Full Text / Transcription of https://coleccion.aw/show/?UNIVERSITEITLEIDEN-DIG-KOLONIAAL-WEEKBLAD-1901-29
Translate this text / Traduci e texto aki:

N°. 39. Vrij dag 2 7 December 1901. 1ste Jaargang. HET KOLONIAAL WEEKBLAD, Orgaan der Vereeniging
Abonnementsprijs per jaar.
Vrij aan buis of franco per post binnenland bij vooruitbetaling . f 2.00 Voor Oost-lndië en het Buitenl. » 3.00 Afzonderlijke nummers. . . . »0.10 Men abonneert zich voor minstens zes maanden ingaande op den dag der eerste toezending f 1.— OOST EN WEST.
Prijs der advertentiën.
Per regel f 0.10 Bij plaatsing van 300 regels . - 0.09 » » » 1000 » . - 0.08 » » » 3000 » . - 0.07
R E D A C T I E : De 4de Commissie, aan welke de verspreiding van populaire kennis omtrent Oost- en West-Indië is opgedragen. Mededeelingen of Ingezonden Stukken moeten worden geadresseerd „aan de Redactie", en gezonden aan den Heer G. E. V. L. VAN ZITYLËN, Voorzitter der Redactiecommissie, Sa Mteerengraeht, of den Secretaris, Mr. Gr. VAN S J O O T E N AZN. , *S Conradkade, beiden Den Haag. Voor de Administratie en Advertentiën wende men zich tot de Uitgevers-Maatschappij „HET GEMEENSCHAPPELIJK BELANG" Haagpoort 4 , Den Haag,
SLSBnattann
• • B7s^ni2!^ft^s^as!^s^. Dit nummer bestaat nit Twee Bladen.
Het hoofddoel der Vereeniging is: Het verspreiden van populaire kennis omtrent onze Indien onder gansch het volk en ket bevorderen der welvaart in die gewesten , om zoodoende en ook door het verleenen van onderlinge kuip, ware belangstelling en liefde te kweeken tusschen Nederland hier en ginds. I>e Vereeniging vestigt zooveel mogelijk, zoowel in Europa als in Indië, afdeelingen, die te zamen met ket hoofdbestuur dit doel trachten te bereiken. Om lid te worden, k a n m e n zich persoonlijk of per briefkaart aanmelden bij een der afdeelingen of aan het bureau in den Haag Heerengracht 4, dat iederen dag, behalve Zon- en feestdagen, van 10 — 13 en van 3 — 4 ure open is.
Een e n ancles9«
In ons vorig nummer gaven wij eene korte beschrijving van de decentralisatieplannen der Vereenigde Staten van Noord-Amerika voor de Phillipijnen. Onze copy was ter nauwernood verzonden , toen wij in een der Fransche bladen een telegram uit Washington lazen, dat de opstand op die eilanden weder in vollen gang was en de Amerikaansche familiën zich zelfs op Manilla niet meer veilig achten. Wij hebben later die pessimistische berichten niet bevestigd gezien, doch lazen heden het bericht, dat generaal Malvar, het hoofd der Phillipijnsche opstandelingen, vredesvoorstellen heeft gedaan; maar al nemen wij aan, dat het pacificeeren dier aan Spanje ontnomen bezittingen den Noord-Amerikanen al evenmin meevalt, als dit bij het voor goed ten onder brengen van inlandsche volkeren door ons en anderen is ondervonden, zoo gelooven wij toch, dat in 't eind hier de macht van den zooveel sterkere zal zegevieren, en er ten slotte in de onmiddelijke nabijheid onzer Oost-Indische eilanden een Koloniaal Rijk zal ontstaan, waaraan op hun vrijzinnigen grondslag door het moederland eene bestuursinrichting werd gegeven. Dit moge een spoorslag zijn voor hen, die in eigen gemoed geen aandrift vinden, om meer te doen voor de welvaart en de ontwikkeling van Indos en inlanders, en om aan dezen voor zooverre zij daartoe geschikt zijn of genoegzaam zullen worden ontwikkeld, een rechtmatig aandeel te geven in het bestuur van hun eigen land. Dit wil niet zeggen, dat wij met de dadelijke invoering der gemeentelijke en provinciale wetgeving van het Amerikaansche ontwerp zoo zeer zijn ingenomen. Wij hebben altijd behoord tot hen, die decentralisatie een noodzakelijk gevolg van meerdere welvaart en meerdere ontwikkeling van het volk hebben geacht, maar die het tot een eersten plicht van Nederland rekenden, om door wijze maatregelen en flink onderwijs, vooral ook in de richting van landbouw en nijverheid, het land voor een bestuur door den landzaat zelf, geschikt te maken. FEUILLETON.
Vau Kota-Radja naar Padang.
2.
Als in een benauwden droom zag hij weer alles, wat op dien dag gebeurd was, vóór zich. Hij sperde de oogen wijd open, greep met de linker hand naar zijn heftig kloppend hart en met de rechter naar zijn keel, die als toegeschroefd werd. Hij hapte, hapte naar lucht en viel toen als stervende in de armen van een nabijstaande. De dokter, voorbereid op dergelijkende gebeurlijkheden, gaf hem onmiddellijk eene onderhuidsche inspuiting van aether. Het opwekkend geneesmiddel deed zijn werk: het hield het wijkend leven terug. Bijgekomen, werd Frits in een wagon gedragen en neergelegd. Toen allen geborgen waren, — patiënten en personeel, — appèl was gehouden, een vaarwel was gezegd aan de achterblijvenden, zette de trein zich in beweging om naar het station, tusschen Kraton en Sociëteit gelegen, te stoomen. Daar stond een bijtrein gereed met de inlandsche vrouwen en kinderen der zieken. Uit de raampjes der wagens, welke niet verlaten mochten worden, klonk in de richting van de andere trein het verward geroep van dooreengeschreeuwde Vrageu en antwoorden, herinneringen en aanwijzingen, nauwelijks verstaan, half begrepen. Spoedig waren de spoorwegbeambten gereed met het Rangschikken, en voort snorde de trein : van de Kvaton af, »angg de Missigit links, met de grauw-blauwe bergen op £en achtergrond; het kampement Gedah rechts; door de ^eupelbosschen, waarin bevriende Atjehsche kampongs; u°or tal van inlandsche begraafplaatsen, waarnevens vele
Wanneer wij dan ook nu reeds jaren lang over „decentralisatie" hebben hooren spreken en dit somtijds als een „ cheval de bataille " zagen gebruiken, hebben wij altijd de overtuiging gehad, dat men de practische moeielijkheden wel zou voelen, als men onder de bestaande omstandigheden een behoorlijk gemeentelijk beheer zou willen tot stand brengen, en dit vooral in het binnenland. Wij hebben er steeds op gewezen, dat naar onze meening de eerste en voornaamste decentralisatie van bestuur eene zoodanige moest zijn, die het b.v. aan Plein en Binnenhof onmogelijk maakte, om tot schade van Oost-Indië een groot en nuttig irrigatiewerk op Java te doen staken. Waar blijft op die manier het vertrouwen in het beleid en de erkenning der waarde (het prestige) van den Indischen onderkoning -en van zijn hooge raadgevers. * Er is vooruitgang op het gebied van meerdere belangstelling in den gang der koloniale zaken. Heeft tot nu toe alleen de Sociaal-Democratische partij een uitgewerkt koloniaal program van beteekenis; ook de vrijzinnige democraten zullen er binnenkort een vaststellen waarvan wij het ontwerp hieronder afdrukken: § 10. Bij bet beheer der koloniën en bezittingen bevordere de staat de ontwikkeling harer natuurlijke bronnen van welvaart. Daarbij moeten in de eerste plaats de belangen der inlandsche bevolking worden behartigd, en worde gestreefd naar : a. scheiding van de financiën dezer gewesten van die van het moederland ; b. zelfbestuur van de koloniën en bezittingen. Als gevolg van deze beginselen verlangt de de bond in de eerste plaats: 1. Voor Oost-Indië : regeling der financieele verhouding tusschen Nederland en Indië, met toepassing, voorzooveel mogelijk, van het beginsel der scheiding ook op het verledene; hervorming van het bestuur met name in dien geest, dat een deel der bestuurstaak worde overgebracht van het centraal gezag naar onderdeelen, en dat, met inachtneming waar mogelijk, van het beginsel van zelfbestuur, in ruime mate gebruik worde gemaakt van de medewerking van behoorlijk onderlegde inlanders; verbetering van den maatschappelijken toestand zoowel van den Indo-Europeaan als van den inlander, in het bijzonder door hun op ruime schaal gelegenheid te verschaffen om zich, overeenkomstig hun aanleg, voor verschillende betrekkingen, beroepen of bedrijven te bekwamen; uitbreiding en verbetering van verkeerswegen en verkeersmiddelen; krachtige voortzetting van reeds aangevangen, spoedigen aanleg van nieuwe bevloeiings- en waterkeeringswerken ; bevordering, ook door deskundige leiding, van de inlandsche cultures; matige heffing van de landrente naar de netto opbrengst der akkers en met behoorlijke opmeting der gronden; afschaffing van alle heerendiensten op Java en Madoera ; regeling en geleidelijke inkrimping dei
graven der onzen ; op de dijken, in uitgestrekte moerassen gelegd ; over de brug, die de diepere gedeelten overspande, om in een kwartier Oleh-leh, — nu Oleh-lheuë verdoopT, — de groote havenplaats van Atjeh, te bereiken. In geregelde orde werden de reizigers uit de wagens geholpen, naar den steiger vervoerd, in de prauwen gebracht, naar de op de ree klaarliggende kustboot geroeid en daarop ingescheept. Eerst de zware zieken, dan de lichtere, militairen en kettingjongens, daarna de afgelosten en de gezinnen. Het laatste transport was een chaos van menschen en bagage : vrouwen en kinderen tusschen en op kisten en koffers, pakken en zakken, bundels en manden, honden aan touwtjes, papegaaien in kooitjes. En uit menigen bundel kwamen versnaperingen kijken voor de zieken, versnaperingen, welke met opoffering van veel, in de laatste dagen waren bijeengegaard. De dokter zette tot spoed aan. De zon, hoewel niet hoog aan den hemel, begon te steken in de open prauwen ; de zonnestralen, hoe schuin nog, boorden door de dampige oppervlakte der zee, weerkaatsten van het nagenoeg onbewogen watervlak en begonnen te braden en te stoven, waar ze opvielen. Allen waren aan boord. De zieken hadden hunne plaatsen in het voor-, middenen achtertusschendeksruim ingenomen. Zij, die konden en mochten, waren op het bovendek onder de zonnetent gebleven. Hoewel verre van koel, toch was het niet al te drukkend beneden in die bergplaatsen van menschen, waar de mindere militairen, Europeanen en Inlanders en kettinggangers afzonderlijk waren gelegerd. Zij lagen daar, de arme zieken, als in groote, achterelkaar gelegen doozen, elk met een groot vierkant gat boven in, luik geheeten,
dessa-diensten ; volledige schadeloosstelling van allen, over wder arbeidskracht, hetzij voor gouvernementscultuur, hetzij in buitengewone gevallen voor openbare werken of voor andere doeleinden, van Staatswege beschikt wordt; overneming in eigen beheer van alle thans nog verpachte belangrijke middelen, met inachtneming : a. ten aanzien van den Staatsverkoop van opium, dat deze gepaard ga met geleidelijke beperking van opiumgebruik; b. ten aanzien van de Staatsexploitatie van pandhuizen, dat winstbejag voor de schatkist daarbij zij uitgesloten; krachtiger bestrijding van misbruiken bij het aanwerven van contract-koelies en verscherpt toezicht op de uitvoering der gesloten contracten; onthouding van alle gewelddadige veroveringspolitiek ; verbod om tot dwangarbeid veroordeelden buiten hun toestemming bij militaire expeditie te gebruiken 2. Voor West-Indië : het sluiten van leeningen voor productieve doeleinden, zoo noodig onder garantie van het moederland, ten einde deze koloniën onafhankelijk te maken van de bijdragen van het moederland.
