Full Text / Transcription of https://coleccion.aw/show/?UNIVERSITEITLEIDEN-DIG-KOLONIAAL-WEEKBLAD-1902-04
Translate this text / Traduci e texto aki:     Translate this text


N°. 33. Donderdag S3 Januari 1002. lste Jaargang, HET KOLONIAAL WEEKBLAD. Orgaan der Vereeniging
Abonnementsprijs per jaar.
Vrij aan buis of franco per post binnenland bij vooruitbetaling . f 2.00 Voor Oost-lndië en het Buitenl. » 3.00 Afzonderlijke nummers. . . . »0.10 Men abonneert zich voor minstens zes maanden ingaande op den dag der eerste toezending f 1,—
BESÄ
Prijs der advertentiën.
Per regel f 0.10 Bij plaatsing van 300 regels . • 0.09 » » » 1000 » . - 0.08 » » » 3000 » . - 0.07
R E D A C T I E s De 4de Commissie, aan welke de verspreiding van populaire kennis omtrent Oost- en West-lndië is opgedragen. Mededeelingen of Ingezonden S t u k k e n moeten worden geadresseerd „aan de Redactie", en gezonden aan den Heer G. E. V. L. VAN ZUYLEN, Voorzitter der Redactiecommissie, 5 a Heerengraeht, of den Secretaris, Mr. Gr. VAN SÏrOOTEN AZN. , ë& €onradkade, beiden Den Haag. V o o r de Administratie en Advertentiën wende men zich tot de uitgevers-Maatschappij „HET GEMEENSCHAPPELIJK BELANG" Haagpoort 4 , Den Haag,
Dit nnmmer bestaat nit Twee Bladen.
Het hoofddoel der Vereeniging is: Het Terspreiden van populaire kennis omtrent onze Indien onder gansch het volken het bevorderen der welvaart in die gewesten, om zoodoende en ook door het verleenen van onderlinge hulp, ware belangstelling en liefde te kweeken tnsschen Nederland hier en ginds. De Vereeniging vestigt zooveel mogelijk, zoowel in Europa als in Indië, afdeelingen, die te zamen met het hoofdbestuur dit doel trachten te bereiken. Om lid te worden, k a n men zich persoonlijk of per briefkaart aanmelden bij een der , afdeelingen of aan het bureau in den Haag Heerengracht 4, dat iederen dag, behalve Zon- en feestdagen, van ÏO —13 en van 3 — 4 ure open is. __Ieder lid wekke in zijne omgeving, zooveel mogelijk, anderen op om lid der Vereeniging te worden en geve daartoe dit blad na het gelezen te hebben aan vrienden en bekenden,
Mededeeling'eii. I. Van de 4e Commissie. In het Volkshuis te Leiden werd op 6 Januari door ons medelid E. van Saher, Directeur van het Museum van Kunstnijverheid te Haarlem, een voordracht gehouden over de Hindoe-Monumenten op Midden-Java, toegelicht door afbeeldingen, platte-gronden, doorsneden en photo's. Het Leidsch Dagblad maakt daarvan melding met de volgende woorden: „Het was een genot den man, die gezien en begrepen »had, vol vuur te hooren gewagen van de geweldige »scheppingen der Indische bouwmeesters uit de achtste »eeuw. Dank zij zijn levendigheid en warmte, gelukte »het hem bij zijn hoorders een voorstelling te wekken »van de verschijning van den Boroboedoer, de reus»achtige, door den tijd donkerbruin geworden steen»massa, in het prachtige Kedoe, bij de samenvloeiing »van twee rivieren, den Merapi tot achtergrond, in het »felle, warme licht der tropen. Eenvoudige opmerkingen, »vastgeknoopt aan de beschrijving der monumenten, »moeten bij dezen en genen het begrip hebben gewekt, »hoezeer landaard, klimaat, karakter van den gods»dienst, die het scheppen van deze reuzentempels »bezielde, tot deze hoogst eigenaardige bouwkunst »dreven: geen willekeur, innerlijke noodzakelijkheid, »steunende op practische en ideëele gronden, dreef tot »zulke uitkomsten."
Op den 27 December 1901 hield Jhr. L. C. van fanhuys voor de afdeeling Leiden van de „Mpij. tot Nut van 't Algemeen" een voordracht over „Suriname". In een volgend nummer van ons orgaan zal daarvan een verslag worden opgenomen. Wij maken van deze aankondiging der twee te •Leiden gehouden lezingen gebruik, om met voldoening £r op te wijzen, dat wij nu langzamerhand ook op het gebied van sprekers in openbare vergaderingen « 1 . . . . , . van belangstellende toehoorders vordering beginnen te maken. Wij herhalen hier tevens, dat wij altijd bereid zijn °nze mede werking te verleenen, om aan Genootschappen, Vereenigingen, niet het minste aan kiesVereenigingen, van welke politieke richting ook, die Saarne koloniale onderwerpen in hunne vergaderingen zouden willen behandeld zien, sprekers te bezorgen. . Het adres van president en secretaris der 4e commissie vindt men aan het hoofd van ons weekblad.
FEUILLETON.
Van Kota-Kadja naar Padang.
Zijne eerste gedachte was, even terug naar boven te kollen en versehe lucht te happen ; maar hij vermande Zlch en volgde den ziekenvader. Hij stelde den dood vast bij de twee, die gestorven waeQ, zonder dat de nevenliggenden het vermoed hadden en ezocht toen de zieken ; hij sprak ze aan, ondervroeg ze n beduidde den ziekenvader, wat hij doen moest, maar lJa woorden klonken hem vreemd in het oor; 't was of \) ver weg was en een ander mensch hoorde spreken. ~~ Niets meer, majoor ? vroeg kg kalm aan den ziekeneer, met benepen stem. y.S~~ Niets meer, dokter. Zal ik u waarschuwen, als de i sen over boord moeten worden gezet? • Zeker ; wanneer gebeurt dal ? In den vroegen morgen.
to Goed, wek me tijdig ; vóór dat ze ingenaaid worden, 0 e' ik ze nogmaals zien. ~~ Ja, dokter. *•* sprekende waren zij de trap genaderd. L " Ik zal u voorgaan, om u bij te lichten, zei de zieTader en hij wilde vóór den dokter de trap opgaan. YjjTT -Dank je, hernam deze haastig, nauw hoorbaar, — ik ]%n aheen den weg wel ; zorg voor de zieken en stof j a a m k l o m hÜ d e t r aP °P : ziJn gelaat was bleek en Was s t r ak; zijne lippen beefden. Maar toen hij boven ' sprong hjj in twee stappen naar de verschansing,
„Yoor den Inlander" Van T. X. uit den Haag ontvingen wij voor de noodlijdende Javanen f25.— met het volgende bijschrift : „Oost en West" heeft gelijk in de bewering, dat de hongersnood in onze Koloniën nog grooter claim op ons heeft, dan de ellende onder de verdrukten in Afrika. Daarom gaan bijgaande f 25 niet den weg hunner voorgangers, naar Amsterdam, maar verzoek ik U die te willen voegen bij hetgeen uwe Vereeniging voor Java ontvangt. Wij moeten den wil van den milden gever eerbiedigen, maar zouden liever zijn naam hebben gedrukt onder zijn erkentenis. Zal deze een voorbode zijn van een ommekeer in gevoelen voor onze hongerlijdende landgenooten in het verre Oosten ? Wanneer de Nederlandsche pers het ernstige van den toestand begreep en met ons overtuigd was, hoe een krachtige steun uit het moederland ook moreel goed zou doen en den band nauwer toehalen tusschen het rijk geworden moederland en de verarmde Javanen, dan zouden wij spoedig in staat zijn, een flinke som aan ons comité in Indië over te maken en daardoor veel goed te doen. De Regeeringssteun heeft zijn grenzen. D e ellende is groot! De Hongersnood.
In alle Indische bladen, met de laatste mail ontvangen, komen hartverscheurende berichten voor omtrent den steeds nijpender wordenden nood. In de ergst-geteisterde plaatsen wemelt het meer en meer van bedelaars; ouders verkoopen hunne kinderen, wien zij toch niet te eten kunnen geven, voor eenige centen. En dat ten laatste, de wanhopige noodlijdenden, uit drang tot zelfbehoud, zich aan eens anders eigendom vergrijpen, is maar al te begrijpelijk. Zoo lezen wij in de Semarang-Courant van 9 Dec: //Er wordt in het Magetansche en Ngawische meer honger geleden dan officieel bekend is en men weten wil.. Hoe anders is 't te verklaren, dat het met de veiligheid zoo treurig gesteld is. Na 8 uur 's avonds vertoont zich ook niemand meer op straat. Een paar dagen geleden werd hier pp de publieke passar een préalan (geldwisselaarster) op klaarlichten dag van een handgreep zilvergeld, dat voor haar lag, ontlast. Eer zij van de schrik bekwam, was de zichzelf-helpende hongerlijder natuurlijk verdwenen tusschen de andere passargangers. Een Solosche verkoopsiers van kains (weefsels) werd bestolen van f 11. De politie heeft zij, om de soesah, (moeite) er maar buiten gelaten.//
Misschien deed zij het ook uit medelijden, want zijn zulke arme drommels, wegens deze misdaden, naar ons gewoon menschelijk gevoel, wel zoozeer te veroordeelen? Honger is een scherp zwaard.'
Het volgende ingezonden stuk van den chef van het „Leger des Heils" uit dezelfde courant overgenomen, spreekt boekdeelen: //Het komt mij om verschillende redenen niet ondienstig voor, om aan het volgende publiciteit te geven. Ruim drie weken geleden werd door eenige heuren te Salatiga het initiatief genomen, om iets te doen tot wering der bedelarij in de Europeesche buurten te dezer plaatse. Het resultaat hunner bemoeiingen was, dat er successievelijk ongeveer f 75 bij elkander gebracht werd, nadat met mij — na goedkeuring door het hoofdkwartier — afgesproken was, dat alle Javaansche bedelaars naar het rusthuis van het Leger des Heils zouden gezonden of geleid worden.
boog er over heen en . . . . voerde de vissclien, zooals de scheepsterm luidt. De stuurman had gelijk ; hij had een knauw gekregen. Opgelucht, opgefrischt door den regen, hem in het gezicht gezwiept door den wind, ging hij weer naar de achterkajuit, om het onderbroken partijtje te hervatten. Hij daalde de trap af, maar ook hier deed de warmte, die hem tegenstraalde, al was de atmosfeer niet weerzinwekkend, hem onaangenaam aan en hij wilde terngkeeren naar het dek, om adem te halen in de woeste, maar koele buitenlucht. Men had hem echter gezien, en hij werd teruggeroepen. Hij besloot dan ook, naar binnen te komen en niet te zeggen, dat hij onpasselijk was geweest ; hij had zich zoo lang goedgehouden ; men behoefde niet te weten, dat hij het in de uitoefening van zijn dienst te kwaad had o-ekregen. Maar toch brandde hij van verlangen, om uit te varen over den toestand. — Ach, heerejé, dokter, heb je 't te pakken gekregen ? vroeg er een. — Ik ? vroeg de dokter, zonder meer, als antwoord. — Ja, zeker, u hebt eindelijk tol betaald aan Neptunus • men kan 't aan uw bleek gezicht en beloopen oogen zien. — Welnu, ja ! stemde de geneesheer toe, •— maar ik geef 't een van de heeren te doen, naar 't vooronder te gaan en niet zeeziek te worden. Ik begreep heel goed, dat, waar zooveel menschen bij elkaar liggen, 't niet frisch zou zijn, maar dat 't zóó zou wezen, dat had ik niet kunnen vermoeden ; 't is schande, dat menschen, ziek, uitgeput, met een uiterst zwakke draad aan het leven verbonden, zóó vervoerd worden. En dàt soldaten, die leven en gezondheid hebben veil gehad, 't Is bar meer dan barl Is
"Van bovenbedoelde som is door mij tot op heden ten behoeve der bedelaars besteed f 5 5 ongeveer. Door dit geld zijn wij van af 30 November in staat geweest minstens 1030, zegge duizend dertig malen, aan bedelaars, waaronder ook kinderen, een flinke portie gekookte rijst met sajoer (soort groentesoep) en lombok (spaansche peper) te verstrekken; allen kregen de kinderen 1 en de volwassenen van 2 tot 5 centen. Aan een honderdtal vrouwen werd ook een kleine hoeveelheid ongekookte rijst gegeven, terwijl aan tal van halfstervende zuigelingen boeber (rijstepap) en melk werd verstrekt. (Terwijl ik dit stukje tot zoover aan mijn vrouw — die in deze en in nog heel wat meer zaken, het leeuwenaandeel in de zorgen en moeiten heeft — voorlees, maakt zij de opmerking: //Het is een genot om sommige dezer kinderen te zien herleven»). Het vorenstaande kan dienen, als een soort verslag, ten genoegen van de heeren-en dames, die ter zake geldelijk hebben bijgedragen. En nu nog eenige opmerkingen, die kunnen dienen als bijdrage tot de kennis van den economischen toestand van een deel der Javaansche bevolking. Tientallen dezer menschen zien er uit als geraamten en, op zeer enkele uitzonderingen na, zijn zij allen volstrekt hulpbehoevend. Van drie kinderen weten wij zeker, dat zij gedurende de laatste paar weken gestorven zijn aan de gevolgen van gebrek aan voedsel, en ettelijke verkeeren sedert geruimen tijd in een toestand van chronischen doodstrijd. Een man, die de roerendste blijken gaf van vaderliefde, is wegens uitputting op ons erf gestorven. Zijn kind, één jaar oud, dat geen moeder meer heeft, is op zijn uitdrukkelijk verlangen door ons aangenomen. Ten slotte een woord van warmen dank aan de heeren, die ons in staat stelden tot deze gewaardeerde aanraking met de arme Javanen, terwijl ik met genoegen melding maak van de vriendelijke houding door den assistent-resident alhier jegens mij aangenomen, toen ik ZEdG. kennis gaf van het voornemen van bedoelde heeren. Ook een woord van dank aan den babah Boejoet (broodbakker alhier), die ons gisteren een halve pikol rijst voor de armen zond. De uwe voor God en de meuschheid.
Salatiga, 19 Dec. 1901. A. VAN EMMERIK.
