Full Text / Transcription of https://coleccion.aw/show/?UNIVERSITEITLEIDEN-DIG-KOLONIAAL-WEEKBLAD-1901-17
Translate this text / Traduci e texto aki:     Translate this text


N°. n. Donderdag 3 October 1901, lste Jaargang, KOLONIAAL WEEKBLAD. Orgaan dier Vereenigin
Abonnementsprijs per jaar.
Vrij aan buis of franco per post binnenland bij vooruitbetaling . f2.00 Voor Oost-]ndië en het Buitenl. »3.00 Afzonderlijke nummers. . . . »0.10 AT . ïonneert zich voor minstens zes maanden ogaande op don dag der eerste toezending f 1. WEST.
Prijs der advertentiën.
Per regel f 0.10 Bij contract aanmerkelijke verlaging. Dienstaanbiedingen 25 cents per geheele annonce.
R E D A C T I E : De 4de Commissie, aan welke de verspreiding van populaire kennis omtrent Oost- en West-Indië is opgedragen.
Mededeelingen of Ingezonden Stukken moeten worden geadresseerd „aan de Redactie", en gezonden aan den Heer G. E. V. L. VAN ZUYLEN, Voorzitter der Redactiecommissie, ïa Meereisgraclit, of den Secretaris, Mr. Gr. VAN SLOOTEN AZN. , 43 C o n r a d k a d c , beiden Den Haag. Voor de Administratie en Advertentiën wende men zich tot de Uitgevers-Maatschappij „HET GEMEENSCHAPPELIJK BELANG" Haagpoort 4 , Den Haag,
H e t hoofddoel d e r Vereeniging is: H e t verspreide« Tan p o p u l a i r e k e n n i s omtrent onze I n d i e n o n d e r gansch liet volk en het bevorderen d e r welvaart in die gewest c n » om zoodoende e n ook door h e t verleen e n van onderlinge h u l p , ware belangstelling en liefde te k w e e k e n tusschen BTederland hier en ginds. De Vereeniging vestigt zooveel mogelijk, zoowel in E u r o p a als in I n d i ë , afdeeüngen, die te zamcn met h e t hoofdbestuur dit doel t r a c h t e n te b e r e i k e n . Om lid te worden, k a n m e n zich persoonlijk of p e r b r i e f k a a r t a a n m e l d e n bij een der afdeelingen of a a n h e t b u r e a u in den H a a g H e e r e n g r a c h t 4 , d a t iederen d a g , behalve Zon- en feestdagen, v a n ÏO —13 en van 3 — 4 " r e open is. Ciewone leden betalen eene contributie van f *•— tot f 5 . — . Zij, die f 5.— en m e e r 's j a a r s , of f ÏOO.— i n eens betalen, zijn donateurs, j e leden k u n n e n , zoolang er geeneafdeeling " h u n n e woonplaats is, kiezen bij welke aideeling zij zich willen aansluiten. Aan de donateurs en a a n leden, d i e f 1.50 of meer contributie betalen, wordt het orgaan gratis toegezonden. Ieder lid wekke in zijne omgeving, zooveel mogelijk, anderen op öm lid der Vereeniging te worden en geve daartoe dit blad na het gelezen te hebben aan vrienden en bekenden.
„Voor den Iniander
In deze week werd ontvangen van N. N. te Nijmegen f 2.50.
B t e t l e d e e l i n g f e n .
Tan de 5e Commissie. Hare Majesteit de Koningin heeft ons de vergunning gegeven, om eene maand langer te beschikken over «e Gothische Zaal te 's Gravenhage, zoodat de Tentoonstelling tot 31 October a. s. des n. m. 5 u r e geopend blijft. Onze leden, die zoo goed waren weefsels, batiks en meubelen in bruikleen af te staan, zullen er zeker niets op tegen hebben, dat hen die voorwerpen eerst l n n e t begin van November worden teruggezonden. Nu het seizoen te Scheveningen gesloten is mogen WlJ rekenen dat nog velen zullen komen zien. Eeeds verscheidenen scholen hier uit de stad zonden hunne eerlingen, eveneens de Kunstnijverheidsschool uit
^ voldoening hebben wij gezien, dat velen onder on \ l e d e n gevolg hebben gegeven aan ons verzoek, J f belangstelling voor ons werk in te roepen en wij tin ¥ e n d a a r o m dien oproep voor hen, die nog geen oriV hadden, zelf te komen zien en geen gelegenheid m vrienden en bekenden tot een bezoek aan te sporen.
De heer I. A. LOEBÈB, die een monografie schrijft °ver de Timor-ornamentiek, doet ons het verzoek om aan hen, die tibaks of andere kunstnijverheidsvoorwerPen van Timor bezitten, hem daarvan bericht te willen zenden aan zijn adres te Leiden, Rapenburg 183.
De heer Van Kol in de Tweede K a m e r .
Bij de behandeling van het adres van antwoord op Ie Troonrede in de Tweede Kamer is de afgevaardigde van Kol, zooals wij dit van hem gewoon zijn, flink opgekomen voor de belangen van Oost-Indië. Geen oeüenking hebbende tegen een oordeelkundig steunen van de Christelijke zending en tegen het regelen der xZ; t sP°? l t l e van de 20,000 Inlandsche christenen, PrttL J e c h t e r m e t kracht op de door de Eegeering wkenue verarming van een groot deel der 26.000.000 riL ,aTa w o n e n d e Inlanders en vroeg of niet veeleer tee A m a a t r e g e l e n zouden moeten getroffen worden gen de reeds nu genoegzaam bekende oorzaken van e verarming, tegen de te dikwijls voorkomende r°ngersnooden in enkele deelen van Java, door eene langdurige ellende in die gewesten gevolgd. Hij acht een onderzoek naar de oorzaken van de verarming - , zooals de Eegeering dit belooft, - voltrekt onnoodig, omdat jaar op jaar reeds in vergader e n , in tijdschriften en ook in de Kamer daarop is gewezen. In 't kort noemde hij ze: de millioenen"wri a l d o o r oneerlijke financiëele politiek van de »JNederlandsche Eegeering; de drainage van millioenen "Z?; bate van Nederlandsche kapitalisten en de ver»spnhngen voor militairisme, een gevolg van ons »lrnperialistisch beleid." in H * a a t s t e P u n t nader uitwerkende, trad hij op nieuw
er * krijt tegen de aanhoudende vergrooting van ons °roiidgebied, meestal door oorlogen verkregen en in u e eerste plaats tegen den Atjeh-oorlog, dien hij ook ttu weder, gesteund door de uitspraken van bekende, feeds van het tooneel verdwenen antirevolutionaire staatslieden brandmerkte als onnoodig en onrechtvaardig. Hij wees op punten van overeenkomst in onze oorlogvoering tegen Atjeh, en die van de ^ngelschen tegen Transvaal en Oranje-Vrijstaat en niaakte er het Ministerie een verwijt van, dat het de Beëindiging van dien onzaligen krijg niet beter wist 3 zeggen en te doen, dan zijne voorgangers in de
laatste kwarteeuw hebben gezegd en gedaan. Hij stelde ten slotte de drie volgende vragen: „1". Zal dit Christelijk Kabinet zijn „zedelijke roe„ping" vervullen, door een einde te maken aan dezen „onrechtvaardigen oorlog? „2". Zal het de lasten van Nederlandsche oorlogen „door Nederland doen betalen en aldus een einde maken „aan de valsche boekhouding, die te dien aanzien tot „heden werd gevoerd? „3". Zal het Kabinet zich aldus kwijten van een „Christenplicht of waren de beloften in de Troonrede „slechts woorden — en niets meer?" Wij hebben de rede van den heer v. K. zooal niet geheel met instemming, toch met genoegen gelezen, vooral waar hij zoo krachtig opkomt voor de Javanen, die werkelijk ia dit voorjaar in sommige streken, door geldnood, ernstig honger hebben geleden en ook nu nog veel gebrek lijden. In zijn repliek wijst hij op onze niet geslaagde pogingen, om ook voor die arme lijders geld bij elkaar te krijgen, terwijl men in vergelijkenden zin schatten gaf voor de Boerenkampen in Transvaal, waar zeker de ellende groot is, maar niet grooter, dan ze was en op nieuw worden kan in Grogol en Poerwodadi. Wij zijn echter niet, even als hij, gekant tegen een ernstig onderzoek naar de oorzaken — ook de minder in 't oog springende — van den verarmden toestand der Javanen en wij gelooven zelfs, dat een degelijk onderzoek hier en daar verrassende gegevens zal kunnen opleveren, die ons voeren moeten naar radicale wijzigingen van bestuur. Maar wij zijn het wel met hem eens, dat dadelijke ingrijpende maatregelen tot verbetering van den economischen toestand van den Javaan, in afwachting, dier latere gegevens, nu reeds zullen kunnen genomen worden. Wij noemen slechts irigatie en het in 't leven roepen van landbouwbanken, die den woeker om hals brengen. Ook gaan wij geheel met den heer Van Kol mee, waar hij wijst op de drainage uit Oost-Indië ten bate van Nederlandsche of andere vreemde kapitalisten of aandeelhouders. Al het geld, dat in 't land verdiend wordt en dat er uit gaat, voor 't grootste deel zonder er ooit terug te keeren, is eene aftapping, die 't land verarmt en derhalve ook de bewoners. Wij zien helaas niet best, hoe dit in de eerste tijden anders kan gemaakt worden, zonder 't land nog meer te verarmen. Door 't kapitaal weg te jagen brengt men zeker geen verbetering. Wij komen echter hierop later wel terug, wanneer wij een artikel behandelen, dat in 't Bondsblad heeft gestaan over den eisch, dat Indische maatschappijen in Indie hun zetel moesten hebben. Wij zullen ook de „eereschuld" ditmaal laten rusten, om de rest van de ruimte, die wij ons zelven in dit nummer hebben toegedacht, te gebruiken om onze denkbeelden over imperealisme en over den Atjehoorlog te stellen naast die van v. K. Natuurlijk zijn wij even goed als hij tegen iedere noodelooze uitbreiding van gezag in ons tropenland en wij gelooven, dat iedere Indische Eegeering dit even goed was en is als hij en ik. De ondervinding heeft ons echter geloof doen slaan aan hen, die koloniaal bezit vergelijken met de olievlek, die op een blad papier valt en die ongemerkt en tegen wil en dank zich uitbreidt, tot ze ten slotte, als 't blad niet al te groot is het gansene stuk papier beslaat. Van imperialisme is waarlijk geloven wij, in onze Oost geen sprake en 't duurt soms jaren en jaren vóór men tot een zoogenaamde militaire expeditie besluit. Zoo herinner ik mij b. v., dat reeds in 1863, toen wij op Zuid-Nias naar kampong Orahili moesten oprukken, er reeds sprake van was, of dezelfde colonne, na volbrachte taak op Nias, niet naar het ons steeds vijandige Atjeh zou moeten worden overgebracht. Was de Atjeh-oorlog nu in 1873 noodzakelijk of niet? Had hij door betere staatsmanskunst kunnen vermeden worden? Wij zullen de discussie daarover niet heropenen, omdat ze geen practisch nut heeft. Was die oorlog rechtvaardig? Niets is moeielijker voor iemand die in eene zaak partij is, dan een objectief, oordeel uit te brengen over de rechtvaardigheid van twist en oorlog en 't zou ons niet verwonderen, dat er door Engelsche staatslieden vrij goed klinkende bewijzen te leveren zijn, dat de oorlog van Engeland tegen Transvaal, uit een staatkundig oogpunt, rechtvaardig door het eerste land is uitgelokt geworden. Ik kan den heer Van Kol echter verzekeren, dat er velen waren onder hen, die den oorlog tegen de Atjehers moesten voeren, door wie de kranige verdedigers van hun vaderland geen „sloebers" werden genoemd en die, even goed als hij, den dag zouden nebben gezegend, die ons een werkelijk goed einde er aan had gebracht. Zeer is het naar onze meening te betreuren, dat men nu vele jaren geleden niet heeft geluisterd naar degenen, die herstel van het rijk van Atjeh en onderwerping van den pretendent-Sultan aan ons gezag hebben aangeraden. Nu is dit veel moeilijker geworden en de onderworpen Sultan zou minder gezag hebben, dan dit in de eerst jaren na 1880 het geval zou zijn geweest. Toch is het wellicht ook nu nog de eenige oplossing, die leiden zou tot eene ernstige pacificatie, op den duur van waarde. E. v. Z.