Wij vinden in dit ontwerp heel veel, wat ons aantrekt. Wij verheugen ons, dat ook daarin de financieele scheiding als het eerste der verlangens wordt genoemd en dat in de tweede alinea eenvoudig wordt gesproken van eene hervorming van het bestuur, die een ingewikkeld wetsontwerp vordert, maar die geleidelijk kan samengaan met de plannen tót bevordering en verbetering, die vele zijn. Toch waren wij verwonderd niets te vinden van de uitbreiding en den aanleg van spoorwegen, ook op de buitenbezittingen en evenmin den wensch er in te zien uitgedrukt, dat alles worde gedaan wat mogelijk is, om de nationale nijverheid te bevorderen en van het agrarische land ook, waar dit kan, een industrieel land te maken. Onvoldaan lieten ons ook de financieele paragrafen „voor Oost-Indië" omdat het zonder ingrijpende wijziging van het belastingstelsel onmogelijk zal blijken, om het opiumgebruik te beperken, de particuliere verpachting der middelen af te schaffen, de heerendiensten geheel te doen verdwijnen en bij de uitvoering der openbare werken een behoorlijk loon te betalen aan de koelies. Half voldaan zijn wij, nu het program wordt voorafgegaan door een soort beginselverklaring op koloniaal gebied, maar wij blijven er bij, dat wij verreweg er den voorkeur aan zouden hebben gegeven, dat de Vrijzinnig Democratische Bond bij zijne Beginselverklaring, die aan het werlcprogram voorafgaat een alinea III had gevoegd, waarin de algemeene richting van het koloniaal beheer duidelijk werd omschreven. * Wij hebben, door ons verblijf in het buitenland geen kennis genomen van ontwerp van wet van 2 Dec. j.1. tot aanvulling en verhooging der begrooting van uitgaven voor Nèd-Indië voor het iienstjaar 1902 verband houdende met de regelen betreffende de benoembaarheid voor den Indischen administratieven dienst, maar wij ontvingen het studentenweekblad Minerva van 12 December, waarin door
en met enkele ronde openingen ter zijde, de zg. patrijspoortjes (*). Door die gaten en door luchtkokers met koelzeilen wordt versehe lucht toegevoerd en bedorven dampen geloosd, als alles ten minste open kan staan en bewegelijke lucht voorbanden is, zooals nu het geval was. Een aanwakkerend tochtje stroomde binnen en temperde de warmte. Een gehèèè van genot verspreide zich door het sombere ruim. Een tevreden trek, een blijde lach kwam over het gelaat der bezochten : de naar adem snakkende beri-berilijders, de gekwetsten, wier wonden opnieuw schrijnden ; de verzwakten, niet tot denken of handelen in staat ; de koortsigen, die verbijsterd ijlden ; over het gelaat van allen, die van den vroegen morgen in schuddende beweging waren gehouden. Eindelijk waren zij tot rust gekomen, maar nu eerst deed de rust goed : Het was 't heerlijk windje 't koele briesje, dat hen streelend, de levensgeesten opwekte of kalmte bracht. Sergeant Erits lag in een hut van de tweede klasse; moe, uitgeput, 't bleek gelaat strak van lijnen, de oogen gesloten, de mond half' open, de borst zwoegende boven de longen, hijgende naar lucht, de rechterhand krampend in de beddelakens, de linker als altijd vast op de hartstreek, als om bet uitbonzen van het hart tegen te gaan ; dat hart, dat altijd, altijd in beweging was, altijd gevoeld werd : nu eens als een zware hamer, met doffen slag slaande, dan weer ratelend, om plotseling een ondenkbaar oogenblik stil te staan. Soezend, niet tot scherp onderscheiden in staat, drong van buiten een roesemoesig gedruisch tot hem door en
O S. daaraan een artikel wordt gewijd, die er op wijst, dat ook weder, als dit ontwerp mocht worden aangenomen, de Indische jongelui zoo goed als op zij gezet worden. Onzes inziens zijn de bezwaren, die hij tegen het ontwerp aanvoert zeer de overweging waard en is dit evenzeer het geval met de radicale oplossing die hij ten slotte voorstelt. Wij laten hetgeen hij zegt, hieronder volgen:
't Eerste, wat opvalt, is, dat Afdeeling B te Batavia zal worden opgeheven. De minister stelt echter voor, de Indische jongelui, die aangenomen worden, vrijen overtocht te geven. Dit heet een »onafwijsbare maatregel van billijkheid." Van die billijkheid blijft niet veel meer over, als men nagaat, dat zoowat geen enkel van de examens, die voor toelating vereischt zijn, in Indië kan afgelegd worden. Misschien maken de examens voor leerling-consul en candidaat-notaris een uitzondering. Maar noch een Akademisch, noch een polytechnisch, noch een officiers-, noch een landbouw-diploma zijn in Indië te verkrijgen ! Indische jongelui zullen dus eerst op eigen kosten naar Holland dienen te gaan, en daar verder op eigen kosten een van de gewenschte diploma's zien te halen. Een tweede bezwaar : de controleurs die naar Indië gestuurd zullen worden, zijn misschien flinke kerels, maar tot in merg en been »tottoks." Twee jaar, om je in Indische toestanden en talen in te werken, dat is niet veel. Eerde bezwaar: de leerstoelen in Javaansch en Maleisch te Batavia aan Afd. B. zijn de eenige plaatsen in heel Indië waar wetenschappelijk onderwijs in die talen wordt gegeven. Wordt dat onderwijs van Java naar Leiden overgebracht, dan stel ik voor om de leerstoelen in 't Nederlandsch omgekeerd uit ons land over te brengen naar Indie ! ! Een oplossing zou m. i. het volgende zijn : Het heele plan precies zoo uitvoeren, als't is voorgesteld, maar de opleiding te Batavia, in plaats van te Leiden. Me dunkt, er is niets tegen, en alles voor. De Hollandscho jongelui zijn in een betere atmosfeer voor hun studie te Batavia dan in onze goede akademiestad, die ovgerigens geprezen zij. De Leidsche grachten geven je alles behalve een Oostcrsche stemming. De Leidsche geest omvat veel, maar niets van Indië. Ook leert men wel zoo plezierig vreemde talen en land- en volkenkunde midden onder 't volk dat die talen spreekt; een Indisch museum tracht vergeefs een duidelijk idee te geven van de zoo totaal on-Leid sehe omgeving, die de a.s. controleurs wacht. De Indische jongelui op wie, naar men zegt, een tijdje in Europa studecren zeer gunstig werkt, zullen toch naar Holland moeten gaan, om de voorbereidende examens af te leggen. Men kan dan aan een aantal van hen vrije overtocht verkenen, b.v. terug te betalen, als ze later niet door de commissie worden aangenomen. Volgens 't thans voorgestelde plan krijgen ze géén vergoeding voor hun reis naar Europa (zo zijn dan immers nog niet aangenomen!) en ook voor hen zou dus deze wijziging een verbetering zijn. Voor mij gaat in deze kwestie 't belang van Indië boven 't belang van Leiden. * * In het Vaderland van 13 December vinden wij eene Nabetrachting van de heeren W. M. Engelberts en A. E. Redel, waarin zij zich aan onzen kant scharen, waar het de verdedigingbetreft en er met ons op wijzen, dat splitsing deizeemacht in een Nederlandsche en eene Indische, de eerste maatregel is, om een voor de verdedigingvan O. Indië geheel bruikbaar eskader te krijgen, terwijl die splitsing indirect zal baten aan de ontwikkeling van nijverheid en scheepvaart in de Oost. Op die overeenstemming wijzende, zij het ons echter vergund omtrent een ondergeschikt punt van hun betoog, eene opmerking te maken.
(*) Op de nieuwe schepen zijn de patrijspoorten vervangen door groote luiken die open staan bij goed weer.
langzamerhand ontstond er een harmonisch rythme tusschen de vage geluiden daarbuiten en de martelingen binnen zijn afgetobd lichaam. De vrachten, uit de prauwen opgetrokken, zwaaiden met een bons tegen de boorden en daalden met een schok in 't ruim. Zoo stootte en beukte en schokte zijn hart. De windassen knetterden en de kettingen ratelden door de katrollen, en zoo tikte zijn hart met snellen, korten slag, als een hamertje in een wekker. De stoommachine voor de windassen zoog en blies en stampte ; en zoo zwoegde zijn borst en zuchten zijn longen. En alles ging dooreen en door alles heen hoorde hij het tieren de/ vaardige bootwerkers en sjouwers en de bevelen der scheepsofficieren, die immer tot spoed aanzetten. En zoo ruischte en suisde het in zijn suffend hoofd. En toen eindelijk het laden was afgeloopen, de luiken over het ruim waren gesloten, het dek was geschrobd, de prauwen waren weggeroeid, en stilte over het schip was gekomen, toen woei ook de bries over Erits' gelaat, ademde bij de lucht met lange teugen in en kwam hij tot rust — hij sliep in Nadat de morgendrukte aan boord voorbij was, kwamen de eerste klasse passagiers. Eerst de geëvacueerden en daarna zij, die afgelost waren. Nog liet de muziek zich op den steiger hooren. Velen stonden daar te wuiven naar de vertrekkenden, die, begeleid van vrienden en bekenden, naar de groote boot stevenden Met champagne werd op het achterdek een laatst vaarwel toegedronken.
(Wordt vervolgd).
\
Zij kunnen het voeren van den guerilla tot de verdediging van onze eilanden en bij name van Java tegen een B. V. niet in verband brengen met oprichting eener spoorweg- en telegraafcompagnie tot versterking van het korps genietroepen. Wij stellen ons dien guerilla echter zoodanig voor, dat vernielen en herstellen van spoorwegwerken en het houden van telegrafische gemeenschap der afdeelingen onderling van groot belang kan zijn. Doch al nemen wij aan, dat ook de verdedigende oorlog zonder die nieuwe technische troepen best zou kunnen worden gevoerd, dan mag men niet uit het oog verliezen, dat de defensie tegen den B. V. niet het eenige is waarvoor het O. I. leger bruikbaar moet zijn, maar dat ook belangrijke aanvallende oorlogen tegen inlandsche vijanden meermale voorgekomen zijn en nog wel voorkomen zullen. Het gemis van een degelijke spoorweg- en telegraafafdeeling werd bij de 2de Expeditie tegen Atjeh dikwijls gevoeld.
VERBETERING.
In het hoofdartikel „Decentralisatie" van 't vorig Weekblad (n°. 28) staat in: kol. 3 reg. 18: 1 e e n i n g, d. m. z. l e v e r i n g en in kol. 4 reg. 28 ( c o n s e n t i o n ) , d. m. z. c o n v e n t i o n .
."Tlededeelingen.
Van de Âfd. Arnhem.
Vrijdag 20 December des avonds 8 uur is in de groote zaal van het Loge gebouw te Arnhem een zeer interessante lezing met lichtbeelden gehouden door den Heer G. A. H. van der Heide over het onderwerp „kijkjes op Java". De lezing was georganiseerd door het afdeelingsbestuur.
W E E K O V E R Z I C H T In de groote vergaderzaal van de Tweede Kamer, waar nu eenige weken lang zooveel sprekers en sprekertjes hun geluid hebben doen galmen, heerscht thans wederom rust. De heeren zijn met kerstvacantie naar huis gegaan en zullen eerst weder in de tweede helft van Februari bij elkaar komen. Een groot gedeelte der leden had er echter reeds vóór de ofBcieele verdaging genoeg van, en de laatste stemmingen geschiedden slechts met even in de zestig hoofden. Trouwens veel was er niet te beleven, We waren na de groote redevoeringen over de hoofdbeginselen langzamerhand in de meer particuliere belangen gekomen en het peil der discussien is daarmee, zooals gewoonlijk, niet gestegen. Ja, men heeft misschien recht om zich boos te maken, wanneer met de vereischte breedsprakigheid in het begrootingsdebat worden gehaald dingen als de roode kragen van de korte jassen der infanterie en de positie van poetsers aan de militaire academie. Daarbij kwam ook nog de omstandigheid dat de Minister van Marine een, om het nu maar zacht te zeggen, zeer middelmatig parlementair talent bleek te bezitten en er van de discussie over dit hoofdstuk niet veel terecht kwam. Toen deze Minister aan 't woord kwam, ging ons dan ook een licht op over de weinig confraterlijke uitlating over dien bewindsman, die indertijd aan den Minister van Binnenlandsche Zaken ontviel. Het zou ons, en zeer velen met ons, niet verbazen, wanneer het ministerie aan het eind van deze zitting reeds een weinig anders ware samengesteld. Daarentegen was de Minister van Waterstaat een groote meevaller. De heer de Marez Oyens heeft onmiddellijk de Kamer voor zich weten in te pakken en de keuze van den premier bleek, wat hem betreft, een zeer gelukkige te zijn geweest. Wat de Kamer zelve betreft, men kan zeggen, dat zij, behoudens haar meerdere breedsprakigheid, even veel, wellicht nog meerdere goede krachten telt als voorheen. Terwijl de katholieken vrij wel dezelfde bleven, wordt het gemis aan de linkerzijde van mannen als Kerdijk en Veegens, aan de rechterzijde door belangrijke aanwinsten opgewogen. Onder de nieuwverkozen antirevolutionairen bekleedt reeds thans een eerste plaats Ds. Talma, die een type van redenaar vertegenwoordigt, dat wij in ons slechtbespraakt Nederland te veel missen, om het niet ten hoogste te apprecieeren. De sociaal-democraten gevoelen het ontbreken van den strijdlustigen Troelstra, doch zijn door hun sterker aantal in staat gebleven geen minderen klank te ontwikkelen als toen Tietjerksteradeel nog zijn ouden vertegenwoordiger had. Ailes bij elkaar genomen schijnt het, dat het ministerie althans met deze Kamer tevreden mag zijn. De parlementaire toon werd van tijd tot tijd iets losser. Interrupties waren zeer talrijk en afdwalingen van de orde niet zeldzaam. Dat ligt natuurlijk aan den nieuwen voorzitter, die nog niet zoo in zijn moeielijk ambt is gegroeid, als de onvergelijkelijke Gleichman dat was. De nieuwe voorzitter heeft echter alle eigenschappen, die hem voor zijn post te stade komenen wanneer hij eenmaal zijn Pappenheimers geheel zal kennen, voorzitter en Kamer aan elkander gewend zijn, zal het hem beter gelukken de teugels iets strakker te houden dan tot nu toe.
Er is uit Europa van deze week weinig nieuws van belang. In Oostenrijk en Frankrijk waren parlementaire en andere twisten evenals op alle andere tijden aan de orde van den dag. Hunne vermaardheid in de afgeloopen week, danken zij dan ook voornamelijk aan de afwezigheid van belangrijk nieuws. Ook vielen zij gedeeltelijk nog tegen. Had men in Parijs althans eenige opstootjes verwacht bij de onthulling van het standbeeld van Baudin, de manifestatie is daar door het krachtdadig optreden van de politie geheel in 't water gevallen. Alleen de hoofdpersoon der oppositie liep een paar flinke schoppen tegen de schenen en andere lichaamsdeelen op.
In Engeland houdt men zich nog bezig met de redevoering van Eosebery, die wij verleden week reeds aankondigden. Naar aanleiding van het wederoptreden van dezen staatsman is de vraag gerezen of het werkelijk mogelijk zal zijn met behoud van Chamberlain een meuw kabinet Eosebery te vormen. Over 't geheel genomen zijn de aspiraties aan de beide heeren niet ver uiteenloopend, zoodat theoretisch een dergelijke combinatie niet onmogelijk schijnt. Daarbij komt, dat m e n \?\- -^geland ook algemeen van oordeel is, dat een kabinet met Chamberlain zelve aan 't hoofd niet mogelijk zou zijn; in het land zelve telt deze minister ?ljn f v«anden bij tienduizenden en ook daarbuiten w •+ t Z1Ch t e S e h a a t gemaakt. Men moet dus bij net uitstappen van Salisbury een ander bekend man als rZom, v a n n e t kabinet hebben en mag daarvoor Ohamberlain niet nemen. In deze omstandigheden zal Rosebery wel de meeste kans hebben. Of het practisch mogelijk zal zijn deze twee te laten samenwerken staat intusschen nog te bezien. In de Engelsche koloniën is deze week een hoogst
belangrijk werk zijn voltooiing nabij gekomen. De eerste locomotief heeft het eindpunt van de Ugandaspoorweg bereikt. Men moet zeggen dat de Engelschen in Afrika geen half werk doen. Eerst de voltooiing van de telegraaflijn Kaapstad-Caïro, nu de groote pionier-lijn in het Oosten. Men kan over de moeielijkheden bij de constructie ondervonden zich bijna geen voorstelling maken. Indertijd hebben wij iets dergelijks gehad met het gedeelte: Komatie-poort-Lourenzo Marquez van de N. Z. A S. M. Doch deze lijn van meer dan 800 K.M. lengte loopt bijna geheel door moerassen, oerwouden, malaria-zônes en hooge gebergten. Voor de kolonisatie is dit werk ook van het hoogste belang. De Engelschen hebben als 't ware een stuk van Indië als een wigge in het donkere Afrika gedreven van Mombassa tot Victoria-nyanza. Vijftien duizend Hindoesche koelies, teekenaars en opzichters hebben zich daar reeds ingeburgerd en verspreiden onder de hoogst primitieve bevolking hunne beschavingsbegrippen, voor deze gemakkelijker over te nemen dan de hooger staande Europeesche begrippen. Op deze wijze komt de enkele uitvoering van het werk, afgezien nog van de exploitatie daarvan, in hooge mate aan de vestiging van het Engelsch gezag in Afrika ten goede.
De Zuid-Amerikaansche toestand blijft onbegrijpelijk. Het Pan-Amerikaansche congres is nog steeds bijeen en denkt niet vóór half Januari met zijn werk klaar te zullen komen; en men is daar ijverig bezig met het ontwerpen van de meest grootsche plannen voor de ontwikkeling van Zuid-^. merika. Men wil een grooten intercontinentalen spoorweg; men wil ook een volledig arbitrage-stelsel aannemen. Trots dit alles en niettegenstaande er op het congres veel sympathie voor een arbitragestelsel heerscht, ligt thans in Zuid-Amerika nog overal de lont in het buskruit. De aanleiding tot al die twisten is daarbij nog van zeer geringe beduidenis en voor het meerendeel zijn ze thans bij een groot deel van het publiek weer in het vergeetboek geraakt. Tusschen Chili en Argentinië was het een grensgeschil. Zeker geen voldoende aanleiding om zich in een oorlog voor verscheidene decaden economisch vleugellam te maken. En echter is de oorlogszuchtige stemming steeds toenemende gebleven, en bereiken ons dienaangaande de meest ernstige berichten. Het laatste nieuws is echter weer wat meer geruststellend en het is gebleken dat een arbitrage wellicht nog mogelijk zal zijn. 't Is te hopen dat het zoover komt.
