Full Text / Transcription of https://coleccion.aw/show/?UNIVERSITEITLEIDEN-DIG-KOLONIAAL-WEEKBLAD-1901-04
Translate this text / Traduci e texto aki:     Translate this text


N°. 4. Donderdag 2 Mei 1901. 1ste Jaargang.
De Zuid-Holl. Melkinrichting en BroodJbakkeriy, Waldorpstraat, b d. Bijsw. weg. Aan de Clientèle wordt in herinnering gebracht, dat in de maand December van ieder jaar 16 pet. wordt terugbetaald over het bedrag der gekochte Melk en 16 pet. over dat van het Brood. DE DIRECTIE.
Abonnementsprijs per jaar.
Vrij aan buis of franco per post binnenland bij vooruitbetaling . f 1.50 Voor Oost-lndië en het Buitenl. » 2.50 Afzonderlijke nummers. . . . »0.10 EN WEST Orgaan der Vereenigin
Verschijnt alle veertien dagen.
Prijs der advertentiën.
Per regel f 0.10 Dienstaanbiedingen 25 cents per geheele annonce.
R E D A C T I E : De 4de Commissie, aan welke de verspreiding van populaire kennis omtrent Oost- en West-Indië is opgedragen. Mededeelingen of Ingezonden S tukken moeten worden geadresseerd aan den Heer G. E. V. L. VAN ZUYLEN, Voorzitter der Redactiecommissie, ïa Heerengracht, of den Secretaris, Mr. G. VAN SLOOTEN AZN. , 43 Conradkade, beiden Den Haag. Voor de Administratie en Advertentiën wende men zich tot de Uitgevers-Maatschappij „HET GEMEENSCHAPPELIJK BELANG" Haagpoort 4 , Den Haag.
Het hoofddoel der Vereeniging is: Het verspreiden van populaire kennis omtrent onze Indien onder gansch net volk en het bevorderen der welvaart in die gewesten, o m zoodoende e n ook door het verleenen van onderlinge hulp, ware belangstelling en liefde te kweeken tusseken Nederland hier en ginds. De Tereeniging vestigt zooveel mogelijk, zoowel in Europa als in Indië, afdeelingen, die te zamen met het hoofdbestuur dit doel trachten te bereiken. Om lid te worden, kan men zich persoonlijk of per briefkaart aanmelden bij een der af deelingen of aan het bureau i» den Haag Heerengracht 4. Ctewone leden betalen eene contributie van f i . _ tot f 5 . - . Zij, die f 5 . - e n ™eer 'sjaars, of f ÏOO.—in eens betalen, *ijn donateur». De leden kunnen, zoolang er geene afdeeling in hunne woonplaats is, kiezen bij welke afdeeling zij sich willen aansluiten.
De toekomst van „Oost en West"?
Duitschland staat als koloniale mogendheid, wat de uitgebreidheid en de belangrijkheid van de overheerde landen betreft, zeker niet een der eorsten op de lijst; wel is dit echter het geval, "waar men let op de belangstelling der Duitschers v°or de koloniën. Er bestaat in het Duitsche Rijk eene machtige e n geheel op particuliere krachten steunende vefeeniging, die den naam draagt van : „Deutsche Kolonialgesellschaft" en die 32000 leden telt! Uit de „Politique Coloniale" nemen wij omtrent haar de volgende bizonderheden over: Zij is verdeeld in vijf groote gewestelijke afdeelingen en 381 onderaf deelingen. Negen van deze laatsten zijn buiten Duitschland; twee in Duitsche koloniën te Bagomoyo en te Apia, vier m Europa : in de haven- en emigratie-steden Antwerpen, Parijs, Londen en Palermo; eene te Chicago te midden van den Duitschen kring in de "Vereenigde Staten ; twee in het verre oosten, t e Batavia en te Tokio in Japan. De Vereeniging, die een weekblad uitgeeft „die Kolonialzeitung", met eene oplaag van 40000 exemplaren, heeft een speciale commissie voor Koloniale Staathuishoudkunde, die zorg draagt voor zendingen in 't belang van den handel en van de volksplanting. Door de voornaamste personen van 't Keizerrijk wordt de Vereeniging gesteund; haar tegenwoordige Voorzitter is de nertog van Meckenlenburg-Schwerin. Zij onderhoudt officieële aanraking met de koloniale afdeelingen van de Eijksregeering en van het ' Ministerie van Buitenlandsche Zaken. De „Deutsche Kolonialgesellschaft" maakt acleve propaganda onder gansch het volk. Tot deeleming worden door haar dringend uitgenoodigd :
FEUILLETON.
De Ëuropeesche Samenleving in Indië.
(Uit „ Java et ses habitants " par CHAILLY-BEET), door Ë. KUNST — HEIJNNEMAN.
(Vervolg.)
Overigens gelijken de steden ongeveer op dorPen, en het is volstrekt niet uit minachting als dit beweer, integendeel uit onverdeelde ingenomenheid voor het plan en de bouworde der °ornaamste steden. Voor ons is een stad een /ttiienhooping van tegen elkaar gedrukte huizen, j^et rechte of kronkelende straten, een onafge.rpken aaneenschakeling van muren, deuren en mkels, met op geregelde afstanden kwijnende oornen, die zich als het ware schuil houden uit viees voor de bijl. k °P Java is een stad een park, met dubbele °°menrijen, open ruimten, grasvelden, boss a g e s en hier en daar langs een rooilijn, die . 0 r eene weelderige plantengroei wordt ver
t rSeh, huizen met tuinen vóór en achter, ont
o okken voor het oog van den voorbijganger. En eral boomen. Hier is de „aloon-aloon", die J*eii tot zelfs in het kleinste hoofdstadje vindt ; , het midden een of meer welig opgeschoten °ïïien, soms omringd door eene omheining of - h heg, aan de vier zijden: hetresidentiehuis, ® regentswoning, de moskee, het residentieureau en de gevangenis ; ginds een alleenstaande
Zij, die hart hebben voor Duitschlands positie als Koloniaal Rijk. Zij, die voor het Vaderland de productieve kracht en het kapitaal der emigranten willen behouden. Zij, die steeds in wij deren en wij deren kring beschaving en christendom willen verbreiden. Zij, die een vruchtbare ontwikkeling wenschen van de landstreken door bekwame mannen en door den handel voor het verkeer geopend en door de Duitsche macht veroverd. Van die vier categoriën zou „Oost en West" zeer zeker de tweede niet tot haar program kunnen brengen en het is dan ook in geenen deele om een gansch navolgenswaard voorbeeld te stellen, dat wij hier van de Duitsche Koloniale Vereeniging spreken. Ons viel alleen het verschil van belangstelling in koloniale zaken op tusschen hier en ginds. — Wel neemt het getal leden van „Oost en West" gestadig toe en zijn er nu reeds 1200, maar wij mógen niet tevreden zijn, vóór wij er 12000 en meer tellen, hetgeen spoedig gebeuren kan als een ieder, die met ons voor de Vereeniging voelt persoonlijk zijn best wil doen, om nieuwe leden te winnen, door doel en werking onzer vereeniging zooveel mogelijk bekend te maken.
Mededeelingen.
I. Van het Hoofdbestuur. C o n v o c a t i e v o o r d e Jaarlijk&che A l g e m e e n e V e r g a d e r i n g der Vere e n i g i n g o p Z a t e r d a g 1 8 M e i , 's n a m i d d a g s t e n 2 u r e , i n h e t g e b o u w der V e r e e n i g i n g t e 's-G}rav e n h a g e Meerengracht 4.
AGENDA: 1°. Jaarverslag. 2°. Voorstel om in de tweede alinea van art. 15 van het huishoudelijk reglement der vereeniging in plaats van „sub 1° tot en met 4°" te lezen de woorden „sub 1°, 3° en 4°" en daarop als derde alinea te doen volgen de woorden: „Ter bereiking van het doel sub 2% „van art. IV der Statuten bestaat eene com-„ „missie van opvoeding en onderwijs in„ „Nederland, wier werkkring zich over het,, „geheele land uitstrekt. Deze commissie is„ „gevestigd te 's-Gravenhage en financieel met„ „de afdeeling 's-Gravenhage verbonden. Ge-„ „westelijke en plaatselijke afdeelings-commis-„ „sie's, die benoemd worden tot bereiking,, „van het doel sub 2° van art. IV, werken,, „in overleg met deze centrale commissie. Zoo-,, „lang er in de afdeelingen geen afdeelings-„ „commissie's gevormd zijn, werken de ge-„ „heele afdeelingsbesturen als afdeelings-„ „commissie's."
3°. Voorstel om aan art. 8 van het huishoudelijk reglement toe te voegen de woorden: „van
woudreus, die zijne machtige takken naar alle kanten uitspreidt; wat verder een eindelooze reeks boomen, wier takken een verweifde boog of een koepeldak vormen, en het voetpad langs de rijwegen overschaduwen. Van een eigenlijke stad, d. i. een opeenhooping van gebouwen heeft het niets of nagenoeg niets. Te Batavia staat het. residentiegebouw, het paleis van den gouverneur , het gerechtshof diep achter in het groen, dat de pleinen of tuinen omringt. De inlandsche dessa's liggen verscholen achter hun bamboezen heggen ; kanalen gelijken er op rivieren, die door bosschen stroomen en als om de illusie te voltooien, ziet men meer dan een voorbijganger, een jonge vrouw langzaam drentelen, een filosoof peinzend voortstappen, allen bloothoofds, los en luchtig gekleed; het zijn geen stedelingen, die op boodschappen uit zijn in de stad, zij doen veeleer denken aan burchtheeren, die eene wandeling in het park doen en zich ongemerkt gewaagd hebben buiten de grenzen hunner domeinen. Aan den anderen kant beschouwd, gelijkt Batavia op een uitgestrekte kampong. Men vindt er alles van een kampong: water, schaduw, huizen in 't groen verscholen, kleine kooplieden rondventend of op vaste staanplaatsen, die ieder met hun eigenaardig geroep of geschreeuw de klanten tot zich lokken en 's avonds hun winkeltje op den rug torschend, wie weet wââr zich te slapen leggen, om den volgenden dag weer te voorschijn te komen; de bruine, mollige wasch vrouwtjes, met half ontbloote busten, het lichaam door het water als gegoten in hun donkerkleurige sarongs, op de steenen trappen
„de te houden vergaderingen zal steeds tijdig,, „en onder opgave van de agenda aan het„ „hoofdbestuur worden kennis gegeven. De„ „president der vereeniging heeft het recht,, „de vergaderingen bij te wonen," en in verband hiermede aan art. 16 toe te voegen: „wat de vergaderingen der commissie's betreft,., „geldt dezelfde bepaling als bij art. 8 laatste,, „alinea voor de afdeelingen voorgeschreven." 4". Voorstel om in art. 6 van het huishoudelijk reglement als alinea 4 in te voegen dewoor„den: Indien aan het hoofdbestuur blijken „ „mocht, dat eene afdeeling gedurende het„ „eerste jaar van haar bestaan ter wille van„ „propaganda en in het belang der vereeni-,, „ging zich zoovele uitgaven moest getroosten,,, „dat zij de, in de vorige alinea bedoelde per-,, „eentage niet dan zeer bezwaarlijk missen,, „kan, zonder in haar bloei te worden ge-„ „schaad, is het hoofdbestuur bevoegd haar,, „op haar verzoek, geheel of gedeeltelijk van,, „die storting gedurende het eerste jaar van,, „haar bestaan te ontheffen."