W E E K O V E R Z I C H T . Na het uit den aard der zaak onvruchtbaar debat over het antwoord op de Troonrede, min
of meer overeenkomend met bet saluut vóór de eigenlijke schernrpartij, heeft men van de binnenlandscbe politiek vernomen de millioenen-rede, en aanschouwd de slachting door het nieuwe ministerie aangericht onder de nagelaten wetsontwerpen van de voorgangers. Daar het bekend is, hoe verscheidene ministers het ook, betreffende onderwerpen in zulke ingetrokken wetsontwerpen behandeld, vrij wel eens zijn geweest met de heengegane raadslieden der kroon, mag men aannemen, dat dit alles in sommige opzichten slechts een „reculer pour mieux sauter" zal zijn.
Wat de buitenlandsche gebeurtenissen aangaat : het wordt blijkbaar in Azië niet al te pluis met Engeland en Rusland. In het land, dat het wederzijdsch grondgebied nog gescheiden houdt, in Perzië, zijn reeds jarenlang de beste Engelsche en Russische diplomaten aan 't werk om het gezagin handen te krijgen. Eerst heeft Engeland een karavaanweg verbeterd, die dwars door Perzië liep, maar daarna heeft Rusland den tegenstander volkomen uit 't veld geslagen door een Perzische ieening te garandeeren. Zoo goed als het onder ons particulieren niet geraden is, om den tong uit te steken tegen den vriend, die ons gisteren honderd pop geleend heeft, wordt zulks ook in regeeringskringen niet tot de fijnste diplomatie gerekend. Derhalve beminde de Pers (met een hoofdletter) den Rus. Maar nu spannen de Engelschen een telegraaflijn dwars door Perzië met toestemming van de regeering. De Russen op die , hindernis allerminst gesteld en wel wetend hoe groot het gewicht is van de beheerschiiig der telegraaflijnen, wenschen nu niet alleen zulk een draadversperring ook voor zich, maar, omdat zij bij het geldleenen zich het recht der douane hebben verzekerd, sluiten tevens den Engelschen karavaanweg door een verhooging der inkomende rechten af. 'Op deze wijze voortgaande met elkander vliegen af te vangen, is het mogelijk, dat het goed humeur van de concurreerende partijen hier en daar een kras en een deuk zal krijgen en als niet langer voor gebruik geschikt zal worden afgeschaft. Uit deze gebeurtenissen vallen echter ook voor ons „ nutte lessen te leeren ", zooals vader Cats dat placht op te merken.
Vooral de telegraaf-quaestie. Reeds bij gelegenheid van den Spaansch-Amerikaanschen oorlogheeft men er vaak op gewezen, dat Spanje geen eigen verbinding met Havanna had. Tot op den dag van de oorlogsverklaring gingen alle diplomatieke Spaansche depêches nog over New-York naar de hoofdstad van Cuba. Er valt niet aan te twijfelen of ze werden onderweg ontcijferd en aandachtig gelezen. Toen eenmaal de oorlog was uitgebroken en de eenige kabel, die Santiago-deCuba met het Zuid-Amerikaansche vasteland verbond door de Amerikanen was doorgeknipt, waren de Spanjaarden dus geheel zonder telegrafische verbinding met het oorlogstooneel. Toen is er ook gezegd, dat indien Engeland belang heeft bij achterhouding van onze telegrammen uit Indië, zooals in oorlogstijd zeker 't geval zou zijn, wij geheel onkundig zouden kunnen blijven van wat er in onze eigen koloniën voorviel Dat dit gevaar in andere landen wel terdege wordt beseft, bewijst nu weer de aanleg van de nieuwe Amerikaansche telegraafkabel van San Francisco over Hawaï naar de geannexeerde Philippinen. Zoo ziet men dan ook Engeland er in Perzië vooral naar streven de telegraaflijnen in de macht te hebben. En het komt ons nog altijd voor, dat de Nederlandsche telegraaf-verbinding van Den Haag naar Batavia, de eerste en meest noodwendige verweringsmaatregel tegen den B. V. moet zijn.
Nu zoo betrekkelijk dichtbij een oorlog tusschen twee Zuid-Amerikaansche republieken is uitgebroken, schijnt de militaire geest in Suriname wakker te zijn geworden en zich gereed te maken om het dierbare land te beschermen. Dat de Surinamers op dat gebied nog niet veel hebben bijgewoond, zou men mogen opmaken uit dit bericht, dat wij uit een te Paramaribo verschijnend blad overnemen: „Donderdagavond j.1. trok een troepen-afdeeling militairen langs den Waterkant en de Saramaccastraat, naar het Molenpad voor oefening. Plet geroffel — op het tijdstip, dat de straten reeds een rustig aanzien beginnen te nemen — was indrukwekkend in de stilte." Wij willen hopen, dat de begeerige buitenlanders, die de oogen hebben geslagen op ons goudlandje, even gemakkelijk onder den indruk van
het imponeerend tromgeroffel van onzen Surinaamschen heldenstoet zijn te brengen, als de de goede bewoners van de Saramaccastraat.
Sedert wij te Scheveningen een automobiel in vlammen zagen opgaan, hebben wij geen grooter genoegen gehad, dan toen wij de berichten uit Zuid-Afrika van den laatsten tijd lazen. Het zou werkelijk te naief zijn hier nog eens de goede tijdingen, die iedereen natuurlijk kent, te gaan herhalen; alleen willen wij constateeren, dat Engeland het uiterste middel, bet allermisdadigste, heeft beproefd en dat ook dit tot dusverre vruchteloos is gebleven. En terwijl wij nu zien, hoe te Londen de regeeringspersonen met de handen in 't haar zitten, hoe Edward VII van zijn vacantie teruggekomen, in toorn ontstoken den ministers vraagt, waar zijn legioenen zijn gebleven, hoe de positie van Kitchener kritiek is geworden en het Kaapland in vuur staat, dan vergeten wij onze teleurstelling over de leemte in de Troonrede en over de uitlatingen van Minister Kuyper aangaande de houding van onze regeering ten opzichte der nationale Zuid-Afrikaansche zaak en zien den toekomst weer met vertrouwen te gemoet.
Belangrijk is nog in deze dagen geweest de houding van den Japanschen Keizer tegenover den Chineeschen böetegezant. Al onmiddellijk valt op te merken de waardigheid van den Mikado in tegenstelling met de potsierlijke vertooning aan het Duitsche hof. Maar ook wanneer men de zaak van meer nabij beschouwt, ziet men, dat de zending naar het Japansche hof van heel wat meer diplomatiek belang is geweest, dan die naar Berlijn. Zij kan het begin zijn van een nieuwe Oost-Aziatische federatie, die zich uit den aard der zaak keeren zal tegen het optreden der Westerschen. Japan, dat zijn Europeesche beschavingsroes reeds vrijwel te boven is gekomen en China, dat in de laatste honderd jaren al heel weinig reden heeft gehad om Europeesche hulp te zoeken, kunnen te samen een macht van getallen ontwikkelen, die op den duur met alle Europeesche invallen den spot zal drijven. De groote Chineesche draak, die nu reeds eeuwen lang sliep en geen kwaad deed, heeft men tot het uiterste gesard en gehoond en wie weet, hoe spoedig de duitsche keizer geroepen kan worden om zijn heiligste goederen te beschermen. Wanneer de vooruitgaande beweging van Japan met zijn sterk nationalistischen geest ook in China zich doet gevoelen, kan men er althans zeker van zijn, dat de dagen van de Europeesche bezettingen niet lang meer zullen duren.
