen bijgevoegden postwissel werd ingevuld. Wij
z „ a c hten van hen, dat zij dit allen doen va S 0 0 k o m o p d e n o o S t e te blijven (je n . * werken der Vereeniging, want in fl°Pricnting van het blad had zijn oorsprong de Wi s a m e nwerking van het Hoofdbestuur met A U P e n d e A f d e e l i ngen en van deze onderling. leri o p r o e P i n g e n voor vergaderingen en
v „ „ P " geschieden alleen door middel a " het orgaan. het v™ a l o n i B e lezers doen wij daarenboven verzoek, om het uitgelezen blad niet weg te FEUILLETON.
De Europeesche Samenleving in ïndië.
(Uit „Java et ses habitants" par CHAILLY-BEBT).
„gfZlf™C^ ^enlevin% i s misschien een allen H o t J l t d V ^ E u r oP e anen zijn er bijna D i ï r S 6 r B - ^f e r V a n a f e e n duizendtal 3hondPrfV d e ? o l d a t e n e r °nder begrepen), 2 à Z f i a E n g e s c h e n , even zooveel Franschen, Wezeténen g e n ' e n d e r e s t bestaat uit Nederl.
d e 8 ^ ^ , l a n g e j a r e n nebben, zoo als bekendis iûBam? e r l a n d e r s z i c h i n Indië gevestigd. Bij den roodaL Y a n h e t k e r k h o f t e B a t a v i a> op de groote duwpn gen .marmeren grafsteenen, waar wedaturna en k m d e r e n u i t Piëteit de wapens, titels, landvT, !,an g e b o o r t e en sterfdag der verdwenen ûamln gfen h e b b e n doen griffen, leest men Jnaar H' e 0 n s verPlaatsen naar de 17de eeuw, l610 af r e e k s 8"ouverneur-generaals begint van Setieraaimet P i e t e r B o t h ' e n vóór de gouverneurkooniilTr w a r e n e r Plaatselijke gouverneurs en eeuw*» , , H u n vestiging dateert dus van drie de laat f ' d o c h d e kolonisatie feitelijk sedert la«der, , 6,° J'aren- L a n ^ e Jaren werden de ïïolIndisoLSl®chts vertegenwoordigd door de Oost^enrPT, Compagnie, die er haar bezoldigde äende e n kooplieden had; concurrentie vrees t dP,r r e e r d e zij' zo°veel mogelijk particulieren ueze gewesten. Na de ontbinding der Com
doen, maar om het aan vrienden of bekenden ter lezing te geven, met de aanbeveling, om tot onzen Bond toe te treden. ______________ R. C.
OTedetleeling-en.
I. Van het Hoofdbestuur. Nog ontvangen „Voor den Inlander": f 2.50 van C. d. P. te 's Gravenhage en f 1.— van Liesbeth te Nijmegen.
Woensdag 24 April komt het Hoofdbestuur te Breda bij elkander. Van deze samenkomst is het hoofddoel, om de nog in het 2e kwartaal van dit jaar te houden Algemeene Vergadering voor te bereiden.
Te Weltevreden (Batavia) werd 18 Maarteene afdeeling „Nederlandsch-Indië" van 0. en W. opgericht. Het bestuur bestaat uit mejuffrouw E. van Loon, Directrice der hoogere burgerschool en de heeren H.. J. W van Lawick van Pabst hoofd-mspecteur voor de suiker- en rijstcultuur, mr. J. H. Abendanon, directeur van onderwijs, N. B. Rost van Tonningen, luit.-kolonel der artillerie en Oh. P. J. Blok, assistent-resident. De,heer van Lawick werd tot voorzitter gekozen, de heer Blok, onze oud-Secretaris van het Hoofdbestuur, nam het Secretariaat op zich. De afdeeling „Nederlandsch-Indië zal voorloopig alle Oost-Indische leden onder haar beheer nemen, in afwachting, dat ook op andere plaatsen van Java en de Buitenbezittingen afdeelingen worden opgericht. Bij acclamatie werd het voorstel aangenomen ova a a n Mevrouw EooseDOUIU liet Verzoek te richten Beschermvrouw der afdeeling te worden In de samenkomst, die tot de oprichting der afdeeling leidde, werd door een der aanwezigen de vraag gedaan, of Oost en West ook tot de paupers in Nederl.-Indie zijn zorgen zou uitstrekken. Door mr. Abendanon werd hierop geantwoord, dat al hetgeen de Vereeniging doet voor Nijverheid en Kunstnijverheid in de koloniën ook ten goede der paupers komt. Wij verwijzen, buitendien nog, naar Art. III onzer statuten, waarin als het doel der Vereeniging o. a. werd opgenomen „de bevordering der belangen van allerlei aard van hen, die in Nederlandsch Oost- of West-Indië verblijf houden", derhalve ook en zeker niet het minst van'hen die steun en hulp behoeven.
II. Van de afdeeling 's-G-ravenhage. In de algemeene Vergadering van Dinsdag 16 dezer zijn tot nieuwe leden in het bestuur der afdeeling gekozen Mr. G. van Slooten (de wnd. Secretaris) en Mr. A. Sloternaker. Om zitting te nemen in het Hoofdbestuur der Vereeniging zijn aangewezen : Mevr. N. van Zuylen-Tromp, Mevr. M. ten Bosch-Bosscher de heeren G. P H. H. Gonggrijp, Mr. G. van Slooten Azn., Mr. A. Sloternaker en Mevr. M Tersteeg—Pronk. Het goedgekeurde Jaarverslag zal in een volgend nummer worden opgenomen.
pagnie in 1796 waren de politieke gebeurtenissen die m 20 jaar tijds Ned. Indië drie verschillende overheerschers schonken, niet geschikt om een overvloed van kolonisten tot zich te trekken Eerst na 1830 en vooral na 1860, toen het stelsel van den beroemden generaal v. d. Bosch ernstig bedreigd werd, emigreerden de Hollanders naar Indië, eerst in kleine getallen, later van jaar tot jaar in toenemende mate, zoodat er nu over geheel Indië 60,000 - op Java alleen 50,000 Nederlanders zijn. Deze 50,000 Hollanders zijn niet allen kolonisten. Behalve kooplieden en planters telt men er ambtenaren en militairen. _ Een statistiek, die slechts ten deele nauwkeurig is, omdat zij samengesteld is uit heterogene elementen, geeft voor 1895 voor de verschillende beroepen de volgende cijfers aan: 4,934 alle ambtenaren (in Gouvernements dienst) ; 376 personen met vrije beroepen, notarissen, geneesheeren, advocaten enz.; 3,344 kooplieden, aannemers, handwerkslieden ; 4,143 planters; 1,339 in verschillende niet-genoemde bedrij
J'l°ï f Paneerden der Ind. Regeering. Wat betreft de Europeanen, die als soldaten of officieren behooren bij het léger of de marinT is het moeielijk hun alntal, l t z e h T Java fat ~ Ä ? ePa!fn-, L a t e n w « innemen! dat er 18,000 zijn m heel Ned Indië Verzamelt gij uit deze statistiek, die in groote
Voordracht met lichtbeelden : naar aanleiding van eene reis over Java en Madoera, door J. F. Wiermeijer, leeraar aan het Erasmiaansch Gymnasium te Rotterdam, op Zaterdag 27 April des avonds te 8 ure m het Gebouw D i l i g e n t i a . Toegangsprijs voor de leden van „Oost en West" en hunne huisgenooten f 0.50, voor anderen f 1. Kaarten zijn verkrijgbaar bij de Muziekhandelaren G. H. van Eek Vlamingstraat 38 en F. J. Weygand en Co. Zoutmanstraat 5, bij de Boekhandelaren M. M. Couvée Lange Pooten 41 en H. de Voogd van der Straaten Hz. Frederikstraat 159 en in Diligentia, benevens v o o r de l e d e n óók i n h e t G e b o u w d e r V e r e e n i g i n g . Plaatsbespreking Vrijdag 26 en Zaterdag 27 April van 1 0 - 3 à 10 cents aan het gebouw Diligentia. III. Van de le Commissie van 's Gravenhage. In eene circulaire onzer Commissie, welk stuk eenige maanden geleden bij honderden exemplaren zoowel hier te lande, als in onze Oost- en WestIndische koloniën is verspreid, werd het doel dezer Commissie duidelijk uiteengezet als zijnde : Kosteloos inlichtingen te geven betreffende hotels, pensions, huisvesting, inrichting, werkkring, medische hulp, inkoopen enz., op verlangen van indische familiën of personen, die zich in het Vaderland komen vestigen, (*) en derhalve ook te waarschuwen tegen pensions of winkels, waar het gebleken zou zijn, dat. voorzichtigheid is aan te raden. Van die inlichtingen hebben reeds velen gebruik gemaakt; en dat de aanbeveling van „Oost en West" vooral voor vele houders van pensions niet onverschillig i s , bleek u i t het feit, dat reeds tal van hen zich tot deze Commissie heeft gewend om personen, die uit Oost of West hier zijn aangekomen, naar hen te verwijzen. Alleen dàn werd daaraan gevolg gegeven, als werd overgelegd de door minstens drie, door de Commissie als geloofwaardig aangenomen familiën of personen, afgelegde verklaring, dat de huisvesting, kost, prijs en behandeling niets te wenschen hadden overgelaten. Vele verklaringen van volkomen tevredenheid ten aanzien van pensions werden onze Commissie aangeboden, ook wanneer daarom noch door de houders der betrokken pensions, noch door onze Commissie was gevraagd. Maar ofschoon het inderdaad reeds eenige malen is voorgekomen, dat uit Indie aangekomen familiën in pensions (welke niet door onze Commissie waren aanbevolen) eene treurige ondervinding hebben opgedaan, is tot nu toe daarvan aan „Oost en West" geen kennis gegeven ! In het belang van allen, die nog geholpen zullen moeten worden, zoowel door aanwijzing van soliede leveranciers, als van goede pensions en hotels, komt het ons zeer wenschehjk voor, dat ieder, die reeds van de aanwijzingen der 1ste Commissie gebruik heeft gemaakt, steeds ten kantore van „Oost en West" Heerengracht 4, zijne
(*) Ook aan hen die naar onze Indien vertrekken worden des verlangd alle gewenschte inlichtingen en aanwijzing-en gegeven.
trekken meer of min nauwkeurig is, de cijfers die betrekking hebben noch op het leger, noch op het ambtenaarspersoneel, dan komt ge tot een totaal van 10,000 hoofden van gezinnen werkzaam in verschillende bedrijven, d. i 10,000 kolonisten. Deze zijn over geheel Indië verspreid en dat is geen onverschillige zaak. Bestudeer een Fransche kolonie, Cochin-China b. v., het zal u blijken dat op 2400 Europeanen waarvan bovendien 1,100 ambtenaren zijn 1 700 wonen te Saigon, de eenige stad. Wat bewijst deze opeenhooping? alleen dit: dat de Franschen m de kolonies hun weg nog niet gebaand hebben dat zij hardnekkig hun heil zoeken in den handel of m een gouvernementsbetrekking, in plaats •van door middel van den vruchtbaren bodem tot onafhankelijkheid en welstand te geraken. De Hollanders, ik bedoel die van den tegenwoordigen tijd, weten beter wat kolonisatie is. Daar Java steenkolen en erts mist, maken de kolonisten geen werk van groot-industrie en leggen zij zich toe op handel en landbouw en daar de handel alleen bloeien kan, als hij gegoede afnemers heeft, zijn zij op het denkbeeld gekomen zich die afnemers te verschaffen ; zij hebben zich met elkander geassocieerd en zoo verrijken zij èn zich zelven èn de inlanders, die hunne eerste en vaste klanten zijn. Van daar die krachtige landbouw en zoo vele belangrijke landelijke ondernemingen, koffie, thee, suiker, indigo, kina enz., die Europeesche kapitalen en Inlandsche arbeidskrachten tegelijkertijd in werking zetten. Het interessante van een bezoek op Java is
opgedane ondervinding bekend stelle, ook en vooral waar dië te wenschen overliet. G. G.