5°. Bespreking van het op de vorige algemeene vergadering aangehouden voorstel strekkende tot aansluiting van de vereeniging bij den Nationalen Vrouwenraad. 6". Wat verder ter tafel zal worden gebracht.
Vrijdag 3 Mei des avonds ten 8 ure, zal te Amsterdam in het lokaal Eensgezinheid, Spui e0. 12, een Samenkomst worden gehouden van leden en belangstellenden, waarin eerst over het doel en den arbeid der Vereeniging zal worden gesproken en daarna, wanneer de aanwezigen daartoe besluiten, overgegaan zal worden tot de oprichting eener Afdeeling. De bespreking zal worden ingeleid door Kol. G. E. V. L. van Zuylen, Voorzitter van de 4de Commissie, welke de redactie uitmaakt van ons orgaan. Aan alle te Amsterdam wonende leden zijn meerdere uitnoodigingskaarten gezonden met het doel, om die aan belangstellenden te geven. Ook zonder invitatiekaart is echter een ieder welkom.
II. Van de 3de Commissie te 's-Gravenhage. De Commissie vestigt in het bizonder de aandacht op hare advertentie tot werkverschaffing.
III. Afdeeling Curaçao. Blijkens het dezer dagen ontvangen jaarverslag der afdeeling Curaçao heeft het afdeelings bestuur het plan opgevat om, nu de financieele draagkracht der afdeeling vooralsnog niet groot genoeg is, om als zoodanig een werkzaam aandeel te nemen in de bevordering van de kunstnijverheid in de kolonie en de algemeene bevordering van hare belangen, zich hoofdzakelijk beschikbaar te stellen tot het verschaffen van alle betrouwbare inlichtingen omtrent Curaçao, die men in Nederland zal wenschen te ontvangen. President is de heer Mordy S. L. Maduro, Secretaris-penningmeester de heer Th. J. C. Buys.
druk bezig in gepaste vroolijkheid hun linnengoed te slaan (*). De besproeier der openbare wegen, die zijn beide emmers aan de uiteinden van een lange bamboe draagt en altijd op een drafje loopt, om de straat zooveel mogelijk nat te maken met zoo min mogelijk water; de dos à dos, die ongerieflijke, maar goedkoope voertuigen, de inlandsche karretjes met haar flambouwen, vervaardigd van fijn gesplinterde bamboe, die als lantaarns dienst doen en op de grens van elke wijk de groote cylinders van uitgeholde boomstammen, waarop de nachtwacht de uren slaat en het sein geeft van onraad. Aan de „ Kampong " grenzen de gouvernementsgebouwen, blinkend van netheid, vervolgens de Italiaansche wijk grootendeels bewoond door orgeldraaiers, een keurig onderhouden, zelfs elegante wijk, de Fransche genaamd, waar mijne landgenooten een schitterend figuur maken : Paul de Kapper, Oger de kleermaker en zijn concurrent, Hesment en nog anderen. Verder eindelijk de handelstad. Alles van énorme uitgestrektheid, door stoomtrams met elkaar en door den trein met de haven van Tandjong-Priok verbonden; .alles heeft het algemeene karakter van het land behouden: lage uitgekalkte huizen in een lijst van groen. Niettegenstaande groen en lommer is de stad toch niet frisch. Zelfs in het beste jaargetijde
(*) Het linnengoed woidt in Indië op de steenen geslagen ; de waschvrouw neemt 2 à 3 kleedingstukken bij elkaar en gaat er mee te werk als met een dorschvlegel. (VERTAALSTER,)
NIEUWSTIJDINGEN. Rotterdamsche Kunstkring. — Van af 3 Maart wordt in dien kring door de zorg van „Oost en West" een tentoonstelling van Indische Kunstnijverheid geopend.
Moederland e n Koloniën houdt Vrijdag 3 Mei ten half acht ure eene Algemeene Vergadering in het Z. H. Koffiehuis den Haag, waarin de „ontwerp-ambtenaarsverordening" zal worden besproken. Deskundige niet-leden, als Indische verlof gangers enz., worden mede tot deze Vergadering toegelaten en kunnen aan de gedachten wisseling deelnemen. Bij de oproeping tot de Vergadering is een ontwerp-resumtie gevoegd der beschouwingen van de (eenige ?) leden der Vereeniging. Dit stuk zal tot degelijke behandeling aanleiding kunnen geven ; het is te uitgebreid, om het geheel in ons blad te bespreken, maar wij hopen, dat in de vergadering de volgende punten ernstig zullen worden overdacht. : Zou het goed zijn, om de in Indië opgeleide jongelui minder kans te geven om ambtenaar te worden, zooals de resumtie bedoelt? Is als vaste regel voor de toekomst het hebben van een akademischen graad voor Indische Ambtenaren gewenscht? Is een bepaalde scheiding van Bureau- en Bestuursambtenaren wel nuttig ? Vooreerst komt op lateren leeftijd en in Indië zelf, de bizondere geschiktheid voor 't een of voor 't ander pas goed voor den dag en tweedens is het voor de bureauambtenaren zoo nuttig, dat zij ook in de werkelijkheid een kijkje nemen en kan het voor hoogere binnenlandsche bestuursbetrekkingen goed zijn, dat men op een bureau heeft gewerkt. Bij het leger b. v. wordt, mits goed toegepast, het nut van die stelling ondervonden. Ook de departementen van Marine en van B- O. W. brengen ze in toepassing. * * * Uit de Indische Kroniek van „Hoïlandia" schrijft „ Bamboe-doeri " : De rijstnood in Midden-Ja va neemt bedenkelijk toe; de bevolking is voor een groot deel tot den bedelstaf gebracht en moet alles verkoopen om aan rijst te kunnen komen. * * * Op de laatste Vergadering van het „Nationaal Fonds" tot ondersteuning van nagelaten betrekkingen van in Ned .-India gevallen militairen" is gebleken, dat die Vereeniging een kapitaal bezit van f 381900,60.— Over achteruitgang werd geklaagd. Op een inteekenlijst te Rijswijk was f46 ingekomen. Besloten werd om ook op andere plaatsen inteekenlijsten rond te zenden. *,* De eauserie met lichtbeelden door Dr. Niernieijer e n den heer Cocheret verleden Zaterdag in Diligentia gehouden was druk bezocht en dit te recht, want de prachtige afbeeldingen van natuurtafreelen, volksnij verheid,
heeft de Europeaan last van de warmte. In de maanden Maart, April, October en November, tijdens de kentering, heerscht er eendrukkende hitte. De andere groote steden zijn niet gelukkiger. Soerabaya, de grootste handelstad van Java, de mededingster in fraaiheid van Batavia, maar lang niet haar gelijke, ondanks haar meerdere rijkdom en misschien ook meerdere luxe, ondanks Grimm, den beroemden confiseur-restauranthouder en de 3000 rijtuigen, die dagelijks voor zijn terras défileeren; Samarang, die hinkend hare beide zusters volgt enz. Aan zee gelegen kennen zij geen oogenblik verademing dan op het uur wanneer de zeewind of de zachte bries uit het gebergte waait ; overdag kwijnen zij en 's nachts worden zij opgeschrikt door de muskietenfanfare! Het klimaat in de binnenlanden is lankmoediger ! Van de zee af bereikt men langs steile hellingen het frissche plateau. Buitenzorg is al 300 M. hoog, Bandong 716 M. Garoet 710, Malang 440. De gemiddelde hoogte is 500 M. Op die hoogten heeft de lucht een opwekkenden invloed op lichaam en geest. Heel veel stedelingen gaan er jaarlijks heen om een nieuwe dosis gezondheid op te doen en 's avonds als het frisch wordt, als de bedgordijnen opengeschoven, en de dekens, dit onbekende artikel in de benedenlanden, worden uitgespreid, dan vergeten zij weldra hun slapelooze nachten en houden zij zich zonder eenige moeite overtuigd, dat zelfs in Indië het leven waard is, geleefd te worden.
(Wordt vervolgd).