Adat en hare beteekenis voor het Indisch bestuur. De voordracht Dinsdagavond 3 December j.1. dooiden heer Kooreman in het Indisch Genootschap te 's Gravenhage gehouden over „adat en hare beteekenis voor het Indisch bestuur", is door mij, die vele jaren in de boven- en benedenlanden van Sum. Westk. ge-, diend heeft, met de meeste belangstelling aangehoord. Daarbij zijn echter mededeelingen gedaan, welke eenigszins verschillen met aanteekeningen door anderen en mij over dit onderwerp gemaakt. Ik heb daarom besloten, om zoodra die voordracht zal zijn uitgegeven daarop kantteekeningen te maken en die in druk te laten verschijnen. Intusschen acht ik het niet ondienstig reeds nu mededeeling te doen van eenige rectification, welke die voordracht en de daarop gevolgde debatten naar mijne meening vorderen. Heb ik den heer Kooreman goed verstaan, dan heeft hij beweerd, dat de ambtenaren het streven van Islamitische geestdrijvers om de adat te ondermijnen en te vervangen door de Koranische instellingen, lijdelijk hebben aangezien. Het volgende kan ik aanvoeren tot staving van het tegendeel. Het dualisme tusschen adat en godsdienst is te geprononceerd, om niet telkens aanleiding te geven tot botsingen. De leerstellingen van den Koran laten een compromis met de adat niet toe, welke men zou meenen, dat tusschen beider beginselen kan bestaan met het oog op de door den heer Kooreman aangehaalde spreuk: „adat bersandi sjarat, sjarat bersandi adat", (de adat steunt de godsdienst, de godsdienst steunt de adat). Zij zullen bij ijverige en fanatieke mohamedanen immer den wensch levendig houden, om de adat ter zijde te schuiven als eenigste middel om hun invloed te vermeerderen. Dit feit is van te algemeene bekendheid dan dat ik zal trachten het nader in het licht te stellen. Met dit feit voor oogen kwam het den Gouverneur; van Sumatra's Westkust Canne voor, dat ons staatkundig belang medebrengt, dat de besturende ambtenaren hunne bemoeienissen in zake de huishouding van den inlander uitstrekten over hunne godsdienstige aange legenheden. Hij wist bij ondervinding dat niets zoo zeer den besturenden ambtenaar het vertrouwen van hoofden en bevolking doet winnen, als het bestudeeren en zaakkundig bespreken van godsdienstkwesties, daargelaten dat derzelver oplossing in den regel voor den ambtenaar het groote voordeel aanbiedt, om ongemerkt kennis te maken met het intieme leven van den inlander en met tal van andere zaken, waarvan hij anders nooit iets verneemt. En nu heeft men slechts de koloniale verslagen van af 1880 op te slaan, om kennis te nemen van gebeurtenissen, die op godsdienstig terrein hebben plaats gehad en waarmede het Europeesch bestuur noodwendig bemoeienis moest hebben. Nu eens zijn het kwesties in het leven geroepen door aanhangers van de eene of andere secte, als de tarikat Naksa Bandia, Satria, Zaman enz. Zoo eischten in 1882 eenige geestelijken in de onderafdeeling Eau aan aanstaande echtgenooten de kennis van de 20 voornaamste leerstellingen van het Islamisme (zipat nan doea poeloe) alvorens tot de voltrekking hunner huwelijk over te willen gaan. Van bestuurswege is in overleg met de hoofden aan die geestelijken te kennen gegeven, dat zij zoodanige eischen niet mochten stellen. Zoo wilde in 1883 één te Goenoeng Brami (Groot Mandheling) gevestigde geestelijke de inwoners dier gemeente geweldadig noodzaken hunne godsdienstplichten beter na te komen, en schreef hij de vrouwen voor een andere kleeding te dragen. Ook deze ijveraar werd door tusschenkomst der betrokken hoofden in zijne bedoelingen gestuit. Dan weder zijn het kwesties in zake fasch (in het maleisch uitgesproken fasah), een wijze van echtscheiding, op verzoek der vrouw uitgesproken, indien de man zijn uit het huwelijkscontract voor hen voortvloeiende verplichtingen niet nakomt, en over de vraag wie gerechtigd is tot het aanwijzen van een wali, ten behoeve van de vrouw, die er geen heeft en wenscht te trouwen, welke kwesties met bemoeienis van de besturende ambtenaren afgedaan, althans behandeld moeten worden. Doch waarvoor meer voorbeelden aangehaald, om te bewijzen, dat het Europeesch bestuur niet lijdelijk de uitbreiding van het Islamisme en haar streven, om de adat te verdringen, heeft aangezien. De kwestie ligt dieper en dat wil ik nog even aantoonen. Ook na de inwerkingtreding van het thans vigeerend
Reglement tot regeling van het Rechtswezen ter Sumatra's Westkust is, in weerwil van een Regeeringsaanschrijving van 1877, dat de geschillen, welke op Java staan ter berechting van de priesterraden, ter Sum. Westkust behooren te worden gebracht bij de landraden of rapats, nog altijd een zeer sterke en algemeene neiging bij de inheemsche bevolking blijven bestaan, om hare geschillen in zaken huwelijk, echtscheiding en in het algemeen van alle onderwerpen van immaterieelen aard, die geheel naar de oude volksinstellingen en gebruiken der inheemsche bevolking van Sum. Westkust behooren te worden berecht, te onderwerpen aan de beslissing van hare adathoofden, de panghoeloes andiko, die altijd hare bevoegde rechters in die zaken geweest zijn. Geestelijke rechtbanken, zooals de priesterraden op Java, hebben op Sumatra's Westkust nooit bestaan. Oorspronkelijk kende de bevolking van dit gewest geene andere rechters dan hare adathoofden. Eerst sedert de vestiging van ons bestuur werden de rapats ingesteld, zooals die tot aan de inwerkingtreding van het thans vigeerend reglement zijn blijven bestaan. Die rapats waren wel is waar, uitsluitend uit de door ons aangestelde districts- en negrie hoofden samengesteld, doch in den beginne werden die hoofden voor een zeer groot deel uit de andikos gekozen, of uit de personen, die zich tijdens den padrie oorlog eenigen naam hadden weten te maken, en die omstandigheid droeg er zeker het hare toe bij, dat de bevolking zich die nieuwe regeling van zaken liet welgevallen. Later, eenmaal aan die door ons Bestuur gecreëerde rapats gewend, betwistte zij ook hunne rechtsbevoegdheid niet, toen er door nieuwe benoemingen van districts- en negrie hoofden meer en meer leden in kwamen, die geenerlei rang in de adat bekleedden en dus onder vigeur van de oorspronkeiijken regeling nooit tot rechterlijke function geroepen hadden kunnen worden. Vóór de invoering van de nieuwe rechtsregeling werden, zoo lezen wij in de memorie van toelichting, zaken van huwelijk, echtscheiding en erfenis bij de rapats (de door ons ingestelde rechtbanken) naar de adat behandeld, maar' andere burgerlijke geschillen „promiscue" naar „onze rechtsbeginselen" of de adat. Of het aantal der eerstbedoelde zaken groot was, dat door de rapats werd behandeld, meen ik te mogen betwijfelen, in ieder geval is het na de invoering der nieuwe rechtsregeling tot een uiterst gering getal gereduceerd. Naar de oorzaak hiervan te zoeken, gaat buiten mijn bestek. Genoeg zij het hier er op te wijzen, dat ingeval de zaken geheel volgens de adat moesten worden uitgemaakt, zonder dat het Mohamedaansche recht daarbij te pas kwam, de vergaderingen meestal in de baleis, open gebouwen speciaal voor het houden dezer vergaderingen in elke negrie gemeente opgericht, werden gehouden. Moest daarbij echter in meerdere of mindere mate met de Koranische wetten rekening gehouden worden, zooals bij geschillen betreffende huwelijk, echtscheiding, walischap en dergelijken, dan werden de vergaderingen bijna altijd in de moskee, na afloop van het vrijdaggebed belegd en de zaken behandeld in overleg, althans onder raadpleging van den Iman, Chatib en vaak van andere personen, welke geacht worden met|de Koranische wetten voldoende bekend te zijn. Die laatste vergaderingen noemt men „Sidang Djoemaat", en in de moskeeën worden ook hunne uitspraken bekend gemaakt. Maar in alle geval waren het steeds de hoofden die beslisten. Dikwijls werden de uitspraken van die vergaderingen door partijen geëerbiedigd. Geschiedde dit niet, dan misten zij de waarborgen der wet, d. w. z., zij konden niet ten uitvoer worden gelegd. Door deze bevoegdheid aan de volkshoofden te ontnemen, is inbreuk gemaakt op het recht van zelfbestuur, der bevolking van S. W. K., gewaarborgd door den Commissaris Generaal v. d. Bosch, bij besluit van 3 Oct. 1833. Dit was een onrecht niet alleen die bevolking aangedaan. Het was meer. Het was een politieke fout ! De geestdrijvers onder de vrije geestelijkheid waren zich spoedig bewust, dat zij zich aan de uitspraken der Sidang djoemaäts niet hadden te storen. Zij kregen dus vrij spel om ongestoord hun theoriön te verkondigen en ingang te doen vinden. Het is ongeloofelijk hoe groot de invloed van sommigen soms was op de bevolking en wat zij zich al niet durfden aanmatigen. Zoo herinner ik mij dat in een geval van overspel de geestelijke, aan wie de schuldige vrouw haar schuld had bekend, meende haar te moeten reinigen door opensnijding van de buik en het wasschen der ingewanden. Dit geschiedde in zijn Soerau (bedehuis) onder het meratip (het onder een meer en meer opgewonden opdreunen der woorden „allah illalah") zijner leerlingen. Hier werd bepaald een misdrijf gepleegd en kon de schuldige voor den betrokken rapat in Oud-agam (Fr de Koek) te recht staan. In de negrie Djaho (afd. Batipoe en XKota) echter wist een toeankoe sjeich van grooten invloed de bevolking over te halen van de adat Kamanakan afstand te doen en de Koranische voorschriften omtrent het erfrecht te omhelzen. Gelukkig stierf deze geestelijke spoedig na de invoering van bedoelde regeling, daar schier in elk huisgezin de vrouwen er tegen in opstand waren gekomen. Door zijn dood kwam een einde aan den staat van anarchie waarin de negrie was geraakt, en werd door de volkshoofden unaniem besloten tot den ouden toestand terug te keeren. Is het wonder dat onder soortgelijke omstandigheden de Gouverneur Kroesen ook de meening was toegedaan, dat het aanzien der volkshoofden, die dooide Rechtspleging van 1874 in der daad buiten de rechtspraak waren gebracht, diende te worden gereleveerd; en dat hij in een uitvoering voorstel, waarin hij op de politieken fout wees, die begaan was, concludeerde tot: I- Erkenning van het recht der bevolking om hare Civiele Zaken af te doen volgens hare gewoonten, haren godsdienst en hare begrippen van hetgeen recht en billijk is, behoudens controle van het Europeesch Bestuur. H- Erkenning van het recht der bevolking om in hare instellingen, in overleg en in overeenstemming met het Europeesch Bestuur die wijzigingen te brengen, die de ontwikkeling van het land vordert of waarvan door de gewijzigde omstandigheden de behoefte wordt gevoeld. III. Geen, trouwens vrij onvruchtbare reactie van Bestuurswege tegen het bestaande matriarchaat en daaruit voortgekomen huwelijks- en erfrecht, ook als barrière tegen Mohammedaansch godsdienstig fanatisme. IV. Bescherming, met hand en tand desnoods, van het zoo weldadig Maleisch gemeenschappelijk familiebezit. De Procureur Generaal op 's Gouverneurs voorstellen gehoord, erkende de wenschelijkheid der oprichting van negriegerechten, doch keurde af de openbare wettelijke erkenning van het recht der bevolking van S. W. K. op eigen rechtspraak volgens de adat, als in strijd met art. 75 v. h. R. R. Blijkbaar dacht die hoofdambtenaar er niet aan, dat de bevolking van dit
Gouvernement behoort tot die aan welken is gelaten het recht van zelfbestuur, bedoeld bij art. 27 al. 2. van de Indische grondwet. Het Hoog Gerechtshof maakte het nog erger. In zijn advies van Sept. 92 werden de voorstellen tot handhaving der beginselen zooeven genoemd, niet alleen veroordeeld, als op onjuiste bezwaren steunende, maar ook als een onnoodige en ongeraden terugstap. De Regeering, en wellicht ook het Opperbestuur, zat blijkbaar met de zaak verlegen. Ten einde raad besloot zij nog eens advies in te winnen ; en wel dat van een nieuw opgetreden Gouverneur. Deze, de heer Michielsen, stelde een middenweg voor, en wel om de districtsgerechten in eersten aanleg te laten oordeelen over alle door eigenlijk gezegde inlanders tegen personen van dien zelfden landaard gerezen geschillen ter zake van huwelijk, echtscheiding en in het algemeen van alle onderwerpen van immaterieelen aard, die geheel naar de oude volksinstellingen en gebruiken der inheemsche bevolking van Sum. Westk. behooren te worden berecht ; doch in die districtsgerechten wilde hij een plaats gegeven zien aan de adathoofden, die door den inlander als zijn natuurlijke rechters beschouwd worden. Deze wijze om de begane fout te herstellen lachte de Regeering en het Opperbestuur wel toe, althans blijkt uit het koloniaal verslag van 1900, dat bij Koninklijk besluit van 22 Sept. 1899 n'. 14 de GouverneurGeneraal bevoegd werd verklaard, om, met inachtneming van de door het Opperbestuur gegeven voorschriften, en bevelen, eene wijziging en aanvulling van het Regit op het Rechtswezen voor Sum. Westk. (Stbld 1874 n°. 94b) in het leven te roepen. De strekking van deze herziening werd ook uit een politiek oogpunt van gewicht geacht, vermits daarbij aan de adathoofden, die den band vormen tusschen het Europeesch bestuur en de inlandsche bevolking, een standpunt zal worden verzekerd, dat, naar verwacht wordt, hun prestige zal doen rijzen en tevens aan het Europeesch bestuur de mogelijkheid opent, om voortaan meer voeling te houden met de stemming der bevolking. Bij deze herziening, die, voor zoover hier te lande .bekend, nog niet is afgekondigd, zullen de districtsgerechten tot colleges worden gemaakt, samengesteld uit de adathoofden met het districtshoofd als voorzitter, terwijl hunne rechtsbevoegdheid, zoowel in burgerlijke als in strafzaken, ter vergemakkelijking van de rechtsbedeeling, eenigszins zal worden uitgebreid en zij voortaan voor de terechtzittingen, niet meer aan een bepaalde plaats zullen zijn gebonden, doch in de verschillende negriën (in de balei of sopo) zullen zitting nemen. Wij mogen Regeering en Opperbestuur dansbaar zijn, dat zij eindelijk gehoor heeft willen leenen aan de raadgevingen van het bestuur en den ethischen koers is ingeslagen. De tijd zal leeren, hoe hoog hare waardighf id in het oog der inheemsche bevolking daardoor zal stijgen. * En nu ten slotte nog een punt dat ook in de voordracht aangeroerd is : de codificatie van den adat. Een voorstel daartoe is indertijd gedaan door den Gouverneur de Munnick. Een zeer zaakrijk advies van Dr. Snouck Hurgronje heeft de Regeering echter doen besluiten daartoe niet over te gaan. De noodzakelijkheid daarvan werd ook door sommige bestuursambtenaren, waaronder de Gouverneur Michielsen, niet ingezien, voornamelijk om de ondervolgende reden. Zooals bekend, hebben de gezaghebbende adathoofden van eene negrie het recht om de adat te wijzigen, wanneer zij allen het onderling eens zijn over de wenschelijkheid daarvan, in verband tot gewijzigde tijdsomstandigheden. Elke negrie op zich zelf wenscht men daarom de bevoegdheid te laten, om onafhankelijk van anderen de adat te wijzigen. De op die wijze tot stand gekomen nieuwe regelingen worden in tegenstelling met de „adat isti adat" (d. i. de oorspronkelijke adat) „adat moefakat" (d. i. de overeengekomen adat) of „adat jang di adatkan" (d. i, de adat, die adat gemaakt is) genoemd. Meer en meer dempen die wijzigingen de kloof, die tusschen onze rechtsbegrippen en die der inlandsche bevolking van dit gewest bestaat. Die natuurlijke en geleidelijke evolutie, die hare oorzaken heeft in den drang der tijdsomstandigheden en eene uiting is van het aanpassingsvermogen der inlandsche samenleving' dienen wij te benutten om, waar die samenleving geneigdheid toont hare zeden en gebruiken meer in overeenstemming te brengen met die in meer beschaafde landen aangenomen, er naar te streven, dat zij aan de Christelijke boven de Mohammedaansche zedeleer de voorkeur geeft.