Een Stoomvaartlijn tusschen San Francisco en Batavia. Onlangs werd gemeld dat tropische vruchten van Jamaica te Londen aangevoerd en uitstekend geconserveerd overgekomen waren. Ze werden op de reis bewaard in ruimen waar steeds een gelijkmatige temperatuur heerschte. Californie is rijk aan de heerlijkste abrikozen, perziken, pruimen, peren en druiven, Java aan alle tropische vruchten. Bovendien levert Californie zeer goeden wijn, en verscheidene andere artikelen die in Insulinde gewild zijn. Java kon wederkeerig rijst, koffie, suiker, sago enz. uitvoeren. Mij dunkt een maandelijksche stoomvaart tusschen Batavia en San Francisco ware dus zeer gewenscht en zou levensvatbaarheid bezitten. En bezoekers der beide schoone landen zouden niet uitblijven. Z. 5 April 1901. K. H. O. VAN BENNEKOM. Politieke invloed ten behoeve van Ned.-Indië. N°. 1, de jonggeborene van Oost en West, zag onlangs het licht en met een j ubelkreet begroette die al dadelijk het aanzijn; een juichtoon werd daarin aangeheven, omdat de „Oost-Indische kiesvereeniging" na een vrij kwijnend bestaan voor eenigen tijd overleden, met eenige wijziging onder den naam „Moederland en Koloniën" toch weder zou zijn herrezen. Ik kan echter die blijdschap niet deelen. En dat niettegenstaande ik toch ten volle met de gevoelens sympathiseer, welke in dien juichkreet hunne uitdrukking vonden. Geene andere zijn die immers dan liefde voor, belangstelling in het eilandenrijk in het Oosten; wat die blijdschap veroorzaakte, het was de meening dat het bedoelde feit belangrijk zou kunnen bijdragen, om in Nederland wederom eens zulk eene moreele opwekking te doen tot stand komen, als zich daar bijna eene halve eeuw geleden heeft geopenbaard, om daar andermaal eene op gevoelens van humaniteit en billijkheid berustende belangstelling in het overzeesche land en volk te doen onstaan, krachtig genoeg om de regeering er toe te brengen, uit dit standpunt hare verplichtingen tegenover Ned.-Indië te vervullen, door goede regelingen zorg te dragen, dat de Indische belangen beter dan nu tot hun recht kunnen komen en dat ter verzekering daarvan ook door de belanghebbenden zelven ten minste eenigen staatkundigen invloed kunne worden uitgeoefend. Het was ook omdat dit feit aan de overtuiging scheen te beantwoorden dat, zal zulk een revival plaats vinden, de opwekking daartoe — evenals dit ook een 40tal jaren geleden het geval was — zal moeten uitgaan van dezulken, die door eene langdurige ondervinding met het Indische land en volk bekend zijn geworden en daarvoor hart hebben gekregen. Want kunnen ook anderen louter door gevoelens van humaniteit en billijkheid gedrongen worden hiertoe mede te werken, voor den geest, die zulk eene beweging moet verwekken en bezielen, voor de stuwende
niet zoozeer in de steden, als wel in de binnenlanden gelegen. Van het eene eind tot het andere, van afstand tot afstand, treft de reiziger den Hollandschen planter aan. Somtijds is het een groot landbezitter, erfpachter, of wat vaker voorkomt, eigenaar van uitgestrekte gronden, tegen contant geld verkregen onder de Compagnie, den maarschalk Daendels, of tijdens de Engelsche overheersching; duizenden bunders behooren hem toe, duizenden landlieden betalen hem de grondpacht. Meestal echter is het een eenvoudige landhuurder; hij heeft nu eens voor een langen termijn eene concessie tegen een jaarlijksche huursom (die concessies worden door het gouvernement uitstekend beheerd), dan weer slechts voor eenige jaren in huur, tevens met de administratie belast, landen, die den inlanders onontvreemdbaar ziin ; daar verbouwt hij eenjarige gewassen, b. v. suiker of tabak. _Als eigenaar, erfpachter of huurder, heeft hij zijn huis gewoonlijk op zijn eigen terrein gebouwd. De omstandigheden kunnen hem genoodzaakt hebben het tot dicht bij de vlakte op te zetten; maar als het hem eenigzins mogelijk is, bouwt hij het op een plateau, in de heerlijke koelte, tegen een berghelling of op den rug van een vuurspuwenden berg. Het huis ziet er niet uit als een paleis; 't is van baksteen of hout opgetrokken, bedekt met dakpannen of riet, alle luxe en comfort vindt men binnenshuis, alle pracht in den tuin. Geen serres natuurlijk (de serre is het land zelf, overgoten van zonlicht en vochtig door waterdamp), maar een weelderige natuur; de areka groeit er bij groepen en wuift
kracht, die haar voort moet drijven, is hart noodig, en wordt een krachtig, van alle zelfzucht vrij, innig streven vereischt, dat tot het bereiken van zijn doel voor geene moeite terugdeinst. Dat hart, zulk een feu sacré is echter meer of minder sterk geaccentueerd bij vele Oud-Indischgasten aanwezig. Evenals de eenige rechtvaardiging voor het overheerschen van minder beschaafde volkeren door hooger ontwikkelde hierin bestaat, dat dan ook het welzijn dier volken door eene hoogere staatsorganisatie beter worde behartigd, dan dit door de lagere, meer primitieve vormen van staatsbestuur, welke hun eigen waren, mogelijk was, zoo gevoelt ook de man van eer, die zijne carrière, zijn fortuin, aan zijn arbeid onder zulke volken te danken heeft, de moreele verplichting op zich rusten om al datgene, wat tot hun welzijn strekken kan, zooveel mogelijk te bevorderen; bij geene edele, geene intelligente natuur kan trouwens die belangstelling voor dat land en volk verloren gaan, welke een zoo langdurig samenleven daarmede gedurende de beste jaren van het leven haar onvermijdelijk moet hebben ingeboezemd. Alleen bij Bas Veth-naturen is zulk eene belangstelling nooit ontstaan; dezulken zijn als de mestkevers, voor wie ook de schoonste bloemen, de fraaiste plantenvormen, tusschen welke zij voortkruipen, geene aandacht waardig zijn, maar die alleen de middenstof waardeeren, waarin hun leven verloopt en waaruit zij hun voordeel putten, wier eigenaardigheid zij dan ook overal met zich voeren.
Nu kan ik echter in zulk eene kiesvereeniging niets zien, wat tot de verwezenlijking van een dusdanig streven zou kunnen leiden; ik meen dat alwie daarvan eenig heil voor Indiö verwacht, zich met eene doode musch verblijdt — ook op eene herboren doode musch kan ik weinig hoop stellen. Ik geloof dan ook, dat degenen, die van speciale Indische kiesvereenigingen iets verwachten, zich van de beteekems, welke deze kunnen hebben, zeer overdrevene voorstellingen vormen ; wellicht ook alleen daarom daartoe medewerken, omdat eene meer doeltreffende organisatie hun niet voor den geest komt, en zij toch sterk de bovenbesproken moreele behoefte in zich gevoelen in den bedoelden geest werkzaam te zijn. Voor zulk een streven uit edele, moreele gevoelens voortspruitende zijn nu echter kiesvereenigingen al zeer weinig geschikte middelen om daaraan uiting te geven. Overal treedt toch daarbij de zelfzucht op de grofste wijze op ; zij het natuurlijk steeds onder de edelste phrasen van lands- en volksbelang; aan woorden is er voorzeker nooit gebrek. Denkt men dan, dat zulk eene speciaal Oost-Indische kiesvereeniging ook niet dadelijk het welkome middel zal worden voor allerlei Indische kuipers en intriganten, die na in Indië al heel wat -- en dat lang niet altijd langs den weg der verdienste - bereikt te hebben, maar toch niet zoo gefortuneerd zijn, om langs den thans gebruikelijken weg dagbladen en kiesbevoegden aan zich te onderwerpen, nu ook in Nederland wel gaarne eens eene politieke rol zouden willen spelen? Ja, dat zelfs zulke neigingen vermoedelijk reeds bij hare oprichting sterk onder al de fraaie voorstellingen zullen verborgen liggen? Zoo iets valt toch moeielijk te betwijfelen; evenmin dan echter, dat in zulke vereenigingen, gelijk men dit dan ook steeds ziet gebeuren, spoedig personen van dat gehalte alle macht in handen zullen hebben en die aan hunne bizondere belangen dienstbaar zullen maken. Maar waar zal dan het door degenen, die eerlijk het welzijn van Ned.-Indië zoeken, beoogde doel blijven? Denkt men, dat personen, omdat zij den slag hebben zich zelven op den voorgrond te stellen en dus te hunnen behoeve anderen achteruit te dringen, juist diegenen zijn, welke men het best kan vertrouwen, waar het geldt het algemeen belang met opoffering van eigen voordeel te dienen? Denkt men dat waarlijk? Dan denkt men waarlijk al zeer dom. En niet minder dwaas is het, zulk een vertrouwen in personen te stellen louter, omdat zij in Indië hooge betrekkingen of een groot fortuin hebben weten te verkrijgen. Is dan zulk een publiek van mannen van Indische maatschappelijke ondervinding nog zoo naief tegenover het succes, om te gelooven, dat ernstige kunde, om niet eens te spreken van moreele eigenschappen, daartoe vereischten, ja zelfs zeer gewoon zijn ? Meent men dat uit zulk een succes volgen kan, dat iemand eerlijk en kundig voor de Indische belangen zal optreden? Alleen aan personen, die sedert lang, liefst zoowel reeds in Indië als later, door daden of geschriften zich als strijders voor het algemeen belang hebben doen kennen en daarbij
van de noodige kunde de blijken hebben gegeven, in wier bekend karakter een waarborg is gelegen, dat zij niet zich zelven zoeken, zou zulk een mandaat mogen worden uitgereikt; anders zullen steeds degenen, die eerlijk het goede beoogden en dachten daartoe mede te werken, ten slotte bedrogen uitkomen, zal al hun werken slechts daartoe hebben gestrekt, om hen, als zoogenaamd „stemvee", de belangen van sommige intriganten te hebben doen bevoordeelen.
II.
Voor zoover mij bekend werd, is er driemalen zulk eene uit Indisch-gasten saamgestelde speciale kiesvereeniging tot stand gekomen: de eerste ontstond een tiental jaren geleden, Celebesstraat n" zooveel, te 's Gravenhage de tweede was de boven reeds genoemde Oost-Indische, de derde is dan deze herborene. De beide eerste zijn na een kort bestaan dezer wereld overleden, de herborene zal vermoedelijk te zijnen tijde dat voorbeeld wel volgen. Haar kleven toch behalve het daar even reeds besproken gebrek, aan kiesvereenigingen in het algemeen eigen, maar toch in dit geval om de moreele strekking, die hierbij op den voorgrond treedt, van eene bizondere beteekenis, nog twee andere gebreken aan en dat wel, naar het mij wil voorkomen, zulke van zooveel gewicht, dat zij alle kans op slagen ten eenenmale onwaarschijnlijk maken. Kiesvereenigingen behooren noodzakelijk uit personen te bestaan, die tot dezelfde staatkundige partij behooren en die dus gezamenlijk personen, welke deze vertegenwoordigen, beoogen af te vaardigen. De oud-Indischgasten behooren echter, zelfs wat de richting van het Indisch staatsbeleid betreft, minstens tot twee partijen; zij staan bovendien als Nederlandsche burgers ook niet buiten den staatkundigen strijd- in het moederland en moeten wat dezen betreft tot velerlei verschillende staatkundige fraction worden gerekend. Van deze nu zijn er eenige, die ook eene bepaalde Indische politiek voorstaan, haar echter ondergeschikt stellen aan het streven der partij in het moederland ; bij andere, de zoogenaamd liberale, schijnt zulk eene bepaalde richting te dezen niet te bestaan. In het eerstgenoemde geval zal dus een Indischman, die het streven van eene bepaalde partij in het moederland wenscht te bevorderen, als kiezer de candidaten harer kiesvereenigingen moeten steunen; hij kan dan echter niet tevens lid eener Oost-Indische kiesvereeniging zijn. Anderen, en wel de meerderheid der oud-Indischgasten, behooren nu zeker niet tot die speciale partijen, maar zijn daarentegen in twee groote kampen verdeeld, dat, hetwelk de exploitatie der kolonie beoogt, en dat, hetwelk haar bovenal in haar eigen belang wenscht te zien bestuurd. De eerste richting is die, welke thans meest met de, door den oud-Indischen advokaat Mr. des Amorie van der Hoeven, als kamerlid immer en, naar ik meen, ook het eerst, gebezigde benaming van „planterspartij", wordt aangeduid ; hoewel echter geenszins alleen planters en zelfs niet alle planters, maar daarentegen vele niet-planters daartoe behooren. Haar streven is de exploitatie van land en volk in den ruimsten zin ten behoeve van allerlei particuliere belangen, flnantieële of van welken aard ook. Hoewel natuurlijk in allerlei nuancen optredende, bij het eene individu sterker, roofzuchtiger, bij het ander meer gematigd, met zekere humaniteit gemengd, staat zij toch altijd scherp tegenover de andere richting. Zij, die tot de eene behooren, kunnen nooit dezelfde wijze van regeeren, dezelfde staatsinstellingen goedkeuren als zij, die de andere voorstaan; zij kunnen derhalve ook niet dezelfde personen geschikt achten, om aan hunne zienswijze in de volksvertegenwoordiging uiting te geven en te trachten op het regeeringsbeleid invloed uit te oefenen. Maar daarom kunnen zij dan ook niet in eene zelfde kiesvereeniging samengaan.
Een ander overwegend gebrek schijnt, mijns inziens, wel het feit, dat zulk eene speciale kiesvereeniging hoogstens — zoo al — alleen in 's Gravenhage een voldoend aantal kiezers zou kunnen bijeenbrengen, om een eigen vertegenwoordiger te kunnen afvaardigen. En wat zou dan nog zulk een enkel lid der volksvertegenwoordiging voor invloed kunnen uitoefenen? Bovendien is zulk eene speciale keuze ten behoeve van Indië niet noodig. Vroeger; in betere politieke tijden, zijn er ook door de moederlandsche kiezers heel wat volksvertegenwoordigers afgevaardigd, die met kennis van zaken de Indische belangen hebben voorgestaan, en is daaraan ook door vele geheel moederlandsche kamerleden ernstig en met vrucht deelgenomen. Niet aan de inrichting
der verkiezingen ligt het dus, dat deze toestand zoo veranderd is en het parlement thans beheerscht wordt door het streven der planterspartij, nagenoeg alleen daarin vertegenwoordigd; eene speciale kiesvereeniging zou daarin dus ook geene verbetering kunnen aanbrengen. {Wordt vervolgd).
Mr. M. O PIEPEBS.
NIEUWSTIJDINGEN. Blijk van waardeering. — Hit,, de Vaderlander" weekblad onder hét motto „Voor het welzijn en de vrijheid onzes Volks" nemen wij het volgende over: De vereeniging Oost en West heeft op Donderdag 21 Maart 1.1. het eerste nummer van een nieuw orgaan laten verschijnen, eveneens den titel Oost en West dragende. Het doel schijnt ons zeer nuttig te zijn: „het verspreiden van populaire kennis omtrent onze Indien onder gansch het volk en het bevorderen der welvaart in die gewesten, om zoodoende en ook door het verleenen van onderlinge hulp, ware belangstelling en liefde te kweeken tusschen Nederland hier en ginds." Onze Oost- en West-Indische bezittingen zijn in Nederland lang niet voldoende bekend. Ook wij trachtten meermalen tot "vermeerdering dier'kennis mede te werken. Natuurlijk kon dit echter steeds slechts bij eene bescheiden poging blijven. Uit dien hoofde verheugen wij ons over een streven als van de bedoelde vereeniging. Want onze koloniën, waaraan Nederland zooveel te danken heeft, en welker welvaart zoozeer met ons volksbelang en onze toekomst samenhangt, verdienen de volle belangstelling van Nederland. En de voedster der laatste is, de bekendheid. Daarom begroeten we het verschijnen van het orgaan der vereeniging met sympathie en hopen we, dat het veel gelezen zal worden.