De Koloniale Politiek bij de Nederlandsche Staatspartijen.
In het Mei-nummer 1901 van de „Indische Gids" schreef de heer O. van Berensteyn een artikel getiteld: „Nederlandsch-Indië bij de Algemeene Verkiezingen van 1901", waarin hij er op wees, hoe weinig de Nederlandsche politieke partijen zich aan de Koloniale Staatkunde lieten gelegen liggen, daarbij in het bijzonder de aandacht vestigende op het Koloniaal-Program der SociaalDemocratische Arbeiderspartij, de eenige, die toen eene uitzondering maakte. Wij laten voor onze lezers, die het nog niet mochten kennen, dat Koloniaal-Program, vastgesteld op het partij-congres, den 7 April 1901 te Utrecht gehouden, hieronder volgen:
I. Grondbeginsel. Het welzijn der inboorlingen, hun physieke, verstandelijke en moreele ontwikkeling, moet het hoogste doel zijn onzer koloniale politiek. De economische evolutie te bevorderen, met verzachting, zooveel mogelijk, van het overgangstijdperk, is onze voornaamste taak. Het baatzuchtig beheer en de kapitalistische exploi
dat een transport, is dat een ziekeuschip, is zoo iets een Koloniale mogendheid waardig ? Kent de staat zijn zedelijken plicht niet, laat hij dan denken aan zijn eigen belang. Dit schrijft toch voor, om elk leven, met moeite geannexeerd, te sparen ; of meent men: beri-beri-lijders zijn voortaan toch niets meer waard ; zijn ze eenmaal over boord, dan heb je er geen last meer van ?! 't Is ondenkbaar, 't Eenige excuus, dat men voor zulk een toestand vinden kan, is, dat de regeering, de leden der Kamers, de legerkommandant, de chef van den geneeskundigen dienst niet op de hoogte zijn. Maar ook dat is ondenkbaar, want telkens en telkens weer worden er met de kustbooten zieken verzonden. Telkens moet de onhoudbare inrichting van het transportschip aan den dag komen, moet de transportdokter rapporteeren : zooveel zieken zijn ónderweg gestorven, door gebrek aan lucht, aan lucht ! aan lucht ! ! en hij bulderde dit woord door de kajuit. — Is 't geen schande ? Reeds hier, hier in de eersteklasse, voelen we ons onaangenaam, zitten we te puffen en te hijgen. Niettegenstaande er gespuid kan worden, doet de scheepslucht ons vreemd aan en voelen we ons onbehagelijk. En wij zijn gezond, door en door gezond. Hoe moeten die arme zieken, die beri-beri-lijders, zich dan gevoelen in die groote kisten met eenige gaten er in ; lijders, die in gewonen toestand, in de koele bergen nog een gevoel hebben, of ze geperst worden tusschen twee matrassen. Is het te verwonderen, dat die menschen er onder doorgaan op een reis van twee dagen ? De officier van gezondheid had opgewonden gesproken, hij veegde zijn gelaat af en ging wat kalmer voort : Maar ik verzeker je, ik zal een rapport samenstellen en aan den dirigeerende van Atjeh aanbieden, dat op zn'n pooten staat, en ik zal niet rusten voor er verandering
tatie onzer koloniën moet plaats maken voor een staatkundige en zedelijke verantwoordelijkheid. II. Politieke rechten. De handhaving der Inlandsche bestuurs-organismen als regel stellende, zal de toenemende wetgevende bevoegdheid van gemeentelijke en plaatselijke besturen een einde moeten maken aan het- thans gevolgd bureaukratisch ea centralistisch beheer. Ter voorbereiding van den tijd, dat het begrootings-recht voor de Koloniën aan het Nederlandsche Parlement zal worden onttrokken, samenstelling eener adviseerende kommissie voor onze Staten-Generaal. In het bijzonder voor de
Oost-Indische Koloniën :
III. Justitie. Vrijheid van vereeniging en vergadering, van woord en schrift. Kostelooze rechtspleging voor onvermogende inlanders. Eenvoudige, snelle rechtspraak, de bevolking zooveel mogelijk latende in het genot harer eigen rechtsinstellingen onder behoorlijk toezicht. Verbetering der politie tot verzekering der veiligheid van personen en goederen. Bescherming tegen woekeraars. Wijziging der Koelie-ordonnantiën. Verbod van het gebruik van dwangarbeiders op expeditiën. IV. Onderwijs. Kosteloos aanschouwelijk en praktisch onderwijs, vooral met het oog op landbouw, veeteelt en ambachten. Middelbaar en hooger vakonderwijs, vooral ten dienste der Inlandsche bevolking. V. Volks-vlijt. Ontwikkeling van Landbouw, handel en nijverheid, in de eerste plaats van de Inlanders. Aanleg van wegen, bevloeiings-en waterkeeringswerken. Bevordering van het Inlandsch landbouwkredietBescherming van de rechten en belangen der Inlanders tegenover het kapitaal. Betere regeling van het arbeids-kontrakt, verzekering der werklieden tegen ongelukken. Verbetering van den maatschappelljken toestand der Indo-Europeanen. Staatsexploitatie der bosschen, mijnen en spoorwegen als regel, en heffing van een sterk opklimmende belasting der netto winsten van den partikulieren mijnbouw. Opheffing der partikuliere landerijen. VI. Openbare gezondheid. Kostelooze genees- en verloskundige hulp voor alle minvermogenden ; krachtige voorzorgen ten bate der algemeene gezondheid. Bestrijding van vernerische en besmettelijke ziekten. Steun, vooral der medische zending. VIL Belastingen, a. Bezuiniging door vereenvoudiging van het Europeesch Bestuur en verlaging der hooge tractementen en pensioenen van Europeesche Ambtenaren. Uitbreiding van de bestuurstaak der Inlanders. b. Afschaffing van alle gedwongen cultuur- en heere-diensten, geleidelijke opheffing der Desa-diensten en der onbetaalde diensten voor lokale irrigatie werken. c. Overname van alle verpachte middelen in eigen beheer en energieke bestrijding van het opiumgebruik. d. Billijker regeling van de landrente met verlichting van den belastingdruk der Inlanders. Heffing eener progressieve inkomstenbelasting — met zwaarderen druk voor inwonenden eigenaren — van mijnbouw-, landbouw- en transportondernemingen. VIII. Finantiën. Voor het verledene : Eerlijke afrekening op een rechtvaardigen grondslag; voor de toekomst : scheiding der Nederlandsche en Indische financiën. Afzien van alle veroveringspolitiek, van elk imperialistisch streven, waarvan in elk geval de gevolgen door den Souverein moeten worden gedragen. IX. Onze plicht. Den inlander door wijze en onbaatzuchtige voogdij opvoeden tot zelfbestuur.
in gebracht wordt ; ik wil eens zien of — Ha, ha, ha ! klonk bij een der ingangen van de kajuit een vol en krachtig gelach, dat iets beleedigends zou hebben, als het niet kwam van den sympathieken kapitein een zwaren, grooten zeeman, dien men eerder op een koopvaarder van de groote vaart, dan op een boot, die de Indische kusten bevoer, zou zoeken. Hij stond in de deuropening en sloot deze met zijn breed lichaam bijna geheel af; de armen hield hij omhoog en de handen tegen de deurposten. Hij had blh'kbaar al een poos staan luisteren. — Neem me niet kwalijk, dokter, zei hij, terwgl hij naderbij trad en zich zette big het gezelsmap, dat min of meer onthutst was over zijn lachenden inval, — neem me niet kwalijk, dat ik je zoo onbeleefd stoorde. Er zijn zaken waarover je lachen moet, al zijn ze niet belachelijk, vooral als je daarbij aan iets anders denkt. Weet je waaraan ik dacht, dokter ? — Welnu? was de wedervraag van den geneesheer die nog niet op zijn gemak was, en niet goed wist, of hij den onbetamelijken uitval al dan niet vriendelijk moest opnemen. — Ik dacht zoo: als de rapporten, die over deze zaak zjjn uitgebracht, op een hoopje werden gestapeld, zou de dokter er dan wel over kunnen springen ? — Er over kunnen springen! — Ja dokter, want 't zou een heele berg zijn. Geloof me daar is nog geen van uw collega's transportdokter van Oleh-leh naar Padang geweest, of hij heeft een lijvig rapport over den toestand ingediend. En ik beloof je, er waren er bij, die goed opgetuigd waren; ik heb er verscheidene gelezen; maar denk je, dat 't wat gegeven heeft? {Wordt vervolgd)*
Terwijl de dringende eischen van koloniaal beleid op hun verkiezingsprogram werden gebracht, dat de volgende koniale paragraaf bevatte :
Ontwikkeling van het koloniaal beheer in de richting van het zelfbestuur der koloniën. Uitgaande van dit beginsel worden de volgende eischen gesteld. Wat Oost-Indië betreft: a. Beëindiging van den Atjeh-oorlog. Scheiding der financiën, decentralisatie van het Bestuur. b. Afschaffing der heerendiensten en van de gedwongen koffie-cultuur. Overname der pandhuizen in eigen beheer. c. Krachtige voortzetting van bevloeiingswerken. Landbouw-crediet. d. Verschaffing van verloskundige hulp. e. Verbetering van den maatschappelijken toestand der Indo-Europeanen.
De schrijver van het Gids-artikel wijdt daarna eenige bladzijden aan beschouwingen over dit eerste, uitgebreid Koloniaal-Program van eene Nederlandsche Staatspartij. Hij bestrijdt in hoofdzaak het doorschijnen van den rooden draad, de voorstelling, alsof ook op Java, het kapitaal de oorzaak zou zijn van alle ellende en wijst daarna op het onbestemde der uitdrukkingen „veroveringspolitiek" en „imperalistisch streven" in de tweede alinea van VIII van het program, wanneer men ze met het woord „afzien" in verband brengt. Naar zijne overtuiging voert men in Indië geen veroveringsoorlogen, zonder dringende noodzaak, en is er van een imperialistisch streven geen sprake. Dit sluit echter zijne waardeering niet uit voor dat optreden der Sociaal- Democratische Arbeiderspartij, voor haren leider op Koloniaal gebied, den heer H. H. van Kol. Wat hij daarover schrijft, brengen wij gaarne nog eens in herinnering : „Geven wij dus met een enkel woord onze „eind-indruk weder. Deze is, behoudens de gemaak„te opmerkingen, onverdeeld gunstig. Het program „getuigt van groote belangstelling in het welvaren „onzer koloniën. De inhoud is een volledige opsomming van de nooden en behoeften van Indië, „geeft de actueele toestand uitnemend terug, is op „enkele punten na, voor vriend en vijand duidelijk. „Het draagt dan ook in elk opzicht den stem„pel van studie en medeleven met de Indische „maatschappij. Er is samenhang in. De onder„ deel en hangen niet, gelijk in de andere programma's, als droog zand aan elkander vast. „Inlander en Europeaan in de tropen gevestigd, „beiden zullen het in de meeste zaken kunnen „onderschrijven. Maar bovenal schijnt het ons „uitmuntend geslaagd, als oplossing van het „vraagstuk, dat den sociaal-democraten in zake „de koloniën gesteld was. Er is genoeg sociaal„ democratische tendenz in, om het als zoodanig „zijn karakter niet te doen verliezen en toch „bruikbaar, om er in de praktijk naar te handelen. „De onderdeden bevatten een verlanglijstje, dat „op het liberale program had moeten voorkomen, „alleen de grondbeginselen verraden, dat het „daarvan niet afkomstig is. Het zet de poort, die „den Javaan toegang verleent tot den sociaal„democratischen hemel, opeen kiertje open. Maar „het fraais, dat hij er te zien krijgt, zou hij ook in „het liberale Walhalla moeten vinden. Dat hij dat „dââr juist alleen vindt, is een ernstig verzuim der „liberalen, maar tevens een der grootste verdien„sten van het socialistische koloniale program."