Europeeschen en Inlandschen landbouw en ook die van de tempels op Java met hun fraaie beelden en basreliefs, loonden het bezoek zelfs voor hen, die Indië kennen. Dr. N. besloot zijn causerie met den wensch, dat ons volk meer en meer er zich op toelegge, de koloniën beter te leeren kennen. Daartoe uitgenoodigd zal hij zeker wel genegen zijn in het volgende winterseizoen hier en daar zijn voordracht te herhalen. „Oosten "West" zal gaarne hare bemiddeling verleenen. * * * De particuliere kofüecultuiir op Java verkeert in bedenkelijken toestand, zoowel door lage koffieprijzen, als door ziekten der boomen, zoodat ze geducht door de zware lasten van canon, verponding en uitvoerrechten gevaar loopt geheel ten gronde te gaan. Vertoogen hieromtrent en verzoeken, om ontheffing door belanghebbenden gedaan, zoowel aan den Gouverneur Generaal van N. I. als aan den Minister van Koloniën bleven geheel zonder vrucht. Op initiatief van de Nederlandsche afdeeling der Indische Maatschappij van Landbouw en Nijverheid, werd daarom een tiental dagen geleden een openbare vergadering van belangstellenden en belanghebbenden gehouden, waar de heer Mr. W. Suermondt Lz. van Rotterdam als inleider van deze quaestie optrad. Door de vergadering werd aan de Afdeeling, die het initiatief nam, opgedragen om een verzoekschrift ter zake te richten aan de Volksvertegenwoordiging,waarin op het dringende gevaar werd gewezen en vooral daarop de nadruk zou worden gelegd, dat de vernietiging der. cultuur niet alleen zou zijn een groot verlies voor de Europeesche geldgevers en de maatschappijen van vervoer, maar dat er in de eerste plaats moest worden gelet op het groote getal inlanders in de hooglanden van Java, die daarna«- Luu iiilüacl" vail UCuLatüu goliool HOiarlpn verliezen. Het rekest is Zaterdag 27 April aan de Tweede Kamer aangeboden in de hoop, dat deze vóór haar uiteengaan nog een middel zal vinden, om de dreigende ramp af te wenden. * Borneo. In de Indische bladen leest men, dat een tocht is gemaakt naar de Teweh en hare omstreken, om den invloed van den pretendent-Sultan van Bandjermasin te verminderen, door het behartigen van de belangen der Dajaks. De hoop wordt daarbij uitgesproken, dat dit doolaard en ligging zoo rijke land, spoedig geheel tot rust zal komen en geschikt worden voor meerdere ontwikkeling door Europeesch kapitaal. "Wij kennen die streek sedert 1864 en toen reeds werd bij wijlen dezelfde hoop uitgesproken. Zou men echter de bewoners zelve niet in staat kunnen stellen om hun prachtig land door eigen kracht te ontwikkelen? Bij goede leiding en billijk rentende voorschotten zou dit best gelukken. De pretendent-Sultan, die ruim veertig jaren na de vestiging van ons direct gezag in de Zuid- en Ooster-afdeeling van Borneo, nog een vruchtbaar deel van het land in onrust houdt, doet de vraag opkomen: of wij op Atjeh toch niet goed zouden doen met in vorm het Sultanaat te herstellen? De Indische Tentoonstelling in het Stedelijk Museum te Amsterdam. Geen betere wijze om belangstelling voor een volk op te wekken, dan door de producten te laten zien, die het voortbrengt; van daar dan ook, dat dit door de ware vrienden van Indië wordt ingezien en dat zij op alle wijzen trachten meer bekendheid aan Indië te geven, door het organiseeren van tentoonstellingen. De vereeniging „Oost en West" heeft de bres geopend met hare twee belangrijke tentoonstellingen: eerst die van Oost-Indische wapens, daarna die van Indische metaalarbeid in den Haag, gevolgd door tentoonstellingen in Groningen en in Utrecht terwijl nu Rotterdam aan de beurt komt. Dat goede voorbeeld heeft navolging gevonden en eene commissie, die uit de Koloniale afdeeling der Parijsche Tentoonstelling haren oorsprong nam, heeft eene tentoonstelling georganiseerd in Amsterdam, welke nu gehouden wordt in het stedelijk museum en dagelijks te bezichtigen is, behalve Dinsdag. Deze tentoonstelling is in vele opzichten hoogst belangrijk : de kunstliefhebber kan er ten volle genieten, zelfs zij, die niet licht bevredigd zijn en wier schoonheidsgevoel door het vele geziene niet zoo gemakkelijk meer getroffen wordt, zullen hoogst voldaan van een bezoek daar ginds wederkeeren. Hij, 'die meer uit een wetenschappelijk oogpunt de kunstvoortbrengselen beschouwt, zal daar eveneens veel van zijne gading vinden, wat zijn zucht tot weten bevredigen kan. Hij, die meer belang stelt in de economische toestanden van onze Oost, vindt daar bij voorbeeld een zaal, die hem een overzicht geeft van de voornaamste cultures in Indië, die de geheele productie van verschillende voortbrengselen gedurende tien en meerjaren aantoonen. Een andere zaal doet ons het groote nut der wetenschap kennen, door allerlei praeparaten te vertoonen met betrekking tot de ziekten van het suikerriet en tevens ook van allerlei insectenen andere beesten, die zijn wasdom tegengaan. Wij krijgen daar eerbied voor de noeste vlijt der onderzoekers en nroefnemers, die hun onderzoek met zooveel beleid hebben volbracht. Leerrijk zijn deze zalen ook voor den -leek, die zich op de hoogte wil stellen van zaken, die hem onbekend zijn en het is te hopen, dat in den loop der tentoonstelling het entree dusdanige vermindering zal ondergaan, dat het bezoek binnen ieders bereik valt, wat nu niet zoo bepaald het geval is.
Men houde het mij ten goede, dat ik over deze tentoonstelling sprekende mij méér in het bijzonder zal bezighouden met betrekking tot die zaken, die meer op het gebied van kunst thuis hooren. De tentoonstelling is belangrijk, allereerst door de verzameling steenen beelden en afgietsels van beelden en reliefs, afkomstig van de Tjandi Boeroeboedoer, de Tjandi Sari en van eenige andere streken van Java, met eene collectie bronzen voorwerpen uit het Hindoetijdperk. Voorts eene prachtige collectie gebatikte en geweven
stoffen, maar ook het eerste procède in verschillende phasen aanschouwelijk wordt gemaakt, dan de collectie der 175 verschillende Djokjasche Batikpatronen, voorwaar eenig in hare groote verscheidenheid. Verder een groot aantal beschilderde beelden uit het Balisch Hindoepantheon, van machtige expressieve kracht getuigend, eene woeste verbeelding vertolkend, doch in toom gehouden door een verfijnd gevoel voor versiering; een mannelijk en een vrouwelijk element als het ware in den kunstenaar tot één vereenigd. En ten slotte in diezelfde zaal een aantal wajangpoppen tegen de wand opgehangen, deel uitmakende van het complete stel van den Soesoehoenan van Soerakarta, door hem in bruikleen afgestaan. De teekening dezer poppen is geestig en vol expressie, de gebaren en houdingen vertolken duidelijk, hetgeen zij voor moeten stellen ; rijk zijn de kleuren, waarbij goud, blauw, vleeschkleurig rood, geel en zwart domineren en aangebracht zijn in gevarieerde bloemrijke motieven, die de poppen als met een kantwerk bedekken. Bij het beschouwen van de verschillende beelden en reliefs, waarbij de gids, dien men op de tentoonstelling verkrijgen kan, onmisbaar is voor velen, merkte ik op, dat, hoezeer de details ook tot in de minste bijzonderheden waren doorgevoerd, zij toch groot aandeden. Zij vormen een onderdeel van het groote geheel en doen geen afbreuk aan den algemeenen indruk, een fout waarin zoovele kunstenaars vervallen, die of de details verw^iarloozen öf ze te veel doen spreken zonder rekening te houden met den totaal-indruk, dien het beeld of de versiering geven moet. Aan weerszijden van den ingang staan de prachtvolle, weelderig versierde beelden van Wishnoe en zijn sjakti Lakschmi; maar vooral krijgen wij een onvergetelijken indruk, wanneer wij het mooie afgietsel zien van die heerlijke Prajnaparamita met dat mooi geprofileerde voetstuk, waarvan not origineele in Leiden is. In dit beeld is wel de hoogste volmaaktheid uitgedrukt, de volmaaktheid, die opgesloten ligt in de gedachte daaraan verbonden, de gedachte aan de door Adi Boeddha bezielde natuur, de weelderige en tegelijk harmonische natuur, die hare rijkdommen en schatten geeft aan hen, die ze kunnen opsporen. In haar is de opperste schoonheid uitgedrukt, die alleen is in het volmaakte. De Hindoebeeldhouwers, zij bezielen de menschen, omdat zij zelf als het ware de door Adi-Boeddha bezielden waren. Hoogst aantrekkelijk, niet alleen door de'psychische schoonheid, die er van uitgaat, maar ook uit een plastiek oogpunt belangrijk, is de serie bas-reliefs in de eerezaal, verschillende tafereelen uit het leven van Boeddha afbeeldend. Van zijne nederdaling op aarue, tot zijn terugkeer naar den hemel. In het eerste relief is wel de ontroering uitgedrukt, die eene groote gebeurtenis teweeg brengt, namelijk de nederdaling van een goddelijk wezen op aarde; de figuren wijken naar weerskanten van den als in luisterrijke zonnepracht gehulden Boddhisatwa. Zij wijken als achteruitgedreven door eene onzichtbare macht, zij zijn als getroffen door die zonnige verschijning, die zich straks in de gedaante van een witten olifant zal veranderen, om de legerstede van de slapende koningin Maya driemaal om te wandelen, en haar daarna even te beroeren. In de serie van de daarop volgende reliefs, zien wij achtereenvolgens de gebeurtenis van de geboorte der Boddhisatwa als Siddharta, zoon van koningin Maya, hoe hij vervolgens de vier verschijningen krijgt van een oud man, een zieke, een lijk en een monnik; vervolgens zijn langzamen overgang van het aardsche naar het hemelsche, zijn strijd en beproeving, zijne volmaking , zijne prediking en ten slotte zijn terugkeer in den hemel. Bij al deze voorstellingen heeft de kunstenaar uitstekend de handelingen begrepen en beeldt hij die inderdaad op geniale wijze af in den steen, en brengt den toeschouwer in heerlijke verrukking. Het was alsof de pelgrims, die den heiligen heuvel der tjandi Boeroeboedoer bestegen, langzaam werden voorbereid om het allerhoogste te kunnen naderen, gelouterd en gezuiverd van alle aardsche gedachten en begeerten. En is er eene heerlijker voorbereiding denkbaar dan het aanschouwen van voorstellingen, als die der reliefs, die den geest scherpen om tot het zuivere begrip er van te komen, of door het oog te laten dwalen op die heerlijke vernieuwingen, die als in goud gedroomd, de voorstellingen omlijsten en de schoonheid er van verhoogen, versieringen, waarop de zonnestralen festijnen en den steen het aanzijn geven van goud en paarlen. Machtig was de zon, die was als de sjakti, de echtgenoote van den beeldhouwer, en die hem die wonderdadige kracht schonk, waardoor hij leven gaf aan den zielloozen steen, bezieling aan de doode materie, die onder zijn beitel opleefde in beelden, versieringen van vreugdewekkende schoonheid. Welk een rijkdom in het Hindoeornament ! Men beschouwe eens het ornament van eene poortomlijsting afkomstig van Prambanan. Het is het zoogenaamde Makaraornament, dat zich ontwikkeld heeft uit de primitieve denkbeeldige figuur van den zeeolifant, dus eigenlijk geïnspireerd op den olifant zelf. Het onderste gedeelte bestaat uit den geopenden muil van den olifant, met naar omhooggerichte slurf; in den bek zit een haan, waaruit zich tevens zaadtrossen ontwikkelen, terwijl een weelderig en en stijgend loofwerk zich verder uit den kop ontwikkelt en zich langs de lijst voortzet. Of kijk eens naar die fries van tjandi Sari, bestaande uit een vaas, waaruit zich twee spiralen ontwikkelen met uitloopend lofwerk; dat ornament is verrukkelijk mooi ! Daar zit zulk een weelderig stuwende kracht in, dat het alleen kon geboren worden in een natuur, als daarginds, waar de bodem zelf leeft door het daaronder rusteloos voortbrandende vuur.