Voordracht Niermeijer. — Zooals uit de in dit nummer opgenomen mededeeling van de afdeeling 's Gravenhage blijkt, zal de heer J. F. Niermeijer, leeraar aan het Erasmiaansch gymnasium te Rotterdam, ook hier ter stede de voordracht komen houden, die - hij te Amsterdam, Rotterdam en elders reeds met veel succes gehouden heeft. De heer Niermeijer heeft Java en Madoera bereisd ten behoeve der bewerking van den nieuwe uitgave van wijlen Prof. P." J. Veth's beroemd werk. „Java, geographisch ethnologisch, historisch". Op die reis heeft hij een menigte photo's genomen en verzameld ; van de fraaiste en belangrijkste zijn door bekwame hand voortreffelijke lichtbeelden vervaardigd; lichtbeelden van de berglandschappen, de vulkanen en hunne kraters, van watervallen en boschgezichten ; maar ook van de werken van den mensch, van dessa's en kotta's, van koffietuinen en andere aanplantingen, en van tafereelen en typen uit de wereld der inlanders en der Chineezen; eindelijk ook van de fraaiste overblijfselen der Hindoe-bouwkunst en hunne beeldwerken. Van meening, dat de aanschouwing het beste middel is om belangstelling te wekken, ook voor onze koloniën, maakt de heer N. de vertooning der lichtbeelden tot de hoofdschotel van den avond, al geeft hij daarbij een doorloopend verhaal van wat den reiziger over Java en Madoera het meest moet treffen. Het is ongetwijfeld overbodig onzen lezers tot het bijwonen dezer voordracht op te wekken. De Verantwoordelijke redactie van het Bondsblad is korten tijd geleden overgegaan van den heer G. A. Andriesse op den heer F. G. G. Valette. Wij nemen uit het nummer van 15 Maart het volgende over: Ziekenverpleegsters. Maandag j . 1. werd de uitslag bekend van het examen, afgenomen van wege de Vereeniging voor ziekenverpleging in Nederlandsch-Indië. De vijf candidaten, die zich aan dit examen onderwierpen, slaagden allen: mej. T. M. Martens, A. Rhemrev, G. Kroon, L Elzinga, E. van Michalofski. Wij wenschen de geslaagden en de Vereeniging van harte geluk met dezen uitslag en hopen, dat de laatste in hare pogingen moge slagen, om hier in Indië een voldoend aantal verpleegsters te krijgen. Op dit gebied immers valt nog zeer veel, men zou zeggen alles te doen en de Indische meisjes, voor wie zoo weinig gedaan wordt en voor' wie zoo weinig betrekkingen beschikbaar zijn, kunnen hier een edel levensdoel vinden.
op een hoogte van 10 meter zijn witte vederbos in de lucht; de boom varen ontplooit er zijne koninklijke bloemstelen en opgerolde blaadjes, als ongeduldig zich van zijn omhulsel te ontdoen; de datura laat hare bloemkelken hangen; het muskuskruid, dat op zijn donker gebladerte de roode sterretjes harer bloemen spreidt, dat alles is van zulk een pracht en weelde, dat men onwillekeurig uitkijkt naar het vorstelijk verblijf, deze wonderen van schoonheid waardig. „Waar is de villa, waar het kasteel?" Telkens had ik dien uitroep op de lippen. Maar er is noch villa, noch kasteel te zien en deze feeëntuin is niet door kunst aangelegd, maar door de natuur, door water en zonnewarmte? Aan de overzijde van den tuin bevindt zich de fabriek of de werkplaatsen en schuren en wat verder nog het bouwland en het inlandsche dorp. Niets gezonder voor lichaam en geest dan het leven van een planter. Heel vroeg staat hij op, doet zich te goed aan een heerlijk kopje koffie, dat Indische dames zoo uitstekend weten te bereiden, dan stijgt hij te paard om de plantages te bezoeken, houdt inspektie over de verschillende werkplaatsen, doet de ronde op de fabriek, bespreekt het een en ander met den onderadministrateur en den machinist en na ongeveer twee uur komt hij thuis, om de eerste zijner drie ruime maaltijden te gebruiken. Onderwijl heeft ' de vrouw des huizes het indolente personeel aan het werk gezet; overal ziet men de sporen harer werkzaamheid: op tafel bloemen, van die prachtige lotussen, wier blanke schoonheid een lust en streeling is voor
de oogen ; de kinderen frisch, stralend en heerlijk in hun bleekheid, die slechts veroorzaakt wordt door anémie in de huid en geen teeken is van ongezondheid. Daar komt eindelijk de brievenpost aan, door den „boy" gehaald van het naburig station (in een blikken doos, voorzien van een stevig slot). De post herinnert ons aan het leven der groote maatschappij, en op zekere dagen is zij als eene frissche koelte, die ons uit Europa aanwaait; ze brengt ons brieven, dagbladen, nieuwe boeken en tijdschriften, die om de beurt rondgaan onder de leden van het leesgezelschap, om zoowel afleiding als stof voor het intellectueele leven te verschaffen. Na afloop van het ontbijt zet de landheer zijn morgentournée voort. Hij komt en gaat, geeft nieuwe orders en vergewist zich, of die door hem 'smorgens gegeven, goed uitgevoerd zijn en dan, gerustgesteld dat alles in zijn afwezigheid geregeld zijn gang gaat, verwijdert hij zich voor eenige uren. Hij gaat nu naar het naastbij zijnde station, om een verafgelegen plantage te bezoeken, of toezicht te houden op nieuwe ontginningen. Ontginnen? Weet men in Europa, wat dat op Java beteekent? 't Is hier niet meer of minder dan een oerwoud te herscheppen in bouwland. De natuur plant er aardvruchten, de mensch wil er koffie doen gedijen. Zachtjes aan is vooruitgang te bespeuren, maar die vooruitgang moet betaald worden, want de natuur biedt weerstand! Van dit maagdelijk woud geven onze bosschen niet het geringste denkbeeld; wij hebben bosschen waar één boomsoort de overhand
Het is dan ook om hierop te wijzen, dat wij bovenstaand bericht opnemen, misschien zullen zich daardoor meer meisjes voelen aangetrokken tot de betrekking van ziekenverpleegster. — Met in onze richting. In den Haagschen gemeenteraad werd behandeld het programma van examen tot toelating aan de Gemeentelijke Hoogere Burgerscholen. Daarop komt o.a. voor : kennis der aardrijkskunde van Nederland. Een der gemeenteraadsleden, oud-hoofdonderwijzer in Ned.-Indië, deed het voorstel om daarbij ook te voegen eenige aardrijkskundige kennis onzer koloniën, doch met 17 tegen 14 stemmen werd dit verworpen. Ware nu nog het argument gebezigd, dat onder Nederland ook de Koloniën zijn begrepen, als vormende één onsplitsbaar geheel; uit de bespreking bleek integendeel, dat men de kennis der aardrijkskunde van onze Koloniën onnoodig rekende voor den leerling, die na volbrachte studie de lagere school verlaat! Wij zijn gelukkig, de beslissing der meerderheid van den Haagschen gemeenteraad voor eene uitzondering te kunnen houden, want wij weten, dat er in onderwijzerskringen anders over wordt gedacht. — In „Onze West" leest men: The Institute of mines and forests in Demerara" heeft in hare jongste vergadering ter sprake gebracht het denkbeeld geopperd, tot o]/richting van een instelling in Suriname in c!ou geest als bovengenoemde. De secretaris van het instituut deelde mede, een brief te hebben ontvangen van den Britschen consul in Suriname, waarin gezegd wordt, dat het hoogst wenschelijk zoude zijn, eene dergelijke inrichting in Suriname in 't leven te roepen, en waarin inlichtingen gevraagd werden. „Het bestuur besloot alle gewenschte inlichtingen te verleenen en verklaarde, dat het Demerarisch instituut, mits de Surinaanische belanghebbenden de noodige kosten op zich wilden nemen een employé naar Suriname zoude zenden, tot voorlichting in zake de inrichting der registratie van arbeiders, enz." — Het Tijdschrift voor Nederlandsch Indië. De schepping van dr. W. R. baron vanHoëvell, opgericht in 1838, ging een jaar of wat geleden, bij het wisselen van redactie en uitgever, een meer opgewekt leven in, dan gedurende een lang tijdvak te voren. Onder de leiding van den heer H. A. Lesturgeon, die onlangs van de Avondpost overging naar de Nieuwe Courant, blijft het zijn aandacht wijden aan de Indische gebeurtenissen van den dag, terwijl de ürma H. J. W. Becht te Amsterdam zorgt voor een goeden druk en een net voorkomen. Bat. N. Overstroomtngen. Van den resident van Semarang is de mededeeling ontvangen, dat in den nacht van 26 Februari jl. de rivieren Serang en Loesi buiten haar oevers zijn getreden, waardoor de in de nabijheid gelegen dessas en sawahs overstroomd zijn. Nabij de post Penawangen bereikte het water een hoogte van plm. 1.75 meter. Alle verkeer met Demak, zoowel per tram als per kar, werd gestremd. Ter hoofdplaats Poerwodadi steeg het water tot aan de aioon-aloon. Op de erven van de lager gelegen kampongs der kotta bereikte het een hoogte van plm. 1.50 meter. Op den 28n d. a. v. was het bandjirwater geheel verdwenen, doch tengevolge dier overstrooming zijn de padi-aanplant op 8 bouws sawahs, de cassave-aanplant op 5 bouws tegals, en 7 bouws woonerven geheel vernield. In het Karangtengasche, residentie Semarang, is, volgens den resident, gebleken, dat van de overstroomende 2297 bouws een uitgestrektheid van 1422 bouws in de onderdistricten Batoetèmpèl en Karangtengah door het water geheel verwoest was. Die sawahs werden door de bevolking opnieuw beplant, doch door de op 23 en 27 Februari jl. en op 3 en 4 dezer plaats gehad hebbende overstroomingen, werden daarvan weder 1328 bouws, benevens 70 bouws bibit, onder water gezet. H, G. Huldeblijk. - Door het dagelijksch bestuur uit het centraal-comité voor het huldeblijk aan H. M. de Koningin, zijn de heeren mr. J. H. Abendanon, J. van den Broek d'Obrenan, J. Z. van Dijck, L. J, O. van Es en H. J. W. van Lacwick van Pabst u'itgenoodigd om, met den heer mr. Th. de Meester als voorzitter en gedelegeerde van het centraalcomité, uit te maken : „ de commissie van uitvoering van het huldeblijk". De genoemde heeren hebben zich daartoe bereid verklaard en zijn reeds met de leden van het
heeft b. v. eiken of beuken, bosschen met twee of meer boomsoorten, eiken, beuken, berken, platanen enz. Het oerwoud echter is een opeenstapeling, een mengeling, een ineenstrengelmg, een verwarring van alle mogelijke soorten en kwaliteit; geen enkele soort, die de overhand heeft, allen zijn er vertegenwoordigd, geen enkele soort, die vrij en onbelemmerd staat, allen groeien zij door elkaar. Gij ziet een boom; de stam is zoodanig omstrengeld door woekerplanten, orchideeën , lianen en klimplanten, dat op 20 meter hoogte zijn eigen gebladerte verdwijnt onder de parasieten. Op één enkelen stam heeit men op het laboratorium te Tjibodas 220 verschillende vreemde woekerplanten gevonden, le'genover een dergelijke groeikracht staat de mensch machteloos. Met de hakbijl vermag men niets en de handbijl is geheel nutteloos; 10 menschen zouden in 14 dagen tij ds niets kunnen uitrichten tegen deze woudreuzen. Men maakt inkervingen in den stam, legt er een vuurtje aan en tracht alleen zijn val de gewenschte richting te geven. Is hij neergeveld en ligt hij daar, waar men hem hebben wil, dan raakt men hem verder niet meer aan, men laat hem aan zijn lot over, jaren lang, tot dat regen en zon hem tot humus bereid hebben, waaruit als een eeuwige aaneenschakeling nieuwe looten, de woudreuzen der toekomst, ontspruiten. Indien zijn val den weg versperd heeft, dan is er geen sprake van dien kolos te verleggen, daartoe zouden te veel werkkrachten en te veel geld noodig zijn. Aan weerskanten langs den stam worden er dan treden gesneden door middel
van een bijl en men wandelt er over heen, daar men er niet langs loopen kan. Op zijn terugtocht gaat de landheer even haastig bij zijn buurman aan (of hij telefoneert hem) om hem te dineeren te vragen, 't Gebeurt ook vaak, dat goede kennissen tegen den avond komen en zichzelven uitnoodigen. De eetzaal is ruim, de tafel gastvrij; de veranda met hare gemakkelijke wipstoelen ziet er verlokkend uit, ijswater staat er altijd klaar, om u tot eenverfrisschenden dronk uit te noodigen. Overal is het gepermitteerd te rooken, de whisky-soda en de paït (bitter) worden u ongevraagd ingeschonken; mélodieuse accoorden uit de binnenzalen, waar de jonge meisjes musiceeren, dringen tot u door; men hoort het gehinnik der voor de rijtuigen gespannen paarden, die ongeduldig beginnen te worden. De maan tusschen de zilveren wolken belooft tegen het naar huis gaan haar helder tooverachtig schijnsel, de avondkoelte kondigt de nachtrust aan. Dit kalme leven bevalt den Hollanders; zij zijn niet alleen een volk van kooplieden, maar een volk van landbouwers. Toen zij op Java kwamen, vonden zij een zuiver landbouwende bevolking; die ontdekking had een beslissenden invloed. Velen hebben met vreugde hun deel. aan het landleven aanvaard en zelfs onder degenen, die zich in de steden gevestigd hebben, zijn er met velen, die niet geïnteresseerd zijn in de landelijke ondernemingen. (Wordt vervolgd).
dagelijksch bestuur uit het centraal-comité, in vergadering bijeen geweest. Voor het huldeblijk is tot dusver, met inbegrip van reeds toegezegde doch bij het centraal-comité nog niet ingekomen bedragen, ongeveer f 130,000 bijeengebracht. Java Bode
Een degelijk irrigatieplan voor Java. In eene zeer druk bezochte vergadering van het Koninklijk Instituut van Ingenieurs hield dinsdag 9 april de heer Van Kol eene boeiende en overtuigende rede, waarin hij aantoonde, hoe weinig en hoe onsystematisch er tot heden was gewerkt, om Java een behoorlijk bevloeingsstelsel te verschaffen en hoe mogelijk en doeltreffend het zou zijn, hoe noodzakelijk het is, om een goed bestudeerd algemeen irrigatieplan vast te stellen en dan ook stelselmatig en in een vooruit vast te stellen tijd alle noodige werken uit te voeren. Hij gaf dit in overweging, niet alleen uit een zuiver economisch standpunt, omdat ongetwijfeld de algemeene welvaart meer zou toenemen, dan het bedrag van rente en aflossing eener noodwendig te sluiten leening, maar evenzeer uit het oogpunt van moraliteit, omdat wij verplicht zijn te zorgen, dat de 30 millioen Javanen, die onder ons bestuur van drie eeuwen arm zijn gebleven, ten minste door onze zorg in de gelegenheid zouden zijn, om in hunne behoefte aan het hoofdvoedingsmiddel te voorzien. Hij wees ons op den rijstnood, die nu hier en dan daar ontstaat en gaf er een treffende beschrijving van, hoe die rijstnood al licht hongersnood kan worden en wat dit dan beteekent. Aan -ieder der leden was een kaart ter hand gesteld, waarop duidelijk de verhouding was aangegeven van de Kegeeringszorg voor irrigatie in Britsch-Indië en op Java; de vergelijking was treffend in ons nadeel. _ Principiëele tegenstanders had de heer van Kol niet. De oud-Directeur van Waterstaat en Openbare werken in N. Indië, van Bosse, was een warm medestrijder; hij had in 1890 een gedeeltelijk irrigatieplan opgemaakt, dat in tien jaren zou moeten worden afgewerkt en daarvan was thans nog ruim de helft onvoltooid. Ook hij zag alleen in een stelselmatig, volledig plan en in eene krachtige uitvoering door middel van geleend geld, heil voor den Javaan. Zijns inziens was de schuld der trage uitvoering van de irrigatiewerken echter niet in de eerste Plaats te zoeken bij de Staten-Generaal, maar bij hen, die ze moesten voorstellen en hij zag veel goeds in de instelling van een Kolonialen Raad, die speciaal met de behartiging en de studie der Indische belangen zou worden belast. . De administratief-politieke quaestie kon echter ni de Ingenieursvereeniging niet verder besproken worden, maar ook de inleider verklaarde de meening te zijn toegedaan, dat de Staten-Generaal meer irrigatiewerken zouden hebben doen uitvoeren, als daartoe voorstellen waren gedaan. Het valt moeielijk te zeggen, wat er zou zijn gebeurd, als iets gedaan was, wat niet gedaan !S, maar onze herinneringen uit Indië zijn, dat meermalen op last van de hoogste autoriteit noodzakelijke hygienische verbeteringen en an„p,re wettige werken moesten worden achterwege &eiaten, omdat de Minister aan de Staten-Generaal e ene zoogenaamd „sluitende" begrooting wilde aanbieden, zonder voor buitengewone werken °°k buitengewone middelen (fondsen) aan te wijzen.