Heb ik wat lang bij dit onderwerp stil gestaan, daarom wil ik nog niet waarborgen, dat ik korter zal wezen in mijne aanteekeningen op de gedrukte voordracht. Daarvoor ligt mij te veel op het hart. Doch wel wil ik in mijne verdere rectification zoo veel mogelijk kortheid betrachten.
De heer Kooreman heeft beweerd, dat de adat geen verkoop toelaat van grond. Dit is ook onjuist. Vide bl. 18 van het Resumé van het onderzoek naar de rechten, welke in de Gouvernementslanden op Sumatra op de onbebouwde gronden worden uitgeoefend, waaruit ik woordelijk overschrijf. „Het staat den eigenaar van bebouwde gronden vrij, zijne gronden te verkoopen, verpanden, in bruikleen te geven of weg te schenken. Bij de uitoefening van die eigendomsrechten is hij echter gebonden aan eenige beperkingen, bij de adat voorgeschreven, welke hier nader zullen worden vermeld. Verkoop van grond heeft zelden plaats" enz. Ik kom op deze zaak terug bij mijne kanteekeningen op de voordracht, waar deze 'het erfrecht bespreekt.
Slavernij. Tijdens de afschaffing in 1876 waren er drie klassen van slaven: boedaq, slaven in den volsten zin des woords, waarover de meester vrije beschikking had ; boedaq poesaka, geërfde slaven, die niet verkocht mochten worden en dikwijls slechts in bizondere gevallen dienst deden en Kamanakan di bawah loetoet, wier schuld, koop- of losprijs was afbetaald, doch die nog niet hadden voldaan aan de adat, welke, behalve het storten van eene zekere som van hen, een feest aan de Negory vorderde. Hun aantal bedroeg 383 boedaq's en 11491 Kamanakan's di bawah loetoet in de Bovenlanden. Zie verder Kielstra „Sumatra's Westk. sedert 1850." Bijdragen Kon. Inst. 5de volgreeks, 7de deel.
Verplichte cultures. Bij het plakaat pandjang van 25 Oct. 1833 werd de inlandsche bevolking aangespoord in haar eigen belang, waardoor dat van het Gouvernement zou worden bevorderd, groote uitbreiding te geven aan de koffie- en pepercultuur. Hierover zou het (Gouvernement) door zijn ambtenaren doen waken, omdat het zonder uitbreiding van cultures geen inkomsten zou hebben. De verkoop der producten zou der bevolking evenwel gemakkelijk worden gemaakt, door het oprichten van pakhuizen in de binnenlanden, waarin zout en andere artikelen te verkrijgen zouden wezen, en koffie, peper enz., enz. zouden worden opgekocht tegen de prijzen, die daarvoor toen in de Bovenlanden werden betaald, waardoor der bevolking de moeite zou worden bespaard, om hare producten over het gebergte naar afgelegen
I
plaatsen te dragen, en van daar goederen terug te brengen. Het zou haar evenwel volkomen vrijstaan, hare goederen naar Padang te brengen en naar verkiezing te verkoopen. Bij publicatie van 20 Sept. 1847 bepaalde de Gouverneur van S W. K. Michiels, dat met intrekking van het bepaalde bij het plakaat Pandjang, te beginnen met 1 Nov. 1847, alle koffie door de bevolking tegen eenen vastgestelden prijs aan den lande zou moeten worden geleverd. Aangezien iets dergelijks nimmer is bepaald voor eenig ander product, dus nóch voor peper, nóch voor rijst, is slechts de koffie een gouverments monopolie geworden. De meening dat de rijstcultuur ooit tot de verplichte cultures heeft behoord, is erroneus en waarschijnlijk ontstaan bij de lezing der brochure van wijlen den Padangschen advocaat Mr. J. van Bosse „Eenige beschouwingen omtrent de oorzaken van den achteruitgang van de koffiecultuur ter Sum. Westk., benevens eenige opmerkingen omtrent de economische en politieke toestanden aldaar". Daarin wordt beweerd, dat de landbouw verwaarloosd is, omdat der bevolking de rijstbouw door hoofden, mantries, opzieners, controleurs, plakkaten, politierol en gevangenis niet aangenaam wordt gemaakt. Het zal wel geen nader betoog behoeven, dat op de politierol niet gestraft kan worden wegens nalatigheid in zake de rijstcultuur, omdat zulk eene nalatigheid nergens strafbaar is gesteld. Men verlieze daarbij niet uit het oog, dat van de politierol maandelijks een afschrift moet worden gezonden aan den Raad van Justitie te Padang ter controleefing, en dit college zijne aanmerkingen niet achterwege zou laten, wanneer het een dergelijk misbruik van macht constateerde. Hoe de heer Kooreman er toe kon komen, om uit het alléén te Padang gevierde boekabandar feest, tot verplichte rijstbouw te concludeeren, begrijp ik niet. Alléén wordt daarbij jaarlijks vastgesteld, op welke wijze de wateraftapping uit de verschillende waterleidingen moet geschieden, opdat de eene gemeente niet ter préjudice van eene andere van te veel water gebruik make bij de bevloeiing harer velden.
H e t w e r k v o l k o p d e p a r t i c u l i e r e o n d e r n e m i n g e n v a n l a n d b o u w . — Tegen de bewering, dat onder de inheemsche bevolking geen voldoend werkvolk kon worden gevonden, is in de Indische gids van Sept. 1894 bl. 1392 een planter opgekomen. Volgens dezen is het een feit dat de landelijke ondernemers in de Boven- en Benedenlanden een groot gedeelte van het jaar niet weten wat zij met al de koelies zullen aanvangen. Deze bewering gaf het Bestuur in 1895 aanleiding den beheerders der ondernemingen onder meer de vraag te stellen, welke bijzonderheden er te vermelden waren omtrent het verkrijgen van werkvolk. Een ieder was het er over eens, dat de ondervinding opgedaan met het verkrijgen van contractkoelies allertreurigst is geweest. Verscheiden erkenden in 1894 en 1895 geen gebrek te hebben gehad aan werkvolk van den vasten wal, wat zij toeschreven aan de kleine oogsten en het in exploitatie brengen van slechts een deel van het perceel. Zij vreesden echter bij groote oogsten, en wanneer meerdere ondernemingen in ontginning kwamen, weder gebrek aan werkkrachten te zullen hebben, wat trouwens reeds bij de meesten het geval was in den pluktijd, tijdens de Sawah bewerkingen in de poeasa. Met het vorenstaande meen ik voorloopig te kunnen volstaan. H. E. PEINS.
Oost-Indische berichten.
W e e r e e n s t a p terug.
Als aan regeeringspersonen langs verschillenden weg gewezen wordt op vooze toestanden in de maatschappij, op „rotte dingen in den staat", — drank-, speel-, opiurnzucht enz. - - dan heet 't dat die afgekeurd worden, dat verandering ten goede nagestreefd zal worden, maar dat 't moeilijk is die eenmaal bestaande toestanden zoo maar in eens te verbeteren; en, — dit en parenthèse, — de staat trekt er zooveel van dat niet te missen is. Toch, bestonden zij niet, niemand zou ze in 't leven roepen, ja de eerste ontwikkeling met alle ten dienste staande middelen tegengegaan worden. In Indië ziet men in vele opzichten zoo wat 't tegendeel gebeuren. Wat voor Indië goed is, wat met Indië's toekomstige zelfstandigheid zamenhangt, wat Indië's toekomst verzekert, wordt 't ontnomen. „Men" zou zeggen als „dat en dat" niet daar ginds was, zou 't er moeten komen, hoe eer hoe beter. Als er geen „militaire school" tot opleiding van officieren bestond, dan zou men die moeten oprichten, Maar de „militaire school" die jaren bloeide, behoort tot de geschiedenis, zij was er. Als de vorming van Indische ambtenaren er niet Voor een groot deel geschiedde, dan moest men zorgen, dat 't gebeurde. Maar afdeeling B van 't gymnasium te Batavia staat wrak. Als enz. Als er geen H. B. Scholen voor meisjes in elke hoofdPlaats van Indië aanwezig waren dan zouden die inrichtingen van middelbaar onderwijs voor de vrouw door den staat in 't leven moeten geroepen worden, en zoo gauw mogelijk het particuliere — door gouverneöientonderwijs vervangen dienen te worden. Maar . . . . de H. B. S. voor meisjes heeft haar langste tijd gehad en het onderwijs daar gegeven zal aan Particulier initiatief worden overgelaten. . Wij betreuren dit laatste zeer, temeer omdat ons lliziens de argumenten niet steekhoudend zijn. Over de opheffing van de Meisjes Hoogere BurgerSchool te Batavia, die voor een deel gegrond is op 't Rindere bezoek der laatste jaren, lezen we ten minste m het Bondsblad 't volgende : „De H. B. S. voor meisjes werd 2 October 1882 geepend met 45 leerlingen, in 1883 waren er bij het begin van den cursus 60, in 1884 51, in 1885 43, in ^ 8 6 41, in 1887 43, in 1888 33, in 1889 34, in 1890 48, in 1891 en in 1892 47, in 1893 50, in 1894 43, 'ö 1895 41, in 1896 45, in 1897 48, in 1898 49, in ^899 43, in 1900 49, terwijl de school thans nog door "ijna 50 leerlingen wordt bezocht. Het grootst aantal gerungen dat deze school ooit bezocht was dus 60, het deinst 33. Vergelijken wij deze getallen, met die van ^onarnige H. B. Scholen voor jongens in Nederland *an zien wij dat menige H. B. S. met 3 j . cursus en plfs een enkele met 5 j . cursus geen grooter aantal j^i'lingen kan aanwijzen, zoodat volgens onze meening r0* aantal leerlingen nog geen opheffing der inrichting ^ettigt, tenzij men voor Indië een anderen maatstaf sebruikt dan voor Nederland." Ons dunkt dat deze cijfers sprekend zijn. Een ander argument tot opheffing van bedoelde ^hooi w o r ( j t gezocht in de omstandigheid dat de j?eisjes toegelaten kunnen worden op de Hoogere Ul'gerscholen voor jongens •j. ts 't allezins toe te juichen, dat dit mag, toch heeft lehr i n d e n S™1"! n i e t s mee te maken, want de opWi g ^ e m e n z i c l 3 i n ^eide inrichtingen geeft is slotte toch een geheel andere.
^ij hadden zoo gehoopt, om in allerlei richtingen
Z i e l e l e v e n v a n I n l a n d e r s .
de stappen steeds voorwaarts te zien doen en ziet, nu wordt er in deze weer een stap achterwaarts gedaan.
Hebben de inlanders wel een ziel? Nu, dat zal maar zoo, zoo, zijn: Een ziel behoort nu eenmaal bij een levend lichaam, maar anders, en of 't wel een ziel is als de onze ? Vroeger toen de rottanstraf bestond, toen ja! Hardop zeggen, durft iemand zoo iets niet meer, nu \ er velen zijn, die 't voor den inlander als evenmensch, met klem beginnen op te nemen; maar denken, vaag overwegen in eigen ziel ? Ik zou ze niet allen de kost willen geven, die er toe overhellen. Zoo nu en dan in verhalen en romans lezen we wel iets van 't zieleleven van den inlander; maar nietwaar, dat kan fictie zijn? daarom een paar nuchtere berichten teruggegeven uit een Courant, de Sum. bode. Een javaansch meisje in kampong Ganting was tegen haar zin verloofd met een jongen inlander en het huwelijk zou zoo spoedig mogelijk plaats hebben, 't Meisje had echter een ander lief, een Inlandsen fuselier, en toen deze in de dagen vóór haar huwelijk naar Java werd overgeplaatst, liet ze zich door hem schaken ; ze volgde hem op de boot naar Batavia. Haar ouders kwamen pas achter de ontvoering door haar minnaar, toen 't schip reeds onder stoom was. Haar vader, die zijn woord verpandde, trok zich deze familiezaak zoo sterk aan, dat hij zelfmoord pleegde. Hoe is 't mogelijk, zoo'n Javaan! En onder „moedersmart" lezen we 't volgende: Een jeugdige maleische vrouw te Oelak-Karang verloor onlangs haar eerste kind en wanhopig over het verlies van haar lieveling is ze sedert in haar geestvermogens gekrenkt. Ze weigerde halstarrig het graf van haar kind te verlaten, zoodat haar man genoodzaakt was daar vlak in de nabijheid een hut voor haar te bouwen, waar ze nu beiden verblijf houden. Dagelijks ziet men de arme vrouw in de nabijheid van het grafje ronddwalen.
I n d i s c h e K u n s t n i j v e r h e i d .
In den loop van de maand December zal, naar wij vernemen, door den heer Jasper, aspirant-controleur , te Soerabaija een tentoonstelling gehouden worden van inlandsch koper ; giet- en drijfwerk. Onze kunstlievende stadgenoot heeft reeds een keurige verzameling van zulke geciseleerde voorwerpen van den heer Römer ontvangen. De meeste der te exposeeren producten zijn het werk van als bekwam bekend staande handwerkslieden, die voor deze gelegenheid gewerkt hebben naar door den heer Jasper ontworpen modellen. De opbrengst der tentoonstelling zal strekken, om de kunstnijveren zelf door een geldelijke belooning aan te moedigen. Door hem wordt gezocht naar een geschikt lokaal voor de tentoonstelling -, de dag zal nader bekend gemaakt worden. (Soer. Hbl.)
D e C h o l e r a i n I s '* n u a l u i tS e m a a k t> d a t e r
I n d i ë i n J a r e n n i e t zoo'n ontzettende cholera epidemie in Indië, en meer speciaal op Java, gewoed heeft, als dit najaar, de officieele cijfers zullen de verwachting, nog verre overtreffen, en dat zegt wat. In de „Sem. Ort." vindt men zulk een officieele opgaven uit de afdeeling Demak over de maanden September en October en tien dagen van November. Er werden daar 6608 aangetast. 5637 stierven en 648 genazen, terwijl 323 nog onder behandeling bleven — of liever ziek waren, want van behandeling zal wel voor 't grootste gedeelte geen sprake zijn geweest. Wel ontzettend! — Welk een enorm cijfeinet geheele aantal overledenen zal bereiken, kan men maar even vermoeden. Hoeveel er niet — officieel stierven, daar zal men wel nooit achterkomen. Toch zou 't wel overweging verdienen, om overal waar de cholera zwaar geheerscht heeft een statistiek samen te stellen, zooals de „Sem. Grt." deed voorde Semarangsche districten en waarvan, wij onlangs melding maakten. Intusschen uit geen enkel bericht in de Indische Couranten is ons gebleken, dat er een bevel was gegeven, om deze epidemie officieel te bestudeeren. — Misschien hebben we het echter mis. We hopen het.
West-Indische Berichten,
V e z e l i n d u s t r i e i n S u r i n a m e .