Voorts geeft die zaal tal van beelden te aanschouwen, merkwaardig door de voorstellingen van Çiwa in verschillende gedaanten, van Doerga, van Ganeça. Een groep spelende olifanten van Prambanan getuigt van fijne observatie van de natuur, hetgeen wij trouwens in al de basreliefs kunnen waarnemen. Al die afgebeelde personen zij leven, zij zijn om zoo te zeggen gegrepen uit het leven, instantané's van het Javaansche leven van duizend jaren herwaarts.
Maakte ik reeds melding van de hoogst interressante beelden uit Bali, het Hindoepantheon in zaal IV, van niet minder belang zijn de gebatikte en geweven stoffen, die tegen de wanden hangen in diezelfde zaal, waaronder de hoogst bezienswaardige collectie der 175 verschillende Djogjasche batikpatronen. Welk een rijkdom van vinding, van natuurlijke ongezochte uitingen, van welk een liefde getuigend voor hetgeen de Inlandsche om zich heen ziet, liefde voor hetgeen de natuur voortbrengt in hare oneindige verscheidenheid! Wat vertolken zij tevens een onverdorven kunstgevoel door de wijze, waarop de motieven geteekend zijn, hoe gemakkelijk vloeien deze uit de vingers van haar, die de „tjanting" stuurt met vaste zekerheid en schier nimmer falende juistheid. Inderdaad, wanneer men al die producten aanschouwt, dan vraagt men zich met angst af, of het waar is, dat eene zoo hoogst belangrijke industrie gevaar loopt verloren te gaan, zoo, door concurrentie van Europeesch namaaksel, als door verbastering, omdat Euro-Indische dames, naar Europeesche patronen laten werken en die produkten met goede winst verhandelen, zooals door mannen beweerd wordt, die op de hoogte van de toestanden kunnen zijn. Mocht dit zoo zijn, dan hopen wij van ganscher harte, dat dit dreigend gevaar nog bijtijds afgewend zal worden. Ten slotte wil ik nog even de aandacht vestigen op zaal VII, alwaar eene belangrijke collectie ethnografica tentoongesteld is, afkomstig van de Siboga-expeditie en van den tocht van Dr. A. M. Meuwenhuis dwars door Borneo ; deze collectie^ zijn zeer leerrijk en bijzonder eene aandachtige beschouwing waard. Een ieder, die in de gelegenheid is, kan ik aanraden deze Indische tentoonstelling te Amsterdam te gaan bezoeken, en liefst meermalen; gij gaat er hoogst voldaan en opgewekt van daan, terwijl gij uwe mars allicht weder verrijkt hebt met eenige kennis. 31 Maart. L. LACOMBLÉ.
Een pas ontluikend Bloemetje. Door de Afdeeling Kampen van de Maatschappij ter bevordering van Nijverheid werd op 17, 18 en 19 April jl. een tentoonstelling gehouden van Nederlandsche en Indische kunst. Het grootste gedeelte der inzending bestond uit Nederlandsch houtsnijwerk, metaalwerk, kunstsmeedwerk, textiele kunst en verschillende studies en teekeningen, doch in één der bij zalen was een aardige verzameling van Oostersche handwerksnijverheid bijeengebracht, bestaande uit eene collectie Chineesche beeldjes uit speksteen, bronzen vazen en kannen en tal van andere voorwerpen. Door welwillende medewerking van den Kolonel Directeur van den Hoofdcursus werd den bezoekers der tentoonstelling ook de gelegenheid aangeboden een kijkje te nemen op het Indisch museum van gemelde inrichting, waardoor het publiek zijn kennis betreffende Indische voorwerpen eemgszins kon uitbreiden. Hoewel dit gedeelte een bijzaak was voor de eigenlijke tentoonstelling, willen wij toch hier meer de aandacht op vestigen, aangezien hierdoor een streven bekend wordt gemaakt, dat zeker wel lof verdient. Wat nu reeds door de pers als een museum wordt aangemerkt, was voor nog korten tijd niets anders, dan een modelkamer, waar een paar stukjes in aangetroffen werden, die echter zoo goed als niet vermeldenswaard waren. Doch in die weinige maanden, die sedert October 1900 verloopen zijn, is een heele verandering tot stand I gekomen. Door de onvermoeide en ijverige werkzaamheden van den gep. Kapt. van IJsseldijk, leeraar aan die inrichting, is er heel wat bijeengebracht, dat waarlijk gezien mag worden. In een drietal glazen kasten liggen daar vereenigd voorwerpen van huishoudelijken aard, kleedingstukken van verschillende stoffen, waaronder ook boomschors, schelpen, koraal enz. enz., tal van wapenen uit verschillende gedeelten van den Archipel versieren de wanden, een paar lilla's grijnzen den toeschouwer met open mond aan, een prachtig plaatwerk over de wajang ligt er ter bezichtiging, terwijl eenige wajangpoppen doen zien, hoe deze in natura vervaardigd zijn. Van verschillende groote en kleinere eilanden is hier iets bijeengebracht ; de verzameling vormt een aardig begin, en al moge er nog veel aan ontbreken, toch mag de verzamelaar met voldoening op zijn werk neerzien, te meer daar hier met zeef beperkte middelen moet gearbeid worden. Een ruime beurs is hier niet aanwezig; veel moet door schenking verkregen worden en daardoor wordt het vergaren nog wel zoo moeilijk, de voldoening echter des te grooter. Het doel van dit museum? Het bevorderen van de studie der leerlingen door aanschouwelijk onderwijs; zeker dus wel een mooi streven. Moge dit gesteund worden door meerdere zendingen; moge de bezichtiging er van aanleiding geven tot het opwekken van lust om eveneens iets bij te dragen, opdat de collectie steeds aangroeie en weldra de ruimte te klein zal zijn om alles te bevatten. Moge dan een afzonderlijk gebouw de plaats innemen, welke nu nog door den zolder van den H. C. wordt vervuld. Moge eenmaal ook Kampen kunnen bogen op een museum, gewijd aan Indische zaken, op dezelfde wijze als in andere steden, waar Indische ambtenaren worden opgeleid. Of zou deze wensch te veel omvattend zijn ? Zou het een herschenschim zijn daarop te rekenen? Wij hopen van ganscher harte van niet. Welaan dan, gij leerlingen en oud-leerlingen van de Inrichting hier genoemd, helpt mede, al naar uw vermogen, om die hoop niet in rook te doen opgaan ; wij vragen niet veel, een kleinigheidje is reeds voldoende, alles kan gebruikt worden : want wij zijn nog maar heel in het begin. En ook gij, lezers van dit orgaan, die over Indische zaken beschikt, gaat eens na, of daaruit niet iets geschikts kan geschonken worden aan dit jonge museum, gij doet er een weldaad mede, of is het soms geen weldaad, een steentje bij te dragen ter bevordering van de kennis van onze Oost-Indische bezittingen, vooral waar deze over het algemeen nog zoo klein is?
Weest er van overtuigd, met groote dankbaarheid wordt alles in ontvangst genomen, terwijl ook de schenker niet vergeten zal worden. Wellicht dat dan ook later de gelegenheid en de noodige middelen gevonden kunnen worden, om deze verzameling voor het groote publiek ter bezichtiging te stellen, en dat zij dan een mooi figuur maakt. Moge het zoo ver eens komen, wij wenschen het van harte. A. B. JBoekbeoordeeling. Van den heer J. A. van der Kloes, leeraar aan de Polytechnische School te Delft, bekend ook door zijn geschriften over Indische Bouwkunst, ontvingen wij n°. 42, dd. 20 April, van het te Maassluis bij J. van der Endt & Zn. verschijnende vakblad: „ De Ambachtsman" met een door platen verduidelijkt hoofdartikel „Verfraaiing der woonhuizen in Indië"', onderteekend v. d. K. Wij vonden daarin veel opmerkingen, die voor den Indischen huizenbouwer nuttig kunnen zijn en bevelen het dus gaarne ter lezing aan. Op het artikel volgt eene beschrijving van bet prospectus der kalkbranderij en van de cement- en tegelfabriek „ Gembong" bij Soerabaja. Ook dit prospectus brengen wij gaarne onder den aandacht van den lezer, want het steunen van nijverheidsondernemingen, die op eigen bodem in ons Indië worden opgericht, ligt op den weg van allen, die den vooruitgang in Oost en West willen bevorderen. Twee exemplaren van „De Ambachtsman" n°. 42. liggen op de leestafel van O. en W. Heerengracht 4 den Haag. Eén daarvan kan op aanvrage tijdelijk worden afgestaan.