Wij zijn het geheel met den heer van Berensteyn eens, dat dit niet-in-tijds-vaststellen van een degelijk Koloniaal-program eene groote fout is geweest van de verschillende fractiën der liberale partij en naar onze meening ook van de andere staatspartijen, want wij deelen daarentegen zijn meening niet, dat ij ver tot verchristening een beletsel zou moeten zijn, om in ons koloniaal huishouden de groote maatschappelijke en economische achterlijkheid, die bijgewerkt moet worden, te ontdekken. Wij nebben reeds bij het optreden der cléricale regeering ons vertrouwen te kennen gegeven, dat de bekwame mannen, die de leiders zijn der kerkelijke partijen, wel zullen zorgdragen, dat dit bekeeringsgedeelte van het program met de meeste gematigdheid en voorzichtigheid wordtin toepassing gebracht, omdat de voorbeelden te over zijn, dat al te grooten godsdienstijver, vooral wanneer hij door het Koloniale Bestuur wordt gesteund, het welzijn der koloniën en de belangen van het moederland ernstig kan in gevaar brengen, terwijl ontwikkeling van het volk en eigen goede praktijk van een verdraagzaam christendom van zelf en ongezocht voeren tot hetgeen wordt beoogd. Wij zullen echter moeten afwachten, wat op programgebied door de clericalen en de rechtsliberalen zal worden gedaan en kunnen nu alleen de verblijdende tijding mededeelen, dat in de Algemeene Vergadering der Vrijzinnige Democraten, den Uden Januari j.1., het Koloniaal-program, door ons aangekondigd in het nummer van 27 December n°. 29, is goedgekeurd. Met algemeene stemmen en zonder eenige discussie, wat het voorgestelde werkplan voor Oost-Indië betreft ! Dat dit — zonder eenige discussie — een gunstig teeken is, zullen wij niet beweren. Zeker pleit het aan den eenen kant voor den degelijken arbeid, verricht door cle Commissie, die het program samenstelde, maar het doet ons aan den anderen kant denken aan mindere belangstelling, waar de meeste andere paragrafen over directe moederlandsche belangen handelende, met warmte werden besproken. Het brengt ons ten volle in herinnering de koele onverschilligheid, die men tot nog toe bij het behandelen van koloniale belangen, bij het bespreken van speciaal koloniale zaken, in het moederland ontmoet. v. B. haalt in zijn Gidsartikel o.a. een aardig staaltje _ aan van hetgeen Mr. van Deventer het vorige jaar ondervond, toen hij in de vrijzinnige kiesvereeniging ,,'s-Gravenhage" beproefde, om in het niets-zeggende program-artikel der Liberale" Unie eenige kleur te brengen, door toevoeging
van de financiëele scheiding en kwijting der eereschuld. Wij Oud-Indiërs, die sedert jaren doende waren en nog zijn, om belangstelling op te wekken, hebben geen betere ondervinding! Reeds toen de Liberale Unie werd opgericht en haar eerste politiek program zou maken, kreeg haar Hoofdbestuur het voorstel van een der leden tot het opnemen van een koloniale paragraaf, die in hoofdtrekken gelijk was aan hetgeen nu de V. D. hebbon aangenomen. Vier jaren later deed dezelfde vrijzinnige vereeniging ,,'s-Gravenhage", waarin in 1901 Mr. van Deventer geen gehoor kon krijgen, op aandrang van een harer leden, een officieel voorstel aan de Liberale Unie, om een uitgewerkte paragraaf in het program op te nemen, maar ook daarvan kwam niets te recht, omdat destijds de vaderlandsche politiek voor het denken aan Indië geen tijd liet en . . . in het Hoofdbestuur niemand zittinghad, die genoegzaam met Indische belangen bekend was. En in 1901 ? Toen in den boezem van dat Hoofdbestuur een voorstel werd gedaan, om een krachtige en duidelijke beginselverklaring in het politiek program op te nemen, kon dit geen genade vinden bij de meerderheid en kwam men tot de drie alinéas, waarover v. B. zoo te recht den staf breekt. Op die beginselverklaring toch komt het hoofdzakelijk aan; het werkprogram is slechts eene aanwijzing en niet bindend voor de Kamer-candidaten, zoo werd het ook door de V. D. op de Algemeene Vergadering van 11 Januari jl. uitgemaakt. Daarom blijven wij het afkeuren, dat de Vrijzinnige Democraten er niet toe te bewegen waren, om bij hunne geloofsbelijdenis, die wél bindend is, en die voor Nederland zoo duidelijk spreekt, ook uitspraak te doen over de koloniale richting van beheer. Het beginsel van koloniaal beleid ligt nu, verscholen in het zeer lange maar niet bindende werkprogram. En hoewel nu de vaststelling van dit uitgewerkt koloniaal program door eene tweede der Nederlandsche Staatspartijen beslist een vooruitgang is, blijven wij aandringen op meer belangstelling niet alleen voor Oost-Indie, maar ook voor WestIndië bij allen, die zich in Nederland| geroepen voelen, of geroepen worden, om aan het hoofd te staan van de verschillende richtingen in den politieken strijd. Ook voor West-Indië! In de vergadering te Amsterdam werd op de magerte van de West-Indische paragraaf gewezen. Die magerte was aan gemis aan voldoende kennis te wijten. Studie en beterschap werden echter toegezegd. De studiebronnen zijn er; niet alleen „Oosten West," maar ook vele andere Genootschappen en Vereenigingen doen, wat ze kunnen, om licht te ontsteken en tal van goede boeken en periodieken zijn en worden geschreven. Hield nu de lust tot weten daarmee maar gelijken" tred!
W E E K O V E R Z I C H T . Wij beginnen ditmaal met de gebeurtenissen in Zuid-Afrika en met hetgeen daarmee in verband staat. De Engelsche krijgsraad te velde heeft kommandant Scheepers ter dood veroordeeld; Kitchener heeft het vonnis bekrachtigd en de flinke en edele Boerenhoofdman is gefusilleerd. Wij kunnen ons voorstellen, dat de krijgsraad zijn vonnis naar de letter der wet, behoorlijk heeft gemotiveerd, maar zulke gerechtelijke moorden blijven een schandvlek voor het volk, dat dat ze niet alleen toelaat, maar zelfs toejuicht en door zulke terroristische maatregelen hoopt tot spoediger onderwerping der tegenpartij té komen. Zonderling is het, dat de algemeene wereldgeschiedenis boekstaaft, dat altijd en overal bloedige vervolging leidt tot hardnekkiger weerstand en tot blijvend verzet, maar dat ook die les der ondervinding zoo dikwijls wordt in den wind geslagen. Scheepers kan niet als rebel veroordeeld zijn. Volgens sommigen was hij Transvaler en te Johannesburg geboren, volgens anderen is Somerset-Oost in ds Kaapkolonie zijn geboorteplaats, maar was hij genaturaliseerd Vrijstaten Hij was vóór den oorlog werkzaam aan het Departement van Onderwijs in den Vrijstaat en niemand kon daar ambtenaar worden, zonder staatsburger te zijn. Wat men tegen hem heeft kunnen aanvoeren, is, dat hij zijn kommando recruteerde onder de Kaapsche rebellen. — Thans is Kitzinger aan de beurt; wij vreezen, dat ook hem geen beter lot wacht. Wanneer zal er aan dien noodlottigen strijd een einde komen? De Engelsche pers heeft er zich een tijd mee verheugd, dat van de invloedrijke Boerengecomitteerden in Europa, vredesvoorstellen zouden inkomen en noemden onzen Minister van Binnenlandsche Zaken als den bemiddelaar, met wien zij overleg zouden hebben gepleegd. Een formeele tegenspraak van Dr. Kuijper heeft hen echter die illusie ontnomen. In het Engelsche parlement diende het liberale lid Cawley een amendement in op het adres van antwoord op de Troonrede, waarin tegelijk met de bereidverklaring om alles te geven, wat noodig is, tot krachtige voortzetting van den oorlog, de meening wordt uitgesproken, dat de weg door de Regeering ingeslagen, om te komen tot een spoedige beëindiging van den oorlog, niet de juiste is. Uit het antwoord van Chamberlain op dat amendement, dat zeker niet zal worden aangenomen, (*) blijkt ten duidelijkste het voornemen van Engeland's Regeering niet alleen om geen vredesvoorwaarden meer te stellen, maar ook om van den kant der Boeren ze niet aan te nemen, wanneer ze niet gepaard gaan aan volledige onderwerping en vertrouwen op de belofte door Engeland gedaan, dat in zekere mate, autonomie zal worden verleend en in ruimer mate amnestie. Brengt men daarmee nu in verband de discussie in de Fransche Kamer, waar interpellaties waren ingediend, om interventie uit te lokken en waar de Minister van Buitenlandsche Zaken verklaarde, dat hoeveel sympathie men ook moest gevoelen voor een heldenvolk, dat zijn onafhankelijkheid verdedigt, het toch niet op den weg van Frankrijk kan liggen om, te intervenieeren, zonder zekerheid van een welwillend antwoord en dus opnieuw oorlog te maken, om een anderen oorlog te doen eindigen, dan kunnen wij niet anders verwachten, dan dat de guerilla noggeruimen tijd, nog vele jaren misschien zal duren. Want hoeveel leed dit ons ook moge doen, wij slaan geen geloof aan de geruchten, dat het Engeland financieel en door gebrek aan soldaten spoedig onmogelijk
(*) Het werd met 333 tegen 123 stemmen verworpen.
zou worden den oorlog voort te zetten en wij zijn het niet eens met Léon Bourgeois, dat alleen misplaatst eergevoel Engeland drijft, om tot het uiterste te gaan. Engeland's politieke wereldinvloed is er mee gemoeid en Zuid-Afrika kan werkelijk het graf worden van der Britten imperialisme.
De kans op voltooiing van het Panamakanaal, dat van zulk een grooten invloed zal zijn op 't handelsverkeer van West-Europa en Oost-Amerika met OostAzië, is op 't oogenblik zeer gunstig. Een tijd lang hebben de. leidende mannen in de Vereenigde Staten van Noord-Amerika den schijn aangenomen, alsof ze meer gestemd waren voor het uit een commercieel oogpunt minder aan te bevelen en veel moeielijker te maken en te onderhouden Nicaragua-Kanaal,g maar naar het schijnt, was het hen alleen te doen, om een aanbod tegen lagen prijs uit te lokken van de nieuwe Panama-Kanaal-Mij., die geen geld meer heeft om verder door te werken en nu wegens 't gemis aan ruimer blik in de toekomst van de besturende mannen in Europa, het noodige kapitaal ook niet vinden kan. De truc is volkomen gelukt. In een vergadering van aandeelhouders der Panama-Mij., die in December te Parijs gehouden werd, hadden de pessimisten de overhand en deprecieerden, uit vrees voor totaal verlies, hun eigen bezit zoodanig, dat de Amerikanen wel moesten begrijpen, dat ze de concessie en het reeds verrichte werk, verre beneden de waarde zouden kunnen machtig worden. Volgens de laatste telegraphische berichten zal dit nu ook wel gebeuren en voor 200 millioen franken zullen ze misschien koopen, wat zeker aan werkelijke uitgaven voor den arbeid, ruim 600 millioen gekost heeft en wat ook nu nog best 400 millioen waard is. Zekerheid is er echter nog niet, want ook in de Vereenigde Staten wegen particuliere belangen soms zwaar bij 't besluiten in 's lands zaken. En men kan begrijpen, dat ook in 't Nicaragua-Kanaal veel menschen van invloed betrokken zijn, terwijl de talrijke bezitters van aandeelen in de spoorlijnen tusschen Amerika's Oost- en Westkust geen voorstanders zijn van eenig kanaal en zeker niet van een goed kanaal. Die hebben dan des noods nog liever dat door 't Nicaragua-meer. Aangenomen echter, dat de quaestie spoedig zijn beslag krijgt en Amerika 't kanaal tusschen de beide groote Oceanen maken gaat, dan zal het toch nog wel tien jaren duren, eer het klaar is. Wie dus, langs dien gemakkelijker weg, de reis om de wereld zou willen doen in een goed ingericht stoomschip, zal nog een dozijn jaren geduld moeten hebben.
Van het Panama-kanaal is de overgang geleidelijk op een spoorweg, die evenzeer van grooten invloed zal zijn op de handelsbeweging. De Sultan van Turkije heeft eene Keizerlijke irade (besluit) geteekend tot goedkeuring der conventie, die gesloten is tusschen het Keizerrijk en de Anatoliesche spoorweg-maat schappij voor de verlenging van hare lijn tot Bagdad. Er is over die, reeds een tijd geleden gesloten conventie, veel polemiek gevoerd, vooral door de invloedrijke Petersburgsche en Londensche bladen, omdat men van Russischen, maar vooral ook van Engelschen kant, den invloed vreest van Duitschland's handel (en industrie, wanneer de aan de Perzische golf gelegen provinciën van het Turksche Rijk door een spoorweg met Europa zullen verbonden zijn en ook van uit zee langs denzelfden weg genaakbaar. De nieuwe lijn, die 2500 K.M. lang wordt, zal van het tegenwoordige eindpunt Koieeh uitgaan en moet over Biredjik, Mossoul en Bagdad naar Bassora en verder naar een of ander eindpunt aan de Persische-golf. Rationeel zal dit eindpunt Koweit moeten zijn, doch in dat geval vooral vreezen de Engelschen de concurrentie der Duitsche kooplieden en nijverheidsmannen, en om nu politieke moeilijkheden" te voorkomen, heeft men de vaststelling van het eindpunt verdaagd. Dit kon best gebeuren, omdat het geheel toch eerst in acht jaren kan voltooid zijn, hoewel de weg om te beginnen maar met enkel spoor zal woreen gelegd. Het werk geschiedt in section van 200 K.M.; aan de eerste moet worden begonnen uiterlijk drie maanden, nadat de plannen zullen zijn goedgekeurd. Turkije heeft eene soort garantie per K.M. aanvaard ; de Sultan staat er echter in 't bijzonder op, dat er ook sneltreinen zullen loopen 1 Ook op onze gemeenschap met Oost-Indië zal daarom die nieuw aan te leggen spoorweg van invloed zijn. — Voor het wereldverkeer in het algemeen zal hij groote economische en strategischo gevolgen hebben. — Turkije zal zich meer kunnen doen gelden in zijn afgelegen gebied en dit wordt van zelf toegankelijk voor alle andere natiën.
Uit Amerika werd op nieuw het bericht bevestigd eener aanstaande fusie der groote transatlantische stoomvaartlijnen. Wel wordt het van uit het centrum der belanghebbenden tegengesproken, maar toch gelooft men, dat eerlang het monopoliseerende plan zijn beslag zal krijgen. Het geldt echter, naar het schijnt, alleen de Angelsaksche lijnen, want de Fransche, Italiaansche en Duitsche lijnen zouden zijn uitgesloten. Als wij dit neerschrijven, denken wij op 't nieuw aan 't Panamakanaal in Noord-Amerikaansche handen. Het is een overgeefelijke fout geweest van het vasteland van Europa en van Japan, misschien ook van China, om niet in tijds hen te geloven, die er op wezen, dat de doorvaart van den Atlantischen Oceaan naar de Stille Zuidzee feitelijk moest worden: een internationaal bezit.
Van de korte berichten, die in den loop der week tot ons kwamen, vermelden wij in de eerste plaats, dat eener aardbeving te Chinpanpingo in Mexico. Donderdag 16 dezer was de eerste hevige schok, op Vrijdag gevolgd door een tweede, die bijna alles omverwierp, wat Donderdag nog was staan gebleven. In de straten waren talrijke breede en diepe grondscheuren. Men telde 8 dooden en veel gewonden. Te Stuttgardt is in den nacht van Zondag op Maandag het hoftheater afgebrand, zonder persoonlijke ongelukken. De suikerconferentie te Brussel zet kalm haar vergaderingen voort ; van haar werk wordt niet veel heil verwacht. Maandag is er gesproken over het régime, dat voor de koloniale suikers zou moeten worden aangenomen. Santoz-Dumont heeft deze week van uit Monte-Carlo een begin gemaakt met zijn proeven om met den bestuurbaren luchtballon de Middellandsche zee over te steken. Montgolfier heeft zeker niet gedacht, dat zijne uitvinding in zoo korten tijd tot zulk een resultaat zou leiden. E. v. Z.