Door een der leden werd in de Vergadering er op gewezen, dat irrigatiewerken alléén niet zouden baten, maar dat ook de uitbreiding van het spoorwegnet daarmee gelijken tred moest houden ; hij wees er op, dat de rijstnood, waarvan wij in den laatsten tijd de berichten kregen, zich voordeden in de gewesten, die niet het meest van irrigatie waren verstoken en dat juist overvloed van water de oorzaak was van de misoogsten; waarop de inleider antwoordde, dat eene goede irrigatie niet alleen beduidde volop aanvoer van water, maar vooral ook regeling van aanvoer en behoorlijke afvoer bij overvloed. Hij kantte zich tegen het meer bevorderen van-den spoorwegbouw ten koste der irrigatiewerken, waarin wij hem, als beginselquaestie geen ongelijk kunnen geven, maar ons stelsel is én bevloeingswerken én spoorweguitbreiding. Reeds jaren geleden hebben wij er in eene Vergadering van hetzelfde Instituut van Ingenieurs op gewezen hoe stiefmoederlijk Oost-Indië, ook wat spoorwegaanleg betreft, bedeeld is. Wordt het denkbeeld van den heer v. K. verwezenlijkt en na rijpe en omvangrijke studie een algemeen irrigatieplan voor Java ontworpen, dan zal zeker ook de aandacht vallen op de mogelijkheid, om meer in de bergstreken werken aan te leggen, die het water ophouden en de gelijke verdeeling over het gansene jaar mogelijk maken, hetgeen buiten de bevloeing nog het voordeel kon opleveren van bevaarbare benedenrivieren of kanalen en van het in de bovenrivieren en reservoirs verzamelen van een hydraulische kracht, die door electrische overbrenging der "nijverheid ongekend krachtig kan ten nutte komen bij den aanleg van buurtspoorwegen, fabrieken enz. Bestrijders zal het rationeele plan van Kol, zeker ook buiten de Ingenieurs-vergadering weinig ontmoeten, al zijn er die in de bevloeing niet het eenige middel zien, om welvaart te brengen niet alleen aan de verarmde bevolking van Java; maar ook aan die der andere eilanden. Reeds bij rijstschaarschte lijdt een deel van Java's bewoners gebrek, omdat haar de koopkracht ontbreekt, omdat er buiten den landbouw door den inlander te weinig kan worden verdiend. Sedert jaren heeft de Nederlandsche afdeeling der Ned.-Indische Mij. van Nijverheid en Landbouw iedere gelegenheid aangegrepen, om het vestigen van nijverheidsondernemingen in onze Oost te bevorderen en ten vervolge van wat vroeger de Nederlandsche Mij. tot bevordering der Nijverheid heeft gedaan, neemt thans „Oost en West" de bescherming en de ontwikking van de kleine nijverheid en vooral van de kunstnijverheid in onze Koloniën ter hand. Wij achten dit een hoogst nuttig werk, dat echter alleen slagen kan, wanneer ook in dit geval Oost-Indië zelf krachtig medewerkt en de Vereeniging in staat stelt om, volgens haar plan, eerst in den Haag en later ook elders eene permanente tentoonstelling in te richten, die een soort staalkamer zij voor bestellingen. Op den weg der Regeering ligt het, om die pogingen te steunen, waar dit haar mogelijk is en om den particulieren landbouw, vooral ook den zoogenaamd kleinen landbouw, to bevorderen. Op die wijze zal op den duur de koopkracht grooter worden en er bij hoogere rijstprijzen geen rijstnood meer zijn.
G. E. V. L. VAN ZüYLEN.
I B f G E Z O S f D E Ï .
Wat doen we met Suriname?
Zeer Geachte Redactie van « Oost en Weit».
Als op de bovengestelde vraag een onpartijdig antwoord moest worden gegeven, dan zou tot onze beschaming dat antwoord luiden : //Niets// of ja toch ! men dobbelt wat op de Amsterdamsclie beurs in goudmijnaandeelen maar de ontginning dier mijnen geschiedt door Amerikanen, Engelschen en IVanschen etc. Is er in algemeenen zin eenige toename van belangstelling te ontdekken in eventueele plannen tot ontginning der eenmaal zoo bloeiende kolonie? En weer zou 't antwoord moeten luiden : Neen, niet in 't minst ! Hoe bedroevend dit nu ook is bij den aanvang der 20ste eeuw, terwijl ons volk nog nauwelijks is ontwaakt uit den droom, welke men zich droomde met betrekking tot Zuid-Afrika. Doch laat ons niet versagen; //ende desespereert niet// zei Koen, en hij handelde er naar, en overwon ! Een zeer ernstige vraag moet mij dan echter van 't hart, n.1. deze: in aanmerking nemende, dat al wat de macht heeft in onze dagen, dringt naar expansie, naar Kolonien en naar Empire; — en minder kieskeurig worden deze m a c h t i g e n in de middelen, ter bereiking van het doel, bij den dag, naar men voorgeeft — (ik voor mij meen dat er ook in deze niets nieuws is onder de zon.) Kunnen we, zoo vraag ik dan, nu maar blijven toezien op den desolaten boedel //Suriname-/ zonder gevaar om op een fraaien dag onmondig te worden verklaard, of niet ontvankelijk in het verdere beheer? Dit gevaar, is lang niet denkbeeldig te achten ! wij hebben in onze West in de volbloed imperialistisch gezinde groote Amerikaansche Eepubliek, een niet minder gevaarlijken bemoeial dan de Transvaal had aan Engeland in Zuid-Afrika. Met alle respect voor het kranige Amerikaansche volk, acht ik het veel te arrogant, om ooit een kwestie, rakende Amerikaansch grondgebied of belangen, genomen in den zin van hun fraaie Munro-leer-beginselen, van welken aard ook, aan arbitrage te onderwerpen, en dan vinde een plaats hier, hetgeen waarvoor ik de Transvaal nu 12 jaren geleden waarschuwde n. 1. : met het inhalen van, en 't doen ontginnen der hulpbronnen van uw land, zoo schreef ik, door vreemden, haalt ge het trojaansche paard binnen.
Nu is Suriname voor vruchtbare exploitatie een veel belovend veld, of 'tis dat niet 7 Zoo ja, laten we't dan zelf ontginnen; wij kunnen nog altijd veel meer dan we durven; de resultaten van de Nederl. Zuid-Afrik. Spoorweg-Maatschappij waren minstens even schitterend geweest, zonder staatsgarantie in Zuid-Afrika, maar men durfde niet; nu moet men voor die gezochte staatsinmenging 't gelag betalen , vrees ik. Belooft Suriname niets; ja! wat doen we er dan mee? zou men zeggen. De geschiedenis van Suriname is echter daar; haar vruchtbaarheid is overbekend; blijft dus de dooddoener 't gebrek aan werkkrachten. De dooddoener zeg ik, want 't is de eenige nog bestaande kolonie ter wereld, waartegenover men zulk een lamlendig excuus schijnt noodig te hebben, om z'n bijna misdadig verwaarloozen te willen verbloemen door te wijzen op afschaffing der slavernij. Alsof niet dozijnen koloniën, ingesloten 't niet half zoo vruchtbare Queensland, in Australië, bewijzen, dat werkkrachten, mits loonend werk te verschaffen is, altijd te krijgen zijn. Maar het klimaat dan! werpt men tegen, en ik stem toe dat kolonisatie door middel van onbemiddelde emigranten; de stichting van Europeesohe landbouw kolo
niën volgens de traditioneele opvattingen, niet zou beantwoorden aan de eischen welke men daaraan tot dusverre stelde; uitgenomen met Zuid-Afrikaansehe Boeren misschien, gewonnen en geboren in een bijna tropisch klimaat in de hoogvlakten, als ze voorzien worden met 't noodige, en met name werkkrachten. Onder behoorlijke voorbereiding ook is mij in de Transvaal en elders in Zuid-Afrika gebleken, dat Europeanen dikwijls een minstens evengroot weerstands vermogen bezitten. Maar is 't stichten van dergelijke koloniën dan noodig om Suriname te ontginnen en tot een Ruchtbaar veld te ontwikkelen voor ons kapitaal, dat Thans nog altijd bij millioenen belegd is in riscante vreemde staatsfondsen en in allerlei buitenlandsche ondernemingen, Zijn zulke koloniën noodig voor onze intellectuals, welke . straks, als ze bij honderden van de Gymnasia en Politechnicums komen, tegen vroeger bij dozijnen, elkaar verdringen zullen ? Neen zeker niet, wij zochten dat niet op Java, en . . . . men zocht het niet in Zuid-Afrika ! In spijt van alle theorieën onzer droomers van een tweede Holland in Zuid-Afrika, vestigden zich in den besten tijd, dien der laatste jaren vóór den ooi'log, nauwlijks tien percent der uit Nederland toestroomende bevolking als blijvend. O ! zoo weinig werden er Boer met de Boeren, ten zij men er . . . begraven werd ! Nu is 't een feit, mij verzekerd door Australiers en Nieuw-Zeelanders, dat veruit ook de meeste immigranten in hunne landen, welke even als Zuid-Afrika klimatologisch weinig te wenschen overlaten, tot de trekvogel categoie gerekend moeten worden. De fout, als 't een fout is ? zit dus niet bij Nederlanders alleen, en waarom zou dit bij de tegenwoordige snelle en goedkoope stoomverbindingen ook bezwaar opleveren ? Wat zagen we in Pretoria en Johannesburg? En wat zien we aan de Kaap, bij elke firmant of industrieel ? Zelfs vele ambtenaren nebben plaatsvervangers, en men reist heen en weer naar 't moederland, als of 't een reisje van Amsterdam, 't zaken terrein, naar Bussum, de plaats van domieilium, betreft ! En de kolonie en 't moederland plus de stoomvaartmaatschappijen varen er wel bij en de betrokken personen of hun zaken schijnt 't niet te benadeelen. Echter wat baten vele woorden, waar de belangstelling; de goede wil om ten minste te beginnen, ontbreekt. Ik voor mij vraag naar daden, en zou daden steunen, maar hoe? De in niet minder dan vier hoofdbladen opgenomen advertentie onder 't hoofd //Suriname// trok, afgescheiden van de aanbeveling der beoogde plannen door den enthousiast voor Suriname den heer J, Hendrik van Balen, zie Vaderland van 4Aprilj.l. zeker de noodige aandacht; maar deze staat dan in omgekeerde reden tot het quantum belangstelling, resp. het verkregen resultaat; want naar ik vernam kwam er in totaal één brief, zegge één toezegging, tot eventueele finantieele deelname.
Om van deze ééne te ""verwachten de taak op zich te nemen, waarvoor zich honderd hadden moeten melden, //das war des guten zuviel// verlangd; en wordt door de betrokkenen onder opoffering van een niet onbelangrijke som aan gemaakte kosten, van de zaak afgezien. Natuurlijk zijn er dan altijd menschen; die beweren: ja, maar zoo gaat het niet! Best Mijne Heeren Specialiteiten, maar hoe gaat 't dan wel ? Niet twijfelend of de ruimte van het orgaan van //Oost en West// is ter beschikking voor 't doel, zijn we benieuwd hun advies te vernemen ! Inmiddels Hoogachtend, Delft. J. v. Zw.
A D V E R T E N T I E N.
ASSUrantie Maatschappij
tegen DrallGschade
»ENEDERLANDEN van 1845.
Hoofd-Directie te 's-Gravenhage : CAREL HENNY. Directeur; Mr. .1. J. HENNY, Adj.-Direcleur.
: 'S-Gravenhage, Kerkplein, hoen Prinsestraat. — - , Sophiaplein. — Eotterdam, Zuidblaak 24 (BeursBreda. Prinsmkade. — Alimaar. Lanstestraa hoek
^sterdam,' SophL . Niï'i ~ B r e da, frinsenkade. — Alsmaar, Langestraat. 'jnegen, Inde-Betouwstraat 8. — Groninger., Akerhof, h «erstraat. Zutphen, Uselkade.
Kapitaal f 4,000,000.00
^ Verzekering tegen B R A N D - en INBKAAKschade 'l:8'('n v a s t e en z e e r b i 1 1 ij k c P r e m i G n , z o n d e r '"'".Widen „f Nabetalingen.
Vertegenwoordigd o. a. in alle hoofdP'aataen van Nederlandseh Oost-Indië en t e Paramaribo.
E. OSS.E, Paralelweg 119, Deh Haag.
Is een solied adres voor Verhuizingen voor binnen en buitenland onder garantie. Administratie-Kantoor „talinde".
Volgestort Kapitaal f 100.000 — Prinsengracht 1087, Amsterdam.
, Belast zich piet : Het Administreeren en l n bewaring nemen van fondsen en andere geldswaardige papieren. Het administreeren ??n alle roerende en onroerende goederen. ttet koopen en verkoopen van Effecten en h e t uitvoeren van alle Beurszaken. Het geven van rentevergoeding in Eekening°urant. Het nemen van gelden à deposito n het nemen en geven van gelden op Prolongatie. Het wisselen van vreemd bankPapier en muntspeciën. Het verzilveren a n coupons. Het syndicateeren en emiteeren van solide Maatschappijen.
Telegram-Adres: INSULA. Be Directie,
A- C. ENGELBERTS. J. SCHEUER. Correspondent voor 's-Gravenhage :
K ' J. THOMAS, K. Emmakade 99.
Over te nemen de huur van een H u i s met g r o o t e i i v ó ó r - e n a c h t e r t u i n , aangenaam gelegen te V O O R B U R G • bij 's-Gravenhage. Huurprijs f 400 's jaars waaronder water begrepen. Desverkiezende ook over te nemen d e f r a a i e i n b o e d e l van de bewoonster, die naar 't Buitenland vertrekt. Brieven onder letter H . aan 't Bureau van Oost en West, H e e r e n g r a c l i t 4.
Al] BON MARCHE - IODES. Dames-en KMerhoeden, Voiles, Tulle, Linten, Bloemen, Veeren.
Wagenstraat 5 8 , Den Haag.
J A A B I I J K S C f l E ALGEMEENE VERGADERING van aandeelhouders der Naamlooze Vennootschap „ de Haagsche Uitgevers.Maatschappij Het Gemeenschappelijk Belang", te 's-Gravenhage, op D o n . derdag den 35steu April 1901, des namiddags ten d r i e ure, ten kantore der Vennootschap te 's-Gravenhage, Haagpoort No. 4 (bij de Spuistraat). De aandeelhouders worden herinnerd aan art. 47 en 48 der Statuten.