Een noodlijdende Kolonie.
Mijnheer de Redacteur. Met zeer veel genoegen heb ik kennis genomen van de mij door U toegezonden brochure van den heer H. van Kol („Een noodlijdende kolonie"), strekkende ter opheldering van de redenen, die hem hebben bewogen in de zitting van de Tweede Kamer van 14 Nov. 1900 de motie voor te stellen, om een commissie uit te zenden naar de kolonie Curaçao ter onderzoeking van hetgeen zou kunnen worden gedaan tot verbetering van de oeconomische toestanden aldaar. Met aandacht heb ik die brochure gelezen en herlezen en — zwart als de heer v. K. de toestanden schildert — ik kan, helaas ! niet zeggen, dat zijn beschrijving overdreven is. Ik zelf heb wel eens gedacht, dat er weinig nut zou liggen in het uitzenden naar de kolonie van een commissie, bestaande uit menschen, aan wie de koloniale toestanden geheel vreemd zijn, doch ik ben van die meening teruggekomen en ik wil eerlijk bekennen, dat een volkomen onbevooroordeelde, een geheel onpartijdige en belangelooze beoordeeling van hetgeen tot verbetering van de koloniale toestanden te doen is, van ons koloniërs niet kan worden verwacht. Nog minder is m. i. zoo'n onpartijdige en belanglooze beoordeeling te verwachten van menschen, die gedeeltelijk nog leven in de traditie's van den slaventijd en in verschillende zaken in de kolonie betrokken zijn. Nu wil ik gaarne toegeven, dat een commissie, als door den heer v. K. bedoeld, hier of daar zal mistasten, doch dat zal spoedig genoeg blijken en uit de kolonie zelf zouden zich daarover wel stemmen verheffen, en daartegenover staat, dat een vreemde een uitweg kan zien, waar de door traditie of sleur bevooroordeelde koloniër reeds lang heeft beslist, dat geen redding mogelijk is. Er is bovendien meer. Ik weet het uit ondervinding dat, waar men zich ook tot particulieren wendt om hulp ter verbetering van de koloniale toestanden, de eerste vraag altijd is: Wat doet de Regeering? Daarop kan men nu weinig anders antwoorden dan dat — zooals de heer v. K. aanmerkt — de gouverneur der kolonie reeds negen jaar geleden de aandacht er op vestigde, „dat groote en diepingrijpende veranderingen noodig waren, zou de kolonie niet geheel ten gronde gaan", en — dat men nu nog even Yer is als toen. Zulk een antwoord wekt bevreemding, ja zelfs doet het een soort van wantrouwen geboren worden, dat alle hoop op hulp in rook doet verdwijnen. Goed voorgaan doet goed volgen, en het laat bij mij dan ook geen twijfel over, of ook van particuliere zijde zal meer belangstelling in de kolonie worden getoond, indien de Regeering blijk geeft, dat het haar wezenlijk ernst is, om Curaçao ter hulp te komen en daartoe geen pogingen onbeproefd wil laten. Al die pogingen kunnen falen — zegt de heer v. K. Het zij zoo — maar terecht merkt de schrijver aan, dat Nederlands volksvertegenwoordiging dan toch haar plicht zal hebben gedaan, dat zij niet bij de pakken is gaan zitten. Men vraagt'zich af, wat toch het bezwaar kan zijn tegen het aannemen der motie van den heer v. K. Die f 10,000.- à f 15,000.- die er mee zijn gemoeid, kunnen het niet zijn — dat denkbeeld laat ik terstond varen als Nederland te onwaardig. Het is toch ook niet, dat den gouverneur der kolonie door het uitzenden van zulk een commissie aanstoot zou worden gegeven? Terecht merkt de heer Asch van Wij ck op (blz. 8), dat zoo'n commissie in geen enkel opzicht een gouverneur onaangenaam zou kunnen zijn en — waar den landvoogd geen aanstoot werd gegeven door de in 1893 door den minister van Dedem benoemde commissie (blz. 38), is het immers ook niet te verwachten, dat hij thans, na acht jaren, in het uitzenden van zoo'n commissie een bewijs van een minder welwillende houding der Regeering tegenover hem zou zien. „De eer van Nederland eischt, dat onze W.-I. koloniën niet ten gronde gaan" — zóó besluit de schrijver zijn brochure. Waarlijk, daar mocht wel wat meer aan worden gedacht ! Men mocht zich wel eens herinneren de groote schatten, die indertijd de handel op West-Indië heeft af
geworpen, schatten die de basis hebben gevormd van zoo menig Nederlandsch kapitaal, die ondernemingen hebben mogelijk gemaakt, welke nog thans aan honderden in deze landen een bestaan verzekeren. Men mocht er wel eens aan denken, wat het zou beteekenen, indien der wereld het bewijs werd geleverd, dat wij — de tweede koloniale mogendheid dââr in het verre Westen niet bij machte zijn geweest de erfenis onzer voorvaderen in eere te houden! En ik hoop ook, dat men daar aan denken zal en de volksvertegenwoordiging niet, door het afstemmen van de motie, het bewijs zal geven, «at zij deze eilanden - buiten hun schuld in diep verval geraakt - aan hun lot wil overlaten e n kalm en rustig hun totalen ondergang wil aanzien. Doch mocht dat onverhoopt geschieden - dat men dan ook de volle verantwoordelijkheid van 2 0 0 groote onverschilligheid op zich neme! Dan verwijte men der kolonie niet meer, dat er uit eigen boezem zelden stemmen opgingen, om de hachelijke toestanden bekend te maken, en dat zij daaraan voor een deel haar verval heeft te danken. De stemmen, die opgingen, heeft de neer v. K grootendeels verzameld. Zij klinken als een noodkreet, en bijft men daarvoor ook thans_ het oor sluiten, dan staat een ieder in de kolonie daartegenover volkomen machteloos! Indien zulk een doorslaand bewijs van onverschilligheid in het lot der kolonie mocht worden gegeven, dan zou ik U den raad willen geven, mijnheer de Redacteur, Uwe pogingen ter bevordering van het welzijn onzer kolonie in de West te bepalen tot Suriname en verder geen krachten te verspillen aan de kolonie Curaçao. De eilanden mogen dan ten gronde gaan het zij zoo — let them rot! J, H. J. HAMELBERG. Den Haag, 25 April 1901.
iarGEzonTDEar. Politieke invloed ten behoeve van Ned.-Indië. ui. Dat er van de oprichting van afzonderlijke «ïesyereenigingen weinig valt te verwachten, schijnt dan ook wel door anderen te worden ingezien. Mr. C. Th. van Deventer wil toch, zooals Û1J dat in het Indisch Genootschap heeft uiteengezet, mede op eene andere wijze verbetering aanbrengen. Hij wenscht daartoe een afzonderlijk staatscollege te zien oprichten, waarbij de koloniale _ werkzaamheden der volksvertegenwoordi-' Sing in hoofdzaak zouden worden overgebracht, netwelk evenwel hare bevoegdheden niet zou oezitten, daar ingeval van gebrek aan overeenstemming tusschen dat lichaam en de repering, de volksvertegenwoordiging toch zou nebben te beslissen. Dat college overigens door eene volkskeuze in beperkten zin, namelijk door alle zulke kiezers, die minstens één jaar in Ned.Indië hebben doorgebracht, aangewezen. In werkelijkheid dus een adviseerend lichaam, doch welks advies, indien het met de voorstellen der regeering amengaat, deze in staat zal stellen alle bemoeienis ~er volksvertegenwoordiging met de koloniale ongelegenheden op zijde te zetten, zelfs de begrooting geheel aan haar toezicht te onttrekken, naar het constitutioneel recht, om haar gebrek aan vertrouwen in de regeering, door het vererpen der begrooting te uiten, te ontnemen, «et komt mij voor, dat zulk een lichaam met nze staatsinstellingen slecht vereenigbaar is en ovendien ook maar al te zeer de mogelijkheid ou doen ontstaan, dat de regeering eventueel door gunsten of beloften de meerderheid daarin J?or haar zou zoeken te winnen, ten einde op e wijze in koloniale aangelegenheden geheel h spel te hebben. Ook ligt in eene dergelijke op Ze ~ no& daargelaten, dat een verblijf van do n a a r •'aren i n N e u--I n d i ë volstrekt geen volai^11, n waarborg aanbiedt om over de toestanden . uaar met eenige voldoende kennis te oordeelen — * eF Veel gevaar, dat daarop allerlei belangzuchtige nvioeden, sterk zullen kunnen inwerken, wat zi h ?? n t e r nog veel nadeeliger zou wezen, dan on i n u a l *n u e samenstelling der 2e kamer penbaart. Ik kan in zulk een ter zijde stellen r volksvertegenwoordiging geen heil zien; wat is 1Xh t l e t belang der kolonie vroeger tot stand gebracht, is veelal aan haar te danken geweest ; vo r ^ e n ' u a t ziJ tegenwoordig eerder na- dan son werkt, ligt dus aan den geest der perdat " ^ h a a r samenstellen, niet aan het feit, mo -Zi-i m e t d e koloniale aangelegenheden bee Ppl e n i s heeft; personen van een dusdanigen seest zouden in zulk een college echter ook de "jeerderheid kunnen uitmaken. Het gebrek ligt nerin, dat thans een staatsbeleid wordt ver
heerlijkt van hetgeen te dien opzichte gewenscht is, verschillend niet alleen in staatkundige opvatting, maar ook door zijn laagjstandpunt van moraliteit. In het hervormen van dien geest, in het uitoefenen van een invloed, die daartoe leidt, ligt alzoo wel de weg, die tot verbetering van het Indisch regeeringsbeleid kan voeren. (1)