Oost-Indische berichten. Vervolg op de berichten in ons vorig nummer omtrent Djambi en Solo. Belangen van Onderwijs en Kunst. Na hetgeen wij verleden week omtrent den toestand in DJAMBI mededeelden, ontleenen wij verder aan den correspondent, X, van het Bat. Nbl. :
«Het hospitaal te Soeroelangoen ligt voortdnrend vol. De transport-aannemer beschikt niet over genoegzame middelen en ook het gouvernement voorziet niet in een voldoend aantal bootjes, om alle zieken op tijd te kunnen evacueeren. Vele blijven dus telkens achter, wachtend op een volgende transportgelegenheid, terwijl zij intusschen meestal zeer sterk achteruit gaan, niet het minst ook door gebrek aan voldoende voeding en kleeding, waaronder wij allen lijden. Men ziet dus, dat het hier geen couleur de rose is. Niet alleen de manschappen beginnen het at te leggen, maar ook de officieren, hoe gaarne de laatsten het ook zouden willen volhouden. Reeds zijn drie kapiteins en vier luitenants geëvacueerd en anderen staan op de nominatie. Alleen Pontok Benteng mag zich blijkbaar in een vrij goeden gezondheidstoestand verheugen. Dit is bepaald een aardig tijdelijk postje, waar de menschen van Tiga Dessoen werkelijk voor hun genoegen eens een dagje gaan uitblazen en den inwendigen mensch versterken. Jammer, dat ook daar de berri-berri onder de dwangarbeiders reeds vele slachtoffers begint te eischen, hetgeen toegeschreven wordt aan de slechte, verlegen rijst, die als voedsel verstrekt wordt. Wij hopen nu aan het begin van een gunstiger tijdperk te staan. De overste Christan is namelijk eenige dagen geleden via Djambi te Soeroelangoen-Djambi aangekomen en zal daar een kampement voor het tweede bataillon bouwen. Zoodra de cholera te Tiga-Doesoen geweken is, zal het bataillon naar die plaats oprukken, terwijl Soeroelangoen-Rawas en Pondok Benteng dan door onze troepen verlaten zullen worden. De eerste compagnie onder den kapitein van Delden zal dan een tijdelijke post bezetten aan de samenvloeiing van Limoen en Batang Asel, terwijl de opvoer van levensmiddelen dan geheel zal plaats vinden over Djambi en Moeara Tambesi. Misschien worden wij dan eenigszins minder afhankelijk van den transporttrein door de prauwen, die de taak der dwangarbeiders wel gedeeltelijk zullen overnemen. En dat is noodig ook, de laatsten snakken naar rust. Zij ^hebben diensten gepraesteerd, waarvan men de handen in elkander slaat. Enfin, ieder kent den toestand; mensehen die voor een of'ander vergrijp zijn gestraft, worden naar hier gestuurd, om als het ware langzame doodstraf te ondergaan, üit geldt ten minste voor velen, getuige het groot percentage dat reeds is bezweken. En toch zijn het menschen die, hoewel gestraft, onder bescherming der wet staan. Maar het is gemakkelijk en bovendien zeer goedkoop, wat bij de tegenwoordig heerschende zuinigheid uitstekend te pas komt. Wanneer het op zuinigheid aankomt, worden recht en billijkheid, ja zelfs de wet in den steek gelaten.»
Den 22sten December zouden weder aanvullingstroepen van Batavia daarheen vertrekken. Moge hun lot beter zijn!
Omtrent de reis van den RIJKSBESTIEBDEE VAN SOLO en de audiëntie te Buitenzorg werd nog aan de „N. Vorstenlanden" o. a. geschreven : „Ter geruststellins van de gemoederen hier, die gelooven aan een bewolkten politieken hemel en ieder oogenblik een onweder willen zien losbreken, kunnen wij mededeelen, dat die audiëntie de eenige keer is geweest, dat Z. E. met den resident en den rijksbestuurder heeft gesproken. Wat daar gesproken werd, is geen geheim. Onze resident fungeerde als tolk, daar Z. E. nog geen Malcisch spreekt. Over staatszaken is zoo goed als niets gerept. Na de gebruikelijke complimenten ondervroeg Z. E. den rijksbestuurder over den algemeenen toestand in Soerakarta en wat door Z. H. den Soesoehoenan reeds gedaan was om de noodlijdende bevolking tegemoet te komen." (Onnnngfanaam doen de verhalen aan, die wij elders lezen, van de feesten, die aan het Solosche hof gehouden worden, terwijl een deel der bevolking honger lijdt!) //De audiëntie duurde een half uur." Zaterdag werd de reis naar Bandoeng voortgezet, waar de controleur den rijksbestuurder geleidde naar de opleidingsschool voor inlandsche ambtenaren en de kweekschool voor inlandsche onderwijzers. Daar was echter natuurlijk weinig te zien, daar met de vacantie die inrichtingen eigenlijk gesloten waren. Bezoeken werden nog gebracht aan den resident en den regent van Bandoeng. Hier had men gelegenheid een buste van H. M. Koningin Wilhelmina te bewonderen. Bewonderen is niet te veel gezegd. De buste is in djatihout naar een copie gesneden door een Soendances met geen ander werktuig dan zijn mes. Door de verf leek de buste er wel een van brons, en men zou meenen een product te zien uit een der eerste inrichtingen van Europa. //Bij het vertrek der gasten Zondag naar Moas was de heele officieele wereld van Bandoeng aan het station om uitgeleide te doen." Nu is het hooge gezelschap weder in eigen land teruggekeerd. De Rijksbestierder moet op een ieder, die met hem in aanraking kwam, een zeer gunstigen indruk hebben gemaakt. Jammer, dat wij omgekeerd van de indrukken, die deze man van beteekenis, zoo hier en daar, gedurende zijn reis moet gekregen hebben, niets te hooren krijgen. Een der Ind. bladen maakt de opmerking, dat het zoo hoogst zelden voorkomt, dat Inlanders zelfs de aanzienlijksten, reizen maken. Ook ons hier in Europa, is het dikwijls opgevallen, dat men elders, in Parijs en Londen b. v., veel meer Inlanders uit de Fransche en Engelsche koloniën ziet, dan in Holland uit de onze. Het bezoeken van vreemde streken kan zulk een goed middel zijn tot gezichtsverruiming en algemeene ontwikkeling, terwijl meerdere wederzijdsche kennismaking tot meerdere waardeering en verbroedering kan leiden 1
Betreffende het ONBEEWIJS in Britsch-Indië nemen wij uit „Bat. Nbl." van 24 Dec. over »In de Britsch-Indische bladen vinden wij een mededeeling, welke ook voor Nederlandsch Indië haar waarde heeft. Het openbaar onderwijs in de noordwestelijke provincies en Oudh heeft namelijk eenige wijzigingen ondergaan, waarvan wel de belangrijkste is, de vaststelling van een leeftijdsgrens, zestien jaar, voor de toelating tot de hoogeschool te Allahabad. Hetzelfde verschijnsel, dat wij hier ieder jaar bij het onderwijs kunnen waarnemen, leidde er toe: de kinderen worden zoo vroeg mogelijk afgericht op de examens, om toch maar binnen den kortsten tijd zich de diploma's te verwerven, welke den weg openen tot den staatsdienst. Vanzelf moesten daardoor de examen-eischen verscherpt "worden, zonder dat het den leerlingen ten goede kwam, zoo lezen wij in het desbetreffend verslag en na de toelating tot de hoogeschool bleken zij allen in het eerste jaar herhalingsonderwijs noodig te hebben. Dit is nu veranderd; door den leeftijdsgrens hebben de leerlingen al den tijd zich grondig te bekwamen, komen vanzelf beter beslagen op het ijs en het onderwijs wint aan breedheid en diepte.// En wij voegen hieraan toe : Wanneer zal Ned.-Indië zoover zijn, dat het een hoogeschool rijk is? Op onderwijsgebied komen onze koloniën nog zooveel te kort. Van bevoegde zijde wordt verzekerd, dat het Europeesch Lager- én Middelbaar onderwijs daar
niet voor dat in Holland behoeft onder te doen. Maar niemand zal durven beweren, dat het aantal Inlandsche scholen ook maar eenigszins evenredig is aan het getal inwoners. En zou de aard en het gehalte van dit onderwijs niet te wenschen overlaten? Wordt den Inlandschen jongelui de keuze van het onderwijzers-ambt ook wel gemakkelijk en aantrekkelijk genoeg gemaakt? Deze vragen kan men eveneens betreffende de opleiding tot Doktor-Djawa stellen. Welk onderwijs wordt er van Staatswege, zoowel aan Europeanen, als aan Inlanders gegeven op het gebied van landbouw, industrie, handel, ambacht en kunst? Over de nieuwe voor technisch- en vakonderwijs ingerichte „Wilhelmina-school", hooren wij klachten, dat niet alles van den aanvang af methodisch en doelmatig geregeld en in elkaar gezet was. Alle begin is echter moeielijk ! De proef, op hoe kleinen schaal ook, die thans genomen wordt in 's Lands Plantentuin te Buitenzorg tot het practisch en theoretisch opleiden van jongelui voor den tuinbouw is zeker een stap op den goeden weg. Wel heeft het ons bevreemd, dat er onder de tien leerlingen geen enkele vrouw is, evenzeer als het ons verwonderd heeft, dat in het eerste formulier aangaande beroepsopleiding door het „Nat. Bureau van Vrouwenarbeid" opgemaakt en loopende over Tuinbouw, geen enkele opmerking gemaakt is over dit onderwijs in Ned.-Indië. Wel staat er in aangeteekend, dat aan de Eijkstuinbouwschool te Wageningen ook meisjes opleiding genieten, maar welke vooruitzichten er voor de geslaagden in Indië zouden kunnen zijn, is er niet bij vermeld. Ook deze nuttige instelling is nog pas aan het begin van haar werken en ongetwijfeld ligt het wel in hare bedoeling, om inlichtingen hieromtrent in te winnen, zoowel bij de heeren Treub en Wigman te Buitenzorg, als bij andere deskundigen. Ons wil het voorkomen, dat juist in dit vak met al zijn onderdeelen (het kweeken en behandelen van planten, het aanleggen van tuinen en erven, het maken van bouquetten, kransen en versieringen ; het stekken, occuleeren en enten, het veredelen van groenten en vruchtboomen) het Indische meisje een aangename en nuttige werkkring zou kunnen vinden, ten bate van land en volk tevens.
Op het gebied van KUNST geeft Indië, althans in de hoofdplaatsen, de laatste jaren meer en meer te genieten. Met alleen dat verschillende artisten zich doen hooren, zooals onlangs weer de zangeres Willy Arents, wier talent zeer wordt geroemd, maar ook de beeldenkunst begint tot haar recht te komen. De voor eenige maanden opgerichte „Ned.-Indische Kunstkring", welke geopend werd met eene tentoonstelling van schilderijen, geeft er nu eene van aquarellen, die de eerste in de schaduw stelt. Er zijn stukken van: de Josselin de Jongh, Haver man, Mesdag, Bastert, Bakker Korff, v. d. Sande Bakhuyzen, Tetar van Elven, Louis Apol, Eerelman, Legner, Verveer e.a. De Bataviaasche bladen wijden uitgebreide artikelen aan het tentoongestelde. Nu wij van kunst spreken, mogen wij alweer de O.-I. KUNSTNIJVERHEID niet vergeten. Wel vernamen wij den laatsten tijd niets meer omtrent het vorderen der voorbereidende maatregelen tot het in 1903 houden der Tentoonstelling te Batavia, maar; wetende in welke goede handen deze zaak is, vertrouwen wij ten volle, dat alles gedaan wordt, om het beoogde doel te bereiken. Ook zijn wij overtuigd, dat ieder lid der Vereeniging „Oost en West" in Oost-Indië bijzondere aandacht zal wijden aan hetgeen op Kunstnij verheidsgebied in en om zijn woonplaats op te merken valt en niet verzuimen zal, melding te maken van de resultaten van dat onderzoek aan het Afdeelingsbestuur te Batavia, dat onmiddellijk in relatie staat tot de 5e Commissie hier, die zich de bevordering dier kunst ten taak stelt. Met vreugde en volkomen instemming begroeten wij dan ook het bericht in het „Bat. Nieuwsblad": „De tentoonstelling van voorwerpen van inlandsche kunstnijverheid (metaalbewerking), waarover wij reeds spraken, zal morgen, den 20sten Dec. door de goede zorgen van den controleur J. E. Jasper te Soerabaja geopend worden. Wij ontvingen heden een catalogus, gaande over 211 nummers welke een zeer belangrijke verzameling uitmaken. Verschillende der tentoongestelde voorwerpen zijn te koop en wij twijfelen er niet aan, of deze poging van den heer Jasper zal weder een stoot geven aan nadere betrekkingen tusschen de vervaardigers en het groote publiek." Wij spreken de hoop uit, dat de heer Jasper zich Di.1 „Oost- en West" zal willen aansluiten, om gezarnelijk met vereende krachten voor het beoogde doel te werken.
Onze Ned.-Indische Afdeeling.
