Full Text / Transcription of https://coleccion.aw/show/?UNIVERSITEITLEIDEN-DIG-KOLONIAAL-WEEKBLAD-1902-01
Translate this text / Traduci e texto aki:

N°. 3 0 . Vrijdag 3 Januari 1902. lste Jaargang. »ET KOLONIAAL WEEKBLAD. Orgfaan der Ves^eerniei11
Abonnementsprijs per jaar.
Vrij aan buis of franco per post binnenland bij vooruitbetaling . f 2.00 Voor Oost-lndië en het Buitenl. » 3.00 Afzonderlijke nummers. . . . »0.10 Men abonneert zich voor minstens zes maanden ingaande op den dag der eerste toezending f 1.— EN WEST.
Prijs der advertentiën.
Per regel f 0.10 Bij plaatsing van 300 regels . - 0.09 » 1000 » » 3000 » - 0.08 - 0.07
R E D A C T I E : De 4de Commissie, aan welke de verspreiding van populaire kennis omtrent Oost- en West-Indië is opgedragen.
M e d e d e e l i n g e n of I n g e z o n d e n S t u k k e n moeten worden geadresseerd „aan de Redactie", en gezonden aan den Heer G. E. V. L. VAN ZUYLEN, Voorzitter der Redactiecommissie, S a H e e r e n g r a e h t , of den Secretaris, Mr. G. VAN SLOOTEN AZN. , 4 » C o n r a d k a d e , beiden Den Haag. Voor de Administratie en Advertentiën wende men zich tot de Uitgevers-Maatschappij „HET GEMEENSCHAPPELIJK BELANG" H a a g p o o r t 4 , Den Haag,
Dit nummer bestaat nit Twee Bladen.
H e t h o o f d d o e l d e r V e r e e n i g i n g i s : H e t v e r s p r e i d e n T a n p o p u l a i r e k e n n i s o m t r e n t o n z e I n d i e n o n d e r g a n g e n h e t v o l k e n h e t b e v o r d e r e n d e r w e l v a a r t i n d i e g e w e s t e n , o m z o o d o e n d e e n o o k d o o r h e t v e r l e e n e n v a n o n d e r l i n g e h u l p , w a r e b e l a n g s t e l l i n g e n l i e f d e t e k w e e k e n t n s s c h e n N e d e r l a n d h i e r e n g i n d s . D e V e r e e n i g i n g v e s t i g t z o o v e e l m o g e l i j k , z o o w e l i n E u r o p a a l s i n I n d i ë , a f d e e l i n g e n , d i e t e z a m e n m e t h e t h o o f d b e s t u u r d i t d o e l t r a c h t e n t e b e r e i k e n . O m l i d t e w o r d e n , k a n m e n z i c h p e r s o o n lijk o f p e r b r i e f k a a r t a a n m e l d e n bij e e n d e r a f d e e l i n g e n o f a a n h e t b u r e a u i n d e n H a a g H e e r e n g r a c h t 4 , d a t l e d e r e n d a g , b e h a l v e Zon- e n f e e s t d a g e n , v a n ÏO —13 e n v a n 2 — 4 u r e o p e n i s .
Mededeel ingen.
I. Van het Hoofdbestuur. De Stichting eener Afdeeling te Parijs.
Zaterdag 28 December hebben 15 leden der Vereeniging te Parijs woonachtig besloten, om eene Franeche afdeeling op te richten, die haren zetel zal hebben in de hoofdstad. De Directeur van het „Office Colonial" had een der localen in de Galérie d'Orléans afgestaan voor eene samenkomst, waarin het doel en de statuten van „Oost en 'West" werden besproken en op den voorgrond gesteld, dat het) vooral voor de 5e commissie die de bevordering der Indische Kunstnijverheid beoogt van belang zou zijn in eene wereldstad als Parijs, die in weelde en goeden smaak den toon aangeeft, eene Vertegenwoordiging te hebben. Het denkbeeld, dat men er toe zou kunnen geraken, om eene permanente tentoonstelling van O. Indische Kunstnijverheid te stichten, waar tevens werd verkocht en kan worden nabesteld, vond algemeenen bijval en door enkele aanwezige Fransehen werd dit in dien geest opgevat, dat ook de Kunstnijverheids-producten der Fransche Koloniën in Azië, die op de groote tentoonstelling van 1900, algemeen de aandacht trokken, naast de onzen eene plaats zouden kunnen vinden. Eene tweede reden om te Parijs eene afdeeling op te richten. , vond men in de gelegenheid tot wederzijdsche onderrichting. In de Vergaderingen toch, die de afdeeling van tijd tot tijd zou houden, kon datgene wat „Oost en West" in de voorafgaande periode deed, in het Fransch worden medegedeeld en aan bespreking onderworpen. Men meende, dat op die manier, van beide zijden, van elkanders weten en doen, partij zou worden getrokken. Uit de aanwezige leden werd een voorloopig bestuur gekozen, bestaande uit den Marquis de Fougères president, mej. P. Brondgeest secretaresse en de heeren van Marie correspondent van het „Haagsche Dagblad" en Snabilié van het „Nieuws van den Dag". Reeds Zondag 29 Dec. hield dit voorloopig comité een eerste vergadering waarin maatregelen van propaganda en het op degelijken voet inrichten der Afdeeling besproken werden. Bij het begin der samenkomst, sprak de heer Charles Nou f flard, chef van het bureau „ h a n d e l " van het „Office Colonial", namens den Directeur, die het locaal afstond, een woord van welkom tot de aanwezigen en richtte in 't bijzonder een woord van waardeering voor haar onvermoeibaren werklust tot onze presidente.
FEUILLETON.
Van Rota-Radja naar Padang. 3.
De scheepsbel liet zich hooren : een waarschuwing, dat de tijd voor vertrek naderde. Er werd een hartelijk afscheid genomen en zij, die moesten achterblijven, voeren al wuivende weer naar wal terug. De draaiende schroef deed aan den achtersteven het water opschuimen. Nog eenige onzekere wendingen naar rechts en links, en de boot kreeg een vaste richting. Een lage fluittoon liet zich hooren, eerst lang gerekt dan kort herhaald, en de boot was onder stoom. Langzaam voer het stampvolle vaartuig, onder het salueeren van de vlag, de baai uit, de Indische Zee in. De passagiers, zoo achter als vóór, bleven lang aan de verschansing, om een laatsten blik te werpen op Atjeh's kust ; op Oleh-leh (Oleh-Lheuë) met hare witte huizen, haar gloeiend strand, haar donker groen, waarboven de kruinen der klapperboomen luchtig bewogen 't zonnelicht van zich afflitsend ; op de havenplaats, zoo lief gelegen aan de ronding Tan de mooie, diep inloopende baai, waarin groote en kleine schepen aan anker lagen ; op het land, waar zooveel üef en leed elkaar vaak had afgewisseld. De omtrekken van het land werden onduidelijker. Enkelen bleven nog turen, maar zonder vochtig oog. Zij, die droef gestemd waren, die veel verloren, veel verspeeld hadden, trokken zich in hunne hutten terug, om daar met «in verdriet alleen te zijn. De meesten hadden zichluch
Wij hopen, dat deze jongste afdeeling flink tot ontwikkeling zal komen en twijfelen daaraan niet, want ook bij de Franschen vindt ons werk veel sympathie, terwijl ook de taak der Ie, der 2e en der 3e commissie, veel belangstelling opwekten bij de aanwezige Nederlanders, die zich dadelijk bereid verklaarden ook te Parijs aanwijzingen te geven aan uit en naar de Indien reizenden en aan gerepatrieerden, die zich tijdelijk of voor goed daar zouden willen vestigen, dan wel toezicht te houden over studeerenden of werk te helpen zoeken voor hen, die dit noodig hebben.
II. Ook te Rotterdam heeft zich nu een afdeeling van de vereeniging „Oost en West" gevormd, dank zij het krachtig initiatief van den heer F. W. Everts, waarvoor wij hem een woord van dank brengen. Gevolg gevende aan de uitnoodiging door de heeren F. W. Everts, jhr. mr. J. L. W. C. von Weiler, A. Reballio en mej. J. v. d. Schuyt gedaan, in de circulaire, die wij in het Weekblad van 12 Dec. j.1., no. 27, opnamen en in Rotterdam verspreid werd, waren een aantal personen in het lokaal van den Rotterdamschen Kunstkring bijeengekomen, om het oprichten van een afdeeling te bespreken. Vijf en dertig personen hadden zich reeds van te voren bereid verklaard, om toe te treden. Met hen die staande de vergadering en later nog toetraden, is nu de afdeeling gesticht met twee en vijftig leden. Zoo zal dan ook in Rotterdam, de koopstad met haar vele handelsbetrekkingen met Oost- en WestIndië medegewerkt worden tot het „verspreiden van populaire kennis omtrent onze Indien onder gansch het volk en het bevorderen der welvaart in die gewesten, om zoodoende en ook door het verleenen van onderlinge hulp, ware belangstelling en liefde te kweeken tusschen Nederland hier en ginds". In het huishoudelijk reglement dat, volgens opdracht der vergadering, door een voorloopig bestuur ontworpen zal worden, zal deze opvatting nader worden omschreven. De bovengenoemde heeren en mejuffrouw van der Schuyt zullen het voorloopig bestuur vormen en het ontwerpreglement samenstellen, dat met een ledenlijst, in druk aan de leden zal worden toegezonden waarna in een later te beleggen vergadering, na vaststelling van het reglement, een vast bestuur der afdeeling en gedelegeerden der afdeeling in het hoofdbestuur, zullen worden benoemd. Wij roepen de nieuwe afdeeling in Rotterdam een hartelijk welkom toe en hopen spoedig berichten te mogen vernemen over haar optreden.
III. Van de 4e Commissie. De vierde, — en laatste, — voordracht over Suriname (Neger- en Engelsche liederen en Surinaamsche follilare. Het gebruik van de Nederlandsche taal in Suriname) door Jhr. L. C. van Panhuys zal gehouden worden op MAANDAG 1 3 JAWUARI a. s. in het G e b o u w d e r J o n g e l i n g s - V e r e e n i g i n g P r i n s e n g r a c h t 4 . Leden van de vereeniging „Oost en West" die vooralsnog deze voordracht willen bijwonen kunnen een bewijs van toegang ontvangen bij het bestuur der Vereeniging, Heerengracht 4. Belangstellenden, niet-leden, hebben toegang tegen betaling van f 0.25, mits zij zich van te voren aanmelden aan 't bovengenoemd adres.
Direct Bestuur van veroverde Rijken.
Eenigen tijd geleden werd door een Indisch stafofficier in de Vereeniging tot bevordering der Krijgswetenschap te 's Gravenhage eene voordracht gehouden, waarin bij als zijne meening te kennen
tig gemaakt en zaten nu onder het genot van verkoelende dranken in luiaardstoelen, dankbaar voor het koeltje, dat over hen heenstreek.
— Help me, kameraad, sprak Frits tot een anderen onderofficie r, — help me, om buiten te komen. — Jongen, Frits, dat zou ik niet doen ; je bent door je slapen zoo mooi op je verhaal gekomen ; blijf nu bedaard liggen. — Neen, neen, zei hij ietwat driftig, — ik kan nu niet bedaard in mijn kooi blijven liggen. Help me er uit ; ik moet nog even het land zien. — Laat dat ellendige land nu maar waar 't is ; je bent er uit, denk er niet meer aan. — Ik niet meer aan Atjeh denken? vroeg Frits met een weemoedigen lach om de bleeke lippen. — Kom, geef me je arm, of ik ga alleen. En hij beproefde op te staan. De andere begreep, dat er niet veel aan te doen was en hielp hem naar buiten. Hij werd op een paar kisten getild. Daar, hoog boven de anderen gezeten en leunende tegen den wand van de dekkajuit, bleef hij zitten, onbewegelijk, steeds starende naar de kust, welke langzamerhand onduidelijker werd en zich ten slotte als een streep aan den horizon voordeed. Als de vrienden hem wilden bewegen, naar de kajuit te gaan, dan vroeg hij om maar rustig te blijven zitten. Het was hem daar boven zoo wel, afgezonderd van de anderen, alleen met zijne droeve herinneringen. Toen de transportdokter, die het vooronder was gaan inspecteeren, ook naar hem kwam zien, moest hij van zijn verheven zetel dalen.
gaf, dat één der middelen om in onze koloniën oorlogen te voorkomen, bestaat in het, waar dit mogelijk is, opheffen v a n h e t gezag der Inlandsche vorsten en het vervangen daarvan door ons direct bestuur. Nu wil ik gaarne a a n n e m e n , dat uit een militair standpunt, zulk een beginsel gemakkelijk als het juiste k a n worden gedecreteerd, zonder te letten op de rechten v a n een Vorst, die m e n wegjaagt en een volk, dat m e n door de bajonet tot onderwerping dwingt. Sedert echter het kranige verzet der Zuid-Afrikaansche Republiek, dat stelsel van willekeurig opdringen v a n Bestuur in algemeen discrediet heeft gebracht, zullen toch ook bij ons velen er wel eens over gaan denken, of ook volkeren in het verre Oosten geen reenten hebben waarop acht moet worden geslagen. Ik wil, die vergelijking niet uitspinnen ten einde daardoor te trachten op het billijkheidsgevoel te werken, maar ik twijfel daarenboven ten zeerste aan de utiliteit, aan de juistheid der stelling vooral wanneer ik let op de verre toekomst. Iedereen zal het toch wel m e t mij eens zijn, dat het er over een halve eeuw in Azië heel anders uit zal zien dan n u en wanneer dan Azië wordt opgeeischt door de Aziaten, d a n zullen wij veel sterker staan tegenover die invasie als wij zijn de beschermende bondgenooten v a n Inlandsche, zich zelven onder onze leiding besturende Staten, d a n wanneer wij optreden als de overheerschers v a n een Aziatisch volk. Wel bestaat er een middel om dit laatste euvel weg te n e m e n , door ons direct bestuur zoo spoedig als • mogelijk door Inlandsen zelfbestuur te vervangen. Maar zoo wordt h e t door de voorstanders Vf n direct bestuur niet bedoeld. Wij hadden het voorrecht dit onderwerp enkele dagen geleden te bespreken met een staatsman uit den vreemde m e t veel koloniale kennis en persoonlijke ondervinding. Hij verzekerde ons — en wij moesten h e m wel geloven ; dat m e n zelfs in Groot-Brittanië geheel v a n het invoeren van direct Engelsch Bestuur in veroverde Indische Staten was teruggekomen en ook dââr thans het behoud der onderworpen Vorsten, en daarbij invoering van flinke en doortastende politieke en economische verbeteringen, de beste middelen tot pacificatie worden geacht. Wij kwamen tot bovenstaande gedachtenwisseling m e t onzen buitenlandschen vriend door de bespreking v a n den Atjeh-oorlog, waarvan hij dacht, dat n u toch h e t einde wel nabij zou zijn en. wij waren beiden v a n meening, dat het een te betreuren feit is, dat m e n er nimmer toe is k u n n e n geraken, om Toeankoe Mohammad Daoed op den troon te krijgen en met h e m een contract van vrede en onderwerping aan onzen ivil te sluiten.
Juist den dag n a dit onderhoud kwam h e t Haagsche „Vaderland" van zaterdag 28 December ons in handen en vonden wij onder de Indische berichten een uit het Bataviaasch Nieuwsblad overgenomen stuk v a n den volgenden inhoud:
D e Pretendent gnltan.