Ä. Ä. KNÜIJVER & ZONEN, Gedempte Raamstraat 11-12, 's •• G R A V E N 11 A. G E. Hofleveranciers.
. Nederlandsche Fabriek van B o r d u n r en Passementwerken, Galonweverij à Jacquard, Photograliën en Teekeningen van Vaandels. Maconieke Artikelen enz. worden franco ter inzage gezonden. Zil\eren Medaille Wereldtentoonstelling &J±FL,TJS, 1 9 0 0 .
I t t W U t o . ^
voor Brand enz. van 1805. t e ' s Q - r a v e n h a s e . Kantoor Z. O,Buitensingel 245 b/h. Bezuidenh.
Directeuren :
W. F. MASTENBROEK en C. W. VERSTEGE.
Commissarissen : Mr. W. K. E. P. Graaf van BYLANDT. Mr. J. G. GLEICHMAN. A. J. H. VAN KAPPEN.
C. J. v. d. M E E R , Waldeck-Pyriiiontkade 11, lia, U, D E N H A A G .
in Wijnen, Binnen- en Buitenlandsche Bieren, Minerale en Medicinale Bronwateren en Gedistilleerd. S P E C I A L I T E I T i n B o r d e a u x - , B o u r g o g n e - , P o r t - , R i j n - e n M o e z e l w i j n e n . Champagne en Cognac.
Gebr. TEH HOUTEN,
UTRECHT, » H HAAG.
Cowpleete
SPECIALITEIT IN SlaapkamerArtikelen.
Soliede bewerking. Zeer billpe prijzen.
Eenige inrichting voor Praktische Opleiding voor den Handel in Theoretische en Praktische Cursussen voor Dames en Heeren. lß> A f e V' Beste gelegenheid voor PIH. Verlofgangers, Gepensioneerden, Indische Jongelui enz. ^t^k^ï
ONDERWIJSVAKKES.
D a g e l i j k s i n s c h r i j v i n g .
sussen beginnen
*W>'
i&& J ? ^ Praktisch Boekhouden, Handelstekenen, Handelsrecht, PRAKTISCHE KANTOORWERKZAAMHEDEN. S c h r i j f m a c h i n e , S t e n o g r a f i e ,
Telkens wanneer een voldoend aantal deelnemers ingeschreven zijn, kunnen nieuwe Cur^*s**eO$'
« f c t f ^ ^ Nederl,> Duitsche, Eng. en Fransche Handelscorrespondentie
P R O S P E C T U S S E N e n I K T E I C M T I N G E N .
GEVRAAGD. Eenige wasschen opgemaakt of droog van de lijn, ook voor dienstboden. Tevens fijn strijkgoed. Nette behandeling. Paulus Potterstraat 347, Den Haag. HOEDEN. Garneeren van Dameshoeden wordt net en billijk verricht, ook met levering van Fournituren, aan het oudste adres Biviervischmarkt 16, van af 1 Mei Jan Hendrikstraat 6, Den Haag.
Vleeschhouwerij W. L. DE ZWAAN, 66 Zoutmanstraat 06, Den Haag.
Beveelt zich beleefd aan voor de levering van
uitsluitend prima kwaliteit
RUND, KALFSen LAMSVLEESCH tegen concurreer end e prijzen.
yZOCG<>OG<>OC<X<><XXX}&X^ "<X>CZZ&Ï&X&Ï£^^
Ondergeteekende
wenscht — te worden van de Vereeniging
},Oost en West" tegen betaling eener jaarlijksche contributie van f of door eene gift in eens van f
Handteekening en volledig duidelijk adres.
IfB. Doorslaan wat men niet wil.
ee>
ere> C^2
P 3
Qfo, Indische Uitrustingen
voor DAMES en HEEREN, in alle Prijzen.
J A A R X I J K S C H E Vergadering van Aandeelhouders op MAANDAG 29 APRIL 1901, des namiddags te 3 uren, ten kantore der Maatschappij, Kepplerstraat 138. 's Gravenhage, 15 April 1901. DE DIRECTIE.
De Balans met Winst- en Verliesrekening over 1900 ligt, van af 15 April ter inzage voor Aandeelhouders aan bovengenoemd Kantoor.
A. S. VAN ECK, 43 KORTE POTEN, JDen Haag.
Waterleidingslangen. G a s - G r l o e i a r t i k e l e n
SMEDERIJ. (JASFITTERIJ.
G.KERNER4C0,
SURINAME.
Twee NEDERLÄNPSCHE TECHNICI, met veeljarige ervaring op allerlei gebied in Nederl.-Indië en Zuid-Afrika, wenschen een reis te maken door Suriname, ter verkrijging van gegevens en rechten voor de oprichting van Industrieele en Landbouw-Ondernemingen. Doel dier ondernemingen zal, naast de ontwikkeling van Suriname, de bevordering zijn van Emigratie van uit Z.-Afrika verdreven en andere personen. Zij vragen daartoe pi. m. f 5 0 0 0 , in aandeelen van f 100, onder waarborg van behoorlijke rekening en verantwoording en overdracht van verkregen rechten. Zij zijn bereid persoonlijk deel te nemen. Reflectanten gelieven zich onder No. 5515 te adresseeren, met opgave voor welk bedrag zü zich voorloopig wenschen te verbinden, aan het Bureau van „ Het Vaderland" te 's-Gravenhage.
ERNEST GASSIÏTO Tandarts, PIETER BOTHSTHAAT No.I, B E Z r i D B D f H O I T , D e n Haag'. SPREEKUUR dagelijks van 1 tot 5.
Uit de hand Te Koop een B o m b a y A m e u b l e m e n t , bestaande uit een Canapé, een Etagère, een Fauteuil en drie Stoelen. Prachtig van hard hout gesneden en minstens vijftig jaar oud. Een C h i n e e s c h e j o n k , van gesneden ivoor, 68 cM. lang, fijn bewerkt als kant en zeer zeldzaam. Een J a p a n s c h e Schrijftafel, bizonder fraai. Van het ameublement is nog een tweede uit Brussel te ontbieden, waar het ten verkoop is aangeboden. Brieven en aanbiedingen onder letter H . aan 't Bureau van Oost en West H e e r e n g r a c n t 4 . 1 Ku-XoTîssett,, ELEEDERMAEER, Luthersche Burgwal 19, Den Haag.
Steeds voorradig een nieuwe sorteering B f o u v e a i l t é ' S S t o f f e n waarvan de goederen tegen de navolgende prijzen geleverd worden :
Gekleed costuum van af f 34 tot f 56 „ » 28 „ 46 Jaquet ,. Veston ,, Demi-Saisons Winterjassen Goed passeode coupe en solide
22 „ 42 16 „ 30 20 „ 56 bewerkte
Magazijnen „NEDERLAND" i s >pr O U " **fk f Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Haarlem, Utrecht, Apeldoorn, i^ P
23t Wagenstraat, 's-Gravenhage,
T E L E P H O O N ZCsTo. 6 5 9 .
Meubelfabriek, Bebangerij, Stoffeerderij, Beddenmakerij, Gebr. ROOS, Roggestraat 4 en 12, Arnhem, Intercom. Telefoon 2 4 2 . Speciale inrichting voor geheele meubileering van Huizen en Villa's. Extra gunstige voorwaarden voor verhuring van Gemeubileerde Villa's en Woonhuizen, Begrooting en Prijscourant Kosteloos. Franco verzending door geheel I\ederland.
Ken. Soliede Bediening. Goedkoope Pri
«%X*@:gï. in alle soorten en prijzen. Doelmatige verpakking voor de tropen. Specialiteit VOOP Export.
HEEM. MEELEER, Importeur van Havana Sigaren,
levert Sigaren van UITSTEKEBDE KWALITEIT tegen CONCURREERENDE PRIJZEN. SOO s t u k s f r a n c o door g e h e e l Mederland. Sumatrastraat 1c, Den Haag.
„Rottttàamsdxe tloyd"
Koninklijke Nederlandsche Postvaart. 14daagsche Maildienst op Nederlandsch-Indië, via M A R S E I L L E . Naar Padang, Batavia, Samarang en Soeralbaja en in doorvracht naar alle andere plaatsen in den Ned.-Ind. Archipel, die door de Stoomsehepen der Kon. Paketvaart-Maatschappij worden bediend. Eerstvolgende afvaarten van Rotterdam:
20 April, Stoomschip „LAWOE", Kapt. N. GUTHRIE. 4 Mei, Stoomschip „ARDJOENO", Kapt. W. BAGCHUS.
E X T R A A E V A A R T : Direct naar AÏJEH, PADANG ) 11 Mei SS. „Bogor", en JAVA J Kapt. A. L. HARKEN. De Agenten, Ruys & Co., Rotterdam en Amsterdam. Courier dit Dulbekart & Co., 's-Rage, Anna Paulownastraat ld.
Bij ALBRECHT en Co. te Batavia, verschijnt om de veertien dagen de Bandera "Wolanda Geïllusteerd tijdschrift voor inboorlingen en )\mboineezen. A b o n n e m e n t s p r i j s v o o r I n d i ë f 150 p e r jaar. „ %, H o l l a n d f 2.50 „ „ Oplaag reeds meer dan 7000 ex. Hoofdcorrespondent: CLOCKENER BROUSSON, lste Luit. <ö^ Regt Infie te Breda. Agent voor Nederland „De Haagsche Uitgevers-Maatschappij H e t G e m e e n s c h a p p e l i j k B e l a n g " Maagpoort 4L. IWETO
(Coöperatieve Vereeniging). HUISARBEID m REFORM-KLEEDM. Zeestraat 31, Den Haag.
Bericht de ontvangst eener groote collectie K o p e r w e r k , H o e k e r ' s A a r d e w e r k , Matten, M a n d e n , F r i e s e n H o u t s n i j w e r k etc. Stoomvaart-Maatschappij „ Nederland '\
MAILDIENST tusschen Amsterdam en NederL-Indië. (VIA GENUA). Naar Padang, Batavia, Cheribons Samarang en Soerabaya en in doorvracht naar alle andere plaatsen in den Ned. Ind. Archipel, die door de Stoomsehepen der Kon. Paketvaart-Maatschappij worden bediend. SS. Honing- W i l l e m I I . Kapt. C. A. BAKKER, »7 April. SS. Koning- W i l l e m I , Kapt. D. HUBERT, 11 Mei. Laadt ook voor PANAROEKAN direct.
E X T R A A F V A A R T E N .
SS. T i m o r , Kapt. E. J. CARST, 4 Mei. Adres voor 1AÖIBTG en P A K E T T E X : Te Amsterdam: VRACHTBUREAU STOOMVAART-MAATSCHAPPIJ „NEDERLAND" (Handelskade). Te Rotterdam: KUYPER, VAN DAM & SMEER voor s.s. K o n i n g W i l l e m I en T i m o r , HUDIG & BLOKHTJYZEN voor ss. K o n i n g W i l l e m I I . Adres voor p a s s a g e : Afdeeling P a s s a g i e r s d i e n s t , Prins Hendrikkade 160, te Amsterdam en bij hare Agenten te 's Hoge', CRANS & Co., Celebesstraat 40. JOH. H. HOPMAN, MAGAZIJN ter MEUBELEERING 3 PRINSESTRAAT 3 , Den Haag o v e r h e t P o s t k a n t o o r . COMPLETE MEUBELEERIM van huizen en enkele vertrekken. M o d e r n e n i n stijle. Eenvoudig en rijk bewerkt. Doch solide.
i Gebr. TEN HOUTEN
J g Lange Houtstraat 4. Telepli. I\o. 926. xs ENGELSCHE LEDIKANTEN. m W BEDDEN, DEKENS, MATRASSEN enz. • K
T . • *x Of
J? I gj uummiwmivu u m u m i vu mui/mu- wivwaukun. r •Q Ledikanten voor Indië. P f A* A m Bchangcrij. Sloii'eerdcrij. 9
Vereeniging OOST en WEST Afdeeling 's-Gravenhage. Bij de 3de Commissie B u r e a u H e e r e n g r a c h t 4 , zijn van 10—JL2 en van 2—4L uur, ook per brief, inlichtingen te bekomen omtrent de volgende personen die werk zoeken.
Een gewezen Boekhouder tevens Hofmeester in een Bataviàsch hotel.
Een geschikt persoon voor C o p i e e r w e r k die vreemde talen verstaat.
Een Dame die lessen geeft in N o o r s o h , Zweedsch, D u i t s c h en I t a l i a a n s e h .
Een gewezen Ambtenaar, vroeger onderofficier der genie, liefst geen zittend werk.
Een Artiest, die zich voor het geven van teeken- en s c h i l d e r l e s aanbeveelt ook naar de natuur.
Jonge Dame voor J u f f r o u w van Gezelschap.
rEen Jonge Dame, die als K i n d e ij u f f r o u w of voor g e z e l s c h a p mee naar O.I-. wil.
Jonge Dame ter waarneming van het huish o u d e n en het o p p a s s e n van kinderen.
Een gewezen Koetsier en echtgenoote, die h u i s b e w a a r d e r s willen worden.
Een bekwame linnennaagister.
Een door de Muziekschool gediplomeerde Jonge Dame die z a n g l e s s e n geeft.
Een beschaafde Dame op leeftijd die E n g e l s c h e en E r a n s c h e conversatieles geeft.
Jonge Dame, thans op een Eröbelschool geëmployeerd, voor lessen a a n k i n d e r e n in O.-I. Heeft kennis van mnziek.
Gewezen Sergeant in W.-I. voor p o r t i e r , l o o p e r of h u i s b e w a a r d e r ; kan ook c o p i e e r w e r k verrichten.
I De 'a-Gravenhaaggche Boek- en Handelsdrukkerij voorheen Gebr. Gianta d'Albany.
N». 3. Donderdag 18 April 1901. Iste Jaargang. OOST EN Abonnementsprijs per jaar.
Vrij aan buis of franco per post binnenland . . . . . . . ƒ %,— Voor Oost-lndië en het Buitenl. » 2.50 Afzonderlijke nummers. . . . » 0 . 1 0 WEST Orgaan der Vereenigixi
V e r s c h i j n t alle v e e r t i e n dagen.
Prijs der advertentiën.
Per regel f 0.10 Dienstaanbiedingen 25 cents per geheele annonce.
R E D A C T I E s De 4de Commissie, aan welke de verspreiding van populaire kennis omtrent Oost- en West-Indië is opgedragen. Mededeelingen of Ingezonden Stukken moeten worden geadresseerd aan den Heer G.E. V. L VANZUYLEN, Voorzitter der Redactiecommissie, Ta Heerengracht, of den Secretaris, Mr. Gr. VAN SLOOTEN AZN. , 43 Conradkade, beiden Den Haag. Voor de Administratie en Advertentiën wende men zich tot de üitgeYers-Mratschappij „HET GEMEENSCHAPPELIJK BELANG" Haagpoort 4 , Den Haag.