Naar aanleiding van een bezoek door den Gouverneur van Suriname, vergezeld van verscheidene hoofdambtenaren, gebracht aan de onderneming voor vezelbereiding, ongeveer een jaar geleden aangelegd door de heeren Aug. Bray en de Graaf op de vroegere plantage 't IJland, deelt de heer H. A. Brouwer in „Onze West" eenige bizonderheden mee omtrent deze onderneming en de voor Suriname zoo goed als nieuwe industrie. Uit een later bericht van den heer Brouwer blijkt, dat reeds eenige jaren geleden de heer A. H. S. Leijsner de „WestIndische Nijverheid Vereeniging Goronie" heeft opgericht, die op Coronie vezels langs machinalen weg bereidde en in Europa ter markt bracht. Genoemde vereeniging maakt vezels van de Agave en van Kokosnoten, — terwijl uit deze laatsten ook olie wordt bereid. Einde 1900 begon de vezelfabriek, een flink en luchtig gebouw, de bladeren van de Agave-Mexicana, de bananenstronken, de bast van baraklak en boschkatoen en de mokko-mokko tot vezelbereiding te gebruiken ; — waarvan het te bewerken materiaal om en om in de droogovens en in de lucht gedroogd wordt. De vezelmachine (decorticator) door een petroleummotor van vier paardekracht in beweging gebracht, is zeer eenvoudig van inrichting en één persoon kan in tien uur 17000 bladeren van de Agave-Mexicana ontvezelen; bovendien wordt de motor gebruikt, om een cassavemolen in werking te brengen. Uit de cassave (in Oost-Indië kettella pohon genoemd) worden n.1. stoffen bereid, die echter nog te hoog in prijs zijn, om in den Europeeschen handel te worden gebracht. Het plantenmateriaal voor de vezels wordt op tweeërlei wijzen bewerkt en ter verzending gereed gemaakt. Het wordt öf alleen gedroogd öf na droging ook ontvezeld. Beide Produkten worden tot balen van 100 K.G. geperst. Als men nagaat, hoe vele bananen (pisangs) planten steeds als waardeloos worden weggeworpen, — immers na ééns vrucht gegeven te hebben sterft de boom, — en in welk een overvloed de andere planten in Suriname welig groeien, kan men nagaan hoeveel grondstof er voorhanden is en aangeplant kan worden om en bij een fabriek. Op 't IJland heeft men dan ook nu reeds uitgestrekte aanplantingen. Een grootere vezelmachine, tevens geschikt voor de bereiding van fijnere vezels zal op Post Gelderland worden geplaatst. De bereide vezelstof vindt, uit onbekendheid, in Europa nog geen noemenswaarde afzet, maar reeds wordt' in België met de vezels proeven genomen, en met recht mag op een veel belovende toekomst worden gerekend. Neemt deze industrie de vlucht die verwacht wordt, dan zal 't echter noodig zijn ook uit andere streken de grondstoffen aan te voeren ; maar helaas, — de verkeerswegen in Suriname zijn over
't algemeen van dien aard — dat vervoer daarvan en ook afvoer van de bewerkte stof veel moeilijkheden oplevert en met groote kosten gepaard gaat. Daar 't Gouvernement de nieuwe industrie zijn steun verleent, o. a. door voorloopig kosteloos terreinen af te staan, mag men hopen op nog meer tegemoetkoming. Trouwens niet alleen in dit geval, maar in zooveel gevallen, meer zal steeds dringender blijken, dat een van de hoofdvoorwaarden van ontwikkeling der kolonie verbetering van verkeerswegen en middelen moet wezen. Zich ontwikkelende industrieën eisenen een goed geordend verkeer, en dàt weer bevordert een zekere vooruitgang van de industrie. Een waarheid die aan geen Regeering behoeft gezegd te worden. Moge Suriname dat spoedig ondervinden. Zij verkeert in dat opzicht nu in de gunstige omstandigheden, daar haar oud-Gouverneur, die blijken heeft gegeven hart voor Suriname te hebben, nu deel van de Regeering uitmaakt en zijn aandacht reeds aan dit onderwerp wijdt.
„ „ „Onze West" de terugkomst » e C o p p e u a m « . v e r" m eidende van den heer van e x p e d i t i e . stockum. leider der Coppenameexpeditie, die in de Boven Coppename was achtergebleven, om nog waarnemingen te doen, deelt mee, dat hij zijn doel bereikt heeft van af den top van een hoogen boom. Door een samenstel van ladders klom de heer van Stockum tot een hoogte van 21 meters. Van een daar vervaardigd platvorm had hij een ruim uitzicht over het omliggend gebergte dat hij wilde waarnemen, .Door op dit denkbeeld te komen, heeft hij zijn arbeiders het moeilijk en tijdroovend kappen in 't dichte bosch bespaard. Voor de leiders, die 3 December van Paramaribo zouden vertrekken, is in de Buitensocieteit aldaar een feest gegeven, terwijl zij uitgeleid zouden worden met de muziek van de militaire kapel.
„ . . . Het blijkt dat de CoppeB a l a t a - c o n c e s s i e a a n n a m e . e x p £ d i t i e a l h e e l gauw d e R a l e i g h - v a l l e n . e e n gQJ g e v o l g ^ h e* beQ> Waarschijnlijk op de hoogte gebracht van de aanwezigheid van balata ten zuiden der Raleigh-vallen door personen die de expeditie hebben mee gemaakt, heeft zich al dadelijk een aanvrager aangemeld voor een vergunning om in die streken een onderzoek in te stellen naar de aanwezigheid er van. Deze volgorde is, zegt „Onze West," zooals het hoort. Het wetenschappelijk onderzoek moet de industrie voorlichten, en aanwijzen waarheen zij haar schreden te richten heeft.
TC , . . Volgens een schrijven uit Nickerie aan K - c k ê 1 • d e » B e r b i c e Gazette" zal weldra een i n e . Amerikaansche maatschappij de exploitatie van Kaolin in Nickerie ter hand nemen. RECLAMES.
e s t e r s . Groote Z e e u w s c l i e O e s t e r s Iverheerlijk, maische waar, [»getwijfeld , 'k lioor 't al zeggen ost e n W e s t , verlangt er naar.
| e l i t e Groote Z e e u w s c h e O e s t e r s , et men aan een fijne disch, n besproeid met wat citroensap lenig smaakt, en zoo frisch.
l u r p t s l e c h t s Groote Z e e u w s c l i e Oesters, teeds bij 't scheiden van het jaar, mallend, rustig neergezeten, praakznam, vroolijk bij elkaar.
r e k n a a r Groote Z e e u w s c l i e Oesters. reffend is 't, maar zeker waar, doet de mond al watertanden, e denken 't is haast nieuwe jaar.
et vooral d e Z e e u w s c l i e O e s t e r s , rkend als prima, puike soort , n vertelt het aan een ieder, et ze toebereid zoo 't hoort. T E R
a a d z a a m is 't bij k e u s d e r O e s t e r s , icht Uw bestelling n i e t te l a a t ; eeds is 't adres door U geraden, o g g e reenstraat, hoek P r i n s H e n d r i k s t r a a t .
appig? G r o o t e Z e e u w s c l i e O e s t e r s , apperloot, 't is zoo gezond .makelijker is er niet op aarde meerend, zalvend zacht, den mond.
Aanbevelend G. V a n d e r H a r s t , firma A. Knoester. DEN HAAG, Roggeveenstraat, hoek Prins Ilendrikstraat en Vischmarkt. SCHEYENINGEN, Vijzelstraat 18, Telefoon 4177. SCO SCO ;sco
OUSJES OUSJES OUSJES
Telephoon 930. Ä. SERPHOS & Co. Leveranciers aan Rijks- en Gemeente-Instellingen. Uitsluitend verkrijgbaar 69, DENNENWEG 69, 3DE3ST ttJ±J±Gr. Suriname. V e r s i e r i n g s k u n s t b y d e B o s c n n e g e r s e n I n d i a n e n . Donderdag 19 December had de derde lezing plaats van den heer Jhr. L. G. van Panhuys, voor een zeer talrijk publiek in hel lokaal der Christelijke Vereeniging voor Jonge Mannen op de Prinsegracht. Spr. begon met de mededeeling dat hij als bestuurslid in twee commissies van Oost en West ontslag had genomen, en wees, in verband daarmede, op de weinige zorg die z. i. besteed was aan eene behoorlijke ontvangst van het publiek op de vorige lezing, waardoor b. v. verscheidene dames en heeren van leeftijd en van rang hadden moeten staan of eerst na veel moeite een zitplaats hadden gekregen, en de orde veel te wenschen overliet. Na deze mededeeling ging de spreker over tot zijn eigenlijk onderwerp en vestigde er de aandacht op dat de Surinaamsche ornamentiek en versieringskunst alleen gevonden wordt bij de Indianen en Boschnegers. Men treft zoowel in de binnenlanden als aan de kust Indianenstammen aan. De eerste zijn zeer schuw en
worden door de Boschnegers geheel buiten het verkeer met beschaafden gehouden, ten einde de voordeelen van een ruilhandel voor zich te kunnen behouden. Behalve aardewerk en vlechtwerk produceeren zij kunstige versiersels van prachtig gekleurde vogelveeren en ook hangmatten, die de Boschnegers tegen hooge prijzen aan de kusten verkoopen. De Indianen die in de kuststreek en in de savanna's wonen, houden zich o. a. op aan de oevers der Marowijne, in Boven-Cottica, bij de Saramacca en aan een kreek der Coppename, een waterweg naar de Nickerie. De vrouwen vervaardigen aardewerk van witte klei, die met houtskool en met de schors der kwepi vermengd wordt. Dit aardewerk wordt met een bruin sap met eigenaardige versieringen beschilderd. Onder het vlechtwerk trekken de aandacht de korven uit gespleten Warimbo-riet gevlochten , ter grootte van onze handkoffertjes en die voor dezelfde doeleinden worden gebruikt ; zij worden vervaardigd van geelachtig wit en zwart gekleurd riet met zeer gevarieerde patronen, waarbij het motief van de pad eene groote rol schijnt te spelen. Het zgn. «meander-figuur», en een ornament dat spr. had aangetroffen op een mandje, in het bezit van den heer Schoch te Paramaribo, en dat waarschijnlijk een hond moet voorstellen, werden nog even besproken o. a. om de wijze van styleeren onder de aandacht te brengen. Spr. zou op de beteekenis van de versieringen van de Indianen, waarvan hij er enkele voorteekende, echter niet dieper ingaan, omdat de verklaring daarvan nog nagenoeg alleen op hypothesen berust. Van de ornamenten van de Boschnegers kon spr. evenwel een groot aantal verklaringen geven.
Van alle rassen, volken en stammen van Guyana heeft Prof. Joest de Boschnegers de interessantste uit ethnologisch, anthropologisch en taalkundig oogpunt genoemd. Het zijn de nakomelingen van vroeger als slaven geïmporteerde Afrikaansche negers, die hunne onafhankelijkheid met bloed gekocht hebben en zich in de bosschen van het binnenland tot stammen met. een bepaalde regeeringsvorm hebben vereenigd. In veel opzichten vertoonen hunne zeden nog overeenkomst met die van Afrikaansche stammen, doch de beschaving, en ook de Indianen, hebben mede op hunne gebruiken invloed uitgeoefend. Hunne bezigheden bestaan, behalve uit houtkappen, voornamelijk ook daarin, dat zij de rivieren bevaren met hunne corjalen ; zij bezitten om zoo te zeggen hel monopolie van het goederen- en menschentransport op de rivieren , waardoor hunne verdiensten niet gering zijn ; door hen kunnen de gouddel vers de binnenlanden bereiken. De waarde die zij aan geld hechten is betrekkelijk niet hoog, omdat zij wel vrij groote bedragen voor lading-vervoer eischen en ook ontvangen, maar hunne behoeften aan den anderen kant gering zijn, vandaar dat zij hunne voorwerpen, zooals spr, had ondervonden, soms in het geheel niet en dikwijls alleen tegen een hoogen prijs willen verkoopen De Boschnegers hebben nog een soort van huisvlijt en vervaardigen allerlei snijwerk in hout : kleine lage stoeltjes, bankjes, haarkammen, waschkloppers, parels (pagaaien). Deze zaken zijn soms zeer merkwaardig, vooral door de versieringen die daarop voorkomen, meestal motieven van menschelijke figuren en dieren als vogels, kikvorschen, slangen, papegaaien of lichaamsdeelen daarvan. De gestalten zijn dikwerf zoo verborgen in het lijnenspel van het ornament, dat men haast alleen door mededeelingen der vervaardigers zelven ingewijd kan worden in de geheimen van hun versieringskunst. Spr. vertelde, hoe hij gedurende een 2 i jarig verblijf in Albina aan de Marowijne op den brandend heeten middag vaak zijn toevlucht zocht bij de Boschnegers, in wier dorp hij zich een hutje had laten bouwen, dicht aan den rivieroever, waar men de eerste koelljes van den middagbries zou kunnen opvangen. Daar waren het de kinderen, die hem het eerst inwijdden in de beteekenis der motieven van hun versieringskunst, die hij verhalen moest van «bakkra kondre,» van het land van de blanken, en door zijne verhalen vertrouwen wist in te boezemen. Zoo kwamen later ook de oude Boschnegers bij hem op bezoek, o. a. wanneer zij den avonddienst der Hernhutters hadden bijgewoond, en dan toonde spr. hun tal van teekeningen, die hij vervaardigd had naar de door hen versierde voorwerpen. Deze teekeningen, die gedurende de lezing tegen den wand hingen ter bezichtiging, waren niet altijd onder zeer gunstige omstandigheden vervaardigd en de teekenaar had met al de moeilijkheden te kampen gehad, die dergelijk werk in de tropen zoo lastig maakt. Staande in donkere hutten vol rook, was niet bepaald een ideale toestand voor een teekenaar. Maar ook had hij veel gebruik gemaakt van het middel om afdrukken te nemen met Japansch papier en zwarte was, welk middel Mr. Serrurier hem had aangeraden. Bij die bezoeken ontspon zich vaak een «wetenschappelijk dispuut.» onder de Boschnegers over de beteekenis der motieven en de spreker wist veel merkwaardigs daaromtrent te weten te komen. Op dat gebied noemde spr. de blanken de leeken en de boschnegers de geleerden. Een ellipsvormig figuurtje werd; «guana-aai» genoemd of hagedisoog : zoo verklaarden zij een vaak voorkomend driehoekig motief als te zijn een slangenkop. Een ander motief op een reusachtige haarkam werd verklaard te zijn het motief der dondersteenen, steenen bijlen waarmede- de Indianen vroeger boomen velden en die men hier en daar nog vindt. Een vierkant, met ingebogen zijden en staande op de punt werd een ster genaamd, en een dergelijk figuur met een dubbel angelvormig aanhechtsel bleek een komeet voor te stellen, die voor de symmetrie dubbelstaartig was gemaakt. Wat de haarkammen betrof, viel spr. eene dichterlijke benaming in, die een dergelijk toiletvoorwerp naar hij meende droeg bij de Papoeas, namelijk «het hek dat de schapen voor zich uitdrijft.» Zachtjes aan had de spreker een aantal gegevens weten te verzamelen en nu zond hij ze naar den heer Serrurier, destijds directeur van het Ethn. Mus. te Leiden die in 1883 de boschnegersornamenten zonder nadere uitlegging voor « grillig » had verklaard en die nu zoo maar niet voetstoots al die mededeelingen als waarheden wilde aannemen, maar spr. ried zijn onderzoek voort te zetten. Spr. was voornamelijk tot zijn onderzoek gekomen door het werkje van Mr. Serrurier «de Pionier» en later door Joest's « Ethnographisches und verwandtes aus Guyana, welke werken hem waren toegezonden door iemand dien hij zeer na stond en die in dergelijke zaken veel belang stelde. In de geleerde wereld heerschte in de uitlegging van
r
I « .
A D V E R T E N T I E N.
ÀSSUrailtie Maatschappij tegen Brandschade en op het Leven i » NEDERLANDEN» is«.