Toeankoe M o h a m m a d Daoed, de pretendentSultan, hardnekkig vervolgd en opgejaagd door de colonne onder majoor V a n Daalen, maar niet gevangen, volgens geruchten echter gesneuveld, zooals de jongste telegrammen meldden, was in
De dokter liet een gemakkelijken stoel voor hem komen en zocht een goed plaatsje voor hem uit, zoo beschut mogelijk tegen warmte, want het was nu bladstil. Ik dank u wel, dokter, stamelde Frits aangedaan, — u bent zoo goed. Dat mag wel, hé? zei de dokter opgewekt, — toen jij o-ezond waart, heb je mij zoo vaak bij 't uitrukken handig0 terzijde gestaan, licht dat ik nu zorg, dat jij het goed hebt! Is er nog wat? j a dokter, antwoordde Frits, —• als ik 't u vragen mag, hoe is 't met Wongso? — Wongso? Wongso? Welke Wongso? Er zijn hier wel zeven Wongso's aan boord, hernam de geneesheer lachende. — Wongso, die . .. de gewonde Wongso, dokter ; hij heeft een klewangkouw over den schouder. O, wacht eens even . . . nu ben ik er ; ik weet wie je bedoelt. Nu, minder goed De wond is weer wat gaan bloeden, en hij heeft veel pijn; maar 't zal wel loskopen. Die inlanders zijn taai, en genezen als krabben. Gegroet; houd je maar ferm, sergeant. En hem vriendelijk toeknikkende, ging de dokter naar 't achterschip, terwijl hij pufte van de warmte en 't zweet telkens van 't gezicht, den hals en de handen afveegde. Toen hij weg was, zei Frits tot een der kameraden, om zijn magerheid en lengte "de bezemsteel» genoemd: — Ik zou wel trek hebben, om efcns naar den armen drommel te gaan kijken. — Naar wien ? Naar Wongso1? vroeg „de bezemsteel" verbaasd, — ben je nu heelemaal bezestigd ? — Ik voel me tamelijk goed ; ik zou 't gerust kunnen doen ; bovendien de wind is gaan liggen en de schuit ligt
de Atjeh-geschiedenis meer een tragische dan een grootsche figuur. Onze beperkte kennis betreffende Atjeh en den eigenlijken invloed v a n het Atjehsche Sultansgeslacht deed ons i n h e t begin v a n den oorlog, en ook later, op het gezag v a n hoofden wier eigenbelang dat medebracht, meer waarde hechten d a n noodig a a n de macht, zoo wereldlijk als geestelijk, v a n dezen op jeugdigen leeftijd tot de hoogste waardigheid zijns lands geroepen vorstentelg, en nog in 1890 geloofden wij aan de fictie v a n een i n het sultanaat belichaamd verzet, immers de Regeering verklaarde zich bereid den pretendent als Sultan onder Nederlandsche souvereiniteit te erkennen. Generaal, toen majoor V a n Heutsz, heeft in zijn bekend geschrift: De Onderwerping v a n Atjeh, het eerst aangetoond, hoe weinig de aanspraken van Toeankoe Mohammad Daoed beteekenden en hoe wij dien invloed in het geheel niet hadden te vreezen, terwijl later dr. Snouck Hurgronje in zijn standaardwerk: De Atjehers, den sluier, welke over de onbeduidendheid v a n h e t sultanaat hing, geheel oplichtte. Nadat Toeankoe M o h a m m a d Daoed te Kemala een veilige • schuilplaats h a d gevonden, ver v a n het oorlogstooneel, werd de invloed v a n den Sultan en zijn omgeving vrijwel even onbeduidend, als vóór den oorlog. De jonge Sultan, zoo deelt dr. Snouck Hurgronje mede, getrouw a a n de tradities v a n zijn huis, zocht zijn troost in minnehandel, drank, spel en dierengevechten, afgewisseld met verzoeken a a n de hoofden o m ondersteuning. De hoofden v a n h e t verzet, de geestelijke hoofden, bemoeiden zich m e t h e m naarmate zij daartoe lust gevoelden, en dat gebeurde m a a r weinig; zelfs in de onmiddellijke nabijheid v a n den Sultan verzette de Oeloebalangs zich. somtijds tegen zijn wenschen. Deze weinig beteekenende persoonlijkheid n u bleef voortdurend het doel v a n den strijd. I n 1879 rukten onze troepen tegen Indrapoeri op, om h e m te vangen, maar zijn aanverwant Toeankoe H a t h e m bracht h e m over naar Kemala waar zich de Kemala of zoogenaamde oorlogspartij vormde. In 1888, toen een scheuring in de partij was ontstaan, week de pretendent-Sultan naar Anagaloeng, om echter een jaar later, n a de verzoening der partijen in de partij, weder naar K e m a l a terug te keeren. Hier h a d in 1890 een vergadering v a n hoofden plaats m e t den pretendent-Sultan, o m over de onderwerping te spreken, maar zoo ver kwam het niet. Daarop besloten wij ons niet rechtstreeks meer m e t den pretendent-Sultan in te laten. Eindelijk, in 1891, gaf deze blijk zelfstandig te willen optreden; hij k w a m tegen de Gighensche federatie op en zijn inmenging in de Pedirsche zaken leidde in December 1894 tot zijn verdrijving uit Kemala. Hij vestigde zich toen te Koeala Batee en voegde zich bij de partij v a n Toekoe Oemar n a diens afval. Veel heeft Toeankoe Mohammad Daoed ook daarna niet v a n zich doen spreken. De rustelooze vervolging, welke n u weder tot den tocht onder majoor V a n Daalen leidde, dateert echter eerst uit den jongsten tijd : hij was, dank zij de krachtige politiek v a n generaal V a n Heutsz, nog bijna het eenige hoofd dat volgelingen om zich wist te verzamelen, dat de allengs intredende rust kon
zoo stil als een buks op een schietbok, beweerde Frits en hij deed een poging om op te staan. — Blijf zitten ! beval „de bezemsteel" barsch ; — als je het hart hebt, nu op te staan en naar beneden te gaan, laat ik den dokter roepen. — Och, stribbelde Frits tegen, — 't kan best, geloof me ; maar toch bleef hij zitten. 't Kan niet, en daarmee uit ! En wat wou je er doen ; die Wongso wordt er niet beter door, als jij bij hem komt. Dat niet, maar ik weet, dat hij dankbaar is, als ik hem een vriendelijk woord kan toespreken en wat kom brengen. j e bederft den kerel, meende »de bezemsteel//. Hem bederven, die Freek met zijn lichaam heeft gedekt ? Hoe kom je er aan ? Kon ik 't doen, die man zou voor, zijn leven bezorgd zijn. Denk er aan, als hij zich niet zoo moedig gedragen had, zouden die kerels mijn trouwen vriend getintjangd, tot moes gekapt hebben. Ik zag 'talles bijna voor mijn gezicht gebeuren. — En kon je er niets tegen doen? Helaas, neen; ik kwam te laat! antwoordde Frits met een zucht. — Hoe heeft zich dat toegedragen? Wel, er moest een order overgebracht van den rechter naar den linkervleugel. Freek behoorde bij de dekking. Ik was er eerst voor gecommandeerd, maar was juist bezig met een ander karreweitje. — Dat, dàt is het beroerdste er van Juist toen ik aankwam, zag ik hem gaan. Ze moesten langs kreupelhoitt en alang-alang en gedeeltelijk door moeras. (Wordt vervolgd.)
\
bedreigen. Om te voorkomen dat hieruit kwaad zou voortspruiten, moest hij onschadelijk worden gemaakt; moest zijn geringe beteekenis als pretendent-Sultan geheel te niet worden gedaan. Daarom gaf men zich zooveel moeite hem te vangen en de tocht van majoor Van Daalen, een meesterstuk van durven en doortasten, zal, ook wanneer het gerucht betreffende den dood van Toeankoe Mohammad Daoed zich niet bevestigt, de Atjehers die nog niet wilden buigen, tot de overtuiging brengen, na de vorige krijgsbedrijven, dat hun zaak vrijwel hopeloos staat.
Wij stemmen in de eerste plaats volkomen in met den zoozeer verdienden lof voor majoor van Daalen, die de zoon is van een flinken vader, maar wij zijn door het B. N. niet teruggebracht van onze overtuiging, dat een oudere politieke gedragslijn dan de door onze Regeering gevolgde, tot spoediger onderwerping van het Atjehsche volk zou hebben geleid. De geringe macht, die de Atjehsche Sultans hadden over de wereldlijke en geestelijke hoofden van het Rijk, was ons reeds bekend korten tijd na het begin van den Atjeh-oorlog en juist ook die wetenschap gaf, meenen wij, aan generaal van Swieten aanleiding, om het Sultanaat af te schaffen. Had hij kunnen voorzien, hoe lang het volk onder zijne hoofden ons weerstand zou bieden en hoe het jaren en jaren lang oorlog zou blij ven voeren voor zijn vrijheid, dan zou hij zeker niet zijn overgegaan tot den maatregel, dien hij nam, om aan ieder der ondergeschikte hoofden den weg te openen, direct met ons te onderhandelen. Eerst laat en op een zeer ongunstig tijdstip kwam echter de Regeering tot de overtuiging dat herstel van het Sultanaat de goede weg was, want in 1890, nadat wij ons sedert enkele jaren in de geconcentreerde stelling hadden opgesloten en ons daar als het ware verdedigden tegen Atjeh's pogen, om ons te verdrijven, had men van uit het Atjehsche kamp geen enkele reden om te twijfelen aan de mogelijkheid, dat wij ten slotte Atjeh geheel zouden verlaten en dat op het eerste bewijs, dat de veroveringsoorlog óns te zwaar werd, zooals wij dit door het betrekken der defensieve stellinghadden gegeven, een geheel terugtrekken zou volgen. Waren wij toen, in 1890, geweest wat wij thans zijn of wat wij ettelijke jaren vroeger waren: de overwinnaars en met kracht handelende onderwerpers, dan zat Toeankoe Daoed reeds sedert ruim tien jaren als onze vassal op den Atjehschen troon. Reeds langer zou hij er naar onze overtuiging hebben gezeten, als men, zijn onderwerping ernstig had gezocht, vóór men door het terugtrekken een bewijs gaf van eigen zwakheid. De pretendent-Sultan is naar alle waarschijnlijkheid gesneuveld en hoewel nu de ondervinding ons heeft geleerd, om aan dergelijke uit bijkomende feiten gemaakte conclusion niet zoo dadelijk geloof te hechten, willen wij ditmaal aannemen, dat de kans om hem als onzen onderworpene op den troon te brengen en door hem de vrede te doen proclameeren verkeken is. Welnu, zelfs in dit geval, zouden wij, als het aan ons lag, om te beslissen met het oog op de spoedige en volledige onderwerping van het volk van Atjeh, dat dan een schijn van zelfstandigheid zou houden, er den voorkeur aan geven, om het Sultanaat toch te herstellen en, volgens de landsgebruiken, door de daartoe opgeroepen hoofden een nieuwen Sultan te doen erkennen en bevestigen. Wij hadden echter het liefst Toeankoe Daoed op die plaats gezien, want hoe laag wij ook mogen nederzien, op zijne energie en zijne moraliteit; in de geschiedenis van zijn land zal hij ongetwijfeld aangeschreven staan, als een martelaar voor den tot het uiterste volgehouden strijd tegen de ongeloovige overweldigers. Men zal, zooals men dit pleegt te doen met vorsten, die een belangrijke rol in de geschiedenis vervulden, hem zijn fouten vergeven, ter wille van hetgeen hij voor de nationale zaak geleden heeft. Ongetwijfeld was hij dikwijls het werktuig van energieke volksmenners en heeft hij partij moeten kiezen, toen er onder hen scheuring ontstond, maar de schrijver van het artikel in het B. N. zegt het zeer juist: „Hij was ten slotte bijna het eenige hoof d dat volgelingen om zich wist te verzamelen en dat de allengs intredende rust kon bedreigen." Met belangstelling zien wij uit naar nadere berichten en verdere gebeurtenissen.
W E E K O V E R Z I C H T .
Wij gaan dit overzicht schrijven op den voor een terugblik zoo bij uitstek geschikten oudejaarsdag. Het is de laatste dag van het eerste levensjaar van ons blad en deze omstandigheid maakt, dat het oogenblik dubbel gewichtig is. Immers het gaat met kranten en krantjes ongeveer zoo als met kleine kinderen: het eerste jaar is het moeielijkste, het is de tijd van den kinkhoest, de tandjes en de tinka's; wie het eerste jaar heeft doorleefd, kan met eenige gerustheid de volgende jaren tegemoet zien. Wellicht hebben ook wij daar recht op. In meer dan een opzicht bleek dit blaadje in een bestaande behoefte — voor de vereeniging Oost en West althans — te voorzien, en dit zal niet minder worden wanneer die vsreeniging doorgaat zich zoo snel uit te breiden als zij dit in den laatsten tijd is blijven doen. Dan ook, de belangelooze medewerking aan het blad, een van zijn sterkste steunpilaren, wij mogen verwachten, dat zij even trouw den taak van de redactie zal blijven verlichten als voorheen. Wij zijn niet te hard van stal geloopen, veel kracht is ingehouden, met de beste verwachtingen gaan wij dus voort met ons pogen den ons gestelden eindpaal te bereiken.
En nu de week. Van uit de Tweede Kamer is de Indische begrooting in de Eerste aangeland. Indien men mag zeggen, dat de Eerste Kamer een hoogere instantie in de volksvertegenwoordiging is, men kan niet volhouden, dat de discussion over dit onderwerp met de behandeling in die instantie ook op een hooger peil zijn gekomen. Toen wij Zaterdag in de vergaderzaal kwamen, en de Kamer van de verrassing onzer tegenwoordigheid eenigszins was bekomen, begon de discussie alvast met deze bedenkelijke raad om alle politieke beschouwingen achterwege te laten en enkel üuancieele opmerkingan te maken. Men kan met hetzelfde succes een dameskransje verzoeken zich uit
sluitend bij het weer te bepalen, en het feit dat barones X. er met haar palfrenier van door is, buiten beschouwing te laten. Het duurde dan ook niet lang of wij waren druk met de politiek bezig, maar toch bleef er van het in den beginne gesprokene iets hangen. De discussie was gedrukt. Wij vonden dit jammer omdat naar onze bescheiden meening de Eerste Kamer in haar midden nog betere koloniale krachten telt dan de tweede en het tot dusverre altijd de moeite waard geweest is hunne beschouwingen te vernemen. Ook thans, nu een votum van deze Eerste Kamer alle politieke beteekenis mist, ontbeeren wij dit zeer ongaarne. Er komt hierbij nog dat de Minister opis, en met ongeduld het einde der beschouwingen afwacht, om alle soesah voor een poosje van zich te werpen en van de ongewone krachtsinspanning van den laatsten tijd een weinig op zijn verhaal te komen. Deze rust gunnen wij den nieuwen minister van harte. Met zeldzamen ijver heeft hij zich van alles op de hoogte weten te stellen en, in vele opzichten een vreemdeling in Jeruzalem, heeft hij in het parlementair debat over Oost-Indië aller verwachtingen verre weten te overtreffen. Wij hebben een tijdlang het stilzwijgen bewaard over den Boerenoorlog. Om twee redenen. Vooreerst heeft het ons toegeschenen, dat er in den laatsten tijd werkelijk te weinig verandering in den chronischen ziektetoestand van Zuid-Afrika kwam, dan dat het doenlijk zou zijn van week tot week een ander bulletin uit te geven. Én dan, de weinige berichten van eenig belang, die zoo nu en dan nog overkwamen, zijn hier te lande zoo gretig verslonden en zoo veel besproken, dat het ons overbodige moeite toescheen er nog eens over na te betrachten. Deze week echter zag men aan den eenen kant het definitief worden van de Engelsch Portugeesche entente aangaande Lourenzo marquex. Hiermee heeft Portugal de inlijving van de Zuid-Afrikaansche Republieken bij Engeland officieel erkend en nu dit schaapje over de brug is, zullen er wel meerdere volgen. Eveneens echter hebben de Portugeezen daarbij zich voor goed aan Engeland gebonden en het Engelsch worden van hunne ZuidAfrikaansche bezittingen kan nu elk oogenblik worden verwacht. Maar ook kwamen nu eens voor de Boeren zeer voordeelige berichten in, waaruit bleek, dat de activiteit van de te velde staande commando's niets is verminderd, hoezeer hun aantal ook slonk, en dat den Engeischen iederen dag de meest onaangename verrassingen voor den deur kunnen staan. De slag van Tweefontein vooral, die in vele opzichten merkwaardig veel heeft van de bekende Maju ba-o ver val, leert hoe gevaarlijk de positie van het Engelsche leger in Zuid-Afrika blijft, en dit zal er door de blokhuizen methode wel niet beter op worden. Onze ondervindingen met dit stelsel toch hebben geleerd, dat, wanneer een oorlog maar eenige jaren duurt, dat blokhuizensysteem slechts dient om het leger in zich zelf te doen verrotten en althans voor den actieven velddienst volkomen ongeschikt te maken.