TWEEDE BLAD.
Beroepen voor Vrouwen in Indië.
Nu de strijd om het bestaan ook voor de vrouw nadert, het fabriekwezen langzaam, maar zeker, de arbeid der vrouw in huis van haar overneemt, nu moet de vrouw //nolens volens» zich bekwamen voor betaalden arbeid buitenshuis. Gij moeders, sluit uw oogen niet voor het feit, dat gij uw dochters, evenals uw zonen, moet opvoeden voor een vak, waardoor zij in eigen levensonderhoud kunnen voorzien. De huwelijken worden steeds minder, omdat de arbeid van de vrouw in huis geen geld inbrengt; de levensbehoeften voor het gezin, vroeger door de vrouw bereid, thans gekocht moeten worden. De man, die thans alléén pi'oductieven arbeid verricht, waar vroeger man èn vrouw productieven arbeid verrichtten, is nu niet deer in staat, zonder geërfd fortuin, een gezin te onderhouden. In de middeleeuwen was de vrouw een onmisbare werkkracht in het gezin ; zij spon, weefde, maakte alle kleedingstukken ; kweekte groenten, vruchten; bakte brood; brouwde bier; maakte boter, kaas; had de slacht, de inmaak in huis ; in één woord alle behoeften van het gezin werden in huis gemaakt door de huisvrouw en haar vrouwen. Thans wordt dat alles beter en goedkooper door de fabrieken gedaan, maar net moet gekocht worden ; de man moet dus meer contanten hebben, om zijn gezin te onderhouden. Hij moet langer wachten vóór hij aan een huwelijk kan denken; indien hij al ooit voldoende zal verdienen, om een gezin geheel alleen te onderhouden. Het gevolg daarvan is, dat de huwelijken verminderen. Hoe dat tegen te gaan ? Zeer zeker niet door de vrouw weer terug te drijven tot de middeleeuwsche toestanden, maar door de vrouw te leeren arbeiden in de maatschappij. Verdeeling van arbeid is thans ook voor de vrouw gekomen. Waar zij vroeger alles moest doen, moet zij nu leeren één zaak goed te doen. Vakscholen moeten haar leeren één vak grondig te bestudeeren en tot haar beroep te maken, evenals de mannen dat reeds eeuwenlang gedaan hebben. Huishoudscholen, tuinbouwscholen, scholen voor zuivelbereiding ; kweekscholen van onderwijzeressen, van fröbelonderwijs enz. maken thans afzonderlijke beroepen van wat de huisvrouw vroeger alles in zich vereenigen moest. Eenmaal aannemende, dat ouders tegenwoordig verplicht zijn nun dochters, evenals hun zonen, voor een bepaald beroep op te voeden, meen ik die ouders geen ondienst te bewijzen, door hun aandacht te vestigen op beroepen geschtkt voor meisjes, die tijd, noch lust, noch geld genoeg hebben om aan de universiteit te gaan studeeren. Onze Koloniën, die zulk een ruim arbeidsveld geven voor onze jongens, zouden ook voor onze meisjes een ruimen werkkring kunnen opleveren, mdien het //arbeid adelt// niet bij vele van haar een »arbeid schaamt zich// werd.
Thans wenschte ik in het bijzonder te behandelen de "Tuinbouw,« als bijzonder geëigend voor vrouwen, °°k in de tropen. Wij allen, die in Indië geweest ^jn, weten welk een luxe in bloemen daar bij alle eestelij kb eden ten toon gespreid wordt. Niet alleen on een bloemencorso, maar bij elke receptie, elk diner, eiken verjaaidag, men komt steeds bloemen ' kort, vooral in de drooge mousson. Ten einde ^ d , laat men, waar eigen tuin te kort schiet, bloemen van de bovenlanden komen. Indien nu een rouw, hier in Holland op een tuinbouwschool de oeniencultuur grondig bestudeerde en gewapend met Olploina en eenig werkkapitaal naar Indië toog, in de bovenlanden een paar bauws gronds huurde en daar b.v. een speciale rozeucultuur dreef, dan zou zij voorzeker daarin een ruim bestaan vinden. Wij bezitten in de Tuinbouwschool te Wageningen, onder den Directeur, dr. J. Th. Cattie, een modelJnnchting, die de moeite waard is om er nader kennis mee te maken. Ik ben overtuigd, indien gij met uw dochter een bezoek aan die inrichting b-iengt en er een greintje liefde voor bloemen bij haar aanwezig is, ZlJ niets liever zou wenschen dan daar de bloemencultuur te bestudeeren. De heerlijke kassen met de zaamste orchideeën, de fijnste rozen, de welZeld:
lekendste bloemen ; de palmenkassen ; de rozentuin ; de bollenvelden, zij moeten wel in elke bloemenliefnebster de zucht doen ontwaken, haar krachten te jijden aan de bloemencultuur. De Tuinbouwschool oepaalt zich echter niet alleen tot de theoretische en Praktische studie van de bloementeelt, zij omvat ook 5 studie van de ooftboomteelt, de leer der houtgeassen, de warmoezerij, tuin- architectuur, boekhouden n bedrijfsleer, zoodat de toekomstige kweekers na den eejarigen cursus een grondige kennis van hun vak oowel theoretisch, als praktisch bezitten. Het schoolgeld bedraagt ƒ 40.— 'sjaars. Na de cursus te W ageu»gen gevolgd te hebben, is het altijd goed eerst , e a jaar in de praktijk te werken, bij een of andere weekerij, die speciaal voor de markt werkt, om de Utine van het vak te verkrijgen, alvorens voor Sen rekening te arbeiden. Er werken reeds drie jonge ames te Wageningen, die met veel lust en ijver de essen volgen en zelfs het praktisch werken : spitten,
harken, schoffelen, wieden, mesten, zaaien, verplanten, snoeien, stekken, enten enz. zonder bezwaar verrichten. Het werken in de open lucht geeft haar allen een frisch, blozend uiterlijk en menig bloedarm meisje heeft door de gelukkige combinatie van hoofd en lichaamsarbeid bij het tuinbouwvak haar gezondheid en frisschen blos teruggekregen. Deze resultaten zijn natuurlijk nog niet hier bereikt, waar het tuinbouwvak eerst onlangs door vrouwen beoefend wordt, maar in Engeland, waar te Swanley reeds 60 vrouwen werkzaam zijn in de //Horticultural college" opgericht in 1891. Te Swanley zijn de leerlingen intern, zij wonen in vier //cottages" onder toezicht van een //Lady-Superintendent"; de cursus duurt ook twee jaar. Alle vrouwen voorzien van het diploma van Swanley vinden gereedelijk plaatsing bij de openbare en particuliere parken en landgoederen in Engeland, als »head-gardemer." Swanley ligt niet ver van Londen, in een streek bekend om zijn kweekerijen, en gezond klimaat. Zij leeren daar, behalve het theoretisch gedeelte, speciaal voor de markt werken, de ware //businesstraining". Behalve het eigenlijk schoolgebouw met de laboratoria, waar het theoretisch gedeelte behandeld wordt, heeft men door de verschillende kassen, werkplaatsen, stallen, boerderijen, hoenderparken en bijenkorven, want behalve, bloementeelt, ooftboomteelt en warmoezerij wordt daar ook onderricht gegeven in bijenteelt, hoenderfokkerij, zuivelbereiding.
De vrouw, die Swanley verlaat, is dus geheel gevormd om, als deskundige aan het hoofd van eigen landgoed, boerderij of kweekerij te staan. Van hoeveel waarde dat is voor een vrouw, die naar Indië moet gaan b.v. als vrouw van een landheer, administrateur of opziener behoef ik niet te zeggen aan degeen die het landleven in Indië kent en weet, waar een huisvrouw in de binnenlanden voor staat, wanneer zij kersversch uit Holland komende, liefst van uit het stadsleven, plotseling voor het feit gesteld wordt, het oppertoezicht te moeten houden over bloem-, vruchtenen groententuin, over koe- en paardestallen, in één woord van uit een stadsleven, waar alles kant en klaar te koop is, plotseling teruggeplaatst wordt in den middeleeuwschen toestand, alle levensbenoodigden zelf te moeten produceeren op eigen grond en bodem. De Tuimbouwschool vormt dus voor alle vrouwen en meisjes, die naar Indië gaan, een onwaardeerbare leerschool, om haar te bekwamen voor de werkzaamheden, die haar als huisvrouw in Indië wachten, vooral voor de landvrouw, maar ook voor de vrouw der hoofdsteden, daar bloementeelt steeds en overal in Indië tot het werk der huisvrouw behoort. Te Swanley wordt buitendien ook praktisch onderricht gegeven in bouquetten maken en tafel versieren, in het inmaken van vruchten en het bereiden van geleien. Zooals bij alle engelsche //colleges» ontbreken ook hier niet de velden voor cricket, tennis, hockey en de noodige bergplaatsen voor de fietsen.
In plaats dus van uw dochters naar een kostschool in het buitenland ïe zenden, doet gij beter, o moeders, uw dochters twee jaar naar Swanley te zenden, zij komen dan terug niet alleen volleerd in het Engelsch, de wereldtaal, maar als flinke, gezonde vrouwen praktisch en theoretisch onderlegd voor een vak, dat voor de vrouw een groote toekomst heeft, zoowel in Nederland als in Indië. Op het Internationaal Vrouwencongres te Londen, waar alle beroepen behandeld werden, waarin de vrouwen een ruim bestaan kunnen vinden, werd speciaal de aandacht gevestigd op het tuinbouwvak, als een bij uitstek geschikt vak voor de vrouw. Verschillende der spreeksters, oud-leerlingen van Swanley, vonden een ruim bestaan in bloementeelt, vruchtenteelt of groententeelt voor de markt. Een der spreeksters had uitgestrekte narcissen-velden in Ierland, den tuin van Engeland, zij leefde vrij en onafhankelijk van de vruchten van haar arbeid. Men moet ook hieruit specialiseeren, niet alleen zich bepalen tot één der drie hoofdgroepen, bloementeelt, vruchtenteelt of groententeelt, maar in elk der drie hoofdgroepen zich beperken tot een bepaalde cultuur
b. v. bij de bloementeelt zich speciaal toeleggen op rozencultuur of op bollenvelden ; bij vruchtenteelt zich bepalen bij druiven en perzikencultuur of bij appelen en peerencultuur ; bij groententeelt zich b. v. bepalen tot aspergeveiden enz. Dit geldt alleen voor de europeesche markt ; in Indië, waar de specialiseering nog niet zulk een omvang genomen heeft, zou men niet alleen bij bloemencultuur, rozen begonia's en orchidaeen kunnen vereenigen, maar zelfs de groententeelt er bij kunnen volgen. Abonnementen op groentenzendingen uit de bovenlanden zijn op de hoofdplaatsen in Indië geen zeldzaamheid. Een vrouw dus, die op haar gronden bloemen en groenten kweekte, zou een winstgevende zaak bezitten, mits zij aan grondige kennis van het vak, arbeidskracht en arbeidshefde paart, en zich niet schaamt voor geld te arbeiden. Mocht iemand, na lezing van dit artikel nadere inlichtingen verlangen omtrent de beste wijze, meisjes voor het tuinbouwvak op te leiden, dan ben ik steeds bereid die inlichtingen te verschaifen. Wil men zijn dochter te Wageningen op de tuinbouwschool doen,
dan kan men zich direkt tot dr. J. Th. Cattie, directeur der tuinbouwschoul te Wageningen wenden, die steeds welwillend alle belangstellenden te woord staat. E r bestaat nog een anderen weg, om zijn meisjes voor het tuinbouwvak te bekwamen: de zuiver praktische weg, die dat prefereert, vindt een uitstekende leerschool bij de tuinbouw-inrichting //Sempercrescens// te Naarden—Bussum onder leiding v. d. heer Jongkindt Ooninck, die reeds een aantal jongelieden voor het tuinbouwvak heeft opgeleidt. Het zou mij te ver voeren, deze kweekerij uitvoerig te beschrijven, een bezoek daaraan van uit Amsterdam is zeer zeker de moeite waard. Nijmegen. M. C. V. Godefroy.