Kantoren: 'S-Gravsaliag6 ( Kerkplein, lioeit Prinsestraat. — Amsterdam, Sophiaplein.— Sotterdam, Zuidbla«k 24 (Beursplein). — Ereda Prinsenkade.— Haarlem, Kruisweg70 c.— Nijmegen, Inde-Betouwstraat 8. — Groningen, Akerkhot', hoek Akerkstraat. — Zutphen, Uselkade. Hoofd-Directie te 's-Gravenliage : CAREL HENNY. Directeur; Mr. J. J. HENNY, Adj.-Directeur. Kapitaal f 4,000,000 Eeserves uit, 1900 - 1,877,900 Betaalde "brandschaden toi uit 1900 - 21,625,000
V e r z e k e r i n g t e g e n B R A N D - en I N B R A A K s c h a d e tegen v a s t e en z e e r b i l l ij k e P r e m i ë n , z o n d e r £nleggelden of Nabetalingen.
Heeren verlofgangers uit Indtë
worden bijzonder attent gemaakt, op het pension O R A E T I i A B O R A te H e e s bij N i j m e g e n , prachtig gelegen, ruime kamers, degelijke keuken. Voor families worden bijzondere schikkingen getroffen.
VERHUIZINGEN
onder garantie.
I Chr. I Sigaren- en Sigarettenmagazijn, Pr, Hendrikstraat hoefeTasmanstraat 129, D E N H A A G .
Levert de beste Sigaren in alle prijzen in kistjes van 25 en 50 sinks. Assortimeiitkisten enz. EXPORTnaar OOST-enWEST-fflMË W. EETJVEES, 73 Wagenstraat 73,
Bergplaats voor Inboedels
( G A R D E - M E U B L E ) V E R P A K K I N G (Emballage) van alle soorten van goederen ter verzending door de geheele wereld. DEGRÜIJTEMCo. AMSTERDAM, DEN HAAG, ARNHEMLeidschekade 70. Westeinde 48. Paristr. 70/71.
SACHS & Co's.
H A A G S C E E H O F J E S met g o u d b e k r o o n d voorzien van bovenstaand handelsmerk, verkrijgbaar bij W. R E U V E R S , Wagenstraat T3, CONFISEUR, Den Haag. N . B . V o o r d e t r o p e n v e r p a k t I n ü e r m e t i s c l i g e s l o t e n b u s s e n .
OVERHEMDEN naar maat.
C h e m i s i e r , 24—26 Hoogstraat, Den Haag.
Indische Uitrustingen.
Gala Peter Marquis Suchard Heller Limit Kohler Courtois Bensdorp Blooker Hagemann. Delta Peter Van Houten Suchard Blooker Bensdorp Helm. Voorhanden in g r o o t e keuze bij J l . "Wiiumau, 7 W o o r d e i n d e ? ,
e
o X
o
DEJf H A A G .
Tapijt- en Beddenmagazijn,
" ^ K PEINS HENDRIKSTRAAT ^r^!* ^oe^ v a n Diemenstraat,
Behanger, ^ a
Stoffeerder, *§^
bekend BEDDENMÄKEß ^ V ^
pécorateur.
J. A. DE GRÜIJTER, Obrechtstraat 196, hoek Reinkenstr.
DEN HAAG.
Groote Sorteering
MKACHELS, CALORIFÈRES . EN MajolicaTEGELKACHELPLATEN
JAC. MOULIJN, O p t i c i e n , I n s t r u m e n t m a k e r , 2e Wagenstraat 95, Den Haag, TELEFOON 704.
B J B J Ü J E A en PIJVCH-WEZ. Voorschrift van Heeren Doctoren.
Artikelen voor Ziekenverpleging, Verbandstoffen, Brenkbanden, Suspensoirs enz.
Aanleg en onderhoud v a n TELEFOON en ELECTRISCHE SCHELLEN JfCiele § Go. Veenestraat 50
DEN HAAG.
Fabriek en Magazijnen Yan duurzaam Verzilverde ARTIKELEN VOOR Luxe en Huishoudelijk gebruik.
• ^ ¥*
W •*" là
X:
• :l Î ip i l J
" ^ h 1
1
;' |?
: fï | j Ut* • ^-S^-^.;
~*j8 i E
ROKBEMDEN
passen onberispelijk. HELDER LIOHT is het behoud der oogen en veraangenaamt de lange avonden. Kousjes voor Gasgloeilicht. „Gerofirm" met een brandduur van ca. 2000 uren en cene gemiddelde LICHTSTERKTE van WO Hefner kaarsen. ^»jpijss * 0 , 4 0 . Grootste afneemster hier ter stede: de ßemeente-Gasfabriek, A.M.DEBLÀOWAC0. Oude Molstraat No. 14, Den Haag.
Een b e k w a a m M a c h i n i s t I S a n l t w e r k e r , zelfstandig alle herstellingen aan machines en materieel k u n n e n d e uitvoeren: bekend m e t Engelsche en Fransche taal, werkplaatsadministratie enz., zag zich gaarne geplaatst, liefst in eene onzer Indische koloniën. Uitmuntende referentiën ten dienste.
Franco brieven te adresseeren aan en inlichtingen te bekomen bij de 3de Commissie der Vereeniging „Oost en West", H e e r e n g r a c h t 4 , D e n H a a g .
gediplom. muzickleeraar,
geeft grondig onderwijs in P i a n o en T h e o r i e . Tevens opleiding voor examens. Spreekuur Dinsdag en Vrijdag 2—3. Riouwstraat 122, den Haag.
D E K H A A G .
Thee. Koffie. Mokka. Gember. Soja. Chutney.
îkesalcm. VAN VEEN & Co., 33 PLAATS, 's-GEAVENHAGE. Telefoon. © 8 1 .
SOHEVENINGEN, 109, Badhuisstraat. T e l e f o o n 4 1 6 1 .
C. J. v. d. MEER, Waldeck-Pyrmontkade 11, Ha, 13, D E N H A A G .
l E Ï A . 1ST I D E IL. in Wijnen, Binnen- en Bnitenlandsche Bieren, Minerale en Medicinale Bronwateren en Gedistilleerd. S P B C I A M T B I T i n B o r d e a u x - , B o u r g o g n e - , P o r t - , B i j n - e n M o e a e l w i j n e n . Champagne en Cognac.
D e n H a a g , W a g e n s t r a a t 3 3 .
Centrum der stad en gerenommeerde keuken, 50 Kamers en Salons. Kamer met Dejeuner f 2.25.
F langer ver m
L A. KNUIJVEB & ZOMEN, Gedempte Raamstraat 11-12, 'S-GRAVENHAGE. Hofleveranciers.
Nederlandsche Fabriek van B o r d u u r en P a s s e m e n t w e r k e u . G a l o n w e v e r i j à Jacquard, P h o t o g r a f i e n en T e e k e n i n g e n van V a a n a e i s . Macoiiiekc A r t i k e l e n enz. worden franco ter inzage gezonden. Zilïeren Medaille Wereldtentoonstelling P A R I J S 1 9 0 0
P. M. Tamson Nieuwstraat 17 's-Gravenhage.
Voorhanden alle soorten •weeg-werktuigen. Reparation Accuraat en Billijk.
Aoor Brand enz. van 1805t e 's G- r a v e n li a g' e. Kantoor Z. O, Buitensingel 245 b/h. Bezuidenh.
Directeuren :
W. F. MASTENBROEK en C. W. VERSTEGE. Commissarissen : Mr. W. K. F. P. Graaf van BYLANDT. Mr. J. G. GLEICHMAN. A. J. H. VAN KAPPEN.
ISERIEF & Co.
VEENESTRAAT 16/18, den Tïaag. Magazijn Yan Garen en Band.
DAMES HANDWERKEN. k'
V A N Jansen en Tilanus. FRIEZENVEEN.
PORT-, SHERRY MADEIRA en fijne TAFELWUNEN
M ^ ^ f ^ p v W V V V V V V i P V W W l i ' V V V V W V V V V i Jltlan # Go.
Koninklijke Nederlandsche i Stoom-Meubelfabriek Magazijnen ter Meubileering.
Meubelen, ! Tapijten, Gordijnstoffen etc
D E N H A A G : HOOGSTRAAT 16.
» R o t t e r d a m . U t r e c l i t .
ZIJN alom bekend.
HEERENGRACHT 3-52, D e n H a a g . Succursales: UTRECHT, LEIDEN.
„De wijnen Yan dit huis zijn verkrijgbaar bij den heer „B. D E BAS" te Batavia, Hoofdagent voor West-Java."
Het beste middel tegen winterhanden is; Glycerinol
in flacons à f 0.15, f 0.25 en f 0.40. Uitsluitend verkrijgbaar bij A. S. Bleekrode, Prins Hendrikstraat 97, Den Haag.
Bij de Haagsclie Uitgevers Mpij. „HET MEEMAPPEÜJK BELANG" is verschenen: Regelen ter bevordering: van de Gezondheid bij bet lieerschen van Influenza en M a l a r i a , door Dr. NORBERT GRABOWSKY.
Verkrijgbaar bij alle Boekhandelaren.
Prijs » 5 et. Prijs 2.5 et.
Grootste ICeuze.
ZALEN TE HUUR
VOOR VERGADERINGEN
D E B T M A A G , Heerengracht 4-.
Franco levering door liet geheele Rijk. Th. A. A. SIMONIS, Groenmarkt 34, o v e r d e P R I W S E S T R A A T D E N H A . . A . C3-. patisserie JÏÏoderne
& £>1, Demne I D E 1ST 131 - A . A . 0 - De ondergeteekende bericht zijne geachte clientèle, dat hij zich beleefd aanbeveelt tot het leveren van De ïan ouds bekende DENNENAPPELS enz. enz. J. F. van HOEKEN, Confiseur, Pausier, Cuisinier, voorheen MULDERS.
Inteekenbillet voor niet-leden,
wenscht
Ondergeteekende
Donateur-trice 1 j„ T;V„„„„ • • n . . i - te worden van de Vereeniging „Uost Lid en West" tegen betaling eener jaarlijksche contributie van f of door eene gift in eens van f
Handteekeuing en volledig duidelijk adres.
NB. Contributie van ƒ 5 of gift in eens van f 100 voor D o n a t e u r s . Voor L e d e n contributie tot een minimum van f 1.— sjaars. Om 't orgaan te ontvangen moet men minstens f 1.50 'sjaars betalen. Doorslaan wat men niet wil.
^•^M-^r^JVtjrts-^^r^^^^^
De 'a-Gravenhaagsche Boek- en Handelsdrukkerij voorheen Gebr. Giunta d'Albani
V A N
HET KOLONIAAL WEEKBLAD
Vrijdag- Sï December 1901.
de beteekenis der ornamentiek bij de primitieve volken nog al tegenstrijdigheid, de een was voor het onbewuste ontstaan dezer scheppingen, de ander zocht in elk krulletje eene beteekenis. De onderzoekingen van den heer v. Panhuys voor die speciale ornamentiek der Boschnegers doen vermoeden, dat zij op hunne gebruiksvoorwerpen, hunne gedachten in een soort van beeldschrift omzetten, dat versiering geworden is. Bij sommige voorwerpen was het dan ook te zien, hoe de voorstellingen geheel overgingen in een lijnenversienng, die wees op eene verdere phase van het ontwikkelingsproces van de kunst dezer primitieven. Vrijer wordt het lijnenspel, de uiting van den versierder; maar als basis zijn toch de motieven gebruikt waardoor het karakter van het volk naar voren treedt en waardoor men kan spreken van een Bosehnegerornamentiek. Voor hen, die zullen doordringen in de beteekenis van het Boschnegerornament, — de heer van Panhuys staat daarin tot nog toe alleen — en die zullen leven te midden van de eenvoudige makers, zullen deze verversierde voorwerpen , als kammen , parels, wasshkloppers, als het ware eene in houl gesneden natuurlijke historie van Suriname worden. Daarom ook zijn zij zoo interessant, omdat iets van de natuur en van de menschen als eene levende blijvende herinnering is overgebracht op het doode hout en daarop voortleeft voor hen die zien en gevoelen kunnen. Nog menige interessante bijzonderheid werd door den spreker medegedeeld, hoe zelfs jongens van acht jaar aardige voorwerpen in hout konden snijden, en hij liet daarvan ook sprekende voorbeelden zien. Ten slotte besloot de spreker zijne onderhoudende voordracht te eindigen , doch wees er nog op, hoe de kunst niet het eigendom is van enkelen, maar erfgoed van de geheele menschheid, en als het ware een geestelijke band vormt tusschen alle volken Hij wees er op, en speciaal tot de jongelui was dit woord gericht, hoe veel men er aan kan hebben, indien men, in een verafgelegen streek eenige jaren moetende doorbrengen, zijn genoegen tracht te vinden in het bestudeeren der kunst van het volk, te midden waarvan men leeft. Daardoor zal men wellicht kunnen komen tot een begrip van het innerlijk wezen der kunst en, behalve afleiding en een vergoeding voor veel gemis, ook resultaten kunnen verkrijgen, die voor de wetenschap een voordeel kunnen zijn. Maar dan is in de eerste plaats noodig, belangstelling en toegenegenheid voor de menschen in wier midden men zich geplaatst ziet.
Spreker uitte nog den wensch, dat zijn voordracht er toe mocht bijdragen, om die gedachten bij de toehoorders levendig te houden. (Applaus). Hij deelde verder mede, dat zijne laatste lezing zou plaats hebben in hetzelfde lokaal op 13 Januari. Hernieuwd applaus volgde, en het publiek ging nu teekeningen en de tentoongestelde voorwerpen bezichtigen , wat met het oog op de wet der ondoordringbaarheid aan sommigen niet te best afging. L_ L .
Van Vreemde Koloniën.
FRANKRIJK.
Ook de Franschen hebben in hunne Koloniën nogal eens te vechten. Onder de Renseignements politiques van de Questions Diplomatiques et Coloniales van 15 dezer lezen wij : "Vrij ernstige schermutselingen hebben er plaats gehad te Soub-et-Djemaa, een marktplaats op een Uur af stands van Tripolis. Onder de Arabieren Was groot ongenoegen gerezen over de laatste besluiten betreffende de instelling van den militairen dienst en het heffen van nieuwe belastingen. Zij Vereenigden zich in grooten getale op de markt en al spoedig werden zij handgemeen met de politie. Daarop zond de gouverneur er twee compagnies infanterie heen, om de orde te herstellen. Deze werden op een lading steenworpen onthaald; er volgde een gevecht op leven en dood, waarbij natuurlijk veel bloed vergoten werd en die dan ook niet eindigde, dan nadat er eenige slachtoffers gevallen waren en de meesten gewond op het slagveld lagen. Deze opstand was zoo hevig, dat de Franschen bet noodig oordeelden de geheele oase van Tripolis in staat van beleg te verklaren en alle vreemde consuls aan te raden de grootste omzichtigheid ten opzichte hunner veiligheid in acht te nemen. Laat ons hopen dat het bij deze ééne uitbarsting zal blijven!
Op Madagascar daarentegen schijnt de vredestoestand meer en meer te worden bestendigd, Zoodat men zich met succes op allerlei humanitaire werken kan toeleggen. Generaal Gallieni beeft een geneeskundige-dienst ingesteld, die een ^are weldaad moet zijn voor de bevolking, daar £ij iederen inboorling in staat stelt, kosteloos gebolpen te worden door de geneesheeren, die van gouvernements-wege van oord tot oord worden j^ngesteld. Eerst bepaalde deze maatregel zich jot het centrale hoogland, maar sedert wordt hij langzamerhand over het geheele eiland uitgebreid, gallieni schrijft hieromtrent aan bovengenoemd tlJdschrift: »In verschillende streken heb ik mij kunnen °Vertuigen van het groote vertrouwen, dat onze boktoren weten in te boezemen en van hun invloed ten goede. Zelfs de nauwlijks onderworpen v°lksstammen weten reeds op welke dagen de pneesheer in hun buurt komt en komen bij Joepjes zijn hulp inroepen; zoo hebben enkele Roofden, die zich nog niet geheel aan ons gezag nderwierpen, Dr. Decorse onlangs naar hunne °rpen geleid en hem gesmeekt hunne zieke y5°üwen en kinderen te willen behandelen, en " zag zelf, dat Imprinimerina, de koning van
het rumoerige Bara, zich per ziekekar naar Dr. Pin liet brengen, om zich door dien geneesheer te laten opereeren. Het is dus niet meer dan menschelijk, om onze heilzame hulp zoo ver mogelijk uit te strekken."