Uit de Oost-Indische bladen nemen wij over: De Afdeeling „Nederlandsch Indië" van de Vereeniging „ Oost en West" werkt kalm, maar rusteloos, voort om de belangen van repatriëerende indische families in het bijzonder, en die Tan geheel Indië in het algemeen, te behartigen. Met genoegen deelt het bestuur mede, dat het er reeds gedeeltelijk in geslaagd is uitvoering te geven aan het plan, om te Batavia een informatiebureau op te richten, waar families of ouders, aie naar Nederland vertrekken of hun kinderen naar europa willen zenden, inlichtingen kunnen bekomen. JJoor de goede zorgen van het hoofdbestuur kwam het bestuur der afdeeling „Nederlandsch Indië" in het bezit van enkele woninggidsen en andere gegevens, die gaarne franco aan leden van de vereeniging worden toegezonden. Ook beschikt het bestuur reeds over eenige adressen van families in Nederland, welke zich gaarne belasten met de huiselijke opvoeding van indische £mderen en als zoodanig een zeer goeden naam hebben, «•et bestuur hoopt binnen korten tijd over genoeg gegevens te beschikken om op alle aanvragen om inuchtmgen volledig te kunnen antwoorden. (1) voorts bestaat het plan, om mettertijd kleine ten.°onstellingen te organiseeren van voorwerpen van miandsche kunstnijverheid en zoo mogelijk iets blijvends van dien aard op te richten, opdat een ieder v.. ? e gelegenheid zal zijn, zulke voorwerpen voor bijhjken prijs aan te koopen. Gelukt het, om op die ^ijze de inlandsche kunstnijverheid aan te moedigen, j*an zal ook in Europa met den steun van het hoofdestuur een markt voor zulke voortbrengselen des lands gezocht worden. Belangstellenden kunnen zich reeds verdienstelijk maken door het bestuur te Batavia alle mogelijke lichtingen te verstrekken omtrent plaatsen of streken,
voor ^ i j v o e£ e u üerbij de opmerking, dat zij die hunne kinderen *ill °Pvoeding- en onderwijs naar Nederland willen zenden en zeker Wor(n z i j n' dat °°k hi ß r 0 T e r huisvesting, verzorging enz. toezicht Voor ^OÜOu.dei1) zich kunnen aanmelden bij de „centrale commissie ÄM3't>eM PV°iedin£ e n on(ierwiJs"> waarvan president is: de heer H. C. van ^ a n vL tr i>erP0Ecllerstraat 124, en secretaris : de heer J. TAie, l a «en» Itteerdervoort 163, beiden te 's Gravenhage. Voor plaatsing lineshfi*t e c i a a l aangewezen plaats ook bij de daar gevestigde afdee
waar de inlanders zich met de beoefening van kunstnijverheid bezig houden, zoo mogelijk met opgaaf van den aard der voorwerpen en de prijzen. Nadere inlichtingen worden gaarne verstrekt door het bestuur, bestaande uit de heeren : H. J. W. van Lawick van Pabst, mr. J. H. Abendanon, M. B. Rost van Tonningen, mejuffrouw E. van Loon en Th. J. A. Hilgers, secretaris-thesaurier. Ten slotte brengt het bestuur der afdeeling Nederlandsch Indië in herinnering, dat families die naar Nederland vertrekken, zich bij aankomst aldaar onmiddellijk kunnen wenden tot het hoofdbestuur (1), dat gratis alle mogelijke inlichtingen verstrekt omtrent pensions, onderwijsinrichtingen, medische hulp, enz, enz. Verscheidene indisch-gasten hebben reeds'van die hulp gebruik gemaakt en tot nu toe zijn allen vol lof over de goede en vertronwbare inlichtingen.
(1) De leden van het Hoofdbestuur zijn: Mevr. N.VAN ZUYLEN — TROMP, presidente, Heerengracht la den Haag Q. P. H. H. GONGGRIJP, penningmeester, Laan van Meerdervoort 159 Mr. A. SLOTEMAKER, secretaris, Hugo de Grootstraat 18 Mevr. M. TEN BOSCH—BOSSCHER, van Merlenstraat 81 Mevr. M. TERSTEEG- PRONK, Plaats 20 Mr. G. VAN SLOOTEN AZ., Conradkade 43 Mevr. C. G. KOUKENS — v. D. DOES DE BIJE, Boulevard Teteringen Breda 3hr. CLIFFORD KOOQ VAN BREUGEL, Boulevard Teteringen id. Mevr. M. WEUSMAN—BUITJES, Maliebaan Utrecht D. F. ROMEIN, Willem Barendstraat 20 id. J. JONKER, Eusebiussingel 22 Arnhem A. H. VAN DER HEIDE, Verlengde Parkstraat 26 id. J. A. VAN ZIJP, Emmastraat 65 id.
id. id. id. id. id.
V a r i a .
Hoe de Inlander» lachen.
Uit de „Sem. Ort." nemen wij de volgende, zeer schetsende beschrijving over: „Onze bruine broeder lacht zelden. Doet hij het, dan geschiedt het met de oogen, zonder dat het overige van het gelaat er aan deel neemt, maar viert hij bot aan z'n spotlust, dan is hij scherp, bij het venijnige af, en moet het overheerschende ras 't in den regel ontgelden. Met betrekking tot het lachen van Inlanders wil ik u een voorval vertellen, waarvan ik de onvrijwillige getuige was. Het zal zoowat in de jaren vier of 85 geweest zijn zijn, dat de toemalige kolonel Romswinckel (de vechtmajoor) inspectie hield over het te Fort de Koek gelegerde half veld-bataljon. Er werd theorie gehouden over garnizoensdienst. Ik was onderofficier en had mij een zestal inlandsche soldaten toebedeeld gezien, die ik in de geheimen van de militaire eerbewijzen had in te wijden. Voorschriftmatig maakte ik gebruik van de taal, die men zoo te recht kazerne-maleisch noemt. Werd ik niet begrepen of schoot m'n eigen kennis van dat taaltje te kort, dan lichtte ik toe in het javaansch, de moedertaal mijner toehoorders, de taal, die ik, als op Java geborene, even goed spreek als mijne moedertaal, het nederlandsch. Eenige passen verder poogde een luitenant, nog niet lang geleden uit Patria gearriveerd, dezelfde wetenschap deelachtig te maken aan een achttal inlandsche fuseliers, waarbij natuurlijk alweer de taal, die hem noch zijn toehoorders eigen was, tot voertuig van gedachte diende Joost Romswinckel, na geïnformeerd te hebben, waarmee mijn supérieur bezig is, houdt zich eenige oogenblikken bij die afdeeling op, toen ik op eens onze officier in het maleisch iets zeer absurd's en equivoque's hoor zeggen. Met een : „weet u wel, wat u daar zegt meneer"? fluistert de kolonel het hem tevens in, en vervolgt: „ziet u wel, meneer, uw manschappen lachen u uit;" doch daar er volgens Europeesch begrip niet gelachen werd, waagde de luitenant te repliceeren: „Pardon, kolonel, hier lacht niemand", waarop van de zijde van Joost volgde: „Ah, meneer u schijnt dus ook niet te weten, dat de inlander alleen met de oogen lacht." En met een: „leer van hem zelfbeheersching meneer", schreed de inspecteur verder."
Goede en si echte gewoonten. Menig Indiër uit den goeden ouden tijd moet zich in laatste jaren zeker grootelijks verwonderd hebben van de pas uit de groote steden van Insulinde teruggekeerden te hooren, hoe ook daar de Mode-tiran zijn scepter zwaait, hoe dames met hoed en voile loopen, zich kleeden in nauwsluitende fluweelen japonnen zelfs met bont! versierd, heeren zwarte gekleede jassen en hooge stijve boorden dragen, hoe beide bij deftige gelegenheden gehandschoend moeten zijn! Vraagt men nu de verhalers, ieder in het bizonder, in gemoede af, of zij zich zoo uitgedost in de warmte behaaglijk voelden, zoo zal het antwoord volmondig „neen" zijn en toch heeft geen hunner den moed gehad met die hinderlijke, slechte gewoonten te breken. Geheel zijn wij het dan ook met het, „Nieuws v. d. Dag van N.-I." eens, waar dit blad zegt:
»Als een ontluikend sneeuwbloempje op de vaalzwarte jassen-heide heb ik Donderdagavond in den Schouwburg in de loge een witte jas gezien, niet op den rug van een Krijgsman, maar op dien van een Dienaar des Bechts. Eigenlijk waren het er Iwee, twee sneeuwbloempjes, twee witte jassen en twee advocaten : één blonde en één bruine. Zij vervulden mijn hart met onzegbare blijdschap! Wel weet ik, dat één zwaluw nog geen zomer maakt ; dat één witte jas in de loges niets beteekent op zich zelf — vooral hier niet, daar de heeren van het tooneel kwamen, •— maar de stoot is gegeven en het zijn de vertegenwoordigers van het Intellect, die dien stoot hebben toegebracht aan de vermolmde instelling van een zwarte-jassen-tyrannie ; die hebben geproclameerd : //De Bechten van den Mensch en Schouwburg-bezoeker." Nog weinige weken, en wie weet, dat kleine beekje wordt een stroom, die stroom van witte jassen zwelt aan, en wordt een schuimenden vloed van zwalpend wit, een sneeu w-Niagara. Dat zij zoo!// De „Sem. Courant" is van dezelfde opinie, zooals blijkt uit de woorden: „Inderdaad zijn de Gouverneur Generaal en Zijne familie doodeenvoudige menschen, zóó eenvoudig zelfs dat de meeste secretarie-ambtenaren daaraan zich' ergeren moeten. Z. E. laat zich hierdoor echter niet van zijn stuk brengen, wat heel verstandig van hem is ingezien, vooral op een plaats als Buitenzorg, waar de meeste menschen het wat hoog in den bol hebben. Als de eerste persoon in onze indische maatschappij in eenvoud vóórgaat, dan zal het goede voorbeeld spoedig wel navolging vinden." Wij helpen het van harte wenschec. !
Een andere slechte gewoonte, zegt dezelfde courant terecht, is het overoude gebruik, dat Chineezen in de poeasa(vasten)-maand zich bedienen van allerlei listen, om den simpelen inlander te ontdoen van zijn penningen en hem daarvoor de meest nietswaardige prullaria in de handen te stoppen. Een der daarbij gebruikelijke akals (streken) is in de j binnenlanden het houden van z. g. handelsvenduties, waarbij niet wordt opgeveild door den afslager, maar door den
kooper aan den verkooper wordt aangewezen, wat hij verlangt; waarna hij voor de schuld wordt'gedebiteerd op de vendurol. De verkooper heeft het dan in zijn macht den prijs — meestal buitensporig hoog — te bepalen en als hij den venduschrijver en den als vendumeester fungeerende (gewoonlijk) Ie klerk dan nog een donceurtje vereert, vaart John Chinaman er wel bij en de koopgrage Javaan is 't kind der rekening. Het bestuur zou goed doen daaraan een eind te maken. RECLAMES.
Fiki di mana., hoor 'k baboe zeggen, Njonja musti makan visch, Njonja lust geen ikan kring meer, Omdat die hier niet lekker is.
Doeloe doeioe op Negri Java Kocht baboe visch bij de Chinees , Jolangde even naar de passar Betaalde daar en klaar was kees. Maar in Blanda is dat anders Daar gaal Njonja zelf er heen. Omdat de keus in visch er groot is Grooter dan in de Oost voorheen.
Veel verschillend zijn de prijzen Naar gelang van vangst en waar. Ook de visschers die dat vangen Hebben er hooger loonen naar.
Enak sekali, ikan blanda, Lekker smullen is toch zoet, Schelviseh , paling, oesters, kreeften , Die 't betalen kan, doet 't goed.
Wil 't adres toch niet vergeten, Waar wat fijns te pronken staat, V a n d e r H a r s t doet 't U nog eens weten, 't Is, R o g g e T e e n s t r a a t hoek P r i n s i l e n d r i k s t r . Aanbevelend: O. v a n d e r H a r s t firma A. Knoester, 's-Gravenhage, Roggevcenstraat hoek Prins Hendrikstraat, Visckmarkt hoek Schoolstraat. Sclieveningen, Vijzelstraat 18 telefoon 4177.
MHEMDEN
passen onberispelijk. SCO SCO SCO
OUSJES OUSJES OUSJES
Telephoon 930. A. SERPHOS & Co. Leveranciers aan Kijks- en Gemeente-Instellingen. Uitsluitend verkrijgbaar 69, DENNENWEG 69, JDZEHNT I3:.A..A.Gk
De waarheid omtrent het leven in iVederlandscii-Jndië.
in. Men moet Indië nemen zoo als het is. En zou men voor „Indië" niet elk willekeurig land in de plaats kunnen zetten? Heeft niet ieder land zijn eigenaardigheden, min of meer sterk afwijkend van die, welke wij ons van jongs af aan hebben eigen gemaakt, waarmee we zijn opgegroeid, waarin we zijn opgevoed, die we ingeleefd hebben? Hoeveel te meer geldt niet 't verschil voor een tropisch land als Indië. Als aan hen, in wier bestemming 't ligt er heen te gaan, een opvoeding, een voorbereiding werd gegeven in de richting van dat begrip ; als hun niet alleen de kundigheden werden bijgebracht, noodig om „carrière te maken", maar hun er ook op gewezen werd, wat hen daar te wachten staat, hoe een Europeaan zich moet leeren aanpassen aan toestanden, zoo verschillend van die, waarin zij werden groot gebracht, en waar de voetangels en klemmen in de tropen liggen, en zooveel meer; dan zouden velen minder ontgoocheld worden bij een eerste kennismaking; zouden zij niet met één slag hun illuzies, te onpas gemaakt, vernietigd zien; zouden zij beter weten, hoe zich te gedragen in voor hen nieuwe, vreemde, bizondere levensomstandigheden; zouden er niet zulke malle ;praatjes verspreid worden en ingang vinden.
Indië is heet, gloeiend heet, overal, wordt gezegd; de menschen worden er vadzig door die eeuwigdurende hitte, lui en loom, ongeschikt, om bij terugkomst nog iets te presteren; iedereen is er op uit, om ten koste van zijn evenmensen carrière, promotie, fortuin te maken; 't is er een dooie boel, zoowat nergens vindt men amusementen, die 't Europeesche leven
veraangenamen; men kan elk oogenblik 't slachtoffer worden van de meest venijnige ziekten; de inlanders zijn niet te vertrouwen en vermoorden je om een kleinigheid enz., enz., enz. Zoo voortgaande zou men een heel folio op de debetzijde van Indië kunnen vullen met meeningen, die helaas maar al te vaak worden geuit uit ontwetendheid of vooringenomenheid.