Over schijn en wezen of, Is Indië zoo slecht? heeft Dr. J. H. F. Kohlbrugge Dinsdagavond in eene samenkomst onzer vereeniging gesproken. De bedoeling van den tweeledigen titel was, te doen uitkomen, dat het soms ongunstig oordeel over maatschappelijke Indische toestanden veelal daaraan te wijten is, dat de meeste beoordeelaars den schijn niet van het wezen weten te onderscheiden. Daarom acht spr. eene eenigszins uitvoerige inleiding noodig, om te doen inzien, dat ieder mensch anders over de waarde van deze schijn oordeelt of over het begrip „slecht". Dit oordeel wordt reeds gedurende de eerste opvoeding gevormd ; den kinderen wordt immers geleerd, dat schijn en wezen met elkander moeten overeenstemmen. Later, als het zich ontwikkelende kind eigen ondervindingen opdoet, merkt het, dat deze overeenstemming in de praktijk niet altijd bestaat ; dat het zoogenaamd „fatsoen" ook het omhulsel kan zijn van een slecht wezen. Zoo leert het eerst de menschen in witte en zwarte schapen onderscheiden, later erkent het, dat geen mensch zonder vlekje is. Die ontgoocheling is hard voor gevoelige naturen. Toch behouden zij een steun op hun levenspad, zoolang hunne ouders in hunne oogen wit blijven, al zijn die het niet; ontvalt hun ook deze illusie, dan ziet 'ter al heel treurig uit. Spreker schetst verder het overgevoelige karakter der tegenwoordige maatschappij, dat zich uit niet alleen in medelijden, maar ook in het geheim houden van alles, wat met het geslachtsleven in verband staat; hij betoogt hoe nadeelig deze geheimhouding voor de opvoeding is, juist in Indië, waar de kinderen toch alles van de Inlanders kunnen te weten komen en beweert, dat de Inlandsche maatschappij zonder verborgenheden op dit gebied waarlijk niet slechter is dan de Europeesche. Met het heden vergelijkt hij de zoo geheel andere zeden en gebruiken der vorige eeuwen , die in onze oogen uitmuntten door platten conversatietoon en in het openbaar bedreven polygamie. Daarmede wordt vergeleken het wezen van heden, dat op schijn berust; het verschil met vroeger eeuwen is slechts schijn, want prostitutie en polygamie komen in 't verborgene nog zeer veel voor, terwijl zulke handelingen schijnbaar ook nu geen smet op den dader werpen, mits ze verborgen blijven. Geneesheeren vooral kunnen echter getuigen, dat de hedendaagsche huwelijkstrouw veelal slechts schijn is. Ziet men den stand van zaken zooals hij is, dan zijn er drie wegen mogelijk: men wordt misanthroop, men leert het wezen minachten en slechts op den schijn letten, zoodat het „geen aanstoot geven", wet wordt of men behoudt de overtuiging, dat wezen en schijn zooveel mogelijk moeten overeenstemmen. Komen de personen, hier in de 2de plaats genoemd, in een milieu, waar de schijn niet zoozeer gewaardeerd wordt, dan vertoonen zij zich dikwijls in hun geheele naaktheid en komt hun karakter in al zijn bestialiteit voor den dag. Zulke lieden treft men dikwijls vooral in jonge koloniën aan, want naar verre landen trekken velen, die meerdere vrijheid wenschen, dan zij in eigen omgeving hebben. Gelukkig evenwel zijn ook daar niet allen een speelbal hunner luimen, velen paren aan zekere losheid van vormen, ware karaktergrootheid, verlangen slechts in ernst zich vrij te maken van zoovele schijnvertooningen en gemaaktheden der Europeesche maatschappij eigen. Naarmate eene kolonie ouder wordt, komen er al meer en meer personen, die het keurslijf van Europeesch fatsoen, den schijn, niet willen loslaten. Zij hebben te strijden tegen: lo. het tropische klimaat 2o. zeden der inboorlingen 3o. tegen hunnen nieuwen werkkring. Het klimaat schrijft lossere kleeding voor, om zoo te zeggen „een half naakt", veelvuldig baden, rusten midden op den dag na een voedzaam maal. Reeds op de reis naar Indië doet de invloed hiervan zich op menig nieuweling gevoelen, die, zoo hij niet bestand is tegen een langdurig te samen zijn der beide sexen in eene beknopte ruimte en de vrijere gesprekken
aan boord, licht vervalt tot uitspattingen, waartoe de reeds in de tropen bekende niet aangezet worden. Zoo raken vele nieuwelingen op den verkeerden weg, en eenmaal daarop, gewennen zij zich aan een toegeven aan alle luimen. In Europa vallen zulke personen niet zoo spoedig op als in Indië, waar de geheele Europeesche maatschappij meer één aaneengesloten geheel vormt ; gevoelige naturen worden hierdoor gehinderd, het gelijkmatig warm klimaat heeft op hen een drukkenden, loommakenden invloed, zij lijden en worden veelal misanthropen. De zeden der inboorlingen hebben soms eene verkeerde inwerking op de Europeanen. Dié zeden hebben even vaste vormen als de onze, maar dat zien wij meestal niet in, wij bemerken slechts dat de inboorlingen niet gehoorzamen aan zoovele wetten van „het fatsoen", welke wij hooghouden. Dit brengt velen er toe, om dat loszijn van vormen als een natuurtoestand te beschouwen en na te volgen, niet beseffende, dat de bandeloosheid van den inlander slechts bestaat in hunne verbeelding, als een gevolg van hunne slechte waarneming. In de eerste plaats ziet men de polygamie, en bootst deze na door de prostitutie of door het zoogenaamd hebben van een huishoudster. Spreker voert het een en ander aan, dat ten gunste dezer huishoudsters en der soldatenvrouwen pleit, verwijzende naar zijne studie: „De prostitutie in Nederl. Indie" Hij maakt de gevolgtrekking, dat hoewel deze toestanden niet met het verderfelijke der Europeesche prostitutie mogen vergeleken worden, zij toch ook hunne schaduwzijden hebben. De Europeesche criticus, die deze toestanden oppervlakkig aanschouwt, ziet slechts een in het openbaar afwijken van onze vastgestelde gebruiken en vergetende al het verborgene kwaad in eigen vaderland, oordeelt dan ongunstig over Indië. Het materialistische karakter, dat der Europeesch-Indische maatschappij niet geheel ten onrechte verweten wordt, heeft zij voornamelijk te danken aan den aard van den werkkring van het gros der zich in Indië vestigende Europeanen, welke meestal een materieele is, al geldt voor velen, dat de materie gezocht wordt, om later het intellectueele te kunnen genieten. Intellectueele werkers verheffen zich gaarne boven de anderen. Zoo zij thans niet meer naar verheffing hunner omgeving streven, maar slechts schrijven, om zich en gelijkgezinden te amuseeren, hebben zij op deze pretentie geen recht, hoewel zij minder nadeel berokkenen, dan de materieele werkers dikwijls doen door uitbuiting hunner medemenschen. Spreker voert verder aan, dat meest alle materieele werkers anderen benadeelen, hetgeen in eene kleine maatschappij veel meer opvalt, dan in eene groote; vandaar dat in Indië de uitbuiters met namen bekend zijn. De Indische maatschappij lijkt te meer materieel, omdat de regeeringsvorm de behartiging der algemeen maatschappelijke belangen door particulieren niet in de hand werkt. Waarom oordeelen de letterkundigen dikwijls zoo ongunstig over Indië? Hun overprikkeld, kwetsbaar gemoed hecht te veel aan den schijn, zij beoordeelen alles naar eigen stemming zonder zich rekenschap te geven, hoe die stemming ontstond en komen licht tot zelfvergoding. Daar zij de fouten hunner omgeving scherp voelen, beschrijven zij deze uitvoerig. Het publiek meent nu allicht, dat de schrijvers diezelfde fouten niet hebben, maar bij persoonlijke kennismaking blijkt dikwijis teleurstellend het tegendeel. Zulke auteurs verlangen den schijn bij anderen, maar niet bij zich zelven, zij vinden in de koloniën te weinig gelijk-gezinden en voelen zich daarom misplaatst, zij lijden aan een kwaal, die ziel en lichaam sloopt, zij hebben als buiklijders, een overprikkeld zenuwgestel en zijn zeer gedeprimeerd. In die depressie is rustig nadenken onmogelijk, eenzaamheid ondragelijk, er volgen dwangvoorstellingen, hallucinaties, vervolgingsideëen enz. Terugkeer naar Europa brengt veelal genezing, het gezond oordeel keert terug, maar de herinnering aan het lijden in de tropen prikkelt den herstelde, als een roode lap den stier, hun mond en pen vloeien weer over van verontwaardigingsbetuigingen en haat. Er bestaan natuurlijk allerlei overgangstoestanden, met meer of minder hevige symptomen, maar allen zijn te beschouwen als zieken, als nerveuse lijders der spijsverteringsorganen. De werken, die zij schrijven, zijn dus niet te beschouwen als eene juiste karakteriseering der maatschappij, waarin zij geleefd hebben, maar meer als eene omschrijving van eigen zielsziekte, althans voor den geneesheer, die zulke heftige ontboezemingen als zoovele ziektesymptomen herkent en ze dan ook gaarne als studiemateriaal verzamelt.
Ten slotte drukt spreker de hoop uit, dat al wie een oordeel over Indië verkrijgen wil naar geschriften, aan de hand dezer inlichtingen het daarbij waardelooze zal leeren ter zijde stellen.
Van de gelegenheid tot bespreking werd gebruik gemaakt door Mr. M. C. Piepers, die met nadruk wenschte te verklaren, dat de Indische Maatschappij vooral ook op zedelijk gebied, waarlijk niet lager staat dan de Europeesche. Mochten zijne spijsverteringsorganen wellicht, naar eens geneesheers oordeel, niet geheel normaal zijn, hij had het vele goede in Indië altijd weten op prijs te stellen. De presidente, die den heer Kohlbrugge uit naam der vergadering hartelijk dankte voor zijne zeer belangrijke rede, maakte nog de opmerkingen, dat volgens hare meening, behalve de drie door spreker aangegeven wegen er nog een vierde mogelijk is,' welke zij op zullen gaan, die het verkeerde inziende en betreurende, de maatschappelijke toestanden zooveel mogelijk willen trachten te verbeteren, door, met zich zelve beginnende, te trachten de menschen over het algemeen te verheffen vooral op zedelijk gebied — en dat al moge volgens sprekers betoog een Europeesch artist in Indië niet op zijn plaats zijn, er juist daar onder de inboorlingen op verschillend gebied zoovele ware kunstenaars zijn, wier werken onze vereeniging wil trachten meer en meer te doen kennen en waardeeren.
Een Nederlandsche Kunstavond. De aanplakbiljetten in de stad kondigen voor 25 April O een kunstavond aan, welke geheel eenig mag heeten op het concertmenu van dit seizoen. Komt over 't algemeen de Nederlandsche muziek zeer schaarsch ten gehoore van het publiek en slechts spaarzaam ingeschoven op de programma's van muziekuitvoeringen, dit zal een avond zijn uitsluitend gewijd aanhetNederlandsche Lied, een avond "zeer bijzonder door den buitengewoon aantrekkelijken aard van de kunst, waaraan ze zal worden gewijd. Het oud-Nederlandsche volkslied, met al zijn verscheidenheid van ver w en vorm, in zijn geheel vormend het groote epos van het volksleven, geschreven door het volk zelf gedurende eeuwen van een krachtig bestaan, dat niet verloren ging, maar in de volkskunst een trophée bleef voor het nageslacht, is door zijn intieme betrekking tot onszelf, die nu vormen de hedendaagsche natie, een kunst, die geheel ons eigendom mag heeten, en, opgebloeid uit den bodem van ons nationaal leven, ook voor ons zijn grootste schoonheid ontplooit met een geur van wonderzame aantrekkingskracht. In de gezongen poëzie van het volk toch vinden we alle herinneringen van ons eigen leven, vinden we een genie, die al ons leven en lijden, ons lieven en verlangen zoo heel goed weet en voelt, die luistert naar alle zuchten en luide klachten met groot geduld en stillenden troost. Door het volkslied heeft het volk zichzelf in alle individuen gevormd tot en geopenbaard als kunstenaar, in zijn woorden en klanken spreekt het tot ieder individu, die zich Nederlander weet en voelt en zich bewust is van den grooten schat van gemoedsrijkdom, opgeheven in de aandoeningen en ontroeringen van het lied. En zooals ieder land heeft zijn eigen flora, zijn eigen mooi, zijn eigen klimaat en zijn eigen temperament, zoo is voor ons het lied van Nederlandschen mond de meest innige vergeluiding van het zieleleven, draagt al onze vreugden en weeën in het ragfijne net van woorden en geluiden. Als zoodanig is deze kunstavond bij uitstek een Nederlandsche, een hoorn van overvloed van de beste en gaafste vruchten uit den blijden en zonnigen vaderlandschen tuin, als zoodanig is ze een klare bron van sentiment, een heldere stroom van aesthetisch volksleven. Toch is een opwekking niet overbodig, om te gaan en te genieten, daar lang het lied vergeten was, en de oude klanken verstomden door onverschilligheid en onwetendheid. Slechts weinigen kennen het volkslied, of twijfelen in hunne onwetendheid aan het bestaan ervan, en zeker verdienen zij, die uit piëteit voor zoo heilige herinneringen, uit liefde en enthousiasme voor het karakteristiek Nederlandsche schoon, hunne krachten besteedden aan den opbouw van dit nationaal monument, de belangstelling en den bijval van ons volk in zijn ruimsten omvang. Reeds meermalen hadden de liederen, in het „Liederboek van Groot-Nederland", verzameld door F. R. Goers, onverdeeld succes op verschillende uitvoeringen, en mocht de verzamelaar zich verheugen over de geestdriftige wijze, waarop de Nederlandsche volksliederen werden bewonderd en toegejuicht. Dat ook de avond van 25 April er toe moge medewerken, het lied weer te maken tot eigendom van de natie en het een warme plaats te geven in het gemoed van die het hooren en herkennen als een dierbaar, lang gemist, bezit. De leden van „Oost en West", overtuigd dat een edel en krachtig Nederlandsch volk de beste waarborg is ook voor de ontwikkeling en verheffing der koloniën, zullen zich zeker aangetrokken voelen tot dezen kunstavond en niet nalaten er zooveel mogelijk de aandacht op te vestigen.
(*) Uitvoering van Nederlandsche Liederen uit het „Liederboek van Groot-Nederland" verzameld door F. R. Coers Frzn., in de Groote Concertzaal van het Kon. Zool. Bot. Genootschap (Dierentuin) op Donderdag 25 April 1901 des avonds te half acht uren. De liederen uit het Liederboek van Groot-Nederland zullen gezongen worden door: Mevr. A. Tijssen-Bremerkamp, bovenstem, Jos Tijssen, hoogstem, Jos Orelio, grondstem, en door Vrouwen- en Mannenkoren onder leiding van P. J. Jos Vranken, directeur van het Palestrinakoor te Utrecht. De vleugelbespeling zal geschieden door Mart. Bouman en Willem Petri.
Een kleine landbouwproef. De welbekende zendelingleeraar Joh. van deiSteur te Magelang is op eigen gelegenheid begonnen aan een doelmatige oplossing van het vraagstuk van het pauperisme. Op een verwaarloosd koffieperceel heeft hij 20 van zijn leerlingen, allen beneden 15 jaar, aan het werk gezet onder leiding van zijn helper, Binkhuizen. Wel is het
perceel den heer van der Steur nog niet in erfpacht afgestaan, maar men mag verwachten, dat dit spoedig zal geschieden tegen een zeer billijken canon. Het jonge volkje is met den heer Binkhnizen ondergebracht in een oude administrateurswoning, die opnieuw bewoonbaar is gemaakt. Het zijn allen wezen of verlatenen, staande onder voogdij van den heer van der Steur, die er van maken kan, wat hij wil. Uit zijn hoofdinrichting te Magelang heeft hij die jongens weggenomen en naar de landbouwkolonfe gestuurd, die op advies van den onderwijzer der openbare lagere school beter deden met de school te verlaten en handenarbeid te verrichten. Zoodoende heelt de heer van der Steur rijp en groen gekregen. Intusschen verwacht hij de lastige kwestie — dubbel lastig in Indië, met zijn beperkten kring, wat met de achterlijken te doen, opdat die hun brood kunnen verdienen, op bevredigde wijze te zullen oplossen. De proef is pas een paar maanden aan den gang. De jongens zijn, zoo schrijft ons de heer van der Steur tot wien wij ons om inlichtingen wendden, zeer gewillig en patjollen met opgewektheid. Op het land is de eerste voorwaarde: planten, om in eigen levensonderhoud te voorzien. Dit is een voorwaarde, die aan het welslagen van de proef zeer bevorderlijk is, want zij is zeer bescheiden. Misschien zal in de toekomst blijken, dat, waar men niet alleen moot eten, maar zich ook moet kleeden en andere behoefte heeft, het verdienen van geld noodzakelijk wordt, en dan komt de vraag, hoe een afzet te vinden van de geteelde producten. Hiermede houdt weder verband de questie van het conserveeren van vruchten. De heer van der Steur heeft de zaak op waarlijk doelmatige wijze aangepakt. Blijkt zij levensvatbaar te zijn, dan zal het hem niet aan steun ontbreken. Soer. Hbl.