Omtrent den toestand op de Philippijnen vernemen wij de meest uiteenloopende berichten. Zelfs deAmerikaansche autoriteiten zijn het niet met elkaar eens. Vooral heerscht groot verschil van inzicht tusschen de burgerliJKe en militaire autoriteiten, die lang niet goed met elkaar overweg kunnen : hunne botsingen, zoo lezen wij, komen hoofdzakelijk voor bij de vraag, waar de bemoeiingen van de militairen ophouden en die der burgerlijke ambtenaren aanvangen. Tout comme chez nous. Als vanzelf vinden de burgerlijke ambtenaren, dat het leger nu zijn taak heeft volbracht en aanmerkelijk kan worden ingekrompen ; de burgerlijke macht en de politie kunnen in de meeste provinciën de orde wel handhaven. De rapporten van de militaire bevelhebbers, in 't bijzonder van den bevelvoerenden generaal, luiden heel anders. De geschiedenis, zegt deze in een zijner rapporten, kent geen tweede voorbeeld, dat met het optreden van het Philippijnsche volk kan worden vergeleken, dat in zijn geheel tot landverraad is overgegaan nadat het zich eerst had onderworpen. (!) Aan deze verrassende uitspraak sluit zich waardig aan de volgende opmerking : „geen volk is zoo vf r in de kunst van veinzen, en het is onmogelijk om op de voorhanden grondslagen, met de immoraliteit en de verdorvenheid van het volk, een Staat" te vormen. Natuurlijk is men van plan „met de uiterste gestrengheid tegen de opstandelingen" op te treden. De koloniale honger der Amerikanen schijnt zelfs met de moeielijk verteerbare philippijnsche delicatesse niet gestild te zijn. Wij hooren althans veel van een voorgenomen aankoop der Deensche Antillen. In Denemarken wordt het Amerikaansch voorstel druk besproken. Men vermoedt dat het wellicht geen kwaad ding zou zijn die eilanden, die men waarschijnlijk op den duur toch kwaadschiks zou verliezen, nu maar goedschiks van de hand te doen. De bezittingen, waardige tegenhangers van onze West-Indische koloniën, verkeeren in lang geen bevredigenden toestand. Van uit het moederland moet er geld bij en de toestand deibewoners is het tegendeel van welvarend. Er zou dus wel iets voor te zeggen zijn er nu met fatsoen van af te komen. Echter verzet zich in Denemarken tegen zulk een transactie het nationaal gevoel en wel met dit gelukkig resultaat dat men thans wakker geworden is en zich reeds comité's vormden om de achteruitgaande eilanden op te heffen en de toestanden te verbeteren. Wij zouden haast wenschen dat de een of andere slokop eens een bod deed voor Curaçao, wanneer dit een gelijksoortig effect ten onzent zou hebben.
door een eventueel aan te nemen votum, hunne regeeringen ook zonder nadere bekrachtiging, in zeker opzicht zouden binden. De voornaamste onderwerpen, die het Congres heeft behandeld : arbitrage, een internationale Amerikaansche bankinstelling, een spoorweg door Noord- en ZuidAmerika, enz. hebben aanleiding gegeven tot zooveel oneenigheid, dat zij achtereenvolgens naar commission verwezen zijn, waardoor de arbeid van het Congres zelf ten zeerste vertraagd is. Het verschil van gevoelen ten aanzien van de arbitrage-kwestie is bekend: de Argentijnsche republiek, Peru, en Bolivie zouden alle geschillen, thans aanhangig, mede aan een scheidsrechterlijke beslissing willen onderwerpen — dus ook de kwestie der noordelijke provinciën, die Chili opzettelijk slepende houdt — terwijl Chili en Ecuador het hof alleen de bevoegdheid willen geven, toekomstige geschillen uit te maken. Het einde is natuurlijk dat de heele zaak op niets uitloopt. Het wordt tijd dat er iets aan Zuid-Amerika wordt gedaan. Het blijft daar maar maand na maand een onhoudbare gedrukte oorlogstoestand, die op de meest zonderlinge wijze schijnt te worden geinfluenceerd door allerlei hier in Europa onbekende krachten. Den eenen dag vernemen wij dat de regeeringen van Chili en Argentinië het vrijwel eens zijn, den anderen, dat de regeering van Argentinië in een vergelijk niet wil toe stemmen omdat zij anders moeielijkheden in het eigen land vreest. Een zonderling iets, wanneer men weet om welk een luttel belang de geheele ruzie ontstaan is. Alles is hier in de hoogste mate tendentieus en men kan wel niet anders doen dan iets gelooven van de geruchten als zouden, juist uit vrees voor het gelukken van het Panamerkaansch congres, de ZuidAmerikaansche Staten door de noordelijken tegen elkander worden opgestookt, opdat Jonathan in de nieuwe wereld onbetwist de baas zou kunnen blijven.
Met de vermelding, dat op 1 Januari het nieuwe Australische gemeenebest is ingewijd, welke gebeurtenis wij nader in den breede zullen bespreken, kunnen wij dit overzicht besluiten. RECLAMES.
eenvoudig dat was, toch kostte 't aan enkelen moeite om alles te volgen, wat niet verwonderd, als we hooren, hoe 't met hun begrijpen, spreken en schrijven van de Nederlandsche taal niet al te best stond. Liet soms de ijver iets te wenschen over, over 't gedrag van geen der jongelui viel te klagen. Het laat zich aanzien, eindigt Prof. Treub, dat het volgend verslag een in 't algemeen niet minder bevredigend bericht over den voortgang van de proef zal kunnen inhouden. Met gevoel van dankbaarheid aan Prof. Treub eindigt men de lezing van het verslag. Moge ook dit werk van hem, als zooheel veel ander, goede vruchten voor de toekomst van Indië afwerpen.
Tandjong Priok een vrij naven.
Veel drukte maakte het Zionisten-Congres te Basel. Het luidruchtig volk daar bijeengekomen, bespreekt de mogelijkheid om een nieuw joodsch rijk te stichten in Palestina. Dit plan kon slechts een oogenblik voorde oogen staan, want het moest onmiddelijk als vér verwijderd ideaal op den achtergrond worden gedrongen door de meest voor de hand liggende vraagstukken van voorbereiding, die de eerstvolgende decaden wel in beslag zullen nemen. De beweging zelve heeft zeer veel eigenaardigs, zij is tegelijkertijd nationaal en internationaal, een beweging van de volksklassen, niet van de rijke Joden, een sociale, geen godsdienstige. Het Congres bleek wetenschappelijk zeer hoog te staan. De referaten bevatten een schat van hoogst belangrijk materiaal voor de studie van het Israelitische volksbestaan in de verschillende landen der wereld. Er waren ook eenige practische voorstellen ingekomen, o.a. het stichten van een Joodsche Koloniale Bank, doch men is daaromtrent niet tot overeenstemming kunnen komen.
Het is, wanneer men de aanhoudende alarmeerende berichten uit Zuid-Amerika gadeslaat, geen wonder, dat het Pan-Amerikaansche Congres te Mexico geen succes blijkt te zijn. Het Congres, dat nu reeds meer dan twee maanden aan het vergaderen is, heeft nog op geen enkel punt een besluit genomen. De gedelegeerden der verschillende republieken stellen blijkbaar in elkander niet het minste vertrouwen en zoodoende krijgt men de beraadslagingen niet op het theoretische terrein waar wij thuis behooren. Dit lukt te minder omdat de meeste der gedelegeerden, in overschatting van hun positie nog meenen, dat zij
SCO SCO SCO
OUSJES OUSJES OUSJES
Met het oog op de ontworpen vergrooting van de haven van Tandjong Priok en andere werken daarmee in verband, geeft 't „Bat. Nbl." 't denkbeeld in overweging om, nu toch een groote verandering op til is, er tegelijkertijd een vrijhaven van te maken, in den zin van Hamburg's vrijhaven-gebied. Er zouden dan geen ambtenaren van den dienst der in- en uitgaande rechten noodig zijn en dus ook geen tolkantoor gebouwd behoeven te worden. In de pakhuizen en loodsen kan dan alles voor de transitohandel opgeslagen worden; en wat bestemd is voor Batavia en over die plaats het binnenland in moet gaan, daarvan kunnen de rechten betaald worden aan den grooten boom of aan het station,— een nieuw te bouwen centraal-station, waaraan behoefte bestaat. Er zou natuurlijk gewaakt moeten worden tegen smokkelen, wat trouwens nu reeds geboden is, maar met de weinige land- en waterwegen die toegang geven tot Pandjong Priok, zou 't bezwaar van een goede bewakingsdienst niet groot zijn. Zou een dusdanige inrichting, behalve voor vereenvoudiging van den dienst der in- en uitvoerrechten, zulke groote voordeden aan den handel bieden? Als 't nog een haven van Soerabaja gold; maar't stapelen te Tandjong Priok is uit den aard der zaak niet zoo groot, immers de meeste stoombooten en vrachtschepen gaan toch door naar Semarang en Soerabaja, en van verzenden naar buitenlandsche plaatsen, zooals van Hamburg naar de havens der noordelijke landen, is van Batavia uit, nauwlijks sprake. Om 't goede recht van het door 't „Bat Nbl." aangegeven denkbeeld, dat niet losweg opgeworpen zal zijn, te beoordeelen, zou 't noodig zijn cijfers te kunnen raadplegen en vergelijken, 't Blad zal dan ook, naar we hopen, meer in 't breede op zijn voorslag terug komen.
Telephoon 930. A. SERPHOS & Co. Leveranciers aan Eijks- en Gemeente-Instellingen. Uitsluitend verkrijgbaar 69, DENNENWE£S 69, ZDEIST D E Ï A - ^ G - .
Oost-Indische berichten. In een bijlage van de Javasche Courant komt het verslag voor over 's Lands Plantentuin te Buitenzorg
Opleiding voor den tuinbouw aan 's Lands Plantentuin. waarin ook een en ander wordt medegedeeld over de opleiding van jongelui voor den tuinbouw. De directeur, Prof. Treub, deelt in een inleidend woord bijzonderheden mede omtrent den proef die opnieuw in deze richting genomen werd. Van de vier volontairs die een paar jaar te voren op verzoek van de vereeniging Soeria Soemirat als volontairs aangenomen waren, kwam niets terecht èn omdat 't bleek, dat ze niet allen de geschiktheid bezaten voor horticultuur-werkzaamheden, maar ook, omdat ze volontair en niet leerlingen waren, zoodat een voortdurend toezicht op en instructie van de jongelui grootendeels was uitgesloten. Ofschoon deze proef mislukt was, bleef prof. Treub „het betreuren, dat in eene richting waarin zeker wel wat nuttigs te doen zoude vallen niet een hernieuwde poging, onder gunstige voorwaarden kon worden gedaan". Een bespreking met den secretaris der hoofdcommissie van de Soerabajasche Jongens weezen-inrichting was aanleiding dat een hernieuwde proef onder zulke betere voorwaarden kon genomen worden. Nadat door Prof. Treub in den breede was gewezen op de eischen die gesteld konden worden aan goed opgeleide tuinbouwkundigen en de toekomst die voor hen in Indië was weggelegd, vond de hoofdcommissie van genoemde weezen-inrichting aanleiding om zich tot de regeering te wenden met een verzoek een gelegenheid in 't leven te roepen, waar jongelui in de horticultuur bekwaamd konden worden. Dat verzoek werd voor advies in handen gesteld van den directeur van 's Lands Plantentuin met 't gevolg dat door hem een uitgewerkt plan aan den toenmaligen directeur van Onderwijs werd aangeboden tot het nemen van een proef met zulk een tuinbouwopleiding. De directeur ging op de voorstellen in; en lo Augustus 1900 werd de cursus begonnen met 10 leerlingen. De proef zal 3 jaar duren, welke echter na afloop van iedere 3 jaar kan worden voortgezet. De voornaamste zaken, die geleerd worden, zijn: 1. Het kweeken en behandelen van planten voor plantsoenen, erven, tuinen en woningen; 2. Het eenvoudig aanleggen van erven en tuinen; 3. Het kweeken van bloemen voor bouquetten en het maken van bouquetten en kränzen; 4. Het enten, oculeeren en snoeien; dit laatste meer bijzonder met het oog op het behoorlijk ophakken en opsnoeien van boomen langs de wegen in steden; 5. Het kweeken van groenten en vruchtboomen. De jongelui, — met een leeftijd van 17 — 20 jaar, — moeten al het werk zelf doen en worden niet door inlandsche tuin-werklieden geholpen, — terwijl 't praktische onderwijs door theorie, op hoogst eenvoudige leest geschoeid, wordt aangevuld. Voor de leerlingen is een kleine kweekerij aangelegd waarin een met glas overdekt kweekhuis. De uitkomst van 't eerste jaar is, inacht genomen de bijzondere omstandigheden, niet ongunstig. Den jongelui, die zich vroeger met een enkele uitzondering, niet met horticultuur hadden bezig gehouden, moesten de liefhebberij in 't vak worden aangebracht. Ze moesten leeren omgaan en werken met de tuinbouwgereedschappen en handenarbeid verrichten, — van 's morgens half zeven tot 11 uur en van den middag tot 5 uur, — iets waar ze, — op een na, — niet tegen opzagen en spoedig aanwenden. Met het theoretisch gedeelte van 't onderwijs vlotte 't niet zoo als met 't practische. Hoe elementair en
Sabang. Heeft deze mooie haven van Poe-Weh, noordelijk van Atjeh, midden m het vaarwater, een toekomst? Men hoore, wat de nederlandscho consul te Penang er in zijn rapport van zegt, met betrekking tot den atjehschen peperhandel. In 1900 werd via Penang voor bijna l3/4 millioen dollar atjehsche peper verscherpt. „Uit dit cijfer," zoo zegt die consul, „blijkt voldoende van hoeveel belang het atjehsche product voor den penangschen peperhandel is en welk een slag aan dien handel zou worden toegebracht, indien het mocht gelukken de uitvoeren van dat product naar Sabang te leiden en het van daar naar Europa te verschepen. Indien de booten van de Nederland en de Kotterdamsche Lloyd zich daarvoor beschikbaar stelden, door de haven geregeld aan te doen, zouden Amsterdam en Rotterdam, die thans geene noemenswaardige hoeveelheden van deze uitvoeren betrekken, er tevens hun voordeel bij kunnen doen." Dit advies, door het Soer. Hblad. aldus aangehaald, is zeker 't overwegen waard. Overigens worden in de London and China Telegraph van de ontwikkeling van Sabang geen hooge verwachtingen gekoesterd. Het blad geeft toe, dat het. mooi gelegen is, maar voert aan, dat de handelsbooten bijna alle te Penang of Singabore te lossen of te laden hebben en om deze reden Sabang niet zullen aandoen. Alleen oorlogschepen van verschillende nationaliteit, wie 't onverschillig is waar zij kolen laden, nullen volgens het blad Sabang de klandizie gunnen. Sum. Bode.