Het Koloniaal dagblad La Depêche Colaniale is onlangs begonnen met maandelijks een geïllustreerd nummer uit te geven. Dat van November handelt over de aanstaande tentoonstelling te Hanoi' en geeft aanlokkelijke kijkjes op stad en land, terwijl het laatste gewijd aan Madagascar al even smaakvol van uitvoering is, zeker wel de beste manier om de Koloniën meer algemeen bekend en bemind te maken. Met de noodige medewerking hoopt ons Koloniaal Weekblad Oost en West eenmaal ook tot de uitgave van een dergelijk tijdschrift te kunnen geraken.
Eene fout hersteld.
De „Amigoe di Curaçao" heeft er zeer te recht op gewezen, dat in de West-Indische berichten van ons blad van 24 October j . L, no. 20, een bewering der „Morning Post" omtrent den invloed der Jesuïeten in de noordelijke Staten van Zuid-Amerika als hare meening werd voorgesteld. Wij betreuren die fout en meenen ze niet beter te kunnen herstellen, dan door hetgeen in de „Amigoe" van 28 September 1901 ter zake voorkomt hier geheel over te nemen :
Venezuela,
Die Jesuïeten ! Nog geen twee jaar geleden hebben ze er voor gezorgd, dat de Engelschen aan de Boeren den oorlog verklaarden, of ze gaan me zoowaar ook in ZuidAmerika alles overhoop zetten. Wat ze willen ? Heel eenvoudig Venezuela, Columbia en Ecuador tot één staat vereenigen, om dien dan naar hun believen te regeeren. Dat is heelemaal niet moeilijk ; als de Jesuïeten zoo'n zaakje bij de hand nemen, dan lukt 't wel, geloof dat maar. Alzoo, lezer, ge hebt er u op voor te bereiden, dat een nieuwe uitgave van den Almanack de Got Aa zal vermelden : Vereenigde Staten van Zuid-Amerika, Jesuïetische republiek ; de president wordt gekozen door de Orde en heeft de macht van een dictator ! Nu, misschien kan de tegenwoordige president van Venezuela dan solliciteeren naar dat geheel nieuwe baantje. Want, zoo zegt de Morning Post, die 't bovenstaande, ontwijfelbaar ware verhaal doet, Castro is eigenlijk niets dan een werktuig in handen der Jesuïeten. O zoo. De andere monnikken ondersteunen natuurlijk de Jesuïeten en vormen nu eene geweldige macht, want sinds de wet van Waldeck Eousseau en de anti-Katholieke beweging in Spanje en Portugal, gaat de Morning Post voort, wordt Zuid-Amerika door een onbedijkbaren monnikkenvloed overstroomd. Passons ! Als men nu weet, dat op het gansche grondgebied van Venezuela geen enkele Jezuiet gevonden wordt, dank aan de klopjacht op religieuzen, indertijd door GUZMAN BLANCO gehouden, dan staat men verbaasd over de stoutheid der bovenaangehaalde beweringen. President CASTRO een werktuig der Jezuieten ! 't Kan niet dwazer:
Volksgewoonten in Celebes. Een niet onaardige bijdrage tot de kennis van de volksgewoonten in Celebes, levert de Per tja Barat. Het deelt een en ander mede over de Toradja's en wel over hun gewoonte om gebeurtenissen te voorspellen, of den uitslag van ondernemingen lang te voren vast te stellen. Zij raadplegen daarbij geen sterrenwichelaars maar volgen een eigen gebruik. Bijna alle Toradja's dragen bij zich een zak waarin sirihbladeren met de bijbehoorende ingrediënten, wat tabak en eenige djagoengpitten die weer afzonderlijk worden bewaard in een stuk linnen. En hoe meer die pitten dienst hebben gedaan bij het voorspellen, vooral als de uitkomsten overeenstemmen met het voorspelde, hoe meer de Toradja waarde hecht aan zijn djagoengpitten. Ook worden bij deze gewoonte eenvoudig riviersteentjes gebruikt, doch alleen uit de beekjes die als heilig bekend staan. En wanneer nu de Toradja weten wil, of hem niets in den weg zal komen, als hij naar elders zal verhuizen ; als hij zich wreken wil op zijn vijand ; als hij weten wil of zijn aanplant zal gelukken, enz. enz., dan raadpleegt hij zijn djagoengpitten. Hij neemt daartoe deze pitten in een zijner handen, en werpt ze een voor een in de andere hand onder het prevelen van het volgende gebed : „Kijk naar mij, O Zonne-God, en zie wat ik doe. Ik heb u, o machtige God, wat te vragen, 't Is waar, dat gij geen mensch, noch van vuur zijt, maar van u is de macht om mij te zeggen waar mijn hart zoo naar verlangt. Zal ik straks niet op mijn weg vermoord worden ? Ziet, dat was mijn vraag. Dat u zich verwaardige mij daar een antwoord op te geven." Daarna laat hij alle pitten in de hand waarmee hij den worp gedaan heeft op den grond vallen ; de overige pitten in de andere hand opgevangen, bergt hij weer in den zak op. Nu worden de op den grond liggende pitten paarsgewijze bij hoopjes van 8 gesorteerd, terwijl een enkele pit op een der zijden van dit hoopje wordt gezet. Blijven er nog pitten over, dan gaat hij naar hetzelfde beginsel een ander hoopje zetten, enz. De Toradja ziet het beste teeken voor een voorspelling als er een oneven getal pitten overblijft, echter zoo dat de hoopjes ook een even getal paren van pitten tellen. Deze gewoonte om met djagoengpitten te voorspellen is bij alle stammen in Celebes in zwang, hier en daar met een kleine afwijking in de techniek. (Sem. Crt.)
Uit Posso schrijft de zendeling Aib. C. Kruijt : Kort geleden werd een heks terecht gesteld te Tomasa, dus onmiddelijk in onzen invloedssfeer. Reeds langen tijd hadden de heidenen deze vrouw verdacht. Volgens de verhalen werd men het eerst op haar opmerkzaam, toen zij jaren geleden in het dorp Kajoehoe komende, om een kokosnoot vroeg. Men weigerde haar het gevraagde, waarna zij op den boom sloeg, die een week daarna verdord was. Vele sterfgevallen werden aan hare zwarte kunst geweten, maar in geen enkel geval kon men met zekerheid zeggen, dat zij de oorzaak was. Nu gebeurde het echter onlangs, dat zij op een plantfeest aanwezig was. Hier zeide zij een knaap water te halen, en toen deze haar dit niet vlag genoeg deed, gaf zij hem een tik met een wokablad, waarvan men drinknappen pleegt te maken. Den volgenden dag was op de plek, waar de tik was neergekomen eene groote, onbegrijpelijk vuile wond ontstaan. Vijf dagen daarna kwam hierbij eene zware nierontsteking, en tien dagen na pasgenoemd feit was de knaap
overleden. Ik behoef TJ niet te zeggen, dat thans voor de Toradja's het doorslaande bewijs was geleverd, dat de vrouw eene heks was. Op zekeren dag werd hare woning omsingeld, en werd zij gedwongen zich aan de harsproef te onderwerpen. Zij moet dan den vinger in kokende hars steken, en wanneer die vinger er ongeschonden uitkomt, is zij onschuldig; zoo de vinger verbrandt, is zij schuldig. Wij hebben al onzen invloed aangewend, om de harsproef te doen veranderen in die van het sperenwerpen, welk godsoordeel meer kansen oplevert. Enkele hoofden waren wel op onze hand, maar de meesten stemden voor de harsproef; de vinger verbrandde, en de zoogenaamde heks werd neergesabeld. Het geloof aan heksen is zoodanig samengegroeid met den Toradja, dat eene bestrijding er van niet het minste uitwerkt. Het eenige, waartoe wij de hoofden langzamerhand wel zullen krijgen, is heksen af te staan aan den Controleur om ze naar Gorontalo of eenige andere plaats over vee te doen vervoeren. Onzen vertrokken Controleur is het eenmaal mogen gelukken een gezin, dat onder verdenking lag van hekserij,, te redden. Hartelijk hopen wij, dat de te verwachten Controleur in denzelfden geest met ons zal willen voort werken. Maandbericht v.h. Ned. Zendeling genootschap.
I Ï G E Z O Ï D E 1 .
Over de toekomst van Sumatra.
Toen ik onlangs het gesprek las, dat twee Franschen — een letterkundige en een ingeneur — in een nachttrein, over Frankrijks toekomst, hielden, vond ik hetgeen de ingenieur opperde, ook van toepassing op Insulinde, met name Sumatra. De reizigers begonnen met te wijzen op de industrieele vooruitgang der Vereenigde Staten, voorts van Duitschland, Engeland en meer landen, die rijk zijn aan Steenkool. Ze zagen in, dat hun Vaderland langzamerhand in minder goede omstandigheden verkeerde, omdat de Steenkool moest worden ingevoerd. De ingenieur was echter welsprekend en hoopvol. Hij beweerde: „Kolenmijnen kunnen uitgeput raken, maar Frankrijk bezit in den onuitputtelijken watervoorraad der Alpen en Pyreneën een materiaal dat niets kost en als drijfkracht alle gasmotoren voor electriciteit als werkkracht, kan vervangen. Watervallen zijn in menigte aantebrengen ; de Alpen en de Pyreneën hebben overvloed van hooggelegen -water-bassins". Het zelfde is op Sumatra het geval. En de rijkdom aan delfstoffen is in dat schoone land reeds meermalen geconstateerd. Voor een paar jaren zag ik een kist vol prachtig magneet-ijzer, stukjes zoo zuiver als glas en blinkend als zilver. Ze waren in dien Staat uit den bodem te voorschijn gebracht. Koper en zink is er genoeg, dat verklaarden verschillende mijningenieurs. Waarom zou Sumatra ook, bij toepassing van electriciteit als beweegkracht, geen fabrieken, ijzersmelterijen enz. kunnen hebben, terwijl het transport van al wat daartoe noodig is, ook door electrische trams en spoorwegen kan geschieden?
Na het geld komt als tweede factor geduld. Men vergeet, dat geduld genie is (Buffon), en dat geduld het beste beloond wordt. Maar men trekt gaarne dadelijk veel procenten van zijn geld en steekt dit daarom liever niet in ondernemingen, die de eerste jaren, zooals regel is, weinig winsten afwerpen. Hoevele schatten nog liggen er niet in en op Indië's grond, behalve steenkolen, goud en ertsen? Van de planten, vruchten en knolgewassen zoude men talrijke winstgevende producten kunnen fabriceeren. Wetenschappelijke mannen, als Prof. Treub, Directeur van 's Lands Plantentuin te Buitenzorg, de heer Wigman Redacteur van het tijdschrift Teijsmania en nog zoovele andere begaafde mannen zouden den weg daartoe wel willen en kunnen wijzen, indien men verlangde van een en ander werk te maken Waarom zou Oost-Indië niet even goed met Australië, Britsch-Indië, Japan en Amerika kunnen wedijveren in grooten uitvoer van meel, oliën, cacao, gerookte en gedroogde vleesch- en vischsoorten, geconserveerde groenten en vruchten, kerrie-poeders, boemboes, zuren ? Indien er maar een begin werd gemaakt, zulke zaken te exploiteeren, zoude er van zelf meer animo komen in het ondernemen van dergelijke winstgevende speculation. In dit blad wordt naar litteratuur gevraagd over grondstoffen, die verwerkt kunnen worden. Er bestaan zoovele goede werken over Indië, betreffende boschbouw, cultures en verdere kweekerijen, dat men keuze te over heeft uit die talrijke geschriften. M a a r het geld, dat alles domineert ontbreekt, en hulp voor den armen Javaan blijft daarmee achterwege !
Breda 18 Dec: 1901. Mevr: J. M. J. C. v. D. M.
Correspondentie.
Ten gevolge van de twee Kerstdagen en onvoorziene omstandigheden was 't ons niet mogelijk het Weekblad vóór Vrijdagavond te doen afdrukken, waardoor de verzending eerst Zaterdagmorgen moet plaats vinden.
Daar wij het stuk van den Heer H. E. Prins over „Adats enz." In zijn geheel meenden te moeten plaatsen en er nog eenige stukken, ons vroeger aangeboden, op plaatsing wachtten, moeten wij enkele andere tot een volgend nummer laten liggen.
Iets waarop ik reeds vroeger wees en dat bepaald een Regeeringszorg moest zijn, is de aanplant van Kamferboomen, niet alleen om den zoo kostbaren kamfer, — thans zelf noodig voor ontplofbare stoffen, — maar ook om het voortreffelijke timmerhout.
Het is te hopen, dat Insulinde meer en meer de aandacht moge trekken der Nederlandsche Kapitalisten en dat, door het vormen van nieuwe bronnen van bestaan en inkomsten, zoowel de inlandsche bevolking als de ondernemers en het Gouvernement gebaat zullen zijn.
Mijn waarschuwing betreffende Australië, waarvan de wassende macht en bevolking gevaarlijk wordt voor Nederlandsch-Indië, eene waarschuwing die ik reeds voor verscheiden jaren deed hooren en sedert herhaalde, wordt thans ook door den Hoofd-Redacteur van het „Handelsblad" blijkens een zijner jongste opstellen: „Van dag tot dag" gedeeld, hetgeen mij satisfactie verschaft.
Z. 16 Dec. 1901. K. H. O. VAN BENNEKOM.
Geld voor Indische exploitatiën.
Opmerkzaam gemaakt door de „Correspondentie" in het Koloniaal Weekblad van Oost en West, d.d. 12 December, no. 27, waarin op mijne „Huishoudelijke praatjes" en „Wenken aan ondernemende mannen" wordt gewezen, wil ik er nog verder bijvoegen, dat men, de groote Men reeds te lang ons rijk Oost-Indië heeft vergeten. Want het is toch waarlijk minder de kwestie dat al de Indische grondstoffen nu nog onbekend zouden zijn; dat Indië ons nog vreemd is, waardoor men er betrekkelijk nog zoo weinig uit haalt, dan wel de kwestie, dat het geld niet in Indië geplaatst wordt, in die mate en op de wijze althans, dat de kleine land- en tuinbouwer, er mede werken kan en zich kan opheffen. Overal ziet men dat voor beide Zuid-Afrikaansche Republieken inzamelingen worden gehouden, zelfs groote sommen worden bijeengebracht, terwijl de werkende mensch in Indië, de arme Inlander, toch óók geld noodig heeft, om zijn tuin, zijn sawah's te bebouwen. Het Hollandsche geld stroomt naar Transvaal. Niet dat ik hiermede zeggen wil, dat Transvaal niet geholpen moet worden, dat wij geen medelijden met het diepbeklagenswaardige Boerenvolk zouden mogen hebben, maar men had, zoo niet van den beginne af, althans sedert ruim één jaar, toen Java's treurige toestand bekend werd (Demak en elders), den gulden middenweg kunnen betrachten en ook een gedeelte der collecten voor de verarmde en even beklagenswaardige Javanen kunnen afzonderen. Inderdaad zouden land- en tuinbouw in het verre Oosten door onze bijeengegaarde penningen er wel bij gevaren hebben, en zouden er thans geen erger gebrek en dientengevolge de cholera zoo zwaar heersenen en zooveel slachtoffers maken. Er valt in Indië nog genoeg te doen, als het geld er maar was. Geld, zoowel voor den kleinen man, om zich op te werken, om zijn veld te bearbeiden, de producten ter markt te brengen en daardoor allengs tot eenige welgesteldheid te geraken, als geld, om in ondernemingen te steken. Helaas, velen, die geld hebben, worden daarvan weerhouden, voornamelijk door de vrees dat het geld, aan ondernemingen besteed, als weggegooid moet worden beschouwd. Zooals ik er reeds op gewezen heb in „Wenken aan ondernemende mannen," Bondsblad 7 November, is geld de grootste factor, hunnen en willen bijzaak.