Onze Tentoonstelling te Utrecht. De Oost- en West-Indische kunstnij verheidvoorwerpen, die te Groningen zooveel bekijks hadden, vooral den laatsten dag, toen na de opwekkende lezing van den heer L. Lacomblé, er ruim 500 bezoekers kwamen, zijn met nog eenige aanvulling thans tot 22 dezer geëxposeerd in de localen der Vereeniging „Voor de Kunst" in de Nobelstraat te Utrecht, waar zij door de bizonder gunstige plaatsing en verlichting een geheel vormen, dat zeer de moeite waard is met belangstelling bezien en door liefhebbers bestudeerd te worden. In die kunstnijverheid toch schuilt, behalve een lafenis voor den gevoeligen beschouwer, een levensbron voor Indië, die door de onverschilligheid der Nederlanders in het algemeen maar al te zeer verwaarloosd is, zóó zelfs, dat zij gevaar liep langzamerhand geheel op te droogen. Moge het onze vereeniging in samenwerking met andere, die hetzelfde doel beoogen, allengs gelukken, om haar frisch en mild te doen vloeien tot heil der gansche menschheid! Iedere aanwijzing en raad op dit gebied zal de 5e commissie ten zeerste welkom zijn; het doel dezer wandel-tentoonstelling, die van Utrecht ook naar Rotterdam zal gaan, is juist een opwekken tot algemeene belangstelling en samenwerking. N. v. Z.
Particuliere Kofflecultuur op Java.
Te 's-Gravenhage werd maandag 15 april door de Nederlandsche Afdeeling der O.-Indische maatschappij van Landbouw en Nijverheid eene openbare vergadering gehouden, waarin de toestand der particuliere kofflecultuur op Java werd besproken. Inleider was Mr. W. Suermondt Lz. van Rotterdam. Wij geven van die Vergadering geen gedetailleerd verslag, omdat dit reeds in vele Nederlandsche bladen is opgenomen. Besloten is, om zich te wenden tot de Kamers met een request, aan te bieden door de in den aanvang genoemde afdeeling, die de medewerking zal inroepen van andere belanghebbende en belangstellende particuliere maatschappijen en particulieren. Slechts op een punt, waarop in de Vergadering de nadruk viel willen wij wijzen. Het geldt hier niet alleen de particuliere belangen der planters, maar vooral ook die der Javaansche bevolking. Het ten onder gaan der particuliere kofflecultuur op Java zou voor haar een bijna onoverkomelijke ramp zijn.
Opwekking tot deelname. (Ingezonden.)
Alle leden van Oost en West waren zeker verblijd toen zij het eerste nommer van ons orgaan ontvingen, daar hierdoor voorzien wordt in een behoefte, zoo lang reeds gevoeld, doch nog niet tot uitvoer gekomen. Of is het soms niet waar, dat het noodig is, het groote publiek in Nederland meer op de hoogte te brengen met Indische toestanden, weet men hier reeds genoeg, van wat daar in dat reusachtig Indië plaats vindt? Bestaan er geen verkeerde voorstellingen meer onder het beschaafde deel der Nederlanders omtrent zaken in Indië aanwezig, zoodat: het verschijnen van een nieuw geschrift over dit land geheel overbodig is? Zoo ver zijn wij helaas nog niet. Wel behoort reeds van af het begin der 17de eeuw dat schoone Insulinde tot onze bezittingen, en verliepen er alzoo bijna vier volle eeuwen, doch nog is het heel oppervlakkig bekend en bestaan er zulke vreemde voorstellingen daaromtrent, dat men verbaasd de handen in elkaar slaat en vraagt, hoe is het mogelijk? Is Indië dan zoo'n weinig beduidend land, dat het niet noodig is de aandacht er op te vestigen, of wel is de Indische Archipel zoo klein, dat men hem niet opmerkt, wanneer men de wereldkaart beschouwt; of brengt Indië te weinig voort, om er méér belang in te stellen? Neen niets van dat al ; men schijnt zich hier in Moederland niet te willen bekommeren omtrent
hetgeen daar in het Oosten, in onze bezittingen, voorvalt ; en dat is, om de waarheid te zeggen, diep te betreuren. Ja, er wordt over Indië geschreven, zeer veel zelfs, doch dat blijft besloten binnen de wanden van het studeervertrek, van de weinigen, voor wien meerdere kennis van dat land noodig is voor den werkkring die zij bekleeden ; doch die wetenschap komt niet onder de groote menigte ; populaire geschriften bestaan niet; daarbij Indië wordt helaas nog door het gros der Nederlanders beschouwd als het land goed voor individuen, die het hier niet meer kunnen uithouden, om daar in vergetelheid rond te leven, om dan na korter of langer tijd wéér geheel gerehabiliteerd terug te komen. Indië staat bij een groot deel van het publiek in slechten reuk. Doch wat zal er zijn hier in den lande, als over eenigen tijd, door dat gebrek aan belangstelling , Indië door eene andere Mogendheid wordt geannexeerd, vooral nu in den tegenwoordigen tijd de zucht der groote Rijken naar uitbreiding van koloniaal bezit maar al te duidelijk zichtbaar is ? Dan komt aan het gejammer en geween geen einde; ja dan zal ieders mond gevuld zijn met woorden over dat mooie, dat rijke, dat heerlijke Insulinde ; maar dan is het te laat ; dan is het kalf verdronken en al gaat men dan ook daarna de put dempen, het verdronken dier komt niet meer terug. En daarom gij Nederlanders , handelt, voor het te laat is. Laat varen die diep treurige weinige belangstelling ; grijpt aan de middelen, die u thans geboden worden; grijpt ze met beide handen; hoort naar de woorden, die tot u gesproken worden, leest wat men u op populaire aangename wijze zal mededeelen, prent dit in uw geheugen, deelt het verder mede aan uwe vrienden en kennissen, spoort hen aan het ook te lezen en te vernemen, want eerst dan zal er in u komen een gevoel van liefde voor het land, dat ge nu uog niet kent en dat ge daarom geheel negeert. Daarom, wordt lid van de vereeniging Oost en West, wat zonder groote opofferingen mogelijk is, steunt haar in baar prachtig streven; abonneert u op haar orgaan, wekt ook anderen daartoe op, hierdoor doet ge een vaderlandslievend werk, en kunt ge medewerken tot het behoud van onze bezittingen, tot het opvoeren tot den bloei van die schoone streken, tot opheffing van een volk, dat in kwijnenden toestand met het leven worstelt. Zegt niet meer, zooals tot nog toe zoo velen deden ; „ Ach wat kan het mij schelen, wat hebben wij aan Indië "; ziet om u henen en gij zult er velen aantreffen, die in dat Indië tot grooten rijkdom kwamen. Denkt niet het vet is er van den ketel af, integendeel, nog vele streken liggen er braak, zuchtend onder den zwaren last der schatten, waarvan zij zwanger gaan, en reikhalzend uitziende naar den hand, die hun daarvan verlossen zal. Indië heeft noodig mannen met een stalen wil, met groote - energie, en als die daar komen, om te arbeiden en te laten arbeiden, voorwaar dan zal blijken, dat het vet nog niet van den ketel is, dat nog veel daar te doen valt, waar nog nimmer de aandacht op gevestigd werd. Welaan dan Nederlanders, rust niet op uwe lauweren; rust voert ten verderve; de lauweren zijn verdord, slaat de handen uit den mouw, om nieuwe te plukken, en werkt mede tot uw eigen heil en dat van Koningin en Vaderland. En ook gij Indischgasten, die dat land van nabij kent, die daar meerdere jaren hebt doorgebracht, hebt genoten van wat Indië u aanbood, werkt mede tot bereiking van het doel, door Oost en West beoogd. Keert u, nu gij weer in Nederland terug zijt, niet af van dat land, welks nooden ook gij hebt leeren kennen, integendeel laat de kennis daarvan u opwekken tot verbetering der toestanden en bevordert met hetgeen gij aldaar waarnaamt de kennis van hen,, die nooit in die streken vertoefden. Overdrijft bij uwe verhalen niet, vertelt de zuivere waarheid, die toch reeds belangwekkend genoeg is, en doet alzoo geen verkeerde voorstellingen ontstaan , want die zijn er reeds meer dan dienstig is. Denkt niet, nu gij repatrieerdet, welk voordeel hebben wij bij het steunen ^er Vereeniging, maar steunt, ter wille van hen, die daar nog verblijven, of voor het eerst henentrekken. Een kleine contributie van elk uwer doet reeds veel; hoe menigmaal wordt het bedrag , dat gij thans angstig zijt te schenken, niet nutteloos uitgegeven, zelfs zonder dat gij er eenig genoegen voor hebt. Door de Vereeniging te steunen, doet gij wel; de voldoening, die gij smaken zult bij het lezen der jaarverslagen, wanneer daarin vermeld wordt, wat er ook met uw geld werd uitgericht met het oog op Indië en hare bevolking, zal die geringe uitgave ten zeerste vergoeden. Treedt dus ook toe, gij allen, die eenmaal onder het warme zonnetje een groot deel van uw leven doorbracht, en verlicht alzoo de taak der Vereeniging, die zeker zwaar geacht kan worden, maar welke vrijwillig op de schouders werd genomen, omdat het doel, dat beoogd wordt, schoon is en edel:
Moge het hier neer geschrevene een weinig bijdragen tot uitbreiding van het ledental alsmede tot opwekking om meer van Indië te willen weten, dat weasch ik. van harte der Vereeniging „ Oost en West " toe. Kampen. W. E. ASBEEK BRUSSE.
Koelt beoordeeling. Overmaat van stof is oorzaak, dat wij onze beoordeeling van het laatste geschrift van den resident Pokkens over de kofflecultuur en van van Kol's artikel in den „Nieuwen Tijd" over een koloniaal program tot een volgend nummer uitstellen. Met de bespreking van het verhandelde m het Indisch Genootschap over „Een Kamer voor Nederlandsch-Indië" wachten wij liever tot de notulen der Vergadering in druk zijn verschenen.
Correspondentie. Aan J. C. - Wij wachten nog op uw bezoek in verband met de voordracht van Dr. Kohlbrugge.
Inhoud van Tijdschriften.
Tijdschrift voor het B i n n e n l a n d s c h B e s t u u r . Gouvernementeele voorschottenverstrekking aan den kleinen man in Britsch-Indië, ter navolging op Java, door H. L. C. B. van Vleuten. Wat kunnen wij doen tot verbetering van den Indischen veestapel door H. E. B. Schmalhausen. Scholen voor dochters van Inlandsche ambtenaren en aanzienlijken door P. P. Abell. Varia: De Controleur Grootvader. Achteruitgang van den veestapel op Java. Tijdschrift voor I n d i s c h e T a a l , Land en V o l k e n k u n d e . De Historie van een oudgast door Dr. T. de Haan. Dwerghert verhalen buiten de Archipel door Dr. J. Brandes. Aanteekeningen over de Bodhi's van Lombok door J. 0. van Eerde. Een plattegrond van Batavia in 1632 door Dr. J. Brandes. Rapport naar aanleiding van de nota van den heer H. M. la Chapelle, door Ch. E. Bodemeijer. Rapport van den heer G. C. L. von Preyburg. Vergelijkende woordenlijst in het Hollandsch, Ceramsch en Alfoersch door wijlen C. J. P. Ie Coca. d'Armandville. Tijdschrift voor Nederl.-Indië. De inrichting van ons consulaat-wezen. De Interpellatie van Bylandt over de zaak Pott. Kofflecultuur. Opiumpachl en regie. Historische herinneringen van H. W. van Plorenstein.
De I n d i s c h e Gids van April 1901. De Nederlandsche Regeering als leverancier voor Indië, door H. H. van Kol. Over het Maleisch en het Hollandsch en over de Hollandsche beweging in Indië, door F. P. H. Prick. Varia, door v. S.: Opneming van nationale oudheden op Java. De zachte dwang bij vrijen arbeid aan openbare werken Het 25-jarig bestaan der hoogere burgerschool te Soerabaja. Inlandsen onderwijs zonder scholen. Overgangsbepalingen bij de opleiding der ambtenaren B. B. Maandelijksche Revue van Brochures en van Tijdschrift- en Dagbladartikelen. Nogmaals het Algemeen Handelsblad en de 5 jaarlijksche economische overzichten. — Een uniek stukje van Unico over het batig saldo in de Residentiebode. — Het Algemeen Handelsblad over opiumkitten, speciaal voor vrouwen ingericht. — Heerendienst-cijfers in verband met de kosten verbonden aan de afschaffing dezer drukkende belasting in arbeid; in het Alg. Hbl. — Een stukje van Creusesol in de Nieuwe Courant over Hollandsch sprekende Javanen. — Een noodkreet uit Curaçao in de Residentiebode. Correspondentie Artikel : De streep, door J. Kreemer, met naschrift van v. S. Herinneringen uit mijn Controleurs loopbaan, door F. A. H. Reorganisatie van den Indischen Waterstaatsdienst , door J. van Tubergen, Ingenieur van den Waterstaat. Britsch Noord-Borneo, door H. Zondervan, (Vervolg en slot). De onderwerping van Bantam 1676 — 1684, door N. Mac Leod. (Vervolg) II. Financieel Overzicht.
De I n d i s c h e Mercuur. van 16 April 1901, No. 15. Nieuwe extractiemethode van indigo uit indigohoudende planten. De bereiding van parfumeriën. Afschaffing van het uitvoerrecht op Cubaansche tabak. Suikerverkoopen oogst 1901. Koffleberichten uit Brazilië. De particuliere landerijen bewesten de Tjimanoek. Het vijfde suikercongres. Indigoveiling. Indigozaken. Maandelijksch overzicht van Suriname. Proefstation voor cacao. Mijnbouw Maatschappij Belang en MijnbouwMaatschappij Bwool Lonoe. A r t i k e l e n in p o r t e f e u i l l e of in bewerking. Surinaamsche brieven.
Verzending O.-I. Mail. VOOR DEN HAAG. Amsterdam, Nederl., 26 April 10 Mei 11.20 's av. Rotterdam, Lloyd, 19 April 3 Mei 11.30 's av. Genua, Nederland, 23 April 7 Mei 11.30 's av. Marseille, Lloyd, 30 April 6.30 's av. Marseille, Fr. dienst, 20 April 4 Mei 7.30 vm.. Brindisi, Eng. dienst, 26 April 10 Mei 12.30 mid. Napels, Duits, dienst, 29 April 12.— mid MAIL SURINAME. Amäterdam, Nederl., 30 April 11.15 's av. Southampton, Eng., 29 April 11.30 's av. Suppl. verzending daags daarna 6.30 's av. ; aansluiting niet altijd verzekerd. St. Nazaire, Fr., 8 Mei 8 Juni 7.45 vm.
MAIL CURAÇAO. Via Genua den 2n van elke maand, alleen op verzoek. Eiken Dinsdag en Vrijdag 6.30 's av. via Southampton en Queenstown en New-York. MAIL CONGO. Antwerpen den 15n en den laatsten van elke maand 7.20 'sav. Lissabon den Sn en den 18n van elke maand 3.20 m. MAIL CANARISCHE EILANDEN. (T ener if f e.) Liverpool. Elken Maandag 7.20 'sav. Southampton. Elken Vrijdag 7.20 's av.