r» n* ** U i t d e S e m- G r t n e m e n w iJ e e n e n Ooltteeit. a n d e r o v e r n a a r aaniei(üng der bespreking van het „jaarboekje der Vereeniging „Oo/tteeW over 1900—1901, dat wij tot onzen spijt op dit oogenblik niet tot onze beschikking hebben. De Vereeniging „Ooftteelt" staat onder het voorzitterschap van den heer Wigman, den welbekenden redacteur van het tijdschrift Teysmania en dat is voldoende, om in te zien, hoeveel verwachting men mag koesteren op het gebied van 't telen van vruchten in Indië. Werd vroeger maar op goed gelukt aangeplant, 't zij door gebruik maken van tjankokkans, — stekken, — of zaden ; waar 't even mogelijk is wordt nu door bemoeiing van de Vereeniging streng gelet op 't materiaal dat voor de vermeerdering der vruchtboomen gebruikt wordt. In een Kampong bij Passer mingo worden de vruchten geteeld, die te Batavia en omstreken ter markt worden gebracht. Er bevinden zich daar uitstekende ooftboomen. Van de besten worden tjankokkans, — takken die eerst door een bepaalde bewerking geschikt zijn gemaakt, om geplant te worden, — gesneden. Deze worden eerst te Buitenzorg een poos gade geslagen en na goed bevonden te zijn, aan de belanghebbenden, leden en afdeelingen der vereeniging, verkocht. Tot nu toe kon nog maar aan een beperkt aantal aanvragen worden voldaan, maar toch zien wij uit een staat dat in één jaar van zeer verschillende vruchtboomen samen 186 tjankokkans werden verstrekt, terwijl ook veel zaad, gewonnen van goede boomen werden verzonden. Te Tjipakoe bij Buitenzorg bevindt zich een proeftuin waar op stukken grond, in eigendom van de afdeelingen, verschillende ooftboomen van buitengewoon goede hoedanigheid worden gekweekt en de beste behandeling wordt nagegaan. Ook de ananas vindt er een plaats en reeds zijn variëteiten gewonnen, die veel beloven. Uit mededeelingen omtrent de „Tentoonstelling van eenige vruchtensoorten" te Buitenzorg in Februari 1901 gehouden, bleek, dat er onder de 477 inzendingen zeer mooie vruchten waren ingezonden. Ook waren ter opluistering geleien van Indische vruchten door den heer B. Bik van Buitenzorg uitgestald. De regent van Demak had voor 't zelfde doel een partij Blimbing aangeboden -— vermelding verdient hierbij dat genoemde regent, om zijn ontwikkeling trouwens bekend, — vroeger een verhandeling over 't kweeken van deze vruchtensoort in 't licht heeft
vestigen wij, ook in verband met de gegeven. Ten slotte vraag onder „Correspondentie" in het Weekblad van 12 December, no. 27, gedaan de aandacht op de volgende onderwerpen die in 't jaarboekje worden behandeld : Proeftuinen voor vruchtboomen. Inmaken van vruchten en bereiden van jams enz. Aardbeien. Ananas. Ananascultuur in Florida. Djeroekcultuur in Australië. Iets over djeroeks. Mangga gedong.
Vruchtenteelt en handel te Probolinggo. Tropische vruchten op de tentoonstelling te Parijs. Over pisang. Men mag de heer Wigman wel dankbaar zijn, dat hij zich wijdt aan de veredeling van de Indische vruchtboomen. Aan zijn ijver en kennis zal 't te dan ken zijn, als de teelt van goede vruchten over heel Indie ter hand zal genomen worden, Met wat goeden wil reeds alleen, kan men in deze zoo verbazend veel doen voor eigen genot, maar ook voor eigen voordeel
West-Indische Berichten. De „Amigoe di Curaçao" de prijsuitdeeling en het openbaar examen voor de vacantie van de „ Praterscholen" op Curaçao besprekende, zegt: „Wij merkten met genoegen op, dat er gedurende het examen geen enkel woord papiëmentsch (de volkstaal, men zou kunnen zeggen : Neger-spaansch) werd gesproken, noch door de leeraren, noch door de kinderen. Alle antwoorden op de gestelde vragen, en deze liepen over taal, geschiedenis, aardrijks- en natuurkunde, werden flink en vlot in 't hollandsch gegeven". Is dat zoo bijzonder, om 't met genoegen te vermelden, zal men vragen, en mag 't wel anders waar les gegeven wordt in die vakken. Bekend met de toestanden zeker. Ten eerste wél, omdat men er uit ziet, dat er alleen in 't hollandsch op die scholen, — en op de anderen, — wordt onderwezen, en ten andere omdat 't papiemensch zoo druk onder de bevolking, — en vaak andere klassen der maatschappij, — wordt gesproken, dat het veel moeite kost en, beleid eischt, om de kinderen van 't land er toe te brengen in 't hollandsch te denken en zich er in uit te drukken. Dikwijls moeten de leeraren zich dan ook in de landstaal uiten, om goed begrepen te worden. Dat dit op genoemde scholen blijkbaar niet noodig is, is een goed teeken.
In een artikel voorkomende in de „Amigoe di Curaçao" waarin dit blad een ingezonden stuk uit „De Maasbode" opneemt naar aanleiding van vroeger gemaakte opmerkingen in de „Amigoe", lezen wij een en ander omtrent den treurigen toestand van de geneeskundige hulp op St. Eustatius en St. Martin. Is 't niet te verwonderen, dat een dokter zich niet op een van die eilanden vestigt, omdat de verdiensten er niet groot kunnen zijn, — het gouvernement moest zorgen, dat de inwoners niet langen tijd achtereen van geneeskundige hulp verstoken bleven, zooals nu. Wel zijn er dokters aangewezen voor die beide eilanden, maar 't verlof van een jaar is verlengd op anderhalf en de kans bestaat altijd, dat er een half jaar bij komt. In al dien tijd blijven St. Bustasius en St. Martin zonder medische hulp. Wel bevindt zich op de Fransche helft van het laatste eiland een dokter die een paar maal in de week eenige spreekuren komt houden in 't Hollandsehe gedeelte, maar dat is toch geen toestand en 't eerste eiland heeft daar niet veel aan. In anderhalf jaar heeft geen dokter de plaats bezocht en de zieken moeten, als ze er toe in staat zijn, de reis naar St. Kits, — een Engelsch eiland, — maken en 6 â 8 uur in een open zeilboot heen en weer geslingerd worden. En niet alleen inboorlingen, die zich met „tooverdranken en bezweringen" behelpen, wonen daar, maar ook verscheidene Europeesche families en een gekleurde, voor 't grootste gedeelte beschaafde bevolking. Van een voorstel van een der gezaghebbers om militaire geneesheeren voor drie jaar op de eilanden te detacheeren en hun na verloop van dien tijd de keuze te laten er te blijven, wordt niets gehoord.
D e t r e k n a a r de I n h e t G' A' B" w o r d t Goudvelden in Fransclin a m e n s den GouverGuvana. n e u r a a n belanghebbenden medegedeeld, dat naar een officieel schrijven van den waarnemenden vice-consul van Frankrijk, in 't vervolg het Pransch Kol. Bestuur slechts die personen uit Suriname in Fransch-Guyana zal toelaten, die voorzien zijn van een bewijs van identiteit, door den vice-consul van Frankrijk in Paramaribo afgegeven. Deze maatregel werd genomen, om het trekken van vreemdelingen, dat in den laatsten tijd hoe langer hoe grooter werd, tegen te gaan. Dit weren van vreemdelingen die de pas ontdekte goudvelden aan de Inini in 't Pransch Lawa-gebied willen veroveren, kan niet anders dan Suriname ten goede komen, aangezien er daardoor meer arbeiderskrachten in de Kolonie teruggehouden worden, "want dat er grooten drang bestaat, om 't geluk daar ginds te beproeven, wordt bewezen door een bericht in „O. W.", waaruit blijkt, dat op één dag zich een dertigtal personen bij de bevoegde autoriteiten aanmelden om identiteitspapieren.
Van Vreemde Koloniën. »FITSCHXASTD. De belangrijke kwestie: liet aanschaffen eener Regeerings-stoomboot ten dienste van het Bestuursnoofd in Nieuw-Guinea, is zoowel in Duitschland als in Nederland aan de orde van den dag. In de Kolonial Zeitung van 19 December jl. toch vinden wij: De reeds zoo lang hangende vraag van een groot stoomvaartuig voor den Gouverneur van Nieuw-Guinea is in den laatsten tijd steeds drin
ADVERTENTIËN.
.gender geworden. In de onlangs gehouden vergadering van de Kolonial Gesellschaft beeft eene groote meerderheid den wensch uitgedrukt, dat deze gewichtige zaak spoedig tot een oplossing mocht komen overeenkomstig de breedvoerig aangegeven doelmatigheids-voorschriften. Vroeger heeft het plan bestaan, om voor dit doel een Spaansche , stoomboot aan te koopen, die tot dusverre het verkeersmiddel was geweest tusschen Manilla en de eertijds Spaansche Zuid-zeeeilanden. Dit schip beantwoordde echter niet geheel aan de eischen, welke van Duitsche zijde aan een dergelijk vaartuig werden gesteld en daar de koopprijs ongeveer 400.000 Mark moest bedragen, meende men beter te doen zich voor dezelfde som een nieuwe stoomer aan te schaffen, die in vele opzichten beter voor den dienst in de tropen geschikt zou zijn. Hiertoe ging men belaas echter niet dadelijk over, doch behielp zich telkens met „gecharterte" schepen, waarvan de een al ondoelmatiger bleek dan de andere, zoodat men ook deze langzamerhand afschafte en de Gouverneur dus sedert altijd afhankelijk is geweest van de bereidwilligheid der stoomvaartmaatschappijen en van de gastvrijheid der verschillende handelsfirma's en zendelinggenootschappen op zijne toch zoo noodzakelijke dienstreizen in den Zuidzeearchipel een toestand die natuurlijk op den dunr niet houdbaar is. De vroeger door het gouvernement „gecharterte" schepen, o. a. de „Stephan" moeten dikwijls de spotlust opgewekt hebben der vreemdelingen; voor de te Singapore gevestigde Duitsche kooplieden was het waarlijk niet aangenaam en voor het „prestige" van bet Germaansche Kijk zeker al heel ondienstig, dat de andere natiën onbewimpeld den draak er mee staken. Er bestaat dus wel geen twijfel aan de hooge noodzakelijkheid van een aan alle eischen voldoend stoomschip ten dienste van den Gouverneur. Gewenscht is het ook dat dit vaartuig grooter worde, dan eenig particulier schip dat daarginds in de vaart is, grooter b.v. dan de „Moresby" van de firma Burras, Philp en Co. te Sydney, dat 600 ton meet, daar de inboorlingen der Zuidzee-eilanden het aanzien des persoons. berekenen naar de grootte van diens schip. Opdat dit gouvernementsvaartuig dikwijls in de plaats zou kunnen treden van de nu en dan daar verschijnende oorlogsschepen, zou het van eenig geschut voorzien moeten zijn en een voldoend aantal troepen kunnen herbergen en ook uit een gezondheidsoogpunt zoo goed ingericht zijn, dat de manschappen niet voortdurend met beri-beri en malaria te kampen hebben, zooals op schepen in de tropen, maar al te dikwijls het geval is; verder zou ook het laadruim groot genoeg moeten zijn, om desnoods verschillende waren te kunnen vervoeren. Daar de Duitsche scheepsbouwkunst voor geen buitenlandsche behoeft onder te doen, wordt er met nadruk op aangedrongen, deze stoomboot op een moederlandsche werf te doen vervaardigen en gewaarschuwd tegen te groote zuinigheid, die dikwijls de wijsheid bedriegt. De belangrijkheid van dit schip wordt veel hooger gesteld, dan het stichten van posten (Schutz-stations), zooals dat van Nusa, waarin het gouvernement veel heil schijnt te zien, daar deze niet anders dan een zeer begrenst nut hebben, niet te vergeten echter dat de inboorlingen, die gewoon waren zich op bloedige wijze zelf recht te verschaffen nu dikwijls bij voorkomende geschillen zich onderwerpen aan het rechtsoordeel van den Duitschen posthouder (Stationsvorsteher). Deze posten zullen echter door den aanplant van de noodige cocospalmen spoedig in staat zijn zichzelve te bedruipen, terwijl er zooveel van afhangt, dat de gouverneur zelf zijn macht zoo goed en zoo spoedig mogelijk kan doen_ gelden overal waar dit noodig mocht zijn. Hij kan b.v. onmogelijk het smokkelen van wapens en het onrechtmatig koelie-werven of het tol-ontduiken tegengaan zonder de beschikking te hebben over een groot en snelvarend stoomschip.
»EBTEMARKEI«. Reeds sedert eenigen tijd is er sprake van geweest, dat Denemarken zijne West-Indische eilanden aan Amerika zou verkoopen. De onderhandelingen schijnen echter nog altijd niet best te vlotten. De Kopenhagen sehe correspondent van The Daily News schrijft hieromtrent op 21 dezer : Ofschoon het Deensche en het Amerikaansche gouvernement nog niet tot een eindbesluit zijn gekomen, betreffende de eilanden, zoo wordt toch van hoogerhand beweerd, dat de zaak binnen een paar weken beslist zal worden. Het contract zal dan onmiddellijk aan het oordeel van het Congres te Washington worden onderworpen en daarna in de Deensche Rigsdag worden gebracht; in de Tweede Kamer zal het vermoedelijk door een
groote meerderheid worden aangenomen, maar vele leden der Eerste Kamer zijn tegen het afstaan der eilanden en het is niet onmogelijk, dat hierdoor een kink in de kabel komt. In invloedrijke kringen is men van meening, dat het tijdstip van verkoop der eilanden aan Amerika al heel slecht gekozen is, daar zij aanmerkelijk in waarde zullen stijgen, zoodra het Nicaraguakanaal [of dat van Panama'!'] voltooid zal zijn. Van welingelichte politieke zijde wordt beweerd, dat Duitschland lang niet onverschillig is, omtrent den loop dezer onderhandelingen, en dat er zelfs reeds sedert het vóórjaar van 1899 een syndicaat bestaat, dat van hét-niet- eens-kunnen-worden der beide onderhandelende naties partij wil trekken door de reeds goede haven van het eiland St. John uit te breiden en te verbeteren door er groote dokken en handelskaden aan te leggen.
i ÄEen drietal hooge staatsambtenaren behooren tot de leiders van dit syndicaat en er bestaat reden om te vermoeden, dat het plan toegejuicht wordt zoowel door den Keizer en Prins Plendrik als door den minister van marine. De heer Ballin, chef van de Hamburg—America Maatschappij, moet een der grootste aandeelhouders zijn.