Inhoud van Nederlandsche Tijdschriften voor Oost- en West-Indie.
T i j d s c h r i f t v o o r h e t B i n n e n l a n d s c h B e s t u u r , D e e l X X I , afl. 4 en 5.
S. Cohen Fzn. Van leenen en sparen. D. G. Stibbe. Beschrijving der onderafd. AlahanPandjang. A. H. J. G. Walbeehm. Nog eens de Kening-werken. C. J. Hasselman. De nieuwe Minister van Koloniën en de vooruitzichten der ambtenaren bij het Binnenl. Bestuur. Varia De Minister Kuyper en het koloniaal probleem. W. P. D. de Wolff van Westerrode. Rapport omtrent de perdikan-dessa's in de afd. Poerwokerto, residentie Banjoemas. J. F. L. ten Brink. Theorie en practijk. Eene beschouwing van de grondhuurordannantie .. enz. Sociologus. Administratie in verband met d Ï debiersdaling en clandestienen invoer en afzet van opium (verboden kringen). Varia. L. L. o'Brien. Controleurswoningen.
Het R e c h t in Nederl.-Indië. Dl. 77, afl. 5. Mr. I. M. Ch. O Ie Rütte. Verhandeling van Indische tractementen en pensioenen.
I n d i s c h Militair Tijdschrift. 1901, afl. 11.
Causerie over de manoeuvres, gehouden tusschen Buitenzorg en Weltevreden ... enz. (Slot). Door Z . . . Eenige artilleristische opmerkingen. Door H. C. Militaire rechtspraak. Door U . . . .
I n d i s c h e Mercuur 1901, No. 51. Aanmoediging der Tabaks-cultuur. — NederlandschIndisch en Britsch-Indisch Strafrecht. — China en Japan. — Iets over de procentiese samenstelling van eenige wildhoutbosschen in de Preanger. —Internationale Suikerconferentie. — De heropening der internationale Suikerconferentie. — Nieuwe analyse van Sagoeweer. Uitvoer van Java. — Verslag van het mijnwezen over het 2de kwartaal 1901. — Mijnbouw-Maatschappij Redjang Lebong. — Mijnbouw-Maatschappij Tambang Sibonak.
Verzending O.-I. Mail.
VOOR DEN HAAG.
Amsterdam, Nederl., Rotterdam, Lloyd, Genua, Nederland, Marseille, Lloyd , Marseille, Fr. dienst, Brindisi, Eng. dienst, Napels, Duits, dienst,
Via Marseille: Suppletoire verzending van brieven, briefkaarten en aangeteekende stukken den dag volgende op den aangegeven maildag te 7.45 vm.
Via Napels: Suppletoire verzending den dag, volgende op den aangegeven maildag te 12, doch de aansluiting op het vertrek der booten is daarvan niet verzekerd.
MAIL SURINAME.
Amsterdam, Nederl., 31 Dec. 14 Jan Southampton, Eng., 6 „
Suppl. verzending daags daarna 6.30
3 Jan.
31 Doe.
28 Dec.
3 Jan.
17 Jan.
10 // 14 Jan.
7 11 //
17 «
5 «
11.20 'sav. 11.30 'sav. 9.15 'sav. 6.30 'sav. 7.45 vm.
1.— mid. 9.45 'sav.
s av.
11.15 'sav. 11.30 'sav.
aansluiting niet altijd verzekerd.
St. Nazaire, Fr., 8 Jan. 8 Febr. 7.45 vm.
MAIL CURAÇAO.
Via Genua den 8n van elke maand, alleen op verzoek.
Eiken Dinsdag en Vrijdag 6.30 'sav. via Southampton en Queenstown en New-York.
MAIL CONGO.
Antwerpen den 15n en den laatsten van elke maand 7.20 'sav.
Lissabon den 3n en den 13n van elke maand 3.20 m.
MAIL CANARISCHE EILANDEN. (Teneriffe.) Southampton. Elken Vrijdag 7.20 's av. Liverpool. Elken Maandag 7.20 'aar.
ADVER T E N U E N.
ERNEST GÂSSUTO Tandarts, ukwwmnm m
bij h e t R E G E J f T E S S E P L E I S r , H e n Maag 1. SPREEKUUR dagelgts van 2 tot 5 uur, behalve Zondags en W o e n s d a g s . DE LEEUW's Anijssuiker en Slemppoeder,
zijn de beste en voordeeligste. EENIG ADRES: E. DE LEEUW, Prinsestraat 42, Den Haag.
Wol-Regime. Depot van liet -Ecltte Prof. Dr. G. Jaeger's NORMAALONDERGOED, voor Heeren, Dames en Kinderen, in Winter- en Zomerqualiteit. tot de laagste prijzen. Ä. YÄHLE & Go, afe»//aay,HOOGSTR.14 Teleplioon 1218. Rotterdam, Hoogstr. 340. Lijders aan Jicht en Rheumatiek ten zeerste aanbevolen. •£*S> " Bovengenoemde Eirma hebben wij voor 's-G-ravenharje den A l l e e n v e r k o o p opgedragen. WIL.H. B E X G E R S ö h n e , S t u t t g a r t , E e n i g e geconcessionneerde Fabrikanten der E c h t e Prof. Dr. G. JAEGER's Normaal-Ondergoederen.
1
W g,
9 5
r ©
• S v. B 2
2 H B 5 S s * S'« ' 9 9 S. » 'S » B
Badhuisstraat 54, Scheveningen zijn verkrijgbaar alle soorten COMESTIBLES en CONSERVED waaronder : GOEDKOOPE GROENTEN. per literblik. Doperwten f 0.30 Spercieboonen - 0.30 Spinazie 0.30 Snijboonen - 0.30 Tuinwortelen - 0.35 Andijvie 0.30 Franco huis DEN HAAG. Uit de fabriek van J. C. VISSER, te Amsterdam. Aanbevelend, J. J. KROPHOLLER. PRIJSCOURANT wordt op verlangen gratis toegezonden. Bij inkoopen van f 10 en daarb. wordt een korting van 10 pCt. toegestaan. G. KERNER&O.
Koninkl. Nederl. Mandenfabriek en Magazijnen Firma W. F. VAN VLIET.
Serre-jÏÏeubelen en decoratie. nsrooïtiDEiisriDE i s s . Yolières, ITogeJ Lange Beestenmarkt 4-6, Den Haag. oïen.
PARAPATTAN WEEZENGESTICHT to Batavia.
In de hoop dat de wetenschap, dat vele weezen door eene liefderijke verpleging in het Parapattan Weezengesticht te Batavia, voor ondergang behoed en tot nuttige leden der maatschappij worden gevormd, eene opwekking moge zijn voor alle weldenkende ingezetenen van Nederlandsch-Indië, die thans in Nederland verblijven en ook voor niet-Indiers, om ook het hnnne bij te dragen tot instandhouding van het Parapattan Weezengesticht, doen wij in de eerste plaats een beroep op den liefdadigheidszin van de in Nederland wonende oudgasten. Jaarlijksche contribution en donation worden gaarne door den ondergeteekende in ontvangst genomen.
Namens het Bestuur van het PARAPATTAN WEEZENGESTICHT te Batavia, W. O B E » » E B , Generaal gemachtigde voor Nederland, Nieuwe Schoolstraat 89, te s-Gravenïiage.
DBN HAAG. ~~~~ — — LEiDiw, GEDEMPTE BURGWAL 8, DELFT, STATIONSWEG 19. bij de WAGENSTRAAT. 21, CHOOKSTBAAT. Eerste Modes. ^ ^ à, "3iO\ÏS\, Nieuwste Garneering. MAGASIN de SOLDES.
Grootste keuze echte EYONSCHE ZIJDE in zwart en gekleurd, ook andere kleedingstoffen bijzonder geschikt voor Indië, voor de helft der gewone prijzen. Alle goederen welke niet naar genoegen zijn, al zijn dezelve ook afgesneden, worden gaarne omgeruild. Stalen worden op a a n v r a g e franco toegezonden. Stoomvaart-Maatschappij „ROTTERDAMSCHE LLOYD" iVlaiidienst tusschen Rotterdam en Nederiandsch-lndië in verbinding met de diensten der K o n i n k l i j k e P a l t e t v a a r t - I ï a a t s s c l i a p p i j van Rotterdam, vau Marseille, te Port-Said, te Padang, te Batavia. Gedé 11 Jan. 23 Jan. 28 „ 17 Febr. 19 Febr Oengaran 25 „ 6 Febr. 11 Febr. 3 Maart 5 Maart Sindoro * 8 Febr. 20 25 „ 17 „ 19 Merapi 22 „ 6 Maart 11 Maart 31 „ 2 April Salat 8 Maart 20 „ 25 „ 14 April 16 „ l » w o e 22 „ 3 April 8 April 27 „ 29 Ardjoeno 5 April 17 „ 22 „ 11 Mei 13 Mei Soembing 19 „ 1 Mei 6 Mei 25 „ 27 * Dubbel schroefstoomschip. Ie klasse midscheeps. 2e klasse in de campagne. De Hoofd-Agen ten: Ruys & Co., Rotterdam. De Agenten: Courier dit Dubekart & Co., Anna Paulownastraat ld, 's-Hage.
Grit, of gemalen gebroken Zeeschelpen.
Dit nuttig en onmisbaar artikel voor eiken Kippenhouder wordt tegen billijken prijs ;eleverd. Monsters-en prijsopgaaf wordt gratis toegezonden.
VAN DER DEUHE's OCHTENDVOEDER is een goedkoop en krachtig voer voor uwe kippen; vlugge rui en vroeg eieren van de jonge kippen. Prijs per 10 kilo fl.m, 25 kilo /3.50, 50 kilo ƒ6.50, franco naaste boot of spoorwegstation. Proefzakjes van 5 kilo ƒ 0.95, fr. thuis. Soliede depôthouders gevraagd. Puike, zuivere, Zoelemelksche Edammer Graskaas, (geen fabriekskaas), maar echte boerenkaas. 1 st. ƒ 1.50; 2 st. ƒ2.90, na ontv. v. postw. J. v. d. DEURB, BNKHUIZEKF (N.-H.). ï?\ H;. BOTHE,
3 1 , V E E N E S T R A A T ZDIEHNT X-ÏJ±J±_G-, SPECIALITEIT IN GEKLEURDE, ZWARTE en CRÈME STOFFEN. Nouvestute's vo®r eik seisoen. STEEDS GBOQTE ASSOETSMENPEN. BILLIJKE PEIJZEN.
Be W01OTGGÏBS v/d. ïïederlandsche Bond van Makelaars in Vaste Goederen, Assurantiën, enz. o. m. bevattende de adressen der voornaamste M a k e l a a r s i n v a s t e g o e d e r e n v a n N e d e r l a n d , en de WONINGGIDS voor 's-GRAVENHAGE en OMSTREKEN opgemaakt door 't Administratiekantoor der firma FALKENBURG êt Co. ,s-&MAPMWMlJi_&Ei Mennenweg 6 # , zijn beide op aanvrage g r a t i s verkrijgbaar. Ook liggen deze gidsen op de ioformaüebureaux der Vereeniging «Oost en West» te 's-GRAVENHAGE en te WELTEVREDEN (Batavia) ter beschikking van belangstellenden.
' u H l — —
B. DERKSBN, H o f l e v e r a n c i e r . Brood- en Beschuitfabriek «©e Oude ^IT^^t© ÄÖML99, O P G E R I C H T 1 6 8 0 . 8, OUfJE MOLSTRAAT—DRIEHOEKJES 8 , 's-Gravenhage. KRENTENBROOD. WEINACHTSSTOLLEN. SPECULAAS.
23 Wagenstraat, 's-Gravenhage, T E L E P H O O N 3STo. 6 5 9 .
>©:o. in alle soorten en prijzen Doelmatige verpakking voor de tropen. Specialiteit voos« Export
Kepplerstraat 115-117b|dRegentesselaan, den Haag. Het beste adres voor Il-ilïEIillriiiiip. OoBtipleete Ameubeleeringen. Tapijten, Mcubelstoffen, Vitrages, Zeildoek, Linoleum, Wasdoek enz. S P E C I A L I T E I T iü Eogelsche Ledikanten KAPOK-, STAALDRAAD, Stroo- en Zeegrasmatrassea. (Voorzien v a n v e l e g u n s t i g e Inci. refferentiën). Grobrs. JP. BL Camioada Lange Houtstraat 3, Den Haag. M&w- MM MIJ'ïïiSM<MwmMMweimm&.
Barometers, Thermometers, Loepen, Kijkers enz. enz.
GOCTZ Frieder Kijker,
BROCHURE GRATIS.
E X T R A F I J N E R O E P E Î Ï S I N 'T Z U U R . ^ Vleeschhouwerij 56 Zoutmanstraat 56. | : cs Beveelt zich beleefd aan voor het leveren van : uitsluitend ï e kwaliteit « M RUND-. KALFS- en LAMSVLEESCH § 2Jj tegen concurreerende prijzen. £ . A a n b e v e l e n d , SST. I J - I D E Z~W u?±.u?±.l<T _ Jf »ESMOITEN RIMBVET. GESMOLTEN KALFSVET. lp"
SE
IN ROBES Fransche Coupe %ü&v*> V . _ ^ « ^ "
Reform kleeding SPECIALITEITE I I HDISGHE K L E E D I M E I . «aar ke«xe. Attesten ter inzage. 113f Wan Swietenstraat 1Z3. lien Maag.
E. J. F. VAN DISSEL & EINDHOVEN.
FABRIEK van LINNENTÄFELGOEDEREN enz. enz.
HHg?" Inrichting voor het maken, borduren en festoneeren. S P O E D I G E AFIiEVEBIJfG. PRIJSCOURANTEN alsmede ruime keuze van STALEN en MODELLEN, worden op aanvrage franco toegezonden. AGENTESSEN GEVRAAGD met reiatiën onder den gegoeden staad.
Fabriek en Magazijnen „DE NIJVERHEID'
B R E D A . BeJiangerij, Meubelfabriek, Stoffeerderij, Beden- en Matrasseufabriek. . Lefel-Oomen, H o f l e v e r a n c i e r .
Concureerendst adres voor compleete meubeleering. Enorme voorraad. Lage prijzen. Directe levering. Geïllustreerde prijscatalogus Gratis en franco. O HOYNO.
Geïllustreerde Prijscouranten worden gratis op aanvrage toegezonden.
EGHT~GÈUNEESQHE THEE, speciaal aanbevolen aan Indische familie's.
MEUBELFABRIKANT. M&fepui 81, Teleplioon HtTo. 24LO, 's-Mage.
Inrichting voor complete meubileeringen, zoowel in koop, als in huur. Complete Ameublementen ïoar aaaeele huizen, Doiren- of benedenhuizen steeds voorradig. P R I J Z B 3 S J S T E E K O O N O U R R E E R E N D . Verhuurt mede Gemeubelde boven- en benedenhuizen. Q-OiELZDIJIDTIBIIXr.. T ^ ^ I ^ I J - T E I s r .
De VGravenliaagsche Boek- en Handelsdrukkerij voorheen Gebr. G d'Albani.