Het is op eene andere wijze, dat ik dan ook meen tot zulk eene verbetering te kunnen komen. Op zulk eene, die de bovengenoemde gebreken aan eene speciale kiesvereeniging eigen, zoekt te ontwijken, zonder echter de bemoeienis der volksvertegenwoordiging te verzwakken, integendeel door deze van meer beteekenis te maken. Echter, al is het dan niet door middel van kiesvereenigingen, eene bepaalde organisatie is daartoe ook noodig. Een louter individueel optreden kan slechts tot versnippering van kracht leiden, de opwekking doen insluimeren, die uit samenwerking ontstaat. Alle de bovenbedoelde personen, wien het welzijn van Ned.-Indië eerlijk ter harte gaat, moeten ook hiertoe de handen ineenslaan. De koloniale belangen staan in werkelijkheid geheel buiten de staatkundige quaestië'n, over welke de verschillende partijen in het moederland strijd voeren ; slechts voor zoover daarbij bepaalde godsdienstige inzichten op den voorgrond treden, bestaat tusschen beide eenig verband. Elke volksvertegenwoordiger kan dus ook in den regel, zonder aan de beginselen zijner partij ontrouw te worden, ten opzichte dier belangen geheel zelfstandige inzichten verdedigen. Men kan inderdaad — er is een tijd geweest, dat dit zelfs als eene bepaalde staatkundige leus gold — zeer goed conservatief ten opzichte van Indië en liberaal wat betreft het moederland wezen of omgekeerd. Men kan een zeer groot voorstander wezen van de centralisatie in Nederland en toch de overtuiging koesteren, dat de toestanden in Indië die daar zeer weinig wenschelijk doen zijn. Men kan eene volkomene gelijkstelling van staatkundige rechten voor elke ingezetene in het moederland voorstaan en toch begrijpen, dat zoo iets in Indië onmogelijk is. Het is dus een wanbegrip, het berust niet op eene gezonde staatkundige basis, 'te meenen dat een volksvertegenwoordiger door zijne moederlandsche partijbelangen ook ten opzichte der koloniale politiek zou moeten gebonden wezen, en op de vernietiging van dit wanbegrip, op de erkenning van het feit, dat hij zonder aan die belangen ontrouw te worden, op koloniaal gebied eene zelfstandige zienswijze kan volgen, komt het mij nu voor, dat de hier bedoelde organisatie zou kunnen worden gegrondvest. De samenwerking, welke ik hier op het oog heb, is er natuurlijk eene louter van dezulken, die zich tot de tegenstanders der exploitatiepolitiek rekenen. De voorstanders daarvan kunnen van hunnen kant natuurlijk hetzelfde doen; er bestaat daartoe echter voor hen thans weinig behoefte, alle macht in regeering, volksvertegenwoordiging en zelfs in de pers is toch geheel in hunne handen. Degenen, die Indië van deze overheersching wenschen te bevrijden, hebben zich daarom, evenals in der tijd de bestrijders van het kultuurstelsel, krachtig aaneen te sluiten. De weg tot het bereiken van dit doel in te slaan, voert dan, naar het mij wil voorkomen, in de eerste plaats naar het oprichten van een politiek genootschap, in vertakkingen op verschillende plaatsen in Nederland gevestigd. Een gezelschap welks eerste oprichters natuurlijk Indischgasten zouden moeten wezen, maar dat, eenmaal saamgesteld, ook zooveel mogelijk moederlanders onder zijne leden zal moeten opnemen; alleen op die wijze zal het toch vooral buiten de hoofdplaatsen eenige noemenswaardige getalsterkte kunnen verkrijgen en juist deze is voor het slagen zijner werkzaamheid van het grootste gewicht. Allen echter, die daartoe willen toetreden, zouden eene bepaalde profession de foi op het gebied der Indische politiek hebben te erkennen, en wel in den zin eener verklaring, om te willen medewerken tot het bestrijden der exploitatierichting; voor het overige blijve dan evenwel elks verhouding tot eene der Nederlandsche staatkundige partijen geheel onaangeroerd. In gewone omstandigheden zou dan dit genootschap de gelegenheid moeten geven, om onderwerpen van Indische politiek uit zijn oogpunt van belang zooveel mogelijk onderling te behandelen en toe te lichten, om ook zulke maatregelen te bespreken, welke geschikt schijnen, om zijne beginselen publiek ingang te doen vinden. Op dezelfde wijze alzoo als dit met de oprichting
(1) Merkwaardig was het te zien, hoe in die vergadering van het Indisch Genootschap van den inlander en den zoogenaamden vreemden Oosterling in het geheel niet de sprake was. De gepasporteerde soldaat of matroos mag in het bestuur over Indië medespreken, maar van de gansche bevolking niemand! Typisch het beginsel der exploitaüerichting: Indië voor de Europeanen.
van het Indisch Genootschap is bedoeld en daar ook sedert heeft plaats gehad, doch zonder dat dit gezelschap daartoe echter thans dienstig kan zijn ; vooreerst niet, omdat het, sedert de oude garde der koloniaal-liberalen verdwenen is, met de gansche liberale partij in het andere kamp, dat der planterspartij, is overgegaan ; ten andere niet, omdat het actief optreden daaraan vreemd, thans mede noodzakelijk is. Zoodra namelijk verkiezingen voor de volksvertegenwoordiging aan de orde zijn, zou het door mij bedoeld genootschap ook daarin eene actieve rol moeten gaan vervullen; niet die echter eener kiesvereeniging. Daartoe zouden alsdan alle leden ter plaatse, waar zulk eene verkiezing moet plaats vinden, zich in comité's moeten verdeelen, aan de verschillende staatkundige partijen beantwoordende, welke aan die verkiezing zullen deelnemen, katholieken, anti-revolutionairen, sociaaldemocraten, b.v. elk comité alzoo eene andere moederlandsche staatskundige richting vertegenwoordigende, maar alle toch, wat de Indische politiek aangaat, dezelfde beginselen voorstaande en ook hierin overeenstemmende, dat aan dit onderwerp eene belangrijke rol moet worden toegekend, het wel met de moederlandsche belangen, naar elks inzicht beoordeeld kan samengaan, maar niet daaraan mag worden opgeofferd. Zoodra dan candidaten waren aangewezen, zou elk zoodanig comité aan den candidaat zijner partij het volgende voorstel moeten doen: kunt gij U, wat de Indische politiek betreft, met onze zienswijze vereenigen en zijt gij geneigd in dien geest uw mandaat te vervullen? Zoo ja, zullen wij, zooveel in getal, onze stemmen op U uitbrengen, zoo neen, zullen wij ons van de stemming onthouden of eventueel, zooveel onze beginselen dit toelaten, een anderen candidaat steunen. Naar het voorkomt zou, ten minste in plaatsen waar het aantal leden voor zulk een comité wat belangrijk is, zulk een optreden een vrij wat beteekenenden invloed kunnen uitoefenen, en, waar dit toch niet met de voorgestane partijbeginselen strijdig is, zulk een bijstand niet lichtelijk worden versmaad; zou op die wijze alzoo met betrekkelijk geringe krachten toch een niet onbelangrijk getal volksvertegenwoordigers voor het belang van Indië kunnen worden gewonnen, wier invloed op de regeering zeker veel beduidender zou wezen dan die, welke van eenige speciale kiesvereeniging ooit zou kunnen uitgaan. En zelfs, als die rechtstreeksche invloed soms weinig belangrijk mocht blijven, zou toch het onvermoeid, publiek op den voorgrond stellen van dit zelfde beginsel, het rusteloos hameren op ditzelfde aanbeeld, op den duur zeker een niet te versmaden zedelijke kracht gaan uitoefenen. Op die wijze zou men dus door de Indische politiek van het moederlandsch partijbelang los te maken, het treurige feit onnoodig gaan maken, dat alleen ten einde uit dit oogpunt zeker kabinet te steunen, alle voorstellen van zijn minister van koloniën door de bovenliggende politieke partij, hoe schadelijk voor Indië, hoe dom, hoe onwaardig die overigens ook wezen mogen, à tout prix, worden goedgekeurd. En eenmaal zoover gekomen zijnde, zou dan ook telkens, bij elke begrooting, bij elk Indisch onderwerp, hetwelk bij de volksvertegenwoordiging aan de orde komt, het genootschap door dat vooraf nauwkeurig te bespreken, zijne zienswijze daarover kunnen bekend maken, en de volksvertegenwoordigers, nu geheel vrij in hunne bewegingen te dien opzichte, daarover kunnen voorlichten. Vooral indien dan ook zulk eene bespreking met meer beleid werd georganiseerd dan dit b.v. in het Indisch Genootschap plaats vindt, en die alzoo niet zooveel gevaar zou loopen in een wild en vrij onvruchtbaar gepraat te ontaarden, zooals zich dit daar dikwijls heeft voorgedaan. •
Op deze wijze komt het mij voor, dat praktisch een nuttigen invloed op het Indisch staatsbeleid voor hen te verkrijgen zou wezen, die met kennis van de Indische toestanden toegerust, die ten nutte van het Indisch land en volk wenschen aan te wenden; dat dit intellectueel kapitaal in plaats van ongebruikt te blijven liggen, nuttige staatkundige vruchten zou kunnen afwerpen. Bloot speciale kiesvereenigingen of een zoogenaamde koloniale raad kunnen daartoe, mijns inziens, niet leiden. Overigens ligt echter de hoofdzaak niet in de wijze van inrichting van dat staatsbeleid, maar in het beginsel, dat het beheerscht. Er bestaat eene fabel van twee personen, die het niet eens kunnende worden over de saus met welke een gevangen visch gegeten zou worden, besloten dit aan de beslissing van den visch zelve over te laten, maar, toen deze daarop antwoordde, dat hij liefst in het geheel niet wenschte gegeten te worden, hem opmerkten, dat dit punt op het oogenblik niet aan, de orde was. Deze fabel moge men zich hierherinneren. Niet op de saus komt het veel aan, maar op het
feit, dat de visch, Indië, niet gegeten worde. Het eenige, wat den zwakkere, hier Ned.-Indië, indien hij zich in de macht van den sterkere, hier Nederland, bevindt, kan helpen, is dat de ruwe, materieele begeerten of lusten van den laatste door moreele beginselen worden beheerscht en beperkt. Hetgeen het hoofdbelang voor Ned.-Indië uitmaakt, is dat regeering en volksvertegenwoordiging, weder eerbied krijgen voor het voorschrift, ook als motto voor mijne brochure over de Indische mijnwet gebezigd : Gij zult niet stelen. Maar pas als het Ned. volk zelf dien weg weder op wil, zal het den daartoe noodigen drang op zijne vertegenwoordiging uit gaan oefenen. Men beproeve dan het daartoe op te wekken.