Een telegram van 20 Dec. uit New-York meldt: Uit St. Thomas vernemen wij, dat de zeelieden van den Deenschen Kruiser „Valkyrien" heden met muziek en vaandels een militairen marsch door de groote straten maakten, geleid door een opgetogen volksmenigte, die telkens juichte : „Geen verkoop!"
\k waarheid omtrent het leven in
IL De heer van Vleuten begint zijn „Protest" met een inleiding waarin hij zegt: „Het is een opmerkelijk, maar tevens betreurenswaardig verschijnsel, dat nagenoeg alle schrijvers en schrijfsters, en helaas! schrijfsters niet het minst, die in de laatste jaren romans, dan wel novellen of beschrijvingen over Ned.-Indie in het licht hebben doen geven, zich als het ware hebben beijverd, om die Indische maatschappij en die Indische toestanden op de meest ongunstige, en steeds erg overdreven ongunstige wijze voor te stellen, vooral op zedelijk en sexueel gebied, en hij, haalt, om zijn beweren te staven, verscheidene schrijvers en schrijfsters aan; tegen die allen staande houdende, dat de menschen in Indië niets slechter en niets zedeloozer, noch meer verdorven zijn, dan in Holland. Wie èn Holland èn Indië kent, zal dit geredelijk toegeven; anders zijn immers, is nog niet beter of slechter wezen. Met Indische romanschrijvers, die er op uit zijn, voorvallen, welke jaren her en mijlen ver van elkaar, voorkwamen, samen te koppelen en in enkele bladzijden te beschrijven; die de, uit den aard van de Indische maatschappij onregelmatig voorkomende, vaak op zich zelf staande, feiten, uit een zeer individueel oogpunt en met een eigen temperament beschouwen, en wel zoo moeten beschouwen, omdat zij niet, als in Europeesche maatschappijen een houvast hebben aan sinds lange tijden regelmatig verloopende uit elkaar voortvloeiende gebeurtenissen; met die romanschrijvers die, nog minder dan wetenschappelijke navorschers op zielkundig gebied, tot nu toe zijn kunnen dringen door het dichte psychische warnet van tropische lianen en verwilderde Europeesche slingerplanten, en tengevolge van de donkere schaduwen welke deze levende zware gordijnen werpen, geen oorzaak en gevolg hebben kunnen onderscheiden, kan geen rekening gehouden worden, waar het betreft 't eenvoudige Indische leven te beschouwen. Wie verklaard wil zien, waarom het waarnemen en weergeven van Indië, 't Indisch leven, de Indische toestanden door schrijvers en schrijfsters, — met hun „fijn beznaarde zielen", bovendien dikwijls zoo eigenaardig en eenzijdig is, en de voordracht van Dr. Kotalbrugge indertijd voor de leden van „Oost en West" gehouden, niet hebben kunnen bijwonen, raden wij de lezing aan van zijn opstel „Is Indië zoo slecht", voorkomende in de „vragen des tijds" van Occober 1901.
In tegenstelling met eenige minder te roemen eigenschappen van de Hollanders, noemt Van Vleuten de Indische menschen eenvoudiger, minder stijf, hartelijker, gastvrijer, dienstvaardiger en wij kunnen er bijvoegen, mededeelzamer, meer ongedwongen, meer open, verdraagzamer, waaruit van zelf volgt, dat zij beter voelen en begrijpen, ook van hun evenmenschen dat „de roeping van den mensch is mensch te zijn". Men is in Indië meer mensch; niet in 't vulgaire en vieze, maar in 't gewone, alledaagsch meer of minder goede. En dat is niet bij toeval zóó, dat is een noodzakelijk gevolg van de omstandigheden waaronder men in dat land leeft. Het ruimer wonen in open huizen; het meer ombekrompen zijn in zijn financiën; zijn makkelijke kleeding; zijn omgang met menschen van verschillende ontwikkeling, stand en ras, de noodzakelijkheid bij eerste vestiging diensten aan te nemen en aan te bieden; de hem omgevende altijd levende, vaak afwisselende natuur; zijn dikwijls gaan en komen, en
niet jaren lang vastgemosseld zijn, ze vormen allen factoren welke den Indischen mensch de genoemde eigenschappen in ruime maten hebben aangebracht, die hem eer beter dan slechter maken, maar die ook oorzaak zijn, dat de minder gunstige eigenschappen duidelijker en met meer klem aan 't licht komen. Dat de nat-zand zware soliditeit, zich vaak als schijn doet kennen en bij enkelen overslaat in domme onbeteekenendheid en ondegelijkheid kan niet verwonderen. Zij die dan ook eenmaal, — soms spoedig, soms langzaam, — onder den invloed van genoemde factoren geaclimatiseerd zijn, voelen dat alles bewust en onbewust; en nemen Indië zoo als het is, wetende dat de levensomstandigheden in een heel ander land dan Holland, ook heel anders wezen moeten. Van Vleuten, die zich op dat standpunt stelt, valt het dan ook niet moeilijk punt voor punt de zotte onwaarheden over 't Indische leven uitgekraamd, te weerleggen en de eenvoudige waarheid tegenover de overdreven leugenachtige voorstellingen te plaatsen, — zonder 't geen in Indië niet goed, soms onaangenaam of verkeerd is, te verzwijgen.
't Was eerst onze plan 't protest van den heer Van Vleuten op den regel te volgen en met aanhalingen er uit, het ware te doen uitkomen, maar wij zijn daarop terug gekomen. We zouden in te categorische behandeling moeten vallen en vervelend worden en 't zou ons bovendien veel te ver voeren. We willen daarom alleen samen met den heer Van Vleuten aanstippen wat zooal in den regel op de debet zijde van Indië wordt geboekt en wat daartegenover gesteld kan worden.
Muziek en Dans op Java. Hebt ge ze wel eens gehoord, waarde lezer, die tonen, zoo vreemd, eigenaardig ; en toch met iets liefelijks in zich, daar tot u komende van uit de verte, voortgedragen door het zoele windje bezwangerd met geuren van kenanga en melati ; die klanken, zacht, toch sprekende met een stem, zoo ongewoon, zoo geheel anders dan gij doorgaans verneemt, wanneer gij hier in Nederland de kunststukken van groote musici hoort opvoeren ? Hebt ge hem wel eens doorleefd zulk een avond in de tropen, wanneer de maan een helder schijnsel verspreidt over de rustende natuur, gij neergezeten zijt in de voorgalerij van uw woning, om te genieten van de rust, na een dag vol arbeid, vol afmatting door tropische hitte; niets u doet terugdenken aan den dagelijkschen levensstrijd; gij als het ware wakende droomt, uw geest vertoevende in de wereld van niet-zijn en daar eensklaps in uw oor klinken de trillingen van de lucht, voortgebracht door het bespelen van de gamelang? Kunt ge het u voorstellen, dat ge dan blijft luisteren, luisteren naar dien zang, daar uit metalen mond opdoemende; gij u inspant, om alles in u op te nemen, en uw geest te laten voortwiegen op die heerlijke golvingen, welke hem wegvoeren naar een oord ver van de aarde, ver van het menschelijk bestaan, om daar te toeven in reine luchten, zuivere sfeeren? En toch is dit mogelijk, wanneer gij maar weet, die muziek naar waarde te schatten, wanneer gij u geheel hebt aangepast, in de omgeving van het Indische land, en oog hebt en oor, voor wat dat Insulinde u aanbiedt, als het ware eigendom, niet verknoeid, niet veredeld zoogenaamd door zich noemende meerderbebeschaafden. Wanneer gij werkelijk vertoeft daar in het binnenland, ver van de plaatsen van groot vertier, van dooreenmengeling van menschen van allerlei aard en ras, wanneer gij u bijvoorbeeld bevindt daar op het land, zooals men ze noemt die plantages in Indië, dan is het mogelijk, dat ge daar in aanraking komt met het waarlijk schoone, dat heerlijk kinderlijke en daarnaast zoo verhevene, dat Indië nog bezit en zoo gaarne wil geven, ja met milde- hand aan hem, die er gevoel voor heeft. En onder dat schoone, voorwaar behoort ook de gamelan, en de Indische dans. Gij zult mij beschuldigen van overdrijving, van fantaiseeren en toch is het zoo. maar . . . . ge moet en gevoel voor hebben; niet doordrongen zijn van de gedachte, dat wij Nederlanders het toppunt bereikt hebben, en de Inlanders niets is, en zijne producten, zijn geest, zijn leven, zijn alles zoo laag is, dat het de moeite niet waard is er een blik op te werpen; want weet, naast het vele goede, dat wij in Indië brachten is er ook veel kwaad, enorm veei kwaad, dat de inlander, die met ons in aanraking kwam, heeft overgenomen. En daarom dan ook, dat ik zeide, dat gij dat waarlijk heerlijk schoone, dat echt Indische niet moet zoeken in de steden, maar daar buiten, in het binnenland, waar de Europeesche invloeden nog zijn binnengedrongen. Daar kan men genieten met volle teugen, daar zijn de toestanden nog zuiver. Gelukkig dan ook hij, die door zijn levensinrichting geplaatst is in zulke oorden, wel ontbeert hij alle genietingen, welke de Europeesche samenleving aanbiedt, maar daarnaast is hij ook gevrijwaard van Europeesche kleinheid, terwijl hem het landelijk schoon in ruime mate omgeeft. Daar te vertoeven, te midden van de grootsche natuur, overvloeiende van vruchtbaarheid, zich kenmerkende door de weelde van planten, struiken, boomen, ware reuzen, overgoten met bloemen van verschillende kleur, te midden van zijn aanplant, die de belofte aflegt een goeden oogst te leveren, dat is genieten;
Grootste Keuze.
* fanco levering door het geheele Rijk. Th. A. A. SIMONIS, Groenmarkt 34, °ver de PRISTSESTRAAT • ^ E N H -A- .A. C3-.
1902. Het compliment van den dag aan zijne geachte clientèle en begunstigers. O. van den HARST Firma A. KN OESTER.
Zee en Riviervischhandel
DEN HAAG Roggeveenstraat hoek Prins Hendrikstr. en Vischmarkt. SCHEVENINGEN Vijzelstraat 18. T e l e p h o o n 4 1 7 7 .
BOEKHOUDEN. Opleiding voor examens eu praktijk door G. L. REINDERH0FF, Obrechtstraat 3. » e n Haag. Leeraar M. O. Boekhouden, Assistent v/A. Nederl. Inst, van Accountants, Gedipt enpract. Boelehouder l^eeraar IS. O. SCHOONSCHRIJVER. Verbetering van slecht, moeilijk schrift in fraai, vlug loopend, volgens practische, vlugge methode. Aanbevolen in liet belang van studeerenden, handelsbedienden, ambtenaren en allen, die werkzaam zijn in of solliciteeren naar administratieve betrekkingen. Opleiding voor Examen M. O. Buiten Den Haag les per correspondentie. Millijlte voorwaarden.
A. SCHARENBERG, Hofleverancier.
IN ROBES „ . .^ ado-. Fransche Coupe )foteö» t . _ ^ ^ " Reform kleeding SPECIALITEITE I I INDISCHE KLEEDHOK. naar ke«*e. Attesten ter inzage, I 1 3 j Van S w i e t e n s t r a a t 1 I 3 # n e n j j ^
GROOTSTE KEUZE Thee- en Presenteerbladen, THEESERVIEZEN, Koffiestelleip, ßoiiillaires,
enz., enz., enz.
's-Gravenliage, Hoogstraat 15.
j 500 Staaipillen 500 Staaltabletten 500 /' gecandeerd . . , Cascara tabletten 1 flacon . 100 Sacclarinetabletten 1 doosje Likdoornpleister . 1 Liter eiwitstaai 1 u brandspiritus Kina La Boche heele flesch . . n // « halve flescb lloll. Scottsemulsion per flacon . . De echte Gembertabletten per ons . 1 doos Altheapastilles Kina Liquide Dr. de Vrij per flesch.
Steeds verkrijgbaar bij A. S, Bleekrode,
Assistent-Apotheker, Prins H e n d r i k s t r a a t 9 7 , D e n Haag.
f 0.75 » n
H
u
a
u » a u
a
V
n
II
1.25 1.75 0.45 0.10 0.25 1.50 0.20 1.90 1.00 0.90 0.50 0.40 0.80
O HOYNO,
Geïllustreerde Prijscouranten worden gratis op aanvrage toegezonden.
ECHT CHÈNEESCHE THEE, speciaal aanbevolen aan Indische famine's.
Inboedel
ter overname aangeboden met uit0. April a.s. of vroeger. Brieven franco H e e r e n g r a c h t 4, den Haag.
gediplom. muziekleeraar, geeft grondig onderwijs in Piano en Theorie. Tevens opleiding voor examens. Spreekuur Dinsdag en Vrijdag 2—3. Riouwstraat 122, den Haag.
VERHUIZINGEN onder garantie.
DEGRUIjtËRaC9:lKBot,^ .i.wi, »y.sTEBÜJuM .ARNHEM ' « I W
OVERHEMDEN naar maat.
Chemisier, 2 4 — 2 6 Hoogstraat, Oen Haag.
I Indische Uitrustingen,
Bergplaats voor Inboedels
( G A R D E - M E U B L E ) V E R P A K K I N G (Emballage) van alle soorten van goederen ter verzending door de geheele wereld. DEGRUIJTEMCo.
AMSTERDAM, DEN HAAG, ARNHEM. Leidschekade 70. Westeinde 48, Parkstr. 70/71.
PORT-, SHERRY, MADEIRA e n
fijne TAFELWIJNEN
ZIJN alom bekend.
HEEBENGRACHT 3 - 5 2 , D e n H a a g . Succursales: UTRECHT, LEIDEN.
„De wijnen Yan dit huis zijn verkrijgbaar bij den heer „ B . D E B A S " te Batavia, Hoofdagent Yoor West-Java." SACHS & Co's.
OKflEH
passen onberispelijk
E. J. F. YAN DISSEL & ZONEN, EINDHOVEN.
FABRIEK: v a n LINNEN TÀFELGOEDEREN enz, enz.
m g r * Inrichting voor het maken, borduren en festoneeren. S P O E D I G E A F U E V E R I N G . PRIJSCOURANTEN alsmede ruime keuze van STALEN en MODELLEN, worden op aanvrage franco toegezonden. AGENTESSEN GEVRAAGD met relatiën onder den gegoeden stand.
n Magazijnen „DE NIJVERHEID" B R E D A . Beliangerij, Meubelfabriek, Stoffeerden], Bedden- en Matrassenfabriek. M a r t . Lef el - O o m e n , H o f l e v e r a n c i e r .
Concureerendst adres voor compleete meubeleerlng. Enorme voorraad. Lage prijzen. Directe levering. Geïllustreerde prijscatalogus Gratis en franco.
"*< JUlan $ Go.
Koninklijke Nederlandsehe \ Stoom-Meubelfabriek { Magazijnen ter Meubileering.
\ Meubelen,
» Tapijten, Gordijnstoffen etc
1 3 E N H A A G - : HOOGSTRAAT 16. Rotterdam. Utrecht
Wol-Regime. Depot van het "-Echte Prof, Dr. G. Jaeger's NORMAALONDERGOED, voor Heeren, Dames en Kinderen, in Win t a'- en Zomerqualiteit. tot de laagste prijzen. AJAHLE&Co, <fe»iraa$r,HOOGSTR.14 Telephoon 1218. Rotterdam, Hoogstr. 340. Lijders aan Jicht en llheumatiek ten zeerste aanbevolen. Bovengenoemde Firma hebben wij voor 's-Gravenhage den A l l e e n T e r h o o p opgedragen. W I I i H . B E N G E R S ö h n e , Stuttgart, E e n i g e geconcessionneerde Eabrikanten der E c h t e Prof. Dr. G. JAEGEE's Normaal-Ondergoederen.