De Japanners, die tot in dezen tijd doorgaans de Russen, als hun gevaarlijkste vijanden beschouwden, beginnen nu meer te vreezen van de Vereenigde Staten. Inderdaad dreigt hen van dien kant de hevigste economische strijd, en het is vooral deze schijnbaar zoo vreedzame oorlog, die voor een opxomend land als Japan noodlottig zou kunnen zijn. „Wij Japanners, zoo schreef nog onlangs een staathuishoudkundige te Tokio, hebben ongelijk zoo wij Rusland vreezen en met bewonderenden ernst opzien naar de ontwikkeling der Vereenigde Staten. Wij vreezen voor de uitbreiding van den invloed van Rusland, dat wij gesteund weten door zijn militaire macht ; maar de industriëele en handelsuitbreiding van de Vereenigde Staten boezemt ons niet de minste onrust in. En juist het tegenovergestelde moest plaats hebben. Wat wij te vreezen hebben, is niet de militaire macht van Rusland, maar de nijverheid van de Vereenigde Staten. Een land welks leven gegrond is op een leger, en op den schrik, dien het kan teweeg brengen, is niet verschrikkelijk. „Een land als Rusland, dat 40 milli o en Pond Sterling voor zijn leger en nauwelijks 3 millioen Pond Sterling voor het openbaar onderwijs uitgeeft, is geen gevaar. Daartegenover staat, dat de Vereenigde Staten op hun budget 23 millioen Pond Sterling hebben voor onderwijs en nauwelijks 10 millioen Pond voor militairisme. En dat is een gevaar voor landen als Japan ; want de kracht en de vooruitgang van de Vereenigde Staten op nij verheidsgebied zijn onbegrensd. En de toenemende nijverheid brengt overproductie, die hen wel moet dwingen om landen, die tot dusverre afnemers waren, te beletten om hun producten te weren en zich economisch onafhankelijk te maken.
NIEUWSTIJDINGEN. Oost-Indië. Zorg voor den Javaan. — Een planter uit Bezoekie schrijft aan 't Soerab. Rbl., dat hij niet begrijpt, waarom in de eene streek van Java honger wordt geleden, terwijl er in eene andere, zooals bij hem, voortdurend gebrek aan werkkracht is. Hij noemt het een schande, dat er in dit opzicht niets gedaan wordt en spreekt van liet zich niet warm maken voor moeielijke ? zaken en het liever kalm uitzingen van hun tijd door hen, die het aangaat, om daarna met een goed pensioen af te zakken naar den Haag of Schevehingen. Hij noodigt de redactie van 't blad uit, bij hem een kijkje te komen nemen, om te zien onder welke gunstige condities duizenden aan werk zouden kunnen worden geholpen. * * * Be Ministers van Koloniën volgen elkander op en, al gelijken zij niet altijd op elkander, de moeielijkheid, waarmede zij toch allen te kampen hebben, is het compleet houden van het Europeesche gedeelte van het Indisch leger, welk bezwaar altijd ondervonden wordt, maar vooral in tijden van beroering of als bijzondere omstandigheden groote aanvullingen vorderen. Thans weder komen in alle eenigszins groote nederlandsche bladen advertentien voor, waarin de voordeelen van den Indischen militairen dienst uitvoerig en verlokkend geschilderd worden en ten slotte leest men, dat de aangewor venen het recht hebben de hun toekomende handgelden door de militaire administratie te doen overmaken aan hun verwanten en schuldeischers. Om de reclame te volmaken, wordt daarbij tot op een halve cent medegedeeld, welke bedragen in den loop van 1900 aan betrekkingen en crediteuren zijn gezonden. Als dat niet helpt dan helpt niets meer ! (Bat. Nieuwsbl.) * * « Be Begeering en de Nederlandsen-Indische Spoorwegmaatschappij. — Het Bataviasch Nieuwsblad geeft als de meening van velen, die den toestand kunnen beoordeelen, te kennen, hoe de raad van beheer der Nederlandsen Indische Spoorwegmaatschappij, en dit is hetgeen zij uit de mislukte werkstaking leeren kan, afgescheiden van de noodwendigheid eener betere vervulling harer plichten ten opzichte van het publiek en haar minder personeel, — hoe de raad van beheer goed zou doen het comité van bestuur af te schaffen en daarvoor in de plaats te stellen een fermen vertegenwoordiger voor de gestie, de leiding naar buiten, naast een fermen exploitatie-chef voor de gestie, de leiding uaar binnen, beiden met zoo ruim mogelijke volmacht en zoo weinig mogelijk inmenging uit den Haag. Eischt dit een wijziging der concessie-voorwaarden, de Nederlandsch Indische spoorwegmaatschappij heeft in haar belang wel eens meer iets gedaan kunnen krijgen, zelfs van minder onschuldigen aard tegenover het algemeen belang, dan zulk een maatregel, welke slechts de organisatie van haar hooger personeel raakt. En wat de Regeering leeren kan? Voor de zooveelste maal, dat zij, in ieder geval ten opzichte der doorloopende verbinding tusschen Oosten West-Java, afhankelijk is van een particuliere maatschappij, tegenover welke zij bijna met handen en voeten gebonden staat, telkens en telkens hebben wij er op gewezen, vroeger in Be Locomotief, o. a. in de nummers van 4 September en 10 December 1896 ter oorzake van het leggen herhaaldelijk uitgesteld, der derde spoorstaaf. Zelfs waar de Regeering zich het recht had voorbehouden om tusschenbeide te treden, liet zij dit na met onbegrijpelijke (of al te begrijpelijke) angstvalligheid. Een werkstaking op de derde sectie, het baangedeelte Solo-Djokja der lijn Semarang-Vorstenlanden, gelijk aangekondigd, zou niet nalaten schromelijke verwarring te brengen ook op het geheele net der Staatsspoorwegen, Ooster- en Westerlijnen beide, terwijl Oost- en West-Java eenvoudig buiten gemeenschap zoude komen. De politiek der non-interventie in de zaken der Nederlandsch Indische Spoorwegmaatschappij is al ver genoeg gedreven en wij hebben het aan de ivould-be-wexkstakeis te danken, dat zij hierop nog eens krachtig de aandacht vestigden. Van het onderzoek gelijk thans door de regeering ingesteld, niet ter elfder ure, maar heelemaal na afloop der vertooning, verwachten wij al heel weinig, om redenen te voren reeds aangegeven, maar wij hopen, dat de overweging door Frich, Faulhaber en Stevens thuisgebracht, toch weL-iets zal uitwerken, ook in verband met de klachten van het mindere personeel der Staatsspoorwegen, tot meer waakzaamheid in het vervolg. * » « De Hooge Benoemingen tot lid van den raad van Indië, tot resident van Batavia, tot resident van Soerabaja, tot resident van Rembang, tot chef van den dienst der opiumregie, laten nog steeds op zich wachten. Candidaten genoeg, maar een moeilijke keuze naar het lijkt. Of wel de hooge benoemingen zijn bestemd het spel der verrassingen met den kruisjesregen van aanstaanden Zaterdag nog wat verrassender te maken. (Bat. Nieuwsbl.) * * « Tegen de Witte .Mieren. Den 5den Juli spraken wij van een uitvinding, gedaan door een Duitsch geleerde die het middel ontdekt heeft om hout, onverschillig van welke soort, voor witte mieren onaantastbaar te maken. Wij voegden er bij, dat het geheim was aangekocht door den oud resident dr. J. G. F. Riedel, welbekend, vooral op ethnographisch gebied. Dezer dagen ontvingen wij van dr. Riedel acht stukken hout en wel meer bepaaldelijk gewoon pakkistenhout, zoogenaamd wittemieren banket, naar de methode van den Duitschen geleerde bovenbedoeld bereid, waarmede nu proeven genomen worden, ook wat betreft de onbrandbaarheid, welke eigenschap het eveneens zou bezitten. (Bat. Niemvsbl.) * * « Met een aanval bedreigd. — Dezer dagen, zoo werd ons uit Buitenzorg bericht, ontving' de Regeering van den gezaghebber van Wamgapoe, aan de noordkust van het Sandelhout-eiland (Soemba), den kapitein der artillerie G. C. A. Dijk, over Macascar het telegraphisch bericht dat eenige radja's, waaronder die van Lewa, het plan hadden Waingapoe met de eerstvolgende volle maan aan te vallen. Kapitein Dijk twijfelde niet aan de juistheid der verkregen inlichtingen en verzocht derhalve dringend om hulp. De Regeering droeg den commandant der zeemacht op zoo spoedig mogelijk een oorlogschip naar Waingapoe te zenden en de commandant der zeemacht gat Vrijdag j.i. telegraphisch de order aan het rlottieljevaartuig Jaoa, dat vóór Ampenan lag, om onverwijld naar de bedreigde plaats te vertrekken. A.an dien last is nog denzelfde middag voldaan. Een telegram van 5 September uit Weltevreden meldt aan de ,, Samatra-Bode" ; Hr. Ms. Java is naar
Makassar teruggekeerd na twee kampongs bij Waingapoe op Soemba te hebben getuchtigd. Het stoomschip Graaf van Bylandt heeft 24 cavaleristen onder Luit. Wijnandts naar Waingapoe overgebracht. Hr. Ms. Java is naar Soemba teruggekeerd.