Een van de grootste bezwaren tegen Indië is de ontzettende hitte en wat er mee samenhangt, water 't gevolg van is. Indië is warm, zeker, heel warm, daar is 't Indië voor, maar niet overal en onafgebroken, zoodat men er aan denken moet, als aan een smeltoven, die nooit wordt uitgedoofd. De hooge temperatuur is in de kuststreken en in de lage binnenlanden. Heeft't regen-seizoen met zijn zware, opfrisschende buien afscheid genomen, is de afkoelende nacht verstreken, de vroege morgen met zijn aanwakerend windje in den stillen dag opgegaan en de avond met zijn klare sterrenhemel of glanzend maanlicht nog met gevallen, ja. dan is die hooge temperatuur in 't drooge jaargetijde voor velen, vooral als soms ook de nachten geen verademing brengen, in 't begin bijna onhoudbaar. Maar de mensch went aan alles, wanneer 't moet, en hoevelen vindt men niet in Indië, die zelfs spoedig over het eerste gevoel van onbehagen heen komen en met evenveel lust als ijver, ook op 't heetst van den dag, hun werk blijven doen. Komt men in hooger gelegen streken, op de bergen, dan is er niet alleen geen sprake van onhoudbare hitte, maar dan wordt genoten van een luchtgesteldheid, waarvoor men menig Europeesch klimaat gaarne geeft; wordt men weldadig aangedaan door een frissche kou, die de wangen met een blos kleurt en zelfs de bruine gelaatskleur der inlanders aanroodt; niet een nijpende (= knijpende) kou, die pijn doet. Men vergeet maar al te gauw, hoe de kou in de noordelijke landen, maanden lang vergezeld van scherpe, gure noordenen oostenwinden pijn veroorzaakt, wat warmte nooit doet. Dat die warmte zelfs op plaatsen aan de kusten niet noodzakelijk afmat, doet versuffen, ontzenuwd, ongeschikt maakt tot gezetten arbeid, bewijst de groote werkkracht, die in Indië, én in 't ambtelijke, én in 't landelijke en particuliere leven, én in den koopmansstand wordt ontwikkeld. Er wordt in Indië, trots alle warmte, in weerwil van soms andere ongunstige omstandigheden, 't zij telkens en telkens weer herhaald, door de meesten hard, meestal harder en minstens even goed, zoo niet beter gewerkt, dan in menig land, waar klimaat en omstandigheden zooveel gunstiger zijn. Dat enkelen niet in staat blijken tot doorzettenden arbeid en er hun stuwkracht verliezen, hun gezondheid zien kwijnen, is juist, maar zouden de meesten onder dezen 't elders wèl volhouden, opgewekter en arbeidzamer zijn geweest en - — gebleven? Kwamen zij gezond in Indië en zorgden zij er voor hun gezondheid te bewaren, speciaal ook met 't oog op die hitte? Men denke er aan, dat op hen, die 't in Indië „afleg n", de aandacht valt, maar op hen, die 't volhielden, en gezond terug komen, niet gelet wordt. den'
Er wordt in Indië hard en goed gewerkt, niet omdat 't zoo pleizierig is, maar omdat 't moet. Men komt anders niet, waar men wezen wil. Men gaat nu eenmaal niet de wijde wereld in, om mei-vooruit te komen. Men wil parvenu worden, of zooals de heer van Vleuten 't juist zegt : „De meeste Europeanen kwamen hier (naar Indië) om een doel te bereiken, te trachten de parvenir : de kooplieden om zoodra mogelijk fortuin te vergaderen, ambtenaren, officieren etc. om zoodra mogelijk een mooie promotie te maken en een hoog pensioen machtig te worden,-ten einde een aangenamen, onbezorgden ouden dag in Patria te hebben." Dat er gestreden wordt, dat menigeen, die niet mee kan, achter moet blijven, soms wel doodgedrukt wordt, kan 't anders ? Dat er zijn, die geen oog en oor hebben, dan voor hun zaken, is dat niet overal zoo? Dat de strijd in Indië om een goed bestaan aangebonden, dadelijk opvalt, voor een ieder waarneembaar is, is 't niet duidelijk, waar verreweg de meesten dàt doel hebben ? Maar het doel is niet te laken, integendeel ; en zij die 't nastreven worden niet onvatbaar voor indrukken, die er naast staan. Dat bewijzen zij, die in Indië werken voor Indië, die naar Patria komen. Naar Nederland terug. Wat voor de Kolonie jammer is, — al blijkt 't meer en meer dat velen er blijven of weer terug komen, — want wat dat land er door verliest, wint't Vaderland, en dat waarlijk niet alleen wat 'tftnantieele betreft. De mannen en Vrouwen, die uit Indië terugkomen, brengen behalve hun kapitalen en pensioenen veel meer mee : hun wereldwijsheid, hun ondervinding, hun ruimen blik, hun kennis, hun energie. Hoevelen schiepen zich hier, na Indië wetenschappelijk en materieel gediend te hebben, een nieuwen werkkring, nemen openbare betrekkingen waar, geven den toon aan op verschillend gebied, en hebben in Patria den geest wakker geschud, opgefrischt, vooroordeelen helpen wegvagen. Hoeveel beteekenisvolle personen schonk de Kolonie niet aan 't Moederland.
Nederlands kinderen brachten nog meer: nieuw bloed. Op de debet zijde van Indië kan nog maar al te dikwijls opgeteekend worden de weinige ingenomenheid, waarmee „pur sang's" spreken over de gemengde huwlijken, die in Indië gesloten worden. Verschil in ras, aard, levensbeschouwing en opvatting, heet 't, maken, dat in vele Indo-Europeesche huwlijken niet de gewenschte eensgezindheid heerscht. 't Is natuurlijk, dat wel eens van weerzijds sterk uitgedrukte rasverschillen, oneenigheid 't gevolg is, maar ook is 't zeker, dat voor 't meerendeel de beschaving en ontwikkeling der Indische vrouw van goeden huize en in hoofdzaak is van de vrouw sprake, - dien trap beeft bereikt, dat een vereeniging door 't huwlijk wel degelijk evenveel waarborgen voor huwlijks-o-eluk geeft, als overal elders. De genegenheid van 't eene ras voor 't andere is van te duurzamen aard gebleken, dan dat we po°in°-en zouden willen doen, om dit nog in 't bizonde* te staven. Nederland neemt ongetwijfeld onder de meeste koloniseerende mogendheden in deze een zeer exceptioneele en zelfstandige plaats in. Nergens komt in andere koloniën 't vermengen van rassen zoo sterk en met zulk een natuurlijk en onbelemmerd verloop voor De beteekenis en de gevolgen doen zich misschien nog niet zoo gemakkelijk onderkennen en vaststellenmaar eenmaal zal de geschied vorscher, die een cultuurgeschiedenis van Nederland en zijn koloniën schrijft rekening er mee moeten houden, want evenals daarginds verkregen uiterlijke eigenschappen naar 't Vaderland worden overgebracht, evenzoo dringen door die verbintenissen innerlijke hoedanigheden 't Nederlandsche volk binnen. _ Voor 't leven in Indië is zulk een gemengd huwelijk niet af te keuren, zelfs in menig opzicht, een zegen, niet
i
A D V E R T E N T I E N.
ÄSSUrantie Maatschappij tegen Brandschade en op het Leven
E E NEDERLANDEN™ is«.
Kantoren : 's-Gravenhage , Kerkplein, boeit Prinsestraat. — Amsterdam, Sophiaplein. — Eotterdam, Zuidblaak 24 (Beursplein). — Breda Prinsenkade.— Haarlem, Kruisweg 70 c.— Nijmegen, Inde-Betouwstraat 8. — Groningen, Akerkhof,hoek Akerkstraat. — Zutphen, Uselkade.
Hoofd-Directie te 's-GraYenhage : CAREL HEiSNY. Directeur; Mr. J. J. HENNY, Adj.-Directeur. Eapitaal f 4,000,000 Reserves uit. 1900 - 1,877,900 Betaalde •brandschaden tot uit 1900 - 21,625,000
Verzekering tegen B R A N D - en I N B R A A K s c h a d e legen l a s t e en « e e r b i l l ij k e P r e m i e n , z on d e r tnleggelden of Nabetalingen.
IN ROBES {„»u „<»"• Fransche Coupe ^ a . « w **• — 7
""• Reform kleeding SPECIALITEITE I I DTOISCHE KLEEDINGES", «aar k e u » . Attesten ter inzage, ^139 Van Swietenstraat 113. Hen Maag.
VERHUIZINGEN onder garantie.
PORT-, SHERRY, MADEIRA en fijne TAFELWIJNEN
Op 1°. Februari a. s. zal ondergeteekende te Parijs een Reis- en infformatieBureau oprichten. Daar zullen dë meest betrouwbare inlichtingen omtrent reisgelegenheden adressen van Parijsche Hotels en Nederlandsche Pensions met matige prijzen te krijgen zijn, terwijl ook Reisbiljetten zullen worden verkocht. Verder worden tegen matige provisie bestellingen voor Nederland en Oosten West-Indië uitgevoerd. Adres zal nader worden opgegeven. Wed. L. H0GENW0NINC-, geb. EUITENBAOH.
Een b e k w a a m UlacUinistB a n k w e r l t e r , zelfstandig alle herstellingen aan machines en materieel kunnende uitvoeren; bekend met Engelsche en Fransche taal, werkplaatsadministratie enz., zag zich gaarne geplaatst, liefst in eene onzer Indische koloniën. Uitmuntende referentiën ten dienste.
ZIJN alom bekend.
HEERENGRACHT 3 - 5 2 , Ren Haag. Succursales: UTRECHT, LEIDEN.
„Be wijnen van dit Ms zijn verkrijgbaar bij den heer „ B . D E B A S " te Batavia, Hoofdagent voor West-Java." Correspondentie te adresseeren aan: S a i s o n A n t o n i o A g a i l a r
Franco brieven te adresseeren aan en inlichtingen te bekomen bij de 3de Commissie der Vereeniging „Oost en West", Heerengracbt 4 , Ren Haag.
B E P A T B I E E R E N D E F A M 1 I I E S , zich. h. t. 1. vestigende voor opvoeding & onderwijs hunner gezinnen, informeeren omtrent Kampen als woonplaats. Geen Gem. Bel. Eijks Pers. Bel. en Ope. laag. Lager-, middelb. en Hooger Onderwijs van af ƒ 12.— tot ƒ50. per jaar. Gelegenheid voor studie rustig. Keuze van woningen. Kook- en Lichtgas 5 à 6 cent. Waterleiding uit de heide bijzonder zuiver en goedkoop. Verbindingen per Boot en Spoor gemakkelijk. Ligging gezond en fraai. Onderling verkeer aangenaam. Goede pensions voor jongelieden. Inlichtingen geeft kosteloos de "Vereeniging tot bev. v/h Vreemdelingenverkeer. BOEKHOUDEN. Opleiding voor examens eu praktijk door G. L. REINDERHOFF, Obrechtstraat 3 . » e n Maag. Leeraar M. O. Boekhouden, Assistent vjh. Nederl. Inst, van Accountants, Gedipl. enpract. Boekhouder I , e e r a a r II. O. SCHOONSCHRIJVER Verbetering van slecht, moeilijk schrift in fraai, vlug loopend, volgens practische, vlugge methode. Aanbevolen in het belang van studeerenden, handelsbedienden, ambtenaren en allen, die werkzaam zijn in of solliciteeren naar administratieve betrekkingen. Opleiding voor Examen M. O. Buiten Den Haag les per correspondentie. Billijke voorwaarden.
J, J. Ki*ogshol!eiv
Badhuisstraat 54, Scheveningen.
H A l V U E I i i n Koloniale Waren, Comestibles Geconserveerde Groenten, Visch en Vleesch enz. Speciale conditiën voor de leden van „Oost en West".
A. A. KNÜIJVER & ZONEN, Gedempte Raamstraat 11-12, 'SGRAVENHAGE. Hofleveranciers. Nederlandsche Fabriek van Borduuren Passementwerken, Galonweverij à Jacquard, Photografiën en Teekeningen van \ a an d eis. Maconieke Artikelen enz. worden franco ter inzage gezonden. Zilveren Medaille Wereldtentoonstelling PARIJS 1900. Eduard Peiger, „La Haye" - g f ï ^
** N° 39 Prinsestraat N° 41.
Wol-Regime. Depot van het tEclite Prof. 'Dr. G. Jaeger's NORMAALONDERGOED, voor Heeren, Dames en Kinderen, in Winter- en Zomer
Bergplaats voor Inboedels
( G - A E D E - M E U B L E ) VERPAKKING (Emballage) van alle soorten van goederen ter verzending door de geheele wereld. DEGRÜIJTER&Co.
AMSTEEDAM, DEN HAAG, AENHEMLeidschekade 70. Westeinde 48. Parkstr, 70/71.
Grootste Keuze.
'^Sfips-'
Franco levering door het geheele Rijk. Th. A. A. SIMONIS. Groenmarkt 34, over de PREVSESTRAAT ID E 1ST ü .A. J± Q-
JÄÄRLIJKSCHE OPRUIMING
^TA.i*r
DE L E E U W ' s Anijssuiker en Slemppoeder, zijn de beste en voordeeligste. EENIG ADRES: Mej. E, DE LEEUW, Prinsestraat 42, Den Haag.
ISEEIEF & Co. VEENESTI1AAT 16)18, den "Haag. Magazijn ïan Garen en Band.
DAISIES HAfJDWEBKEN. - Natuur Wollen Ondergoederen
VAN Jansen en Tilanus. FRIEZENVEEN.
JAC. ftfiOULIJN, Opticien, I n s t r u m e n t m a k e r , 2e Wagenstraat 95, Den Haag, TELEFOON 704.
B H I X i i L V en PIJVCE-NEZ. Voorschrift van Heeren Doctoren. Artikelen voor Ziekenverpleging, Verbandstoffen, Breukbanden, Snspensoirs enz. Aanleg en onderhoud van TELEFOON en ELECTRISCHE SCHELLEN
C. J. v. d. MEIER, Ïïaldeek-Pyrmontkade 11, Ha, 13,
D E N H A A G .
H A . ] S T D E L in Wijnen, Binnen- en Bnitenlandsche Bieren, Minerale en Medicinale Bronwateren en Gedistilleerd. S P E C I A L I T E I T In B o r d e a u x - , R o n r g o g n e - , P o r t - , R i j n - e n Moezel w i j n e n . Champagne en Cognac.
J. A. DE GRUUTER,
OtoecMstraat 196, hoek Reinkenstr.
DEN HAAG.
Groote Sorteering
VliLKACHELS, CALOlilFÈRES
EN MajolicaTEGELKACHELPLATEN
tot de laagste prijzen. A.YAHLE&C0, den Haag, HOOGSTE. 14 Telephoon 1218. Mo tier dam, H oogstr. 340. Lijders aan Jicht en Rheumatiek ten zeerste aanbevolen. Bovengenoemde Firma hebben wij voor 's-Gravenhaffe den A l l e e n v e r k o o p opgedragen. W I E R . R E X G E R S ö h n e , Stuttgart, E c n i g e geconcessionneerde Fabrikanten der E c h t e Prof. Dr. G. JAEGEE's Normaal-Ondergoederen.
35 •8 »
9 »
e $ r'«
2 it 2 B
o P » H P 2. N§ P'?