%
SB
t * « • e » » S -. M. Sr aï
e P '» H * 2. s*
§•» • © s. » » 0
i "
Badhuisstraat 54, Scheveningen zijn verkrijgbaar alle soorten COMESTIBLES en CONSERVEN waaronder : GOEDKOOPE GROENTEN. per literblik. f 0.30 - 0.30 - 0.30 - 0.30 - 0.35 - 0.30
I jYCiele % Go. Veenestraat 50
DEN HAAG.
Fabriek en Magazijnen van duurzaam Verzilverde AETIKELEN VOOR Luxe en Huishoudelijk gebruik.
^ E X H A A G .
Tapijt- en Beddenmagazijn,
^ ^ ^ v PEINS HENDRIKSTEAAT ^ ^ x « hoek van Diemenstraat,
Behanger, ^À Stoffeerder, ^ S w
pécorateur.
Doperwten Spercieboonen Spinazie Snijboonen. Tuinwortelen Andijvie Franco huis DEN HAAG. Uit de fabriek van J. C. VISSER, te Amsterdam. Aanbevelend, J. J. KROPHOLLER. PRIJSCOURANT wordt op verlangen gratis toegezonden. Bij inkoopen van f 10 en daarb. wordt een 'korting van 10 pCt. toegestaan.
C. J. v. d. MEER, Waldeck-Pyrmontkade 11, Ha, 13,
D E N H A A G .
H A - I S T D E L in Wijnen, Binnen- en Buitenlandsche Bieren, Minerale en Medicinale Bronwateren en Gedistilleerd. S P E C I A L I T E I T In B o r d e a u x - , B o u r g o g n e - , P o r t - , R i j n - e n M o e z e l w i j n e n . Champagne en Cognac.
bekend BEDDENMÂKEB
J.A.DEGRÜIJTER, Obrechtstraat 196, hoek Reinkenstr. DEN HAAG.
Groote Sorteering
YIMACIIELS, CALORIFÈRES EN M a j o l i c a TEGELKACHELPUTEN
ûîû
P.M.Tamson njfi iwstraat 17 s-Gravenhage.
3 1 , V E E N E S T B A A T — 3DE3ST H-A^-A^O-, SPECIALITEIT IN GEKLEURDE, ZWARTE en CRÈME STOFFEN. Nouveaute's voor elk seisoen. STEEDS GEOOTE ASSOETEMENTEN. BILLIJKE PEIJZEN.
Voorhanden alle soorten •weegwerktuigen. Reparation Accuraat en Billijk
A. A. KNUIJVBK & ZONEN, Gedempte Raamstraat 11-12, 'SGRAYENHAGE. Hofleveranciers.
Nederlandsehe Fabriek van Borduuren Passeiuentwerken. Galonweverij à Jacquard, Photograliën en Teekeningen van v a a n a e i s. Maconieke Artikelen enz. worden franco ter inzage gezonden. ZilYeren Medaille Wereldtentoonstelling P A R U S 1 9 0 0 . Ootor». 3?. H. Caminada, Lange Houtstraat 3 , Den Haag. MOF- EW MIJKSIiXlWmnAlVCWEniS.
Barometers, Thermometers, Loepen, Kjjkers enz. enz. Gocrz Frieder Rijker.
BROCHURE GRATIS.
M E I B E L F A B B I K A l f T . Mof spui 81, Telephoon J¥o. 2 4 © , 's-Mage.
Inrichting voor complete meubileeringen, zoomi in koop, als in huur. Complete Ameublementen voor geheele huizen, boven- of benedenhuizen steeds voorradig. P R I J Z E N " S T E R K O O I S T C U R R E E R E N T J . Verhuurt mede Gemeubelde horen- en henedenhuizen. ca-o£tx>iJ3STEisr. T A P U T E N .
De W03OTGGIDS v/d. Nederlandsehe Bond van Makelaars in Vaste Goederen, Assurantiën, enz. o. m. bevattende de adressen der voornaamste M a k e l a a r s i n v a s t e g o e d e r e n v a n Biederland, en de
WONINGGIDS voor 's-GRAVEMAGE en OMSTREKEN opgemaakt door 't Administratiekantoor der firma FALKENBURG & Co. 's-GMJLmnrMJLGE, Mennenweg 6*<f, zijn beide op aanvrage g r a t i s verkrijgbaar. Ook liggen deze gidsen op de informatiebureaux der Vereeniging «Oost en West» te 's-GRAVENHAGE en te WELTEVREDEN (Batavia) ter beschikking van belangstellenden.
Eenige inrichting voor Praktische Opleiding voor den Handel in Theoretische en Praktische Cursussen voor Dames en Heeren.
Beste gelegenheid voor H H . Verlofgangers, Gepensioneerden, Indische Jongelui enz.
k* V fcV ,v
« . * •
Dagelijks inschrijving. ^ s ^ . &>•*",». . v N %^\^S^^^^ WIJSÏAKKÏ
^
Praktisch Boekhouden, Handelsrekenen, Handelsrecht,
Telkens wanneer een voldoend aantal deelnemers ingeschreven zijn, kunnen nieuwe Cursussen beginnen, ^ ^ f ^ ^ •„ ^\Z\i.>9' k. O \îfi - 0 - c ^^PRAKTISCHE EANTOOBWERKZAAMHEDEN, ^ ^ s * ^ * * ^ S c h r i j f m a c h i n e , S t e n o g r a f i e , ^ ^ ^ H e d e r l . , Duitsche, Eng. en Fransche Handelscorrespondentie.
P R O S P E C T U S S E N e n I N 1 I C H T I S G E J Î .
t g E X T R A F I J N E R O E P E N S I N 'T Z U U R . S | Vleeschhouwerij 56 Zoutmanstraat 56. f :
"sa Beveelt zich beleefd aan voor het leveren van: uitsluitend I e kwaliteit gss ** RUND-, KALFS- en LAIWSVLEESCH -gg tegen concurreerende prijzen. A a n b e v e l e n d , " W _ X J - I D E Z"^7"-A.-A.nST
G E S M O E T E N R U N D V E T . G E S M O E T E N K A L F 8 V E T . S-i CS
SC
F a b r i e k „SIM AN AL AGI" Den Haag. KEPPLERSTRAAT 138—144.
Ingrediënten voor de INDISCHE RIJSTTAFEL, als:
S a m b a l l a n s , B o e m b o e ' s , A t j a r s , M a n i s a n « , diverse K r u i d e n , Visen-Artikelen, diverse Keuken-gereedschappen. P r i m a HOLLANDSUHE TAFELZUREN, L i k e u r «LALIDJIWO» Miverse IjIMOWJLnM-SIMOPJSJV.
Grit, of gemalen gebroken Zeeschelpen.
Dit nuttig en onmisbaar artikel voor eiken Kippenhouder wordt tegen billijken prijs geleverd. Monsters en prijsopgaaf wordt gratis toegezonden.
VAN DER D E U R E ' S O G H T E N Ü V O E D E K is een goedkoop en krachtig voer voor uwe kippen; vlugge rui en vroeg eieren van de jonge kippen. Prijs per 10 kilo ƒ1.50, 25 kilo ƒ 3.50, 50 kilo /"6.50, franco naaste boot of spoorwegstation. Proefzakjes van 5 kilo f 0.95, fr. thuis. Soliede depôthouders gevraagd.
Puike, zuivere, Zoetemelksche Edammer Graskaas, (geen fabriekskaas), maar echte boerenkaas. 1 st. ƒ 1.50; 2 st. f 2.90, na ontv. v. postw. J. v. d. DEXJRE, ENKHUIZEN (N.-H.).
L E I D E S T , STATIONSWEG 19. Eerste Modes.
D E L F T , 21, CHOORSTRAAT. Nieuwste Garneering.
D E N H A A G . GEDEMPTE BURGWAL 8, bij de WAGENSTRAAT.
MAGASIN de SOLDES.
Grootste keuze eekte I/YONSCHE ZIJDE in zwart en gekleurd, ook andere kleedingstoffen bijzonder geschikt voor Indië, voor de helft der gewone prijtsen.
Alle goederen welke niet naar genoegen zijn, al zijn dezelve ook afgesneden, worden gaarne omgeruild. Stalen worden op aanvrage tranco toegezonden.
Inteekenbillet voor niet-leden.
Ondergeteekende
Donateur-trice , 7 rr • • r\««*. wenscht te worden van de Vereeniging „<Jost Ina en West" tegen betaling eener jaarlijksche contributie van f of door eene gift in eens van f
Handteekening en volledig duidelijk adres.
NB. Contributie van f 5 of gift in eens van f 100 voor D o n a t e u r s . Voor lieden contributie tot een minimum van f 1.— 'sjaars. Om 't orgaan te ontvangen moet men minstens f 1.50 'sjaars betalen. Doorslaan wat men niet wil.
De 's-Gravenhaag8che Boek- en Handelsdrukkerij voorheen Gebr. Giunta d'Albani,
als 't ware altijd omheen bijna, bijna, bijna, . . . . een leegte achterliet . . . bewust verlangde, waar
V A N HET KOLONIAAL WEEKBLAD Vrijdag 3 Januari 1902.
vooral wanneer de zon achter de bergen verdwenen is en de avond is nedergedaald met zijn versterkende koelte. Dan daar neder te zitten, half liggend in een gemakkelijken stoel, zijn geest te laten waren in de sfeeren, waar hij onwillekeurig heen is getogen; waarlijk niets wat daar boven verheven is. Vrij zijn van zorgen, vol lust om te leven; dat geeft kracht om verder te gaan. En als daar te midden der tallooze tonen, welke de nog wakende, of liever de nu ontwaakte insecten doen hooren, opstijgen de klanken van de gamelan uit de dessah aan den voet van den heuvel, dan is het alsof al het ons omringende zich overgeeft aan het lied vol innige liefde tot dank voor hetgeen het verkreeg. Dan is het alsof bovenaardsche wezens tot ons komen, niet schrikwekkend of angstaanbrengend maar als verspreidend vrede, ruischende in het schoone accoord. Want het is bovenaardsche muziek, die daar dan tot ons komt; het is het ideaal van de toonkunst, of zooals Henri Borel dat zegt: „Die gamelan-.muziek is als muziek achter de onze, in een sfeer van diepe geheimenis, waar wij nog nooit in zijn doorgedrongen het is als muziek achter het reëele, in transcendentale regionen. „Zoo voelde ik het: Alles, wat onze Europeesche orchestmuziek mij altijd deed voorgevoelen, waar zij draaide, . . . . nu is het er maar waar ze toch telkens ._ al dat vaag vermoede, onik nu zooveel jaren in de muziek naar hongerde, dat is hier ineens met de gamelan bereikt. „Juist, die tonen, die, en geen andere, dât is het nu. Eindelijk! Eindelijk! „Hoor, die zilverachtige tonen, als van hemelsche luiten, hoor dat treurig-mineure tikken, als doodsklokjes hoor die sonore, gouden droppen klank, uiteenspattend in muziek, hoor, hoor die klagende viool als een uitschreiende ziel, het stijgt op uit de geheimzinnige diepte, van waar een donker-sombere gong zwaar galmende aankomt, als een golf, die bevend tegen rotsenwand slaat." Medegevoerd wordt dan heel ons wezen naar het oord, waar zij geboren worden, die betooverende klankenmengelingen, uren en uren achtereen kan men er naar luisteren, stil, roerloos als een beeld, en in de waan, dat men niet meer is hier beneden op aarde maar daar hoog boven de wolken, gedragen op kussens van bloemengeur, al maar stijgende, immer hooger.. En als dan ten slotte die monden zwijgen, hun zangen niet meer ons omhoog voeren, dan is het alsof Wij plots neervallen van onmeetlijke hoogten, een zucht van angst ontvliedt onzen borst; de droom is voorbij, verdwenen het sprookjesland, waar wij zoo zalig in toefden: wij openen de oogen, die langzaam zich sloten onder de weelde, die ons omringde . . . . Gelijk de muziek, is ook de dans. Aanschouwt haar in haar ware gestalte, die vrouw vóór zij zich aan de kunst overgeeft. Leelijk, soms zelfs afschuwwekkend dat gelaat, slaperig die oo°-en opgesmukt geheel haar figuur. Een gevoel van wantrouwen doorstroomt ons gemoed, wanneer wij haar aanzien, zoo zittende te wachten op de eerste tonen van de gamelan, ineengedoken, schier geen mensch ot anders van het laagste allooi, zonder een sprankje van leven. Doch . ,
apprecieeren, al komt voor.-In den Inlander wel.
het ook onder vreemde vormen schuilt ook poëzie, bedenkt dat B.
(*) Henrie Borel.
isreEzoiTDEnr. Koelieloon en Koeliearbeid.
Neen, rijke, wijs niet af, hen, die TJ smeekend naken, Bedenk: gelukkig zijn, komt van gelukkig maken.
F R A N C O I S C O P P É E . I. Wanneer ik mijn ideeën over dit Indische sociale vraagstuk neerschrijf, is het mij niet zoozeer te doen, om mij in de Hollandsehe Koloniale politiek te mengen, maar meer om de zaken aan u, lezers, voor te stellen, zooals ze mijns inziens zijn, hopende zoo het mijne er toe bij te dragen, Uwe kennis der tegenwoordige toestanden van land en volk van Oost-Indië te vermeerderen. Ik wensch hier geen uitgewerkt programma te geven voor „Maximum arbeidsduur en Minimum loon" en voor „de verplichtingen van de werkgevers tegenover den werkman", maar ik zal de vraag trachten te beantwoorden, of de Inlander al dan niet geschikt is voor handenarbeid en of de tegenwoordige koelieloonstandaard voor zijn bestaan toereikend is. Gij weet, geachte lezers, hoe West-Indië voorheen was en hoe dat land nu is. Onze Oost-indische bezitting is hard op weg om in denzelfden ellendigen toestand te geraken, als „ Uwe
behoud onzer nationale welvaart, ja zelfs van onzo gansche nationaliteit, nauwelijks zonder het behoud van Java kunnen voorstellen, terwijl wij ons bijna over het verlies aller andere eilanden van ons Indische rijk zouden kunnen troosten, indien dit slechts met het voortdurend bezit van Java bestaanbaar was." Van de ± 23 millioen inwoners van Java zijn er 3.600.000 gezinnen, die door landbouw (Heyting) en 327000 lieden door ambacht (van Kol) hun bestaan vinden. Trekt men van de rest der bevolking het aantal inl. gouvernements dienaren en dat der kleinhandelaren en visschers etc. af, dan houdt men een getal tusschen 3—3^ millioen over, dat de quantiteit der Koelies aanwijst, zoowel op, als buiten, Java vertoevende. Wanneer men bedenkt, dat het nut van de Solovallei-irrigatie, die millioenen guldens kost, slechts ten bate van ± één millioen Javanen komt, dan heb ik het volste recht de aandacht op den ellendigen toestand der ± 3 millioen Koelies te vestigen. (Wordt vervolgd).