Pasmunt. — In den laatsten tijd doet de schaarschte aan zilveren pasmunt zich in ons gewest (Soerabaja) weder gevoelen. Vooral de landbouw-ondernemers en suikerfabrikanten klagen steen en been over het gebrek van die muntsoort, daar ze die slechts bij Chineesche speculanten tegen agio van 6 tot 7| per mille kunnen krijgen. Wenden zij zich ter verkrijging van klein geld tot de landskassen, dan wordt geantwoord dat de voorraad zoo goed als uitgeput is en men over een week of twee kan terugkeeren als wanneer de voorraad door toevoer van elders zal zijn aangevuld. Ook kopergeld kan men niet gemakkelijk meer verkrijgen. Naar aanleiding van een en ander zijn door het bestuur maatregelen genomen, zoodat thans uit Nederland naar Indië is gezonden een voldoende hoeveelheid pasmunt ter aanvulling van den voorraad in de verschillende landskassen. Van die hoeveelheid is aan elk der landskassen op de drie hoofdplaatsen van Java een bedrag van ± f 200.000, aan kwartjes en dubbeltjes verstrekt, terwijl men binnenkort ook kopergeld van elders heeft te verwachten. Op deze wijze hoopt men de particuliere instellingen te helpen, zoodat zij niet meer tot Chineesche wisselaars hun toevlucht behoeven te nemen. (Soer. Gt.)
Cholera of Pest epidemisch ? — In verband met hetgeen wij vroeger mededeelden omtrent de vraag van den consul van Frankrijk hier ter stede of de cholera geacht moest worden te Batavia epidemisch te heersenen, kunnen wij thans melden, zegt het Bat. Hbl., dat Z. E. de Gouverneur Generaal den directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid heeft opgedragen aan de consuls van Frankrijk, de Vereenigde Staten van Noord-Amerika, Engeland en Siam te Batavia telkens van bericht • te dienen, wanneer zich in de havenplaatsen van Nederlandsch-Indië gevallen van eenigerlei besmettelijke ziekte voordoen, teneinde hen in de gelegenheid te stellen de door hen vertegenwoordigde landen met dier koloniën te waarschuwen. Een moeilijk opdracht, want wie zal eerst den directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid dienen van bericht? Of moet alleen naar officieele gegevens gewerkt worden ? In dat geval zijn de consulaire ambtenaren voornoemd precies evenver als te voren. * * * Studie der Chineesche taal. — Dezer dagen werd aan de Londeusche hoogeschool de gelegenheid geopend voor de beoefening der Chineesche taal. Onder de leeraren is de heer George Brown, oud-consul van Engeland te Kioe Kiang. Het doel is niet zoozeer de taal der letterkunde te onderwijzen, maar de taal welke men noodig heeft bij het doen van zaken en die veel gemakkelijker schijnt aan te leeren dan gewoonlijk gedacht wordt. Aan de college's zijn voorlezingen verbonden over den handel en de nijverheid in China. Zoo maakt men het hooger onderwijs op recht practische wijze dienstbaar aan de belangen van den handel en de nijverheid in Engeland. Men mag zeggen wat men wil maar de Engelschen zijn een practisch volk. * Nog geen Ballon Captifs. — Een onderofficier, die de veldoefening tusschen Batavia en Buitenzorg medemaakte, schrijft ons: Het was op den tweeden manoeuvredag. Ik twijfel er aan of ooit iemand van onze partij zal willen bekennen, wat een consternatie in de gelederen heerschte, kort nadat wij onze eerste stelling hadden ingenomen. Wij zaten er wel wat gevaarlijk, maar waren „terrein en omstandigheden in aanmerking genomen" vol goeden moed. Het wachten was alleen maar op den vijand, die nog steeds niet wilde komen. Ik staarde mijn oogen blind op het vóórterrein, waarop straks de slachtoffers door mijn sectie gemaakt, zouden sneven, helaas ! geen levend wezen verried zijn aanwezigheid, mijn oogen begonnen te tranen van het strakke turen, toch bleef ik met mijn blikken den tegenoverliggenden kamponggrond doorboren, loerde naar de zich daarboven fier verheffende palmkruinen... wat was dat, dat ronde, hoog boven de boomen zwevende voorwerp, strevend naar boven, blijkbaar een onzichtbaren draad? Dââr de vijand zijn..- mijn God, het was een luchtballon ! Ik naar mijn peletonscommandant, die weder naar den kapitein en deze zond een kort rapport naar den majoor en allen in de geheele linie, van den fuselier tot den hoogsten chef staarden naar het zwevende voorwerp daar in de verte geelachtig van kleur, waarschijnlijk de eerste ballon captif van het NederlandschIndische leger, in het diepste geheim vervaardigd en nu als nieuwigheid en bij verrassing voor het eerst vertoond bij de groote veldoefening. Wie had daarop nu gerekend. Onze mooie stelling was geen duit meer waard, sedert ze van boven bekeken kon worden. Men dacht er over en de chef van den staf besprak het met den overste, onzen gast, om dat ellendige ding met artillerievuur te overstelpen, het kon net in verband met den afstand .. . men overwoog nog de kans van treffen — toen een hoornblazer, die het gesprek mede aanhoorde, op den bescheiden toon, menschen van zijn slag eigen, inviel: — Och, majoor, dat benne die kerels van Batavia op der villesepeddes, die hebbe van die ballons van Gors meegebracht, van die groote groote, weet u? Nou, die blazen ze op met der ziekeleen lamp en dat doene ze om ons te bela . . . n !" Weg consternatie; de moed herleeft; wij kunnen, dank zij de alwetendheid van onzen muzikant in onze stelling blijven, — het Nederlandsch Indische leger heeft nog geen ballons captifs ! (Bat. Nieuwsbl.)
tegengehouden door moest zoo ongeveer
Poeloé Weh begint meer en meer de aandacht te trekken van vreemde oorlogsbodems. In de laatste dagen kwamen met korte tusschenpoozen de Sabangbaai binnen om kolen te laden: de Oostenrijksche kruiser der tweede klasse, Kaizerin Elizabeth, metend 4064 ton met de kanonneerbooten Gerda en Leopard, van ongeveer 1600 ton, verder het Fransche transportschip Vinh Long en de Duitsche kruiser der eerste klasse Irene, metend 4400 ton.
W e s t - I n d i ë .
Uit Suriname zijn de voornaamste berichten het vorderen en de onthullingen van de Coppename-expeditie. N a d a t de geldelijke moeielijkheden m e t de boschnegers w a r e n overwonnen, heeft m e n spoedig h e t hoogere terrein bereikt en niet alleen heuvels, m a a r op betrekkelijk korten afstand van de kust een uitlooper van een vrij hooge bergketen ontdekt. Het lijdt geen twijfel, dat deze expeditie veel tot
de kans op flinke verdere ontwikkeling van de kolonie zal bijdragen. Van Curaçao is de installatie en het optreden van den nieuwen gouverneur Jïir. de Jong van Beek en Donk de hoofdinhoud der bladen. Niet alleen in Suriname, maar ook op onze West-Ind. eilanden heeft men de beste verwachtingen van hetgeen de onlangs opgetreden Minister van Koloniën doen zal. Men heeft hem in West-Indië leeren kennen en hij kent Suriname.
I I G Ë Z O I D Ë I .
» r . A. A. F o k k e r e n de « B a n d e r a W o l a n d a » .