ME. M. O PIEPEKS.
Aan den heer Voorzitter der Bedactiecommissie van „Oost en West.'' Geachte Heer. Gelijk van velen, werd ook van mij de aandacht getrokken door No. 3 van het orgaan „Oost en West", wegens het betoog over „Moederland en Koloniën." Het herinnert me bovendien aan de zuurzoete aankondiging van de geboorte dezer laatste Vereeniging in No. 1, waarin de voorstelling over het aankloppen bij „Oost en West" geenszins juist is, voor zoover men althans aan-de woorden zijne behoorlijke beteekenis dient te geven. Doch dat daargelaten. Hier alleen wil ik wijzen op eene onwaardige verdachtmaking, waartoe U, als redacteur, de hand leent, terwijl het betaamd had, dat stuk te weigeren op denzelfden grond, dien No. 1 bekend stelde, namelijk, dat „Oost en West" zich buiten de politiek wenschte te houden. Ik ben niet voornemens het debat hierover verder in uw orgaan voort te zetten, doch verklaar mij, bereid het onderwerp in eene vergadering van „Moederland en Koloniën" te behandelen met U, die immers met de oprichting dezer Vereeniging sympathie betuigde. Inmiddels heb ik de eer mij te noemen, Uw dienstw. dienaar,
J. v. D. DOES DE B I J E . Aanteekening van de B. O. — Wij hebben in n°. 1 van ons blad te vergeefs gezocht naar de bekendstelling, dat wij ons buiten de politiek wenschen te houden. Het tegendeel blijkt dunkt ons duidelijk, b. v. uit de uitnoodiging in het artikel: „De Indische Kiesvereeniging herboren" door onze presidente aan „Moederland en Koloniën" en hare leden gedaan om, zoolang er nog geen eigen orgaan was, van het onze gebruik te maken. Van zoet-zuurheid in dat artikel hebben wij evenmin iets kunnen ontdekken. Zelf heeft een onzer behoord tot de Commissie der Kiesvereeniging, die bij O. en W. aanklopte en in eene Hoofdbestuurs-Vergadering het voorstel tot samensmelting kwam bespreken. Het artikel van Mr. Piepers hebben wij opgenomen op grond van de volgende alinea's uit „Ons woord vooraf": „Ingezonden stukken, die de Redactiecom-„ „missie hoopt, dat haar, zoowel door leden als„ „niet-leden in grooten getale zullen worden,, „toegezonden. Niemand denke, dat het niet de„ „moeite waard is, om aan ons te sturen, het-, „geen hij of zij in het belang der Vereeniging,, „of van haren arbeid zou willen zeggen of„ „vragen; wij zullen zelfs ook het kleinste steentje,, „dat wordt aangedragen, in dank ontvangen en„ „zijn vast overtuigd, dat het orgaan alleen dan,, „blijvend belangstelling zal wekken, als de mede-, „werking algemeen is. „Zoowel ingezonden stukken als artikelen van, „vaste medewerkers zullen worden geplaatst, „zonder uitsluiting van eenige politieke of econo-, „mische richting, terwijl in eene rubriek „Corres-„ „pondentie" niet alleen de ons gedane vragen,, „zullen worden besproken, maar ook mededeeling,, „gedaan van de redenen, die tot het niet opnemen,, „van het een of ander ingezonden geschrift deden,, „besluiten.Een eerste vereischte voor de plaatsing,, „is, dat men zich onthoude van persoonlijke, „aanvallen, wanneer ze voor de behandeling der„ „zaak niet bepaald noodig zijn. De Redactie,, „wenscht zich stipt te houden aan den eisch,,, „dat ons blad zonder billijke ergernis door een„ „ieder kan worden gelezen." Wij achten de ergernis van den heer v. d. D. d. B. niet billijk, want het betoog was niet speciaal gericht tegen M. en K., maar tegen O.-I. Kiesvereenigingen in het algemeen en persoonlijke verdachtmaking is er zeker niet mee bedoeld. Dit wil niet zeggen, dat wij het met den schrijver geheel eens zijn en partij kiezen voor zijn woordenkeus , maar wij moeten aan onze inzenders, die iets goeds beoogen, de vrijheid laten van hun eigen stijl. In een volgend nummer van ons blad zullen wij onze meening zeggen over den weg, dien Mr. P. meent, dat de ware is.
A D V E R T E N T I E N.
ASSUrantie Maatschappij
tegen Brandschade ^NEDERLANDEN™^
Hoofd-Direclie te 's-Gravenliage :
CAREL HENNY. Directeur; Mr. J. J. HENNY, Adj.-Direcleur. A-.V"jrcn : 'S-Oravenhage, Kerkplein, hoe* Prinsestraat. —
Ê ™ 1 ' SoPhiaPlcin- — Eotteräam, Zuidblaak 21 (Beurs
*:'"'• ~~ Breda, Prinsen&ade. — Alkmaar, Langestraat. — jaegea, Inde-Betouwstra;it 8. — Groningen, Akerhot', hoek «eratreat. _ Z u t p h e S j U s e l k a d e. Kapitaal f 4,000,000.00
Sekering tegen B R A N D - en INBRAAKschade l«gen ' ä s t e en ï e e r b i l l ij k e P r e m i z o n d e r
"'gelden of Nabetalingen.
» ertegenwoordigd o. a. in alle hoofdPlaatsen van Nederlandsch Oost-Indië en t e Paramaribo.
Bij een rustend geneesheer, vroeger .P Java gewoond, is gelegenheid tot Coning op een buiten bij Breda, 't Welk uitstekend onderwijs biedt. Zeer geschikt voor kinderen welke dit moeten hebben. Ligt aan de tram naar Breda, liefderijke verzorging verzekerd. Adres üx< R. KORTEWEG, Prinsenhage.
Pension „WILHELMINA"
Wilhelminalaan 18, Zeist. Gebr. TEN HOUTEN, UTRECHT, DM II HG.
CompkeU }fceukU«uv$.
SPECIALITEIT IN SlaapkamerArtikelen,
Soliede bewerking. Zeer billijke prijzen.
Pension Ginneken. Zeer gunstig gelegen in de onmiddellijke nabijheid van het Mastbosch. en aan de Paardetram naar Breda.
C. J. v. d. MEER, Waldeck-Pyrmontkaè 11,11a, 13, D E N H A A G .
H A N D E L in Wijnen, Binnen- en Buitenlandsche Bieren, Minerale en Medicinale Bronwateren en Gedistilleerd. S P E C I A L I T E I T in Bordeaux-, Bourgogne-, Port-, Rijn- en Moezelwijnen. Champagne en Cognac.
voor Braiul enz. na 1805.
t e ' s G r a v e n. l i a g- e.
Kantoor Z. O, Buitensingel 245 b/h. Bezuidenh. Directeuren :
W. F. MASTENBROEK en C. W. YERSTEGE. Commissarissen :
Mr. W. K. F. P. Sraaf van BYLANDT. Mr. J. G. GLEICHMAN. A. J. H. VAN KAPPEN.
Bij eene familie (P. G.) zonder kinderen, te Nijmegen, die gedurende 7 jaren de geheele zorg had voor jongens (geen broeders) wier ouders in Indiö verblijf houden, komt tegen September gelegenheid open tot opname van nog één jongen, aangezien dan twee harer pupillen hun schooltijd door zijn en elders verder zullen studeeren. Goede informatiënzijn zoowel van de ouders als van andere nader op te geven adressen h. t. 1. verkrijgbaar. Brieven fr. lett. B bij de administratie van „Oost en West",
Wegens Sterfgeval ter OVERNAME aangeboden een SalonAmeublement met Vloerkleeden, Gordijnen, Spiegels en Kroon, een compleet Serre-Ameublement, en twee één persoons ledikanten (lit jumeau) met baldaquin en toebehooren. Adres 's-Hage, Laurens Reaelstraat 4. PENSION Koninginnegracht 47, Den Haag.
goede tafel en bediening. H. ïï. G. R00SEB00M. ERNEST CÂSSUT0 Tandarts, PIETER BOTHSTRAAT No. I, B E Z r i D E X H O t T , Den Haag:. SPKEEKUUR dagelijks van 1 tot ^
Administratie-Kantoor „Insiilinde".
Volgestort Kapitaal f 100.000 — Prinsengracht 1087, Amsterdam.
Belast zich met : Het Administreeren en in bewaring nemen van fondsen en andere geldswaardige papieren. Het administreeren van alle roerende en onroerende goederen. Het koopen en verkoopen van Effecten en het uitvoeren van alle Beurszaken. Het geven van rentevergoeding in BekeningCourant. Het nemen van gelden à deposito en het nemen en geven van gelden op prolongatie. Het wisselen van vreemd bankpapier en muntspeeiën. Het verzilveren van coupons. Het syndicateeren en etnitteeren van solide Maatschappijen.
Telegram-Aires: INSULA. Be Directie, A. C. ENGELBERTS. J. SCHEUER. Oorrespondent voor ''s-Oravenhage: K. J. THOMAS, K. Emmakade 99.
All BON MARCHÉ - IODES. Dames-en Kinderhoeden, Yoiles, Tulle, Linten, Bloemen, Veeren. Wagenstraat 5 8 , Den Haag.
3. X. ID.KOÏSSW, KL E ED E R M A K E R . Luthersehe Burgwal 19, Den Haag.
Steeds voorradig een nieuwe sorteering afouveailté's Stoffen waarvan de goederen tegen de navolgende prijzen geleverd worden :
Gekleed costuum Jaquet ,, Veston „ Demi-Saisons Winterjassen
van af f 34 tot f 56 28 22 16 20
46 42 30 56
coupe A.A.KNÜMYEM ZONEN, Gedempte Raamstraat 11-12, ' s - G R A V E N H A G E . Hofleveranciers.