9 H » P
Tapijt-, en Beddenmagazijn,
N ^ V PEINS HENDEIKSTEAAT ^ r ^ % hoek van Diemenstraat,
^ . 4 3 .
Behanger, ^ a
Stoffeerder, ^ $ V
bekend BEDDENMAKER
R E X H A A G .
pécorateur. ^
jrCiele $ Go. Veenestr>aat 5 0 DEN HAAG.
Fabriek en Magazijnen van duurzaam Verzilverde
ARTIKELEN
VOOR Luxe en Huishoudelijk gebruik.
OVERHEMDEN n a a r m a a t .
Chemisier, 24—26 Hoogstraat, Den Haag.
Indische Uitrustingen.
Fabriek en Magazijnen „DE NIJVERHEID" B R E D A . Behangerij, Meubelfabriek,
Bedden- en Matrasscnfabriek. Mart. Lefel-Oomen, H o f l e v e r a n c i e r .
Concureerendst adres voor compleete meubeleering. Enorme voorraad. Lage prijzen. Directe levering. Geïllustreerde prijscatalogua Gratis en franco.
E. J.F. VAK DISSEL & Z O ™ , EINDHOVEN.
FABKIEK van LINNEN TÄFELGOEDEREN enz. enz.
Inrichting voor het maken, horduren en festoneeren.
S P O E R I G E A F E E Y E R I N G . PRIJSCOURANTEN alsmede ruime kenze yan STALEN en MODELLEN, worden op aanvrage franco toegezonden. AGENTESSEN GEVRAAGD met relatiën onder den gegoeden stand. ZALEN TE HUUR VOOR VERGADERINGEN »Ear H A A G , Heerengracht 4.
jparapluies en "Wandelstokken. JAC. W. F. B1EGELAAR, Veenestraat 31, I>on Haag.
Iiaden en Xiossen van alle Goederen uit Spoorwagons en Stoombooten ( o n d e r garantie.)
Commissie en Expeditie. Douaneformaliteiten.
PARAPATTAN WEEZENGESTICHT to Batavia.
IE de hoop dat de wetenschap, dat vele weezen door eene liefderijke verpleging in het Parapattan Weezengesticht te Batavia, voor ondergang behoed en tot nnttige leden der maatschappij worden gevormd, eene opwekking moge zijn voor alle weldenkende ingezetenen van Nederlandsch-Indië, die thans in Nederland verblijven en ook voor niet-Indiers, om ook het hunne bij te dragen tot instandhouding van het Parapattan Weezengesticht, doen wij in de eerste plaats een beroep op den liefdadigheidszin van de in Nederland wonende ondgasten. Jaarlijksche contribution en donation worden gaarne door den ondergeteekende in ontvangst genomen.
Namens liet Bestuur ?an het PARAPATTAN WEEZENGESTICHT te Batavia, W. O R E M E R ,
Generaal gemachtigde voor Nederland, Nieuwe Schoolstraat 8 9 , te s-Gravenhage.
Abonnement voor niet-leden.
Ondergeteekende verklaart zich te abonneeren op het Koloniaal Weekblad orgaan der Vereeniging „OOST en WEST" à f2- per jaar.
Naam : Woonplaats:
Verzoeke dit biljet na invulling uitteknippen en aan de Uitgevers van dit blad, Haagpoort 4 , den Haag te zenden.
De 's-Gravenhaagsche Boek- en Handelsdrukkerij voorheen Gebr. Giunta d'Albani.
VATSr
HET KOLONIAAL WEEKBLAD
D o n d e r d a g ; 23 J a n u a r i 19©».
in 't minst, waar 'then geldt, die een deel van hun leven in de diepe binnenlanden moeten slijten. De Indische vrouw is met haar kennis der toestanden, of dé gemakkelijke manier waarmee zij zich gewent aan die, welke ook voor haar betrekkelijk vreemd zijn; haar gestel, bestand tegen 't klimaat; haar weinige eisenen; haar handigheid en meer, geheel op haar plaats, waar zij haar man in de eenzaamheid moet volgen. Dat gaan in maatschappelijke afzondering, voor velen een noodzakelijke overgang om verder te komen, is ontegenzeggelijk een schaduwzijde van 't Indische leven ; maar zoowel daar, als elders moet nu eenmaafe door den zuren appel gebeten worden, om te bereiken, wat voorgesteld werd en dat ligt in Indië doorgaans hoog. Enkelen gaan in dat leven ten onder; maar zouden zij in tegenovergestelde omstandigheden geplaatst, - in weelde b. v., - die wèl hebben kunnen dragen ? Gaan zij al niet ten onder, zij beschouwen den tijd in die afzondering gesleten, als verloren: ze hebben niet genoten, zich niet geamuseerd. Gelukkig zijn niet allen van die gedachte en dit hangt ook grootendeels af van individueelen aanleg, van opvatting, van 't begrip, dat gehecht wordt aan ontspanning, aan genot. De elkaar opvolgende amusementen, die — tenminste de bemiddelden, — in groote steden der Westersche landen voor 'tnaloopen hebben, vindt men over heel Indië in den regel niet, eiremin als trouwens in de vele kleine afgelegen plaatsen in 't Westen. Dat kan ieder weten, die er aan begint te denken naar Indië te gaan. Wie met zijn ziel aan die uitspanningen hangt, moet er niet heen. Maar is 'torn dergelijke genietingen te doen, dat .men de vleugels uitslaat en naar verre landen gaat? Immers neen? De jeugd weet dat niet, beseft dat niet, maar moest er tijdig van doordrongen worden. Met een open oog en een warm hart voor 't vreemde land en volk, waarin men woont, waartusschen men leeft, kan men zoo oneindig veel vinden, om zich bezig te houden, te genieten, zich te ontspannen. Menigeen verzuimt daarbij vaak om een terugblik te slaan op de enge bekrompenheid, de gebondenheid van vroeger bestaan, op de onmogelijkheid, waarin hij toen verkeerde, om te profiteeren van wat anderen werd geboden. En dat betreft niet alleen 't bezoeken van komedies, concerten e. d., maar ook 't maken van reisjes en in 't algemeen 't „meedoen." Voor hen, die overal weten te „leven," die zich genoegens weten te scheppen, biedt 't intieme Indische gezelschapsleven juist op de kleinere plaatsen in de binnenlanden, volop die kleine genietingen, die 't bestaan veraangenamen, die niet minder opvroolijkend en opwekkend zijn, als ergens anders en finantieei niet boven de macht gaan. De gastvrije tegemoetkoming, de behoefte aan vertrouwelijkheid, de uitsluiting van plichtplegingen doet den omgang tusschen de meer of minder bevoorrechten ongedwongen en vrij zijn en schenkt 't genot, dat men zoekt, wenscht, noodig heeft. En dat genot wordt gevonden zoowel in genoegens binnen en buitenshuis, als in de vrije, heerlijke, mooie Indische natuur. Er wordt wel eens laag neergezien op die „emotielooze", gewone genietingen ; maar 't gros der menschen bestaat nu eenmaal uit dood gewone exemplaren van 't genus homo, die niet steeds naar prikkelende kost voor hun geest haken, die niet bij 't hooren van „'t lieflijk suizelen van de koele sephir door de fijne bamboe pluimen" of bij 't zien van „'t vloeiend mane-zilver dat trillend op- en afglijdt langs de slierende palmlinten", verzen gaan maken in de warme binnengaanderij bij lamplicht, maar 't schoone in zich opnenrende, een gedicht door de ziel voelen gaan. Oneenigheid, „ruzie" is weleens 't gevolg van die grootere vertrouwlijkheid, maar is van zelf sprekend. Waar is dit in kleine plaatsen uitgesloten? In elk geval verloopen die in Indië gelukkig nog al spoedig, doordien de Europeesche bevolking een zeer vlottende is. Montague's en Capulet's vindt men er dan ook zelden. Ze hebben geen tijd om te ontstaan.
Een groot nadeel èn voor Indië, èn voor de uitheemsehe bevolking zelf, is wel in vele opzichten die maatschappelijke bewegelijkheid. Nu zit men hier, dan daar. Onaangenaam in de hoogste mate, maar overmijdelijk. En voor hen, die 't op zich zelf niet zoo heel naar vinden, Indië van alle kanten te bekijken, zijn de gevolgen toch menigmaal verre van prettig. Zijn de venduties nadeelig, heeft 't reizen met kinderen groote bezwaren, is 't zich telkens inrichten omslachtig, 't is nog niets vergeleken bij de noodzakelijkheid, die ouders dwingen, om al gauw afstand te doen van hun kinderen, wil 't telkens onderbroken onderwijs bij dat trekken, niet nadeelig op hun ontwikkeling werken. Als die ouders 't Indische leven in dat opzicht „afschuwelijk" vinden, kunnen wij 't ons ten volle begrijpen. Konden de kinderen nog maar alleen naar de hoofdplaatsen voor hun opvoeding gezonden worden, maar in den regel moeten zij naar Nederland, wat van 't ouderlijk gevoel en de beurs een zwaar offer eischt. Reden te meer voor alle belanghebbenden om voortdurend met klem te blijven aandringen, te eischen, dat Indië, ook in zake alle onderwijs, onafhankelijk "Worde gemaakt van Nederland.
Ook zij, die ziek worden, moeten in vele gevallen naar 't Vaderland en doen wèl aan er heen te gaan, hoe onaangenaam de gevolgen kunnen zijn. Blijkt 't lichaam geen weerstand te kunnen bieden aan de klimaatsinvloeden, 't zij de ziekte een gevolg is daari n , of andere oorzaken heeft; blijkt 't, dat geen spoedige genezing te verkrijgen is door een verblijf Jn de koude 'bergen, dan is 't aangewezen, om naar t land terug te gaan, van waar men komt, tijdelijk °f voor goed. Ongetwijfeld komen ziekten in Indië voor, aan 't land eigen, treden nu en dan hevige epidemiën op, l s 't verblijf in enkele gedeelten gevaarlijk voor de gezondheid ; maar dat hebben de tropische met niettropische gemeen en is geen bewijs voor de ongezondheid van 't geheele land als zoodanig. En nu kan men wel zeggen, dat 't er niet op aankomt, wat de oorzaak is, dat de sterftekans groot is ; maar men Vergete niet hoe veel men zelf doen kan, om die kans te verminderen. Dank zij dan ook de veel verbeterde hygiënische toestanden, maar vooral het persoonlijk ^zicht in een meer rationeele levenswijze, komen vele roeger zoo gevreesde Indische ziekten steeds minder , 0 r > en hoe meer men overtuigd zal worden van noodwendigheid om van de lage kuststreken, waaide gevaarlijke ziekten 't weligst tieren, naar de ge
zonde bovenlanden te trekken, hoe beter de algemeene gezondheidstoestand van de Europeesche bevolking zal worden. Eén euvel mag hierbij niet verzwegen worden en dat is, het gebrek aan geneeskundige hulp voor de Europeanen, die in de diepe binnenlanden verblijf moeten houden. En 't zal een euvel blijven. Alleen gestadige ontwikkeling van verkeerswegen en middelen en ruimere uitbreiding van de noodige hulp zal hierin tegemoet kunnen komen. Zoo ergens dient men in de tropen zijn gezondheid trachten te behouden ; alles aanwenden, wat er toe bij kan dragen, maar vooral alles nalaten, wat er nadeel aan toe kan brengen. Men mag in Indië er nu eenmaal niet „op los leven" zonder zeer spoedig de gevolgen er van te ondervinden; maar al te vaak wordt deze eenvoudige raad, die feitelijk niet hoeft gegeven te worden, omdat hij van zelf gevoeld wordt, in den wind geslagen en met een uitgestreken gezicht wordt het Indische klimaat de schuld van de gevolgen gegeven. Is men in Indië niet gezond, heeft men familie die sukkelt, dan is 't leed mehjgmaal niet te overzien, al zijn de zorgen en ontberingen misschien minder drukkend bij beter materieel leven.
Beter materieel leven ! Daar is al héél veel over gezegd, en heel wat tegenstrijdige meeningen zijn er over verkondigd. Ons dunkt, dat persoonlijke opvattingen en neigingen in de beschouwingen van dit punt wel den doorslag zullen geven. Zij, die hun herinnering* laten gaan naar een verleden van kleinbehuisdheid, krapheid en zelfs ontbering, waarin met een niet te klein inkomen, zorgen toch niet konden worden buitengesloten, te korten niet konden worden voorkomen, genoegens tot de uitzonderingen behoorden; en later een open, lichte meestal ruime woning weten te waardeeren, gemakkelijk vervoer op prijs stellen, niet élk dubbeltje behoeven om te keeren of op 't allernoodigste moeten bezuinigen, niet altijd bedacht dienen te zijn op sparen voor een verre toekomst, maar voor 't oogenblik nemen mogen, wat 't leven veraangenaamt, zich niet behoeven te bemoeien met alle huishoudelijke futiliteiten, gasten kunnen zien zonder dagen er krom voor te moeten leggen, wat kunnen besteden aan een nette inboedel, niet altijd in de war zitten met bediendenlast enz., enz., die allen zullen uit één mond zeggen: 't materieele leven in Indië is goed. Maar zij, die tegenovergestelde beelden uit 't ouderlijke of eigen huis zien opdoemen, die aan een weelderig interieur en theater-abonnementen denken, die hechten aan gemakkelijk reizen, mooie cafés, chique hotels, rijke restauraties, die zullen allicht van een andere meening zijn en mopperen over 't onvoldoende van alles.
De mopperaars; de toewan „mopper-mopper" vormen een bekend Indische type. Velen zijn 't uit gewoonte of ten gevolge van een ongezond gestel, maar anderen, omdat Indië niet is, zooals zij 't zouden willen hebben, de menschen er niet zijn naar hun smaak, het leven niet naar hun opvatting. Zij eischen sneeuw en ijs bij 40°, hun chefs zijn „beroerdelingen" hun ondergeschikte „lammelingen," zij zoeken in Indië een tweede Europa. Maar dat type komt overal voor, al uit 't zich op minder driftige, onomwonden, brusque wijze, als in 't land, dat warm, open, licht is. En met hen zijn ze er te vinden die meerderen en minderen, op wie de genoemde qualificaties ten volle toepasselijk zijn. 't Valt niet te ontkennen en 't is niet te verwonderen in een maatschappij, waar zooveel personen van uiteenloopende afkomst, opvoeding, beschaving, zich naast elkaar een weg banen ; maar wel moet bestreden worden, dat dit soort overheerschend is in meer dan één beteekenis.