In i/het Koloniaal Weekblad'/ der Vereeniging » Oost en West» (No. 15 Donderdag 19 September 1901) lazen wij eene beschouwing van Dr. A. A. Fokker over //Maleische Tijdschriften ». Het door mij opgericht blad de ^Bandera Wolanda// wordt daarin afgebroken. Het doet mij zeer leed hisr thans openlijk in het krijt te moeten treden tegenover den warmen medestrijder ran het Taalcongres te Nijmegen. De heer Dr. Fokker heeft zich gesteld op het hooge standpunt Tan den taalgeleerde en vindt daarom het Maleisch van mijn blad » b e n e d e n k r i t i e k » . De '/Bandera Wolanda» wordt echter niet voor taalgeleerden geschreven, doch voor aanzienlijke, zoowel alä laaggeboren Maleiers, Javanen, Amboineezen, Timoreezen, Chineezen, ja zelfs voor Atjehers. Wanneer nu mijn blad, dat zoowel in paleizen ,van sultans, als op de chambrée's der Javaansche soldaten een welkome gast is, (de oplaag toch wordt steeds grooter) in zuiver Malakka-Maleisch werd gesteld, dan -zouden onze lezers er over 'het algemeen weinig of niets van begrijpen en de » Bandera Wolanda« zou spoedig door gebrek aan abonné's wegkwijnen. Keeds vroeger moest ik hetzelfde zeggen »an den heer Dammerboer, leeraar aan de Kweekschool te Fort de Koek. Ook ZEd. noemde het Maleisch » b e n e d e n k r i t i e k » , doch zijne Inlandsche leerlingen vonden mijn blad goed genoeg, om zich te abonneeren. De //Bandera Wolanda» moet door den geheelen Archipel begrepen worden en daarom gebruiken wij een taal, die overal wordt verstaan. Nu betreur ik het zeker met mijn geleerden bestrijder, dat niet alle Inlanders het zuivere Maleisch kennen, doch ik moet toch practisch blijven en dus rekening houden met de taalkennis mijner lezers. Aan anderen om die taalkennis te verbeteren. Dr. Fokker schrijft zelf: » V o o r H o l l a n d e r s s c h i j n t h e t e e n a a n g e n o m e n w a a r h e i d te w e z e n , d a t e e n » I n l a n d e r / / p e r se M a l e i s c h m o e t k e n n e n . H e t w o o r d » I n l a n d e r » t o e g e p a s t op o n z e O o s t e r s c h e m e d e - o n d e r d a n e n i n d e n I n d i s c h e n A r c h i p e l , is w a t d e t a a l a a n g a a t , e v e n a l g e m e e n , a l s d e n a a m //Europ e a a n ». Welnu, ik ben dat volkomen met den geachten criticus eens, doch de heer Fokker weet ook, dat bijna overal in Indië Inlandsche ambtenaren, klerken, huisjongens, militairen enz., enz., een soort van Maleisch verstaan, spreken, schrijven en lezen, dat heel weinig van het ware Maleisch heeft, doch nu eenmaal de algemeene voertaal is. Dat Maleisch is 't, hetwelk ik dus voor de //Bandera Wolanda// noodig vind, wil ik niet speciale editie's voor de Maleiers van de Westkust, van de Oostkust en van Riouw, voor de Atjehers, voor de Javanen, voor de Soendaneezen, voor de Amboineezen, voor de Menadoneezen, voor de Timoreezen enz., enz., elk in hun eigen landstaal het licht doen zien. » G o e d M a l e i s c h te s c h r i j v e n is s l e c h t s v o o r z e e r e n k e l e E u r o p e a n e n b e r e i k b a a r . I n H o l l a n d k e n n e n wij a l l e e n d e n h e e r K l i n k e r t , d i e d a a r t o e i n s t a a t ie. Wij z e l v e n a c h t e n o n z e bek w a a m h e i d z o n d e r h u l p v a n e e n M a l e i e r d a a r t o e n i e t v o l d o e n d e » , zegt Dr. A. A. Fokker. Ik voeg er dadelijk bij : »Ook slechts enkele Inlanders zijn daartoe in staat, ja zelfs de meeste Maleiers kennen het niet, want de heer Abdul Rivaï, die o. a. mijne artikelen o v e r / / N a b i M o h a m m a d » in zijne moedertaal overzette, deed dit //dan nog in een taaltje dat » zooals Dr. Fokker schrijft. Juist omdat het over den godsdienst handelde, verzocht ik den heer Abdul Kivaï » N a b i M o h a m m a d / / in het Maleisch te vertalen. Ik was toch bevreesd, den Inlander door minder goed gekozen woorden in zijn gevoelens te kwetsen, zie o. a. het artikel : Laatste woord aan den Weledel Zeergeleerden heer Br. A. A. Fokker van Abdul Rivaï in het Algemeen Handelsblad van Zaterdag 21 September 1901 (Avond-editie 4e blad). Dat ik over den Islam schrijf, vindt zijn oorzaak in het zeker ook aan Dr. Fokker bekende feit, dat de meeste Inlanders slechts bitter weinig van hun godsdienst afweten. Ik bestudeerde daartoe o. a. » Mekka// van Dr. Snouck Hurgronje", het //Islamisme// van Dr. Dozij, de Koran-Vertaling uitgegeven onder toezicht van Dr. Keijzer en het Mohammedaansche Recht volgens de imâm's Aboe Haniîfat en Sjâfe'î (vertaling van Mr. van den Berg). Het bevreemdt mij dus, dat Dr. Fokker mijne artikelen over den islam, ook wat den inhoud betreft, i/ongenietelijk// vindt. Ik heb vóór mij liggen een brief van mijn vriend den hoofd-panghoeloe van Koeta Radja, Radhen Hadji Mohammad Itoesdi, zwager van Dr. Snouck Hurgronje, die mijne artikelen over de «agama islam// juist zeer leerzaam vindt voor de bewoners van onzen Archipel en er mij hartelijk dank voor zegt. Met die gewraakte artikelen wil ik trachten bij velen vooroordeel en dwaas fanatisme weg te nemen, wat toch ook tot het programma van de //Bandera Wolanda« behoort. Ons doel toch is namelijk: Ie. De verstandelijke opheffing van de lezers. 2e. Het versterken van den band tusschen Holland en Indië. 3e. Het opwekken van liefde voor Hare Majesteit onze Koningin. 4e. Het logisch leeren denken der Inlanders. 5e. Belangstelling wekken voor zaken, die buiten den gewonen Inlandschen gezichtskring vallen. 6e. Verzachting, laat ons maar zeggen moderniseering en veredeling van het Islamitisch geloof en daardoor voorkoming van fanatisme en onverdraagzaamheid.» Met den heer Dr. Fokker betreur ik het zeer zeker, dat de heer Abdul Rivai niet langer aan ons blad medewerkt. Het is echter niet mijne schuld, dat ik voor mijn blad die waardevolle medewerking moest missen. Ik had gerekend op den steun van hen, die in Indië kapitaal maakten of wel een groot pensioen verwierven, alsook op de velen, die een groot dividend trekken uit ondernemingen in het Zonneland, doch zij bleven O. I. doof. Een groot kapitalist uit de hoofdstad, een bekend philantroop, waar het Hollandsche belangen geldt, een man, die alles, wat hij bezit, aan Indië dankt, werd persoonlijk door mij geschreven, maar ik kreeg nul op 't request. Met behulp der cadetten en mijn eigen spaarduitjes wist ik een tijd lang in de behoefte te voorzien, maar de cadetten werden 4 maanden bij de korpsen gedetacheerd en hunne bijdragen hielden dus voorloopig op. Z. E. de Gouverneur-Generaal was zoo welwillend de »Bandera Wolanda// op groote schaal onder de Inlandsche
en Amboineesche militairen te doen verspreiden, wij hopen, dat spoedig de Inlandsche scholen mogen volgen. Waar men blijkbaar in Holland » v o o r d e n I n l a n d e r » zoo weinig over heeft, dat de redactie van // Oost en West' moest schrijven, als zij deed in datzelfde No. 15 van Donderdag 19 September, daar willen wij niet langer om steun .bedelen en zullen we zonder hulp trachten te doen, wat onze sympathie voor den bruinen landgenoot ginds, ons ingeeft. Beleefd verzoek ik die Indische bladen, welke eventueel het artikel van Dr. A. A. Fokker overnamen, ook dit mijn antwoord te plaatsen : de Hoofdredacteur van de //Bandera Wolanda//
LUITENANT CLOCKENER BROUSSON.
Breda, 28 September 1901.
Een sten» uit de desa. (INGEZONDEN). Nogmaals voel ik mij gedrongen de pen op te nemen, om over den hongersnood op Java te schrijven. Reeds tweemaal beproefde ik het teergevoelige hart der Nederlanders te bewegen om een penningske te offeren voor de noodlijdenden; helaas met weinig resultaat. God geve, dat de stem uit de desa meer weerklank vinde, medelijden opwekke, meer materieele hulp den armen Javaan moge aanbrengen ! Ziehier, een brief van een mij onbekenden uit Grobogan af komstigen Javaan, die door den hongersnood naar Pekalongan werd gedreven. Pekalongan, 1 agoes 1901.
Terhoendjoeken pada terhormat moelija bangsawan toewan Abdoel Repai, Redaktor Perwarta Wolanda terhormat di kota besar Amsterdam. Oendjoengken. sembah hamba njang kliwat ina, nama Soedjono, teperanakin di Grobogan, minta ampoen riboe ampoen. Toewan-amba djangan goeser dan ketjil hati, sebab hamba toewan brani kirim ini soerat teperoendjoek pada bangsawan moelija, soepaja toewan-amba bole karang bagoes dalam Siti Pewarta wolanda, moega kembangin hati orang kasi toeloengan. Di desa hamba sekarang kliwat banjak orang mati kalaparan, sebab tida ada makan. Doewa orang anak hamba dan bini amba soeda tinggalin doenja ini, sebab tida makan, sebab hamba pigi dari desa tjari wang. Kliwat banjak orang mati. Dibilang orang mati sakitan tapi tida bagitoe. Hamba toewan kira, kapan toewan-hamba tjeritain ini pekara sama Kandjeng Ratoe Radja Wolanda, barangkali Kandjeng Ratoe kasian sama rajat. Beriboe dembah dan ampoen hamba djoendjoeng. Minta harapan djangan toean hamba goesar dan mara. Hamba toewan kliwat hina dan miskin. {w. g.) SOEDJONO. De letterlijke vertaling van dezen brief is als volgt : Pekalongan, 11 Augustus 1901.
Aangeboden aan den geëerden, edelen, en van adelafkomstigen heer A. R., Redacteur van de Pewarta Wolanda, in eere zijn verblijf houdend in de groote stad Amsterdam. De sembah aangeboden door den zeer nietigen dienaar, g e n a a m d Soedjono, geboren te Grobogan, afsmeekende duizenden vergiffenissen, dat de Heer des dienaars (u) niet boos worde, dat Uw dienaar zoo vrij (moedig) is, dezen brief aan den edelen adel (u) op te zenden, opdat de Heer des dienaars (u) hierover in een mooie taal in de Edelvrouw — de Pewarta Wolanda — kan schrijven ; zoo hopende, dat het bericht het hart der menschen mocht doen ontsluiten om hulp te verleenen. In de desa van Uw dienaar sterven nu vele menschen van den honger, omdat er geen eten is. Twee der kinderen van Uw dienaar en de vrouw van Uw dienaar hebben deze wereld verlaten, daar er geen eten is, daar Uw dienaar de desa verlaten heeft om geld te verdienen. Zeer veel menschen zijn dood" gegaan. Men zegt door ziekte, maar dat is de oorzaak niet. Uw dienaar denkt, dat wanneer de Heer des dienaars (u) dezen toestand aan H. M. de Koningin van Holland mededeelt, H. M. medelijden voor Haar volk zal hebben. Duizenden sembah en excuses doet Uw dienaar U toekomen. De hoop afsmeekende, dat de Heer des dienaars niet ontstemd zal zijn en niet boos op mij zal worden, Uw dienaar, die zeer nietig en arm is: (w. g.) SOEDJONO.