Nederlandsche Fabriek van B o r d u u r en P a s s e m e i i t w e r k e n , G a l o n w e verij à Jacquard, P h o t o g r a f i ë n en TeeAteniugeu van V a a n d e l s . H a c o n i e k e A r t i k e l e n enz. worden franco ter inzage gezonden. Ä r e n Medaille Wereldtentoonstelling P A B U S 1 9 0 0 .
HAAGSCHE-^M U Z I E K — 7 HANDEL ~f
HOFSPUI _ $ N297. e
^-ENDERLÉ __'"-- eri
KT^OOSTERVEEN
2_ HOFSPUI / NR97*
G. KERNER & Co
E. O S SE, Paralelweg 119, Den Haag.
Is een solied adres voor Venhuizingen voor binnen en buitenland o n d e r g a r a n t i e . SURINAME.
Twee NEDERLANDSCHE TECHNICI, met veeljarige ervaring op allerlei gebied in Nederl.-Indie en Zuid-Afrika, wenschen een reis te maken door Suriname, ter verkrijging van gegevens en rechten voor de oprichting van Industrieele en Landbouw-Ondernemingen. Doel dier ondernemingen zal, naast de ontwikkeling van Suriname, de bevordering zijn van Emigratie van uit Z.-Afrika verdreven en andere personen. Zij vragen daartoe pi. m. f 5 0 0 0 , in aandeelen van f 100, onder waarborg van behoorlijke rekening en verantwoording en overdracht van verkregen rechten. Zij zijn bereid persoonlijk deel te nemen. Eeflectanten gelieven zich onder No. 5515 te adresseeren, met qpgave voor welk bedrag zij zich voorloopig wenschen te verbinden, aan het Bureau van „ Het Vaderland" te 's-Gravenhage.
C O
Indische Uitrustingen
voor DAMES en HEEREN. in alle Prijzen.
Vleeschhouwerij W. L. DE ZWAAN, 56 Zoutmanstraat 56, Den Haag.
Beveelt zich beleefd aan voor de levering van
uitsluitend prima kwaliteit
RUND, KALFSen LAMSVLEESCH
tegen c o n c n r r e e r e n d e prijzen. JOH. H. HOPMAN, MAGAZIJN ter MEÜBELEEEING 3 PRINSESTRAAT 3 , Den Haag o v e r h e t P o s t k a n t o o r . COMPLETE MEÜBELEERIM van huizen en enkele vertrekken. Modern e n i n stijle. Eenvoudig en rijk bewerkt. Doch solide.
EËRM, MÏÏELKEE, Importeur van Havana Sigaren, levert Sigaren ?an UITSTEKENDE KWALITEIT tegen CONCÜRREERENDE PRIJZEN. »OO stuks franco door g e h e e l JVederland. Sumatrastraat ie, Den Haat
• Gebt«. TEN HOUTEÜ |
Al S A o
J (j Lange Houtstraat 4. Telepli. No. 926. g | A ——-r-—-—
a ENGELSCHB LEDIKANTEN. S H BEDDEN, DEKENS, MATRASSEN enz. . w J J GEGARI« WIEGEN en HIER LEDIKANTEN, jj î yç Ledikanten voor Indiê. P T Behangerij. Stoffeerder«. m
Stoomvaart-Maatschappij
MAILDIENST tussehen Amsterdam en NederUndiö.
IN VERBINDING MET DE DIENSTEN DER H O O T S T K I i . P A f i E T V A A B T - M A A T § C H A P P I J .
van Amsterdam van Genua te Port-Said te Padang te Batavia K o n i n g W i l l e m I . t P r i n s e s S o p h i e * K o n i n g i n W i l h e l m i n a K o n i n g i n R e g e n t e s P r i n s e s A m a l i a . . K o n i n g W i l l e m I I I P r i n s H e n d r i k . . K o n i n g W i l l e m I I
E X T R A A F V A A R T E i r . Direct naar Padang en Java: * T i m o r , 4 Mei. Direct naar Padang en Java (ook Tjilatjap): t F l o r e s , 5 Juni. Direct naar Padang en Java: ' M a d u r a . Adres voor L A D I N G en P A K E T T E N : Te Amsterdam: VRACHTBUREAU STOOM VAART-MAATSCHAPPIJ NEDERLAND" (Handelskade). Te Rotterdam: KUYPER, VAN DAM & SMEER voor de schepen, gemerkt * HUDIG & BLOKHUYZEN voor die, gemerkt f.
Adres voor p a s s a g e : Afdeeling P a s s a g i e r s d i e n s t , Prins Hendrikkade 160 te Amsterdam en bij hare Agenten te 's Hoge, CRANS & Co., Celebesstraat 40. WB. D e v a a r t h e u r t e n d e r s c h e p e n k u n n e n gewijzigd w o r d e n .
. 11 Mei • 25 „ » 8 Juni • 22 „ . 6 Juli • 20 , . 3 Aug. • 17 „
23 Mei 6 Juni 20 „ 4 Juli 18 „ 1 Aug. 15 „ 29 „
28 Mei 11 Juni 25 „ 9 Juli 23 „ 6 Aug. 20 „ 3 Sept.
16 Juni 30 „ 14 Juli 28 „ 11 Aug. 25 , 8 Sept. 22 „
18 Juni 2 Juli 16 „ 30 „ 13 Aug. 27 „ 10 Sept. 24 „
Indische Verlofgangers en Repatrieerenden.
Door eene Indische familie wordt, tegen billijken prijs, ter overneming aangeboden: een zoo goed als nieuwe Moderne Inboedel, desverkiezende ook de huur eener bovenwoning. Te bevragen en te bezichtigen, na voorafgaande kennisgeving, in de l s t e v. d. R o s c h s t r a a t 8 9 , D e n R a a g .
Coöperatieve Vereeniging „DE WEKKER"
R e f o r m - K l e e d i n g e n H u i s a r b e i d , Z E E S T R A A T 3 1 , D E I T H A - A . G k Hygiënische Soubras welke gewasschen kunnen worden, 4 5 en 6 0 ets. p. pr. âP hfll
23 Wagenstraat, 's-Gravenhage,
T E L E P H O O N ÏSTo. © 5 9 .
S i f f S U P e x i . in alle soorten en prijzen. Doelmatige verpakking voor de tropen. S p e c i a B i t e ï t v o o r E x p o r t . Jtott«4amsd\e Ilwja" 14daagsche Maildienst op Mederiandsch-ïndië via RH A RS El L L E. Naar Padang, Batavia, Samarang en Soerabaja en in doorvracht naar alle andere plaatsen in den Ned.-Ind. Archipel, die door de Stoomschepen der Kon. Paketvaart-Maatschappij worden bediend. Eerstvolgende afvaarten van Rotterdam: 4 Mei, Stoomschip ,.ARDJOENO", Kapt. W. BAGCHUS. 18 Mei Stoomschip ,.S0EMBING", Kapt. P. DE BOEK.
E X T R A A F V A A R T : Direct naar ATJEH, PADANG ) 22 Mei SS. „ B o g o r " , en JAVA J Kapt. A. L. HAKKEN. De Agenten, Kuys & Co., Rotterdam en Amsterdam. Courier dit Dubekart & Co., 's-Bage, Anna Paulownastraat ld.
| Magazijnen „NEDERLAND"
S Amsterdam, Rotterdam, Dcu Haag, Haarlem, Utrcclit, Apeldoorn.
% GROOTSTE en GOEDKOOPSTE Inrichtingen voor ï | Gemaakte Heeren- Jongebeeren en Kinderkleeding f j j Goederen naar maat (gegarandeerde coupe). J j 21 Uitrustingen voor alle gewesten. S
Meubelfabriek, Behangerij, Stoffeerder«, Beddenmakerij, Gebp. R O O S , Roggestraat 4 en 12, Arnhem, Intercom. Telefoon 242. Speciale inrichting voor geheele meubileering van Huizen en Villa's. Extra gunstige voorwaarden voor verhuring van Gemeubileerde Villa's en Woonhuizen, Begrooting en Prijscourant Kosteloos. Franco verzending door geheel Nederland.
ÜVl Goodkoope Prijzen.
Vereeniging OOST en WK 8 T Afdeeling 's-Gravenhage. Bij de 3de Commissie Bureau Heerengracht 4 , zijn van 10—12 en van 2—4 uur, ook per brief, inlichtingen te bekomen omtrent de volgende personen die werk zoeken.
Een jonge dame, die verscheidene jaren bij dezelfde familie in W.-I. gouvernante was en met die familie in Europa terugkwam, en een betrekking als gouvern a n t e of aan eene school zoekt. Zij heeft actes voor onderwijzeres ook in moderne talen.
Iemand, die zich aanbeveelt voor het geven van teeken- en b o e t s e e r lessen, l a n d s c h a p t e e k e n e n , bloemteekenen enz.
Een Jonge Dame , die als K i n d e rj u f f r o u w of voor g e z e l s c h a p mee naar O.I-. wil.
Jonge Dame, thans op een Eröbelschool geëmployeerd, voor lessen a a n k i n d e r e n in O.-I. Heeft kennis van mnziek.
Gewezen Sergeant in W.-I. voor p o r t i e r , l o o p e r of h u i s b e w a a r d e r ; kan ook c o p i e e r w e r k verrichten.
Jonge Dame ter waarneming van het h u i sh oud en en het oppassen van kinderen.
Een bekwame l i n n e n n a a i s t e r .
Een door de Muziekschool gediplomeerde Jonge Dame die zanglessen geeft.
Jonge Dame met acte practische Stenog r a p h i e , vertrouwd met correspondentie in vreemde talen, plaatsing op een handelskantoor.
Jonge Dame voor J u f f r o u w van Gezelschap.
Een gewezen Boekhouder tevens Hofmeester in een Bataviasch hotel.
Een Dame die lessen geeft in N o o r s c h , Zweedsoh, D u i t s c h en I t a l i a a n s c h .
Een gewezen Ambtenaar, vroeger onderofficier der genie, liefst geen zittend werk.
De 's-Gravenhaagsehe Boek- en Handelsdrukkerij voorheen Gebr. Giunta d'Albani,