West'
. . daar klinken de eerste tonen, het teeken van den aanvang van den dans. Zij treedt in het midden; neemt een houding aan, voor den schilder aantrekkelijk, door de schoonheid van lijnen, welke zij het lichaam weet te geven. De gamelan speelt voort en thans is die vrouw geheel in haar element; weg die fletsche oogen, waaruit thans een gloed te voorschijn treedt; schoon de figuur, rank en slank, niet achterhoudende van het wanstaltige van zoo straks. „Daar strekt ze met langzaam gebaar een arm uit. £iet, een zachte beving gaat langzaam, langzaam van naar borst naar den arm, trilt er schuivelend over heen als een windzucht over water; het is als een kuische' vage verrukking; langzaam spreidt zich de hand uit tot een waaier van vingers, een pink buigt zich als zalig achterover, de andere vingers volgen langzaam en de rilling schijnt van de toppen zoet te vervloeien m de lucht, als een onzichtbare stroomziel. „En nu weder een andere beving, van den buik jangs de heupen, glijdend langs de beenen, rillend over den voet, die langzaam, langzaam wordt vooruitgezet, maar als droomende, als heel-niet-wetend, want nu gaat ze weer naar achteren, nü op zij, en nü weer haar voren, maar zoo voorzichtig, zoo voorzichtiajes, °t iets zou breken, iets wat héél teer is en heel broos • • . En zóó zweeft ze droomerig voort; met vreemde, «auw zichtbare bevingen en golvingen, in luchtige jerteedering van haar rank lijf. Het lijkt zoo onreëel zoo onwaarschijnlijk, als in een vreemde sfeer van andere wereld, maar het past wonderwel bij die diepe droomgejuiden van de gamelan. Hoe ijl, hoe ijl is nu alles aan «aar, hoe vreemd staat haar lijf in die teere omtrekken 'ogen dat laaiend-helle licht daarbuiten, hoe ongelooflijk, en inmaterieel! Ziet die fijne waaier van broze 'ingeren, het lijkt wel of het een spel is van enkel fcCüaduwen, ze lijkt zelf wel een schaduw, die vaag verdroomt Zwevende, zwevende is zij, en luidloos schuiven hare v°eten over den vloer , »Een oranje slendang wuift onduleerend om haar ueen, en achter haar en voor haar uit Somtijds wnkt ze er zachtjes met een enkelen vinger tegen en £e0 wondervreemde gratie wuift de slendang weg, als °or een spiritueelen impuls in die nobele golving *°o geplooid een'Dit i s g e e n d a n s e n< d i t i s een droom van dans, Ziel S.°aaduw> e e n essence, het is de beweging van een o ' Qiet van een lichaam meer, de ziel golft vaag en fin ChS o v e r d e l u c h t e leden, die het willoos gedoogen. * gaat van de toppen der vingers naar de punten bep V o e t e n e n °ver de armen en de heupen en de h ®uon en soms trilt het teeder in de broze bevende "orsten „ ^
Verh d a a r d e d a n s v a n d e n i n l a n d e r> schooner, hartPee ^^k*1^1, e n kunst voller, dan wat ooit een Eurofiuj80*16 d a n s n e e f t weten voort te brengen. Roemt i dan e a n e n o p e e n M i s s L o y s Fuller> m e t n a a r schoone wet f38 s e r P e n t m e s " waar gij het ideaal in ziet ; maar
of s t e r v a n overtuigd, dat de inlandsche rongging nansT vrouw haar verre overtreft; al is ze ook minnoodjU6SChaaf(L Zlj h e e f t g e e n k l e u r ' e n l i c n t e f f e c ten Mother! ?m het oog te verblinden; haar dans is vol^enspu ^ staat> o m zonder al dat- kunstmatige, den «irnfcrü bekoren, te vervoeren naar het rijk, waar Het; t n s e n d e h a r e n i e t overtreffen. 1 komt er maar op aan het ware en schoone te
In mijn oog lijkt Insulinde nu een zinkend vaartuig. Enkele gedeelten van het Nederlandsche Goudschip zijn reeds tot den rand gezonken en moeten nu met kunst en vliegwerk drijvende gehouden worden. Gij weet immers, wat de Molukken vroeger waren ? Ook met den vroegeren toestand van den Riouwarchipel zijt gij bekend. Waar zijn nu de bloeiende pepercultuur en 't drukke handelsverkeer van voorheen ? Als kleine jongen bezocht ik vaak de prachtige pepertuinen op deze Maleische eilandengroep. Ik kende er toen de zonen van vele rijke en welvarende Maleiers. Hoe is dit alles nu anders geworden! Met lang geleden bezocht ik nog eenmaal Riouw. De handelsdrukte van vroeger kwijnde weg, langzaam maar staag; de vervallen huizen toonden nog sporen van vroegere welvaart, maar meer nog sprak uit hen de toenemende armoede. Behalve de enkele ambtenaren, vindt gij er geen Europeanen meer. Met weemoed spraken de inlanders over „den goeden ouden tijd" van nog geen 25 jaren geleden. Hunne stem daalde en hunne oogen werden vochtig, toen zij onder het spreken zagen naar het naburige Singapore en Malakka. De eenvoudige menschen konden de reden van het groote contrast tusschen hun land en de Engelsche Kolome niet begrijpen, berustten in hun lot en schreven het toe aan een „Taq-der-Allah" (Godsbeschikking). , f a a r met alleen in de Buitenbezittingen heeft dat gruwzame monster — Pauperisme — zijn verdervende kracht doen gelden. Ook Java, ons schoon, rijk Java, loopt gevaar aan uittenng te sterven. Reeds Multatuli sprak van het verloop der inwoners van Bantam, waar zich eens de magazijnen van den rijkdom onzer voorvaderen bevonden. Trots de verbeteringen in de toestanden der bevolking, die wij meerendeels aan de verschijning van „Max Havelaar" te danken hebben, verlaten nog dagelijks vele Saïdjahs hun dierbare kampongs. Moest vroeger de oorzaak van het volksverloop in de knevelarijen der Inl. Hoofden gezocht worden, thans is het vooral armoede, die Saïdjahs, met of zonder hunne Adinda's, hun geboorte plaats uitdrijft, om elders hun brood te verdienen. De ellende moet wel hoog gestegen zijn, dat de Javaan zijn weinige levensbehoeften in de eigen kampongs niet meer kan bemachtigen. En verder, wat zegt gij van het volgende bericht, dat kort geleden in het Bataviasche Nieuwsblad voorkwam: „Hoe hoog de nood is in de af deeling Djoewana der residentie Semarang, blijkt het best uit het feit, dat de iegeering den resident gemachtigd heeft, te beschikken over een bedrag van niet minder dan f 206.500 voor den aankoop van Saigon rijst, om in de eerste behoeften der noodlijdende bevolking te voorzien. Naast genoemd bedrag is i 9600 ter beschikking van den resident van Semarang gesteld tot het verleenen van voorschotten aan de bevolking derzelfde afdeeling voor den aankoop van zaadpadi." Kunt ge begrijpen, lezers, dat op Java, waarvan eens van Kol sprak als het eiland, „waar de stralen der zon en de vochtigheid van den atmospheer den weelderigen bodem in staat stellen tot het voortbrengen van een overvloed van levensmiddelen" en van waar zoovelen onzer landgenooten met gevulde buidels zijn teruggekeerd en nog terug keeren, de hongersnood onder de inl. bevolking heerscht, die „zoo weinig noodig heeft om te bestaan" en zulks in de XXste eeuw onder de gezegende Regeering van Nederland, dat in het buitenland voor „een model koloniale mogenheid" doorgaat ? Gij kunt het wellicht niet begrijpen, maar ik begrijp het wel. De Nederlandsche Koloniale politiek is zeker uitstekend, maar komt meer — zoo niet geheel — den overheerschers, dan den Inlander ten goede. Het is noodig, dat dit hier gezegd wordt, want die politiek, die men „,,^lwfo"-philantrophische Politiek" zou kunnen noemen, kan slechts tot een zekeren tijd voor Nederland vrucht dragen. Men bestudeere West-Indië van voorheen en thans en men zal deze, mijne bewering gemakkelijk begrijpen. Gelukkig kan worden geconstateerd, dat én de Regeering én vele Oostindische oudgasten in Nederland het gevaar beginnen in te zien. Vele middelen tot verbetering van den in den loop der tijden slecht geworden economische toestanden der inlanders werden en wofden uitgedacht en gedeeltelijk reeds in toepassing gebracht. De finantieele toestand blijkt echter in al het streven om het eens zoo rijke Insulinde te redden, het groote' struikelblok te zijn. Maar er zijn nog andere middelen, die kunnen bijdragen tot het bereiken van het doel; middelen, die voor zoover ik weet - tot nu toe over het hoofd gezien werden. Zij zullen der Regeering niet veel tijd en geld kosten en de gevolgen daarvan kunnen millioenen Inlanders ten zegen zijn. Eén daarvan is de verbetering van den economischen toestand der Koelies (inl. arbeiders.) Laten wij bij de bespreking hiervan bij de Javanen blijven, de inwoners van het eiland, waarover Prof. Veth in zijn Standaardwerk schreef: „Het is voor ons, Nederlanders, zijn gelukkige bezitters, van zoo onschatbare waarde, dat wrj ons het
De Pisang oï Banaan.
men van pisang
(Musacea of Musa.) Wanneer Europeanen als „baar" (tötök) in Indië aankomen, zij het geraden zich zoo min mogelijk aan vruchten te vergasten. De meeste vruchten toch zijn den „tötök of baar" niet naar den smaak; ook vinden zij den geur of reuk van enkele dier vruchten niets aangenaam of welriekend. Sommige dier vruchten zijn zelfs zéér schadelijk voor de gezondheid, wanneer men nog niet aan het land en zijne gewoonten gewend is. Na eenige jaren verblijf in Indië verandert dit en langzamerhand went zich het gestel, en ook de maag, aan het verdragen van allerlei spijzen, zoo ook verschillende vruchtensoorten. De minst schadelijke en gezonde vrucht is wel de Pisang of banaan. De plant op zich zelve (Musa pardisiaca) heeft reeds iets aantrekkelijks. De weeke sappige stengel (kedebök) wordt wel één voet dik en twintig voet hoog, zoodat hij gerust voor een boom kan doorgaan. De kroon heeft bladeren van twee voet breedte en acht voet lengte. Aan één naar beneden gebogen steel, die de dikte heeft van een arm, ontwikkelen zich een vijftig tot honderd vruchten, 'die samen soms een gewicht hebben van 20 tot 40 pond. Wanneer deze plant haar vruchtenschat tot rijpheid heeft gebracht, dan is een tweede steel gereed uit dezelfde moederkroon te ontspruiten en hare bloesems te laten vallen en zoo verdringen elkaar de vruchtdragende stengels. De uitgevallen bloesems en de „djanloeng" (eetbare eindkolf van den pisangbloesem) nuttigen de inlanders rauw of gekookt (lalap) bij de rijst. De eigenlijke vrucht hebben en een langronde, worstvormige gedaante en deze zijn meest in twee rijen van 10 à 12 stuks, op en naast elkaar aan één stengel bijééngegroeid; zulk een bosje wordt „sisir" genoemd d. w. z. kamvormig onderdeel van een tros pisangs. Deze bosjes groeien verder aan een steel, zooals hierboven is gezegd. Aan zulk een steel heeft men 9 a 12 of soms wel meer bosjes (sisirs); zulk een geheel wordt „tandan" genoemd. In Oost-Indië bereidt soorten „was". Men heeft o. a. het „Kohleh-was -- „Kohleh" is de Soendaneesche naam voor het plantengeslacht „Musa". Deze was-soort wordt meest gevonden onder de bladeren van den „Musa Rumphiana Ihrra" of van den „Musa sapientum L." De „Musa Cliffortiana L. seminifera" of wel de „pisang batoe" of „pisang bidji", op Java „de pisang kloetoek" genoemd, heeft een min of meer vezelig vleesch met nog tot ontwikkeling gekomen zaden, dat, bij de gekweekte^ï'saw^-soorten nimmer voorkomt. Het sap van den pisang-batoe is één der bestanddeelen tegen spruw of dysenterie („obat seriawan") een wel bekend middel in Indië'. De pisang ambon (Musa Rumphiana Ihrz. b. sapientum) met haar roodachtige schil en de pisang-idjoe (Musa Rumph. Ihrz. var. semiarum), met haar groenen buitenschil strekken den inlandschen „babies" met fijn gewreven gekookte rijst tot voedsel, evenals bij ons m Europa den jonggeborenen de papbeschuiten". In West-Indië wordt de pisang „Banaan of Banana" genoemd en zij is in Zuid-Amerika het hoofd voedsel voor den neger. Op Java wordt de pisang „ gedang of tjau" genoemd, in de Soendalanden „kohlèh of tjau". Voor den Inlander is de pisang slechts een versnapering; de rijpe vruchten worden soms rauw, gekookt, gebraden of geconfijt gegeten. De pisang, de vrucht van de „Musa sapientum L." bevat een groote hoeveelheid zetmeel. De gedroogde en daarna gemalen vruchten worden tot meel gemaakt of bereid, dat in Oost Indië nog onbekend is, doch in de West tot voeding van den neger dient evenals de rijst bij den inlander. Het pisangmeel bevat ongeveer 75 pet. zetmeel of amylum, dat daaruit door slibben met water afgezonderd kan worden. De stam of stengel uit bladscheeden samengesteld laat zich met gemak in lagen afschillen, die evenals het pisangblad tot verpakking van allerlei zaken kan dienen, vooral voor die, welke eenigszins koel en vochtig moeten gehouden worden. Uit te vezelige bladstelen van eenige pisang-soorten, die op de Philippijnsche eilanden groeien wordt „hennip" vervaardigd „manilla hennip" (van de Ab. Tesiclis) in Oost-Indië „pisang oetan" genaamd. De vezelstof wordt veel voor scheepstuigage gebruikt en voor het afstroopen der vezels is een werktuig uitgevonden (zie de Shirler's Handboek voorden Landbouw in N. O. I. 1 bl. 215). Ook in de Minahassa op Celebes wordt deze soort gekweekt. Aan de „Manilla hennip" wordt de voorkeur gegeven, om de uitstekende bereiding en doelmatige verpakking ervan. Ook de inlander gebruikt de vezels van dunpisangboom als touwwerk ; de gedroogde bladeren worden ook verkocht tot verpakking van de meest verschillende zaken. De stammen gebruikt de inlander, aan elkaar verbonden door bamboe of met touwen, als vlet of vlot. De stammen der Pisangs of Bananen in Oost- en West-Indië bevatten een zeer bruikbare vezelstof die 6 ?J v e r l o r en grootendeels gaat, omdat deze gewassen hoofdzakelijk om de vruchten gekweekt worden. Een Bananenstam, dadelijk na het inzamelen der vrucht 2 voet boven den grond afgesneden en van zijn bladen ontdaan, wordt overlangs gespleten; de verschillende stukken met de hand uitgeklopt en gewasschen leveren dan 1,8-2 pet. zuivere vezelstof. De vezels van het ondergedeelte des stams en van de bladstelen zijn niet bruikbaar. Van een zwaren pisangstam kan men dus ongeveer een £ Kilo vezelstof verkrijgen. Deze vezel wordt in waarde geschat op f 150-f 180 de Ton (1000 Kilo). Volgens berekening wordt alleen op Jamaica 's jaars
staat zou „hennip"
2 millioenen bananen-stammen weggeworpen en blijven op het land verrotten na het afsnijden der vruchten, en bij meerder zorg door de inlanders zou voor hen' een nieuwe bron van verdiensten worden geopend. (Een wenk dus aan ondernemende mannen!) Voor papierstof zijn de bananen vezels uitstekend geschikt, doch om met spaarte en houtvezel te concurreeren', moet de prijs niet hooger zijn dan f 48-f72 de Ton. Voor papierbereiding is het voldoende de stammen m korte stukken te snijden en deze daarna overlangs in smalle reepen, die na tusschen rollen van het en celmoes te zijn bevrijd, in de zon gedroogd worden en daarna in balen gepakt voor de verzending. (Handleiding tot de Plantaardige vezelstoffen door P. W. van Eeden, Directeur van het Koloniaal Museum te Haarlem). De stukken pisangstam (kedebbk in dikke afgeronde vormen afgehouwen en gefatsoeneerd, dienen als onderstel voor bloemstukken op graven of bij feesten. De bloemen worden dan toet den steel in de „kedebok-pisang" gestoken, en met wat water gedrenkt blijven zij dagen lang frisch. Verder wordt de pisang in Indië op allerlei wijzen tot versnaperingen bereid: gestoofd met wijn en suiker of bessensap, met goela-djawa (Javaansche suiker) gestoofd wordt ze „kollak" genoemd. Gedroogd en met dikke javaansche suiker bestreken wordt ze „kriepuk of tjeriepuk" geheeten. De bananen, die men in Europa in de winkels koopt, komen niet uit het verre Oosten, maar van de Madeira of Canarische eilanden. Wel jammer, dat men er nog niet aan gedacht heeft een geregelde aanvoer te organiseeren van in de West groeiend fruit. Immers bijna alle in Oost-Indië groeiende vruchten heeft men ook in de West-Indiën hoewel zij daar soms een andere benaming hebben.' Alzoo zou men uit de pisang-soorten: ivas, henniptouwwerk, meel en verschillende versnaperingen kunnen bereiden (o. a. geconfijte pisang). In Indië zou men dus van den „pisang radja" die het mmst sappig is en daardoor het best te drogen „meel" kunnen bereiden. Wellicht zou dit meel uitstekend zijn, om brood te bereiden zonder zoetachtige gist (legen). Of wel, men doe, evenals de ondernemende Duitschers, die de pisang-soorten als de vijgen gedroogd en geconfijt naar de Europeesche markt zenden. Daartoe hebben zij op een der zuidelijk gelegen eilanden van Europa, groote fabrieken en pisang-bosschen aangelegd. Van de pisang-batoe in wilden bereid kunnen worden. In zes maanden tijd is een pisang-boom volwassen en draagt hij vruchten; in dien tusschtijd schieten er naast den volwassen boom nieuwe loten uit, die op haar beurt wederom vruchten leveren, nadat de eerste stam van den rijpen pisang-tros is ontdaan. De beste soorten eetbare pisangs of bananen zijn volgens „Hasskarl", de volgende; „Pisang radja Pisang radjah-seréh, Pisang soesoe, Pisang maas Pisang lampènèny ; minder goede soorten zijn : de Pisang-gembor, pisang idjoe, pisang ambon, pisang kapok, pisang mengùla en pisang tandoe. Deze laatste pisang soort draagt haren naam naar den eigenaardigen „hoorn"-vorm (Musa Rumphiana corniculata.) Ook is zij zeer geschikt, om te worden „geconfijt." De „Pisang kiepas of Pisang ajer" (Ravenala madagascariënsis-adns) of wel „L'arbre des voyageurs" genoemd, wordt gaarne om zijne fraaie houding en zijne eigenaardige waaiervormige bladeren naast Europeesche woonhuizen of naast die van Inlandsche hoofden geplant. Deze plant is uit Madagascar afkomstig. De inlander gebruikt het pisang-blad bij zon of regenweer als zon- of regenscherm (pajoeng). Een volgende keer hoop ik het een en ander te vermelden van de welbekende en overheerlijke vrucht „de Mangoestan of Mangis" (Garcinia Mangostana. L.) Breda 24 Dec. 1901. Mevr. J. M. J. C. v. d. M.