Arme Soedjono ! Ik beklaag U. Bouw op den Almachtige, blijf hoop koesteren, hoop op betere tijden. Na regen komt zonneschijn. Gij weet niet Soedjono, dat ik mij niet met uwen brief tot de Koningin mag wenden. Gij weet ook niet, dat ik, gedreven door het medevoelen in het lijden van U en de Uwen, reeds twee keeren mij tot de bezitters van het rijke Java gewend heb. Maar helaas mijn stem is niet doorgedrongen, maar opgegaan in de eeuwig groote ruimte, haast zonder weerklank te vinden. Het is gelukkig, Soedjono, dat gij dit niet weet ! Gij zoudt anders wanhopig worden. Den volgenden brief, dien ik hoop, dat hij ontvangen zal, heb ik Soedjono teruggeschreven.
Aan mijn goeden vriend, SOEDJONO, te Pasar, Pekalongan.
De brief van mijn vriend heb ik Ontvangen Mijn hart bloedt van aandoening bij het lezen van Uw mooien (*), maar treurigen brief. Ik kan nu niet meer in mooie taal in de Pewarta Wolanda schrijven, daar ze sedert eenige maanden opgehouden heeft te bestaan. Maar ik zal Uwen brief letterlijk in 't Hollandsch vertalen en in de courant „de Oost en West" doen plaatsen, opdat Onze geëerbiedigde goede Koningin hem leze. Ik ben overtuigd, dat Hare Majesteit het lijden uwer landgenooten zich zal aantrekken. Want Zij is goed en edel van hart. Onlangs nog heeft Zij voor vele machtige Heeren in eene zeer groote vergadering gezegd, dat Zij een onderzoek naar de armoede van ons volk zal doen instellen. Nu zal het zeker zijn, dat er vele
(*) Het Maleisch van den brief is slecht. De brief bestaat uit vele mooie woorden naast elkander staande.
verbeteringen in onze Maatschappij zullen komen. Wij hebben nu een christelijk Ministerie. Al deze Ministers zullen Uwen brief ook lezen. Ik ben overtuigd, dat zij, met hun beginsel voor oogen, zullen medewerken aan de verbetering van den betreurenswaardigen toestand Uwer landgenooten. In de couranten, heb ik gelezen, dat Onze Regeering reeds Hare hulp verleend heeft. Ik weet, Soedjono, dat de ondersteuning niet voldoende is, om alle noodlijdenden te helpen. M is nog veel noodig, om de ellende te lenigen, van waar het ontbrekende komen moet, weet IK U met met zekerheid te zeggen. Van particuliere bijdragen in Nederland en Indië? Ik kan hierop niet antwoorden, maar zal steeds blijven hopen. De Hollanders in Nederland zlJn goed en braaf, maar thans hebben zij slechts ooren voor de klaagliederen der lijdende -Doerenvrouwen en kinderen. De Boeren zijn Christenen, hun rasgenooten, spreken Hollandsen. Daarom, Soedjono, moeten en worden zij eerst geholpen. Wanneer het lijden in ZuidAfrika geëindigd zal zijn, dan zullen onze overheerschers zich zeker ook Uw lot aantrekken. Nu moet gij maar den almachtigen Allah °IB hulp bidden. Deel gerust aan Uwe hongerlijdende landgenooten mede, dat Nederland wel helpen wil, maar het nog niet kan doen. Laat hen dit tot troost zijn. Geloof aan Uw vriend en wees gegroet door Uw vriend, die Uw lijden begrijpt, doch zelf machteloos is, om wat voor U te doen. (w. g.) Abd. RIVAL De groote stad Amsterdam, 29 Sept. 1901.
Moge deze brief tot troost dienen van den diep te betreuren Javaan. Ik hoop, dat de stem van Soedjono tot de harten der Nederlanders moge doordringen. •Als Soedjono ontwikkeld en belezen was, zou hij zeker, na mijn brief gelezen te hebben, aan de volgende gevleugelde woorden van Beets denken: „Velen vertellen U van den berg van opoffering, die zij voor U zouden willen beklimmen, maar vergeten de trap op te gaan, om de kleinigheden te halen, d l e gij juist noodig hebt." Abd. RIVAI. Amsterdam, 20 Sept. 1901.
(INGEZONDEN). Geachte Bedactie. Gun een klein plaatsje s. v. p. in uw Koloniaal Weekblad aan een leek op velerlei nog, wat Indische aangelegenheden betreft, maar die toch veel belang S r K'1 0 n z e s c n o o n e bezittingen over den Oceaan. webrek, hongersnood zelfs op Java! Maar dat kan locn niet! Hoe is dat mogelijk? En iedere Europeaan Ult Indië teruggekeerd, met wien ik 't genoegen had pver Java te spreken, om mij te laten inlichten, noemt Juist onder de heerlijkheden en voorrechten van dat land „dat niemand er gebrek behoeft te lijden". „Een Inlander", zoo luidt het, die 10 à 15 ct. per dag verdient, kan leven en mocht hij door ziekte niet kunnen werken, dan geven zijn medelijdende medeKampongbewoners hem wat van hun rijst." Rljstgebrek in 't land van de rijst! Het spreekt
zich-zelf tegen. Mislukt de oogst in deze streek, in gene is overvloed en wordt aangevoerd. En nu mag dit de prijzen tijdelijk wat verhoogen, -Soit — maar gebrek! En dan — geen werk? Maar op de verschillende koffie- suiker- en andere ondernemingen dan? Werk volop, zou ik zeggen. Is 't volk er ook te lui om te werken? Wel hoorde ik van enkele misdeelde residenties, zooals Rembang, door de natuur misdeeld op veel plaatsen, van Bantam, die in zoo menig opzicht lijdende residentie gedurende tal van jaren, maar in de nooden dier streken voorziet toch de regeering door reliefworks en de hand der milde gevers - ik hoorde van Krakatauen Lombokfonds — voegt het hare daarbij. Hoe te verklaren de noodkreten in uw blad en de Ind. Couranten? Is er onder uwe medewerkers niet iemand, die 't leekendom in Nederland eens 't ontstaan van zoo'n hongersnood, als thans heerscht in Semarang en Kedoe, zou willen uitleggen in uw blad, met verzoek aan de Nederlandsche Couranten dit over te nemen, zoodat in elk hoekje van Nederland een ieder die lezen kan, op de hoogte kon komen van den toestand, zooals hij werkelijk is en vooral - want uit uw blad weten reeds velen, dat die treurige toestand bestaat — vooral dus ook 't ontstaan van hongersnood in een land, waarover menig Hollander nog denkt, als ware het het land overvleiende van melk en honing en waar men de rijksdaalders als 't ware van de boomen schudt. Ieder zou wel naar dat wonderland willen, als 't er maar niet zoo warm was en de leeuwen, tijgers, slangen en ander ongedierte er 's menschen bestaan niet zoo in gevaar brachten of 't leven bijna ondragelijk maakten ! Een besturend ambtenaar uit Indië met verlof zou zich hoogst verdienstelijk kunnen maken door, als deskundige, ons leeken, omtrent dien treurigen toestand eens goed op de hoogte te brengen. Wat heerlijk zou het voor zoo iemand zijn, indien zijn inlichtingen eens tengevolge hadden, dat uwe Redactie dagelijks tot zoolang de dringende nood voortduurt, een stapeltje postwissels had af te halen, alle voor de noodlijdende Javanen.
Met dank voor de plaatsing, X. 23/9 Een belangstellend
LEEK.
Correspondentie. Het stuk van den heer Boosemeier over de Opleiding voor Ambtenaren komt in een volgend nummer.
Van verschillende kanten hebben wij deze week het bewijs gekregen, dat de belangstelling voor ons werk vermeerdert. In no. 1 van het Orgaan der Vereeniging, noodigden wij bij ons „woord vooraf" de leden uit tot het doen van korte mededeelingen, wanneer zij iets bizonders wisten of het stellen van vragen, als zij omtrent 'teen of ander, gaarne inlichting hadden. Nu doet C. S. uit Leiden ons het voorstel, om een afzonderlijke rubriek, als „Vragenbus" in te richten en van K. v. B. te Zutphen krijgen wij eveneens enkele kleine mededeelingen en ook vragen ter beantwoording. Ter beantwoording? C. S. zegt hieromtrent : „ Vooral bij onze Vereeni„ging, die voorlichting in koloniale kwesties ten doel „heeft, zou 't ongetwijfeld goed zijn, wanneer de „Redactie (natuurlijk bizonder op de hoogte te achten)
„gelegenheid gaf tot 't vragen van allerlei kleine en „groote inlichtingen." De Redactie-Commissie, als vertegenwoordigende de redactie, is voor dat gunstig oordeel hoogst dankbaar en zeker zal zij haar best doen, om zoo min mogelijk onbeantwoord te laten, maar het best wordt 't doel eener zoogenaamde Vragenbus bereikt, als e e n ieder, die liet doen kan, de gedane vragen beantwoordt en hiertoe noodigen wij dan ook al onze lezers uit. Wij zullen het woord „Vragenbus" niet overnemen omdat wij al genoeg verschillende rubrieken hebben, maar steeds onder „Correspondentie" de vragen behandelen, die ons toegezonden worden. Om met C. S. te beginnen schrijven wij op:
1. Hoe staat 't met de voorgenomen opheffing der Indische instelling (Afd. B. G. W. III) te Batavia?
2. Is dit de eenige gelegenheid in Indië waar eenigszins' grondig onderricht wordt gegeven in de Indische talen ? Zoo neen, waar worden deze talen dan nog elders beh#orlijk onderwezen? 3. Hoe staat 't op 't oogenblik met de opleiding voor ambtenaar B. B. in Nederland? Is de desbetreffende regeling aangenomen?
Verder ontvingen wij van K. v. B. te Zutphen nog de volgende:
4. Is het niet zonderling, dat uit Europa koper naar Java wordt gebracht, terwijl op Sumatra (Padangsche Bovenlanden) veel kopererts moet zijn? Reeds in 1859 hoorde ik daarvan gewagen door den toen daar aanwezigen mijn-ingenieur.
5. Zou de zending onder de Mohammedanen niet meer kans van slagen hebben dan thans, indien men slechts zuiver Godsdienst, innerlijke en openbare Godsvereering onderwees en trachtte ingang te doen vinden? De Mohammedanen zijn over het algemeen zuiverder God-aanbidders dan de Christenen, wier opvoeding van het rechte spoor geleid wordt door fabelleer en allerlei legenden, sprookjes en vormen. De christelijke zedeleer van liefde en verbroedering zou zeker bij Mohammedanen, als bij de eenvoudige Javanen en Boedhisten bewondering en sympathie verwekken, indien ze die zedeleer bij de Christenen toegepast zagen. Wat ze echter daarvoor in de plaats zien : twist en strijd, haat en nijd, oneerlijkheid en moord op groote schaal, moet hen van het Christendom afkeerig maken.
6. Zoowel de heer Abdul Rivaï als de redactie van „Oost & West" spreken van hongersnood op Java. Maar de latere Indische berichten gewagen daarvan niet. Gaarne had ik moeite gedaan ook hier geld bijeen te brengen, ter ondersteuning van de arme Javanen. Is de nood werkelijk nog zoo groot en bestaat er ook op Java en elders in Insulinde eene vereeniging om voor den hongersnood giften te verzamelen?
7. Bestaat er geen mogelijkheid, om de kranige Indische militairen, die al zijn ze reconvalescent, er dikwijls zoo flink uitzien, een wapen te geven, wanneer ze zich buiten de kazerne begeven? Zoo gaarne als de soldaat zich in zijn volle waardigheid vertoont, zoo ontmoedigend werkt het, wanneer het „martiale" en de „chic" weggecijferd worden. Wie misbruik van zijn wapen maakt, plaatse men bij een werkkompagnie. Wie eervol gediend heeft en dient, betuige men echter ook eer. Waarom kan van zulken niet
een detachement als eereioacht op het Loo, bij het Paleis, dienst doen? Hoe eentonig wordt een garnizoens leven, vooral voor herstellenden, zonder „chic"? Verveling en veronachtzaming werken ook bij zieken deprimeerend en vertragen het herstel.' 8. Waarom looft men steeds aanbrenggeld uit voor het aanbrengen van een rekruut voor het Koloniale leger? Eervol is het niet voor den nieuwen soldaat en dikwijls wordt er van dat aanbrenggeld misbruik gemaakt.
Zelf zullen wij thans alleen K. v. B. beantwoorden, die gaarne wil weten, of ook thans nog de nood op Java groot is, en of er ook in Indië een Vereeniging bestaat, om giften voor den hongersnood in te zamelen? (vraag 6). Wij kunnen, wat het eerste betreft o. a. verwijzen naar de „ stem uit de desa" die in dit nummer voorkomt, en wat het tweede deel der vraag betreft meedeelen, dat ons eene poging van den Ja va-bode bekend is, geruimen tijd geleden gedaan, om een nationaal „hongersnoodfonds" in 't leven te roepen, die echter wel even als de onze op . . . . onwil, zal zijn gestrand. K. v. B. duide het ons niet ten kwade, dat wij ditmaal kort zijn. Wij hebben er al zooveel over geschreven en dit aan alle groote en vele kleinere bladen meegedeeld, maar slechts zeer enkelen hebben er iets van overgenomen, Men heeft ons pogen om te wijzen op de ellende, die daarginder steun noodig maakt tot nu toe eenvoudig doodgezwegen. Zal men dit blijven doen?
Verzending O.-I. Mail.
VOOR DEN HAAG.
Amsterdam, Nederl., 11 Oct. 25 Oct. 11.20 'sav. Eotterdam, Lloyd, 4 » 18 » 11.30 's av. Genua, Nederland, 8 /' 22 // 9.15 's av. Marseille, Lloyd, 15 / 6.30 'sav. Marseille, Er. dienst, 5 » 19 // 7.45 vm. Brindisi, Eng. dienst, 11 // 25 // 1.— mid. Napels, Duits, dienst, 13 // 9.45 mid.
Via Marseille : Suppletoire verzending van brieven, briefkaarten en aangetsekende stukken den dag volgende op den aangegeven maildag te 7.45 vm.
Via Napels: Suppletoire verzending den dag, volgende op den aangegeven maildag te 12 en 3 'snm., doch de aansluiting op het vertrek der booten is daarvan niet ver
MAIL SURINAME. Amsterdam, Nederl., 14 Oct. 11.15 's av. Southampton, Eng., 14 « 11.30 's av. Suppl. verzending daags daarna 6.30 's av. ; aansluiting niet altijd verzekerd. St. Nazaire, Fr., 8 Oct. 8 Nov. 7.45 vm. MAIL CURAÇAO. Via Genua den 8n van elke maand, alleen op verzoek. Eiken Dinsdag en Vrijdag 6.30 's av. via Southampton en Gueenstown en New-York.
MAIL CONGO. Antwerpen den 15n en den laatsten van elke maand 7.20 'sav. Lissabon den 3n en den 13n van elke maand 3.20 m.
MAIL CANARISCHE EILANDEN. (Teneriffe.) Southampton. Elken Vrijdag 7.20 's av. Liverpool. Elken Maandag 7.20 'sav.
A D V E R T E N T I E N.
ASSUrantie Maatschappij tegen Brandschade en op het Leven NEDERLANDEN, DE van 1845.
antoren: 's-Oravenhage, Kerkplein, hoe* Prinsestraat. — Amsterdam, Sophiaptón. — Eotterdam, Zuidblaak 24 (Beurspein). _ Breda, Prinsenkade.— Haarlem, Kruisweg 70 e. — Hljmegen, Inde-Iietouwstraal 8. — Oroningen, Akerkliof, hoek Merkatraat. _ Zutplwn, Italkade.
Kapitaal
Hoofd-Direetic te 's-Gravenliage: CAREI, HENNY. Directeur; M r- J. J. HENNY, A dj.-Directeur. . f 4,000,000 Reserves uit. 1900 .' ' ' " \ . i|s77,900 Betaalde brandschaden toi uit 1900 - 21,625,000
Verzekering tegenBRAND- en INBRAAK s chade i T " T, a s t e e o z e e r b i l l i j k e P r e m i ë n , z o n d e r __ Weggelden of N a}„i ni; n^„
gediplom. muziekleeraar, geeft grondig onderwijs in Piano en •Theorie. Tevens opleiding voor examens. Spreekuur Dinsdag en Vrijdag 2—3. Riouwstraat 122, den Haag.
C. J. v. d. MEER, Waldeck-Pyrmontkade 11,11a, 13, D E N HAAG-.
H A N D E L in Wijnen, Binnen- en Buitenlandsche Bieren, Minerale en Medicinale Bronwateren en Gedistilleerd. S P E C I A L I T E I T in Bordeaux-, Bourgogne-, Port-, Rijn- en Moezelwijnen. Champagne en Cognac.
Stm S f e o f e a s I n ii© Tropen FFF
HOFLEVERANCIER, Schouwburgstraat 2, Boekhorststraat 118a, £31 J±. .A. CJr. TDEÏsT Specialiteit in elegant en solied bewerkte Albums, Portefeuilles, Sigarenkokers, Portemonnaies, Por, tretlijsten, Schrijf mappen enz. enz. i ^ " Voor de Tropen expresse bewerking. " » •
Opmaken van Dames-Handwerken. Alle mogelijke reparation. Grootste keuze. Billijkste Prijzen.
fabriek en Magazijneu „DE NIJVERHEID" B B E D A. Beliangerij, Meubelfabriek, Stoffeerderij, Bedden- en Matrasseiifabriek. Mart. Lef el - Oomen , Hofleverancier.
Concureerendst adres voor compleete meubeleering. Enorme voorraad. Lage prijzen. Directe levering. Geïllustreerde pr}jscatalogus Gratis en franco.
ISERIEF & Co. VEEMSTRAAT 16/18, den Haag. Magazijn van Garen en Band.
DAlflES HANDWERKEN. Natuur Wollen
VAN Jansen en Tilanus. FRIEZENVEEN.
voor Brand enz- van 1805. t e 's G- r a v e n. b. a g' e. Kantoor Z. O,Buitensingel 245 b/h. Bezuidenh. Directeuren : W. F. MASTENBROEK en C W. VERSTEGE. Commissarissen : Mr. "W. K. F. P. Graaf van BYLANDT. Mr. J. G. GLBICHMAN. A. J. H. TAN KAPPEN.
Badhuisstraat 54, Scheveningen zijn verkrijgbaar alle soorten COMESTIBLES en COBÎSEBVEBÎ waaronder : GROENTEN, VLEESCH, WILD, GEVOGELTE, VISCH, DIVERSE SOEPEN, VRUCHTEN etc. in blik. GENUA OLIE, WIJNAZIJN, FIJNE TAFELZUREN etc. uit de fabriek van j . c. VISSER, te Amsterdam. Aanbevelend, J. J. KROPHOLLER. Voor don verkoop aan Particulieren worden D a m e s A g e n t e s s e n uit gegoeden stand gevraagd, tegen flinke provisie.
Gorsmit Brossois & Co. 18 Wagenstraat, Den Haag. Iixterc. TeleptLOon 5 8 3 .
INRICHTING
VOOR Complète meubileering VAN
Salon en Eetkamer. \ Slaap- en Logeerkamer, /f 850 — Kantoor, Serre, Keuken, ' Gang en Trap en Dienst- \CM00{i6T, bodenkamer. j Zeer aan te bevelen voor lud. familiën.
Bekroond met de GOUDEN MEDAILLE. BOPJSs
W. KEUVEK8, 73 Wagenstraat 73, CONFISEUR, Den Haag. M.B. Voor de tropen verpakt in hermetisch gesloten bussen.
Den Haag, Wagenstraat 33.