Inhoud van Nederlandsche Tijdschriften voor Oost- en West-Indië.
Tijdschrift voor Nederlandsch-Indië. December 1901. De Begrooting van Nederl.-Indië voor 1902. (Losse aanteekeningen uit de debatten in de Tweede Kamer). Een nieuw wetsontwerp nopens de opleiding van Indische bestuurs- en bureau-ambtenaren. Centraal-Borneo. De straf van rietslagen bij het N.-I. Leger. De drankquaestie in het N.-I. Leger. Mededeeling (van den heer Lesturgeon dat hij de redactie neerlegt).
De Gids. J a n u a r i 1902. J. E. Jasper. Van een Indisch woud.
De I n d i s c h e Mercu u r. No. 5 2. 1901. 's Lands Plantentuin te Buitenzorg 1900. Koffiebemestingsproeven in Guatemala. Het slechter worden Sumatra tabakken. Aangevoerd en te Albina enz. Verslag van het 2e kwartaal 1901 (vervolg).
der verpakking van goud te Paramaribo het mijnwezen over De waterverzorging van Australië. Wereldproductie van petroleum. Mijnbouw Mpij. Atjeh. Mijnb. Mpij. Si Doa Doa. Mijnb. Mij. Loemar. Verzending O.-ï. Mail. VOOR DEN HAAG. Amsterdam, Nederl., Rotterdam, Lloyd, Genua, Nederland, Marseille, Lloyd , Marseille, Fr. dienst, Brindisi, Eng. dienst, Napels, Duits, dienst, Via Marseille : Suppletoire kaarten en aangeteekende stukken den den aangegeven maildag te 7.45 vm. Via Napels: Suppletoire verzending den dag, volgende op den aangegeven maildag te 12, doch de aansluiting op het vertrek der booten is daarvan niet verzekerd. MAIL SURINAME. Amsterdam, Nederl., 14 Jan. 11.15 'sav. Southampton, Eng., 6 Jan. 20 » 11.30 's ar. Suppl. verzending daags daarna 6.30 's av. ; aansluiting niet altijd verzekerd.
10 Jan.
7 11 ,,
0 li re verzer
17 2-1 14 21 26 17 iy ding
Jan. a Jan. n
tl a
n van
11.20 'sav. 11.30 'sav. 9.15 'sav. 6.30 'sav. 7745 vm. 1-— mid. 9.45 'sav. brieven, briefdag volgende op
St. Nazaire, Fr.,
Via Genua den Eiken Dinsdag en Oueenstown en
vm. 8 Jan. 8 Febr. 7.45 MAIL CURAÇAO. n van elke maand, alleen op verzoek Vrijdag 6.30 'sav. via Southampton en New-York MAIL CONGO. Antwerpen den 15n en den laatsten van elke maand 7.20 'sav. Lissabon den 3n en den 13n van elke maand 3.20 m. MAIL CANARISCHE EILANDEN. (Teneriffe.) Southampton. Elken Vrijdag 7.20 's av. Liverpool. Elken Maandag 7.20 'sav.
t
A D V E R T E N T I E N.
DE L E E U W ' s Anijssuiker en Slemppoeder,
zijn de beste en voordeeligste. EENIG ADRES: Mej. E. DE LEEUW, Prinsestraat 42, Den Haag.
W. On-. B. TERSTROET, Sigaren- en Sigarettenmagazijn, Pr, Hendrikstraat hoek Tasmanstraat 129, DEN HAAG.
Levert de beste Sigaren in alle prijzen in kistjes yan 25 en 50 stnks. Assortimentkisten enz. EXPORT naar OOST-enWEST-INDIË
Gebr. TEN HOUTEN, UTRECHT. MM HAAG.
ComçUeU
SPECIALITEIT IN SlaapkamerArtikelen.
Soliede bewerking. Zeer billijke prijzen.
Thee.
Koffie.
Mokka.
Gember.
Soja.
Chutney.
VAN VEEN & Co., 33 PLAATS, 's-GEAVENHASE. Telefoon ©81.
SCHEVENINGEN, 109, Eadhuisstraat. Telefoon 4 1 G 1 . G. KERNER&O,
ÎCOURANT
TIS en FRANCO,
alm k m Amste
BATAYIA
Beheer van boedels, bezittingen en ondernemingen. Bankierszaken. In- en Verkoop van Effecten. Inkoop van coupons in Europa betaalbaar. Beleeningen op effecten. Hypotheeken. Voorschotten op producten naar Europa Controleeren en bijhouden van administraties. Zee-verzekering (passagiersgoederen, verblijf in noodhaven. Verzekering van geldswaarden per post verzonden. Incasso's.
Nederlandsen-Indische Effectenbank.
4 pCt. Pandbrieven
groot f 500.—, f 250. -, f 100.- en f 50.—.
Deze pandbrieven zijn niet aan uitloting onderhevig; de coupons zijn per 1 Juli en 1 Januari betaalbaar te
BATAVIA en te 'S-GRAVENHAGE. Koers van uitgifte 100 pCt.
Nederlandsen-Indische Deposito-Bank.
NEEMT GELDEN IN DEPOSITO voor 12 maanden à 4 pCt. per jaar
n 6 // f 3 */ // // » 8 // " 2^ // * " terwijl over onmiddellijk opeischbare gelden 2 pCt. per jaar vergoed wordt.
Het onderpand der deposito's bestaat in hoofdzaak uit de 4 pCt. Obligation waarin de Javasche Bank haar kapitaal en reservefonds mag beleggen.
Koloniale h k M-hf\ 11
TWEEDE
Koloniale Zee k Brand-Ass tie. P
-iss ,ie. l i l J e Oosterlia
Mnd-Ass*. ft „toide",
TEERFJEN ALLEEN TEGEN BRANDGEVAAR.
Nemen alle risico's voor gemeenschappelijke rekening.
Kapitaal te zamen f 9.405.000.—
Reservefondsen ± 4 6 0 . 0 0 0 .
SLUITEN VERZEKERINGEN OP: Gebouwen, Goederen, Producten. Meubilair
op zeer gunstige voorwaarden.
!m 4 van Amstel, BATAVIA.
Den H a a g , Wagenstraat 33.
Centrum der stad en gerenommeerde keuken.
SO Kamers en Salons. Kamer met Dejeuner f 2.25
ii Yoor langer w
w
C*2
p o
«
* o O cro,
indische Uitrustingen Yoor DAMES en HEEREN, in alle Prijzen.
JAC. MOULIJN, O p t i c i e n , I n s t r u m e n t m a k e r , 2e Wagenstraat 95, Den Haag, TELEFOON 704.
KMIIéJLmW en FIWCE-WEZ, Voorschrift van Heeren Doctoren. Artikelen voor Ziekenverpleging, Verbandstoffen, Breukbanden, Snspensoirs enz. Aanleg en onderhoud van TELEFOON en ELECTRISCHE SCHELLEN. W. KEUVEES, 73 Wagenstraat 73,
HÄAGSCHE HOFJES met gond bekroond voorzien van bovenstaand handelsmerk, verkrijgbaar bij , R E U V E R S , W a g e n s t r a a t Ï 3 , CONFISEUR, Den Haag. ar.B. Voor de tropen verpakt in hermetiscb gesloten bussen.
Koninkl. Nederl. fflandenfabriek en Magazijnen F i r m a W. F. VAN VLIET.
ISEEIEF & Co. YEENESTHAÂT I6|I8, den Haag.
Magazijn yan Garen en Band.
DAfvlES HANDWERKEN. Natuur Wollen OiÉwfan
VAN Jansen en Tilanus. FRIEZENVEEN.
18 Wagenstraat, Den Haag. Int ere. Telephoon582. INRICHTING VOOR Complete Meubileering YAN Salon en Eetkamer. \ Slaap- en Logeerkamer. JfQR|)_ Kantoor, Serre, Keuken, [ Q^~ Gang en Trap en Dienst- UnhOOger. bodenkamer, j
Zeer aan te bevelen voor Ind. familiën.
Serre-jÏÏeubelen en ^Decoratie.
ZDroo^rxEinsriDiE 158. Volières, lfogelk:ooieii. Lange Beestenmarkt 4-6, Den Haag.
„S)e Jiollandsehe ^iiverheid^,
LANGE POTEN 20, 's-GRAVEMAGE.
Grootste inrichting tot het leveren van UITZETTEN en INDISCHE UITRUSTINGEN. voor DAMES, HEEREN en KINDEREN.
Daar aan onze ateliers circa 80 naaisters verbonden zijn, zijn wij in staat iedere bestelling in eiken, verlangden tijd op maat te leveren en garandeeren wij voor ï t e n r ï g e m o d e l l e n , n e t t e a f w e r k i n g en s t e r k c o n e u r r e e r e n d e p r i j z e n .
Brood- en Beschuitfabriek
9 9 Vette Hen", O P G E R I C H T 1 6 8 0 . 8, OUDE MOLSTRAAT—DRIEHOEKJES 8, 's-Gravenhage. H o f 1 e v e r a n c i e r . Geregelde bezorging door alle w'jken der Stad en Scheveningen.
B R Ï Ï I o f G - J E 2 K O ^ T O M E I » ! S B » O O ö . Prima kwaliteit SPE0ULAAS in blikverpakking. Versending naar OOSTen WHST-IUVÜLË.
W
Stoomvaart-Maatschappij ROTTERDAIHSCHE LLOYD" Maildienst tusschen Rotterdam en Nederlandsch-lndië in verbinding met de diensten der K o n i n k l i j k e P a k e t v a a r t - M a a t s c h a p p y te Padang, te Batavia. Oengaran 25 Jan. 6 Febr. 11 Febr. 3 Maart 5 Maart Sindoro * Merapi Salak l a w o e . . . Ardjoeno. Soembing ©oentoer
van Rotterdam, van Marseille, te Port-Said. . . 25 Jan. 6 Febr. 11 Febr. 20 „ 6 Maart 20 , 3 April 17 „ 1 Mei 15 „
8 Febr. 22 „ 8 Maart 22 , 5 April 19 , 3 Mei
2 April 16 , 29 „ 13 Mei 27 „ 10 Juni * Dubbel schroefstoomschip. Ie klasse midscheeps. 2e klasse in de campagne. De Hoofd- Agenten : Ruys & Co., Rotterdam. De Agenten: Eykensluyters & Tromp, Anna Paulownastraat id, 's-Rage.
25 „ 11 Maart 25 „ 8 April 22 „ 6 Mei 20 „
3 Maart 17 „ 31 „ 14 April 27 „ 11 Mei 25 , 8 Juni
Kepplerstraatllö-117bldRegentesselaan,denHaag. Het beste adres voor BINNEN- en BÜ1TENLANDSCHE verhuizinfien. CompSeete Ameubeleeringen. Tapijten, Meubelstoffen, Vitrages, Zeildoek, Linoleum, Wasdoek enz. iS 3? IE GI -A. I J I T IE I T in Engelsche Ledikanten RAPOR-, STAALDRAAD, Stroo- en Zeegrasmatrassen. (Voorzien van vele gunstige Ind. referentiën). PARAPATTAN WEEZENGESTICHT to Batavia.
In de koop dat de wetensekap, dat vele weezen door eene liefderijke verpleging in ket Parapattan Weezengestickt te Batavia, voor ondergang kekoed en tot nuttige leden der maatsekappij worden gevormd, eene opwekking moge zijn voor alle weldenkende ingezetenen van Nederlandsck-Indië, die tkans in Nederland verblijven en ook voor niet-indiers, om ook ket kunne bij te dragen tot instandhouding van ket Parapattan Weezengestickt, doen wij in de eerste plaats een beroep op den liefdadigkeidszin van de in Nederland wonende oudgasten. Jaarlijksche contribution en donation worden gaarne door den ondergeteekende in ontvangst genomen.
Namens het Bestuur ïan het PARAPATTAN WEEZENGESTICHT te Batavia, W. C R E I f f l E R ,
Generaal gemachtigde voor Nederland, Nieuwe Schoolstraat 8 9 , te 's-Gravenhage.
Do 's^Gravenhaagaclie Boek- en Handelsdrukkerij voorheen Gebr. G d'Albani»