Centrum der stad en gerenommeerde keuken. 50 Kamers en Salons. Kamer met Dejeuner f 2.25. er rail Grootste Keuze.
AL BON MARCHÉ - IODES.
Dames- en Kinderhoeden,
Voiles, Tulle, Linten, Bloemen, Veeren.
Wagenstraat 58, Den Haag.
Franco levering door liet geheele Rijk. Th. A. A. SIMONIS, Groenmarkt 34, over de PBIMSESTRAAT D E N H A A G .
PRACHTIG blijft 't haar bij alle weersgesteldheid door 't gebruik der Amerikaansche Onduline Onschadelijk à 90 ct. de flacon verkrijgbaar bij : JEAN MEIJER, Coiffeur, Passage 49-51, Den Haag.
St. Nicolaas.
'Jfj. o. z
Indische Families welke zich tijdelijk of voor vast in Nederland gaan vestigen, worden er in 't bijzonder op attent gemaakt, zich voor bet volledige inrichten van hnizen of g e d e e l t e n daarvan te wenden tot de Firma
0, VREDENBURG 4 ZOi l| Hofmeubelfabrikanten te Zutphen. Alles wat op het gebied van meubileering voorkomt, zoowel meubelen in elke verlangde stijl en houtsoort, als Gordijnen, Tapijten, Linoleums, Bedgoed, Ornamenten, Keukeninrichtingen enz. wordt t e g e n de strengst concurreerende prijzen geleverd.
Reeds honderde Indische Families geheel geïnstalleerd w a a r v a n vele attesten ter inzage. Franco levering door geheel Nederland. PLAATSING DEE GOEDEREN wordt niet in rekening gebracht. Schriftelijke garantie voor soliditeit. PRIJSCOURANT en TEEKENINGEN worden op aanvrage franco toegezonden. Alle eikenhouten meubelen zijn van massief wagenschotshout vervaardigd en uitstekend geschikt om naar Indië mede te nemen.
» jFlUati $ Go.
| Koninklijke Hederlandsche ! Stoom - Meubelfabriek. I Magazijnen ter Menbileering. Meubelen, * Tapijten, Gordijnstoffen etc. \ T 3 E N H A A G : HOOGSTRAAT 16. g Rotterdam. Utrecht.
E. J.F. VAN DISSEL & Z Ô M ,
EINDHOVEN.
FABRIEK van LINNEN TAFELGOEDEREN enz, enz. fUgpr* Inrichting voor het maken, borduren en festoneeren. SPOEDIGE AFEEVERIWG. PRIJSCOURANTEN alsmede ruime kenze van STALEN en MODELLEN, worden op aanvrage franco toegezonden. AGENTESSEN GEVRAAGD met relation onder den gegoeden stand.
Thee.
Koffie.
Mokka.
Gember.
Soja.
Chutney.
ïtaesatou. ¥AH HEEN & Co-, 33 PLAATS, 's-GEAVENHAGE. T e l e f o o n 8 8 1 .
SCHEVENINGEN, 109, Badhuisstraat. T e l e f o o n 4 1 6 1 .
M C / 2
•: cro, Indische Uitrustingen voor DAMES en HEEREN, in alle Prijzen.
TENTOONSTELLING
VAN Indische kunstnijverheid
in de Gothische Zaal Ie 's-Gravenhage,
tegenoïer het Koninklijk Paleis in net Noordeinde.
G R O E P III.
ndische Weefsels, Javaansche Bats
en Oud-fndisGhe Meubels,
Geopend iederen dag Yart 1ö ure Y.m. tot 5 ure n.m.
Entree voor leden van OOST en WEST (persoonlijk) VRIJ. Voor Hiet-Leden van af 15 Septembers DONDERDAGS SO cents. ZONDAGS en WOENSDAGS 10 cents. Alle andere dagen . . . . 25 cents.
Voor leerlingen van onderwijsinrichtingen alle dagen 10 cents.
l > e t e n t o o n s t e l l i n g i s Z o n d a g s g e o p e n d v a n 12—5 u r e .
De uitgebreide CATALOGUS kost aan de bezoekers der Tentoonstelling f 0.30, in den handel, buiten het lokaal gekocht f 0.50.
* * * '
fo, '**.fcl
S p e k s l a g e r ij F i r m a J . J . M . F E R M E N T I E R , Korte Poten 25, Den Haag. Gelardeerde Kalfslever. L * * e
« * .
o
»en *<r*»
' • * • * O
3 1 , V E E N E S T R A . A . T ZDEHST IHI-A..A.G-, SPECIALITEIT IN GEKLEURDE, ZWARTE en CRÈME STOFFEN. Nouveaute's voor elk seisoen. STEEDS GROOTE ASSORTEMENTEN. BILLIJKE PRIJZEN.
Pianolessen. Ondergeteekende houdt zich beleefd aanbevolen tot het geven van Pianolessen, zoowel aan eerstbeginnenden als aan meer gevorderden, ook van Emsembleleseen. HENRIETTE WOLTHERS, te 's-Gravenhage. Information te bekomen bij Mevr. E. KUNSTHEYOTEMAN, Weimarstraat 91, den Raag.
C HOYNG,
Geïllustreerde Prijscouranten worden gratis op aanvrage toegezonden.
ECHT CHÈNEESCHE THEE, speciaal aanbevolen aan Indische familie's.
23 Wagenstraat, 's-Gravenhage, T E L E P H O O N " ISTo. 6 5 9 .
iXÄ. in alle soorten en prijzen. Doelmatige verpakking voor de tropen. S p e c i a l i t e i t v o o r E x p o r t . Grozioncilioicis W o l is de doelmatigste onderkleeding voor iederen heer die zich niet onnoodig dik en toch voldoende warm wil kleeden. Het weefsel is elastisch en vooral poreus. Veroorzaakt geen gevoel van jeuk of prikkeling. Absorbeert de uitwaseming gemakkelijk en houdt de huid droog, zelfs bij sterk transpireeren. De weldadige uitwerking van het woleffect ondervindt men reeds bij de eerste proef. Aanbevolen door tal van medische autoriteiten.
Klein. 95 cM. Borstomvang f 3 . 7 5
Klein. 95 cM. Ceintuurw. f4.25
B O R S T R O Z K E N . Middelgroot, Groot. Zeer groot. 100 cM. 105 cM. 110 cM. Borstomvang. Borstomvang Borstomvang f4.— f4.25 f4.75 ^
O N D E R B R O E K E N . Middelgroot 100 cM. Ceintuurw f4.50
Groot. 105 cM. Ceintuurw. f4.75
Zeer groot. 110 cM. Ceintuurw. f5.25
Extra groot. 115 cM. Borstomvang f5.50
Extra groot. 115 cM. Ceintuurw. f5.75 DEN HAAG, LANGE POTEN 2 - 4 . S A C H S & Co,
Indië - St. Nicolaas.
Wij berichten de ontvangst van eene fijne collectie 1UXE*KTlKEL.E5f en SPEELGOEDEREJT, geschikt voor Indië. Verpakking geschiedt gratis, onder garantie van gave overkomst.
TRADING Co. LATE P E R R Y & C o . , Mien Haag. Hoogstraat 1i.
BRIEST GASSUTO
PIETER BÖTHSTRAAOo. i, B E Z V I O E N H O t T , Den Haag. SPREEKUUK dagelijks van 1 tot 5 . G. KERNER&C-.
PRIJSCOURANT
GRATIS en FRANCO,
Sindoro Merapi Salak .
Stoomvaart-Maatscliappij „ROTTERDAMSCHE LLOYD" Maildienst tusschen Rotterdam en Nederlandsch-lndië in verbinding met de diensten der K o n i n k l i j k e P a k e t v a a r t - j t l a a t s c l i a p p i j ran Rotterdam, van Marseille, te Port-Saïd, te Padang.
Lawoc. . . Ardjoeno.
Soeinbing
19 Oct. 2 Nov. 16 ,
30 „ 14 Dec.
28 „ 1902 11 Jan. 25 ..
31 Oct. 14 Nov. 28 „
12 Dec. 26 , 1902 9 Jan.
5 Nov. 19 „ 3 Dec.
17 . 31 , 1902 14 Jan.
25 Nov. 9 Dec. 23 „ 1902 6 Jan. 20 „
3 Febr.
te Batavia. 27 Nov. 11 Dec. 25 „ 1902 8 Jan. 22 „
5 Pebr.
Gedé 11 Jan. 23 Jan. ' 28 „ 17 Febr. 19 Febr. Oengaran 25 „ 6 Febr. 11 Febr. 3 Maart 5 Maart * Dubbel schroefstoomschip. Ie klasse midscheeps. 2e klasse in de campagne. De Hoofd-Agenten : Ruys & Co., Rotterdam. De Agenten: Courier dit Dubekart & Co., Anna Paulownastraat ld, 's-Rage. Abonnement voor niet-leden.
Ondergeteekende verklaart zich te abonneeren op het Koloniaal Weekblad orgaan der Vereeniging „OOST en WEST" à f2.- per jaar.
Naam : Woonp laats :
Verzoeke dit biljet na invulling uitteknippen en aan de Uitgevers van dit blad, Haagpoort 4, den Haag te zenden.
Ondergeteekende
wenscht Donateur-trice
Lid te worden van de Vereeniging „Oost
en West" tegen betaling eener jaarlijksche contributie van f of door eene gift in eens van f .*
Handteekening en volledig duidelijk adres.
BTB. Contributie van f 5 of gift in eens van f 100 voor D o n a t e u r s . Voor L e d e n contributie tot een minimum van f 1.— 'sjaars. Om 't orgaan te ontvangen moet men minstens f 1.50 'sjaars betalen. Doorslaan wat men niet wil.
De 's-Gravenhaagsche Boek- en Handelsdrukkerij voorheen Gebr. Giunta d'Albani.