't Zou zeker nog gepast zijn een woord te zeggen over de Inlanders, meer speciaal over de Inlandsche bedienden ; 't optreden van den Enropeaan tegenover hen, hun waarde als dienstbode, hun opvatting van dienstbaatheid, omdat dit onderwerp een ingrijpend deel is van 't leven in Indië, maar hier zou aanstippen onvoldoende zijn en misschien komen wij later er op terug. Ook de witte mieren, de wilde beesten, de insekten lieten wij met rust, 't aan hen overlatende zelf wat over hun leven aan de motten, de vliegen en de muizen mede te deelen.
Wij hebben getracht in den geest van den heer Van Vleuten, misschien wel eens te vluchtig, een en ander omtrent 't leven in Nederlandsch-Indië aan te geven en duidelijk te maken. Haalden wij niet meermalen den schrijver aan, we deden 't, om niet al te uitgebreid te worden, maar ook omdat wij zijn woorden teruggevende, tegelijk zouden hebben moeten aanhalen, waarop ze sloegen, waartegen ze een protest waren, en dat vooral kwam ons minder gewenscht voor. Redeneerden, zoowel de heer Van Vleuten als wij, wellicht te optimistisch ? 't Is mogelijk. Vooral kan dat zijn in 't oog van hen, die 't in Indië niet goed troffen, en er allerlei „Indische misères" hebben gekend. Maar tegenover hen staat een groote schaar, die het verblijf in Indië tot een zeer gelukkig tijdperk van hun leven rekenen. Behoort men tot de laatste, dan wordt men allicht eenzijdig ten goede. In elk geval hopen wij, dat het bovenstaande aanleiding zal geven om het „protest" van den heer van Vleuten zelf te lezen.
I l ï G E X O I I I E i V .
Koelieloon en Koelie-arbeid.
IV Ik ben echter van mijn onderwerp afgedwaald. Ik weet zeer goed, dat hier geen beschrijving der ellende van den Javaan hoort, maar dat men bewijzen van mij verlangt voor de geschiktheid en de vlijt van den inlander voor den spierarbeid. „Cijfers, cijfers", hoor ik roepen, „ met cijfers moet gij bewijzen". Cijfers kan ik u niet geven, daarvoor ontbreken mij hier in het binnenland de gegevens, maar ik zal u bewijzen leveren, die ieder uwer reeds kent en die men dagelijks in Indië voor oogen heeft. In het kort heb ik hierboven de vlijt van den inlandschen landbouwer geschetst. Ook Prof. Veth maakte in zijn werk, „Java", melding van „noesten arbeid" der Javanen. Hij schreef daaromtrent: „Het dankt aan de mildheid der natuur en den noesten arbeid zijner bevolking een grooter schat van voortbrengselen, daû wellicht eenig ander land van gelijke uitgestrektheid kan leveren".. Een volk, van wien een geleerde, als genoemde Hoogleeraar, van „ noesten arbeid " kon gewagen, kan niet lui zijn en moet wel geschikt zijn voor handenarbeid. Maar gij zult met de verklaring van genoemden geleerde nog niet tevreden zijn, daarom nog het volgende :
Het Indische leger, dat zich zoo vaak onderscheidde, bestaat voor bijna >/, uit Inlanders, meest Javanen. Hebt gij weleens klachten over de Javaansche soldaten gehoord, bijv., dat zij met hunne Europeesche collega's niet mee konden doen? Spreken de officieren niet altijd met lof over het Ambonsche bataillon, dat zich zoo kranig op Atjeh gehouden heeft ? Hebben de tenger gebouwde inlandsche fuseliers niet hetzelfde gewicht op de marschen te dragen, als onze sterkere „kolonialen"? Trippelen zij niet met hunne korte beentjes even goed, als hunne blanke kameraden met hunne langere beenen ? Moeten zij niet evenveel diensten presteeren, als de Europeesche soldaten? Is dit geen bewijs, dat de Javaan bij goede en doelmatige voeding en humane behandeling wel evenveel werkkrachten ontwikkelen kan en wil, als het Westersche volk? Is dit bewijs u nog niet voldoende, dan wil ik u een sterker geven: De keurbende van dat leger is het korps Marechaussees op Atjeh. Vraagt aan de officieren uit welke militairen de minderen van het korps bestaan? Uit Inlanders, geachte lezers, zuiver uit Inlanders. Dat het ideaal om een betere positie te hebben de inlanders ook hun arbeid doet behartigen, bewijst ons de toewijding der inlandsche ambtenaren, waar zij hopen eens een pet met breeder gouden band te dragen. De tegenwoordige omstandigheden hebben den koelie in zoo'n toestand gebracht, dat hij totaal alle prikkel mist, om voor zich zelf te werken. De Javaan is niet spaarzaam, zal men verder zeggen. Ook ik beaam deze bewering slechts gedeeltelijk. De Javaansche bedienden b. v., van wie men juist de gevolgtrekking van niet spaarzaamheid gemaakt heeft, toonen. wel neiging om te sparen. Alleen de wijze waarop deugt niet. Dit moet aan de foutieue kennis van het finantieele beheer worden toegeschreven, voor welker verbetering slechts de ontwikkeling veel kan bijdragen. Door het betrekkelijke geringe loon kunnen zij geen geld, sparen. Het aanschaffen van goudwerken en mooie sarongs op crediet is een verschijnsel van spaarzaamheid. Duidelijker openbaart zich dit symptoom na de oprichting van de Postspaarbank. Een groot gedeelte der inl. inleggers van deze instelling bestaat uit bedienden, die van hunne Toean of Njonja van het nut daarvan op de hoogte zijn gebracht. Waren de inl. ambtenaren menschen met degelijk karakter, deze instelling zou voor het overige gedeelte van het Javaansche volk ook heilzaam en nuttig zijn (om dit te begrijpen, verzoeke ik den lezers de Brochure van Dr Kohlbrugge, getiteld: „De Raden van Advies" te lezen). Is spaarzaamheid bij de gemoderniseerde Javaansche bedienden te constateeren ; bij de dessa inlanders is ze nog duidelijker waar te nemen. Het doen van de bedevaart door velen, het houden van feesten bij huwelijken en besnijdenis zijn mij bewijzen, dat de dessa bewoners wel geld sparen. Onbekendheid met bankinstellingen en het gemis aan kennis omtrent voordeelige geldbeleggingen etc. eet. zijn oorzaken, dat het bezit van geld hen niet verder brengt dan diegenen, die het niet bezitten. Ook hierin kan alleen het onderwijs een verbetering brengen. Mij rest nog het derde argument der oppositie te bestrijden. Dit argument vervalt reeds van zelf door het aantoonen van het bestaan van spaarzaamheid. Ieder trouwens, die een weinig praktische kennis der verschillende volkeren heeft, zal wel gevoeld hebben, dat het derde argument zeer gezocht is. Geeft het verschijnsel, dat er onder de millioenen Javanen ook eenigen zijn, die dobbelen, ons^hetrecht te proclameeren: „de Javaan is dobbelziek", dan zijn zeker de inlanders, nog meer gerechtigd de Europeanen ook met zulk een attribuut te betitelen. Want den Westersche volkeren kan men klaar lichten dag op hun Monte Carlo, Staatsloterijen paardenraces etc. etc. wijzen, waar duizenden verhazard worden, om van de clandestine speelholen in de groote steden te zwijgen. Dergelijke gewettigde dobbelgelegenheden bestaan voor de inlandsche bevolking niet. Maar waarvoor deze beschuldigingen hier breed uit te meten? Ieder volk loopt mank aan gebreken. Het dobbelen zit in het algemeen niet in den aard van den Javaan. Niet noodig is het hier te herhalen, dat de Javanen een landbouwend volk zijn. De weinige vrucht, die de landbouw hun levert, doet het tegenwoordig Javaansche geslacht ontmoedigd worden. Het gemis aan geestelijke bezigheden is oorzaak , dat velen slaven worden van het zinnelijke genot. Het goede onderwijs alleen is de reddende engel voor den Javaan. Ik hoop hiermede de beschuldigingen, welke zoo nadeelig werken in het streven, om het Indisch volk te helpen, te hebben bestreden en de bewijzen gegeven, dat de Javaan wel waard is om te worden gered. Velen zullen na het bovenstaande gelezen te hebben, vinden, dat ik weliicht niet veel moeite heb aangewend om de argumenten geheel te weerleggen. Bedenkt echter, dat de oppositie ze op losse gronden gebouwd heeft. De door het Gouvernement te nemen proef met de Javaansche koelie's, om te onderzoeken, of zij voor den arbeid in de Ombilin steen kolen velden geschikt zijn, is een bewijs, dat de Kegeering niet zeker weet, of de Javaan lui is. d. w. z. dat het argument luiheid der Javanen gezocht is. Het is hier overbodig te herhalen, dat mijne opinie omtrent de geschiktheid van den Javaan voor handenarbeid lijnrecht staat tegenovor die van de overige Eegeering, die bij de behandeling der Indische begrooting van verleden jaar in het Parlement verklaard heeft, dat de Javaan niet geschikt is om in de Gouvernements tinmijnen te Bangka te arbeiden ; reden waarom zij alleen de Chineezen in de gelegenheid stelt als koelie's te werken. . Aan de Inl. militairen hebben wij gezien, dat zij bij doelmatige voeding en humane behandeling voor hunne Europeesche collega's niet hoeven onder te doen. Waarom zouden de Inlanders onder de zelfde omstandigheden niet op één lijn gesteld kunnen worden met de zonen van het Hemelsche rijk? Ik wil annnemen, dat de Regeeringsverklaring gesproten is uit Hollandsche beoordeelingen van den Javaanschen volksaard, misschien verkregen naar gegevens uit de rapporten over contractkoelie's in hun tegenwoordigen toestand; het neemt echter niet weg, dat in de handelswijze der Regeering in casu een groote onbillijkheid lag opgesloten. Als onderdanen van de Nederlandsche kroon, als volk dat „in naam der Koningin" wordt geregeerd en als kinderen van het land, dienen de Inlanders de voorkeur te hebben om in de staatsexploitatie hun | bestaan behoorlijk te kunnen vinden.
Had de Regeering werkelijk een min idee van den Javaanschen werkman, dan had zij hem ook ongeschikt moeten achten om als contractkoelie's in de particuliere ondernemingen te werken en derhalve in verband met „Je maintiendrai" alle wegen, die daartoe leiden, moeten afsluiten ; dan had zij ook niet moeten toestemmen, dat de Javanen geïmmigereerd worden, om in West-Indië Australië en elders voor hongerloon te arbeiden en dan had zij den Javaan ook niet voor het leger moeten werven. Zoolang dit geschiedt, is het onrechtvaardig, dat de Regering den Javaan uitsluit om zijn brood in de staatsexploitatie te vinden. Neen, het zal niet zoo blijven. Het Nederlandsche volk, het rechtlievende Nederlandsche volk zal niet toestaan dat dergelijke beschamende toestanden voortbestaan. Moge het mij gegeven zijn, dat ik eenmaal, in dit warm, zonnig land, de Inlanders pantoens en sja'irs hoor zingen van de weldoende verbeteringen in hun lot!
October 1901. KATJAMATA.
Boekaankondigingen.
Een belangrijk werk voor de studie van Oost-Indische belangen en toestanden kwam enkele dagen geleden in ons bezit. Het heeft tot titel: . . E c o n o m i s c h « Studiën en Culturen niet betrekking tot Java en tot auteur den ingenieur J. HOMAN VAN DER HEIDE reeds gunstig bekend door zijne Beschouwingen aangaande de Volkswelvaart en het Irrigatiewezen op Java. Aanleiding tot dezen nieuwen arbeid vond de schrijver, zooals hij in een kort voorwoord zegt, in eene kritiek van Mr. N. P. van den Berg op zijn eerste geschrift. Die critiek en ook hetgeen door anderen over zijn boek werd geschreven, gaf hem de overtuiging, dat enkele denkbeelden omtrent economische en cultuur-aangelegenheden, die hij meende, dat reeds lang hadden afgedaan, nog altijd bestonden. Hij achtte zich daarom verplicht zijne vroegere „Beschouwingen" hier en daar nader toe te lichten en verder uit te breiden. In 't bijzonder meenden hij meer uitvoerig te moeten terugkomen op het betoog, dat het wijzigen van het plan voor de Solovallei irrigatie in dien zin, dat de capaciteit verminderd wordt, deze werken tot eenslech t werk zal maken. Wij kunnen over dit nieuwe, 400 blz. groot-octavo inhoudende boek ons oordeel -nog niet neerschrijven. Wij moeten het eerst lezen en het is waarschijnlijk, dat wij daarna tot het besluit komen, om de verschillende er in behandelde onderwerpen te maken tot afzonderlijke punten van bespreking met onze lezers. Ook aan het reeds vroeger door ons aangekondigde, zeer belangrijke geschrift van den Assistent-Resident, P. J F. van Heutz : Inlandsch landbouw-Crediet op Java, hebben wij nog geen beurt kunnen geven. De schrijver kan zich echter verzekerd houden, dat dit in geene deele ligt aan mindere waardeering.
Correspondentie.
Brief over de „ Padangsche Bond " ontvangen. Hierover in een volgend nummer.
Inhoud van Nederlandsche Tijdschriften voor Oost- en West-Indie.
Tijdschrift Kon. Ned. Aardrijksk. Genootschap. Deel 19 (1902) afl. 1. V. J. van Marie. " Beschrijving van het rijk Gowa (Celebes). P. E. Moolenburgh. Enkele ethnografische bijzonderheden van de Arfoe's op Noord Nieuw-GuineaJ. F. Niermeijer. De uitbarsting van 1593: Raun of Ringgit? Suriname Expeditie. Oost-Indische Archipel (Litteratuur-overzicht).
I n d i s c h e M e r c u u r , 1902 No. 3. Cinchona robusta. — Iets over Schaduw. — Pa Lu over Schaduw in de Koffletuinen. - Bericht omtrent de Gouvernementskinaonderneming over het 3e kwartaal 1901. — Onderzoekingen omtrent de theefabrikatie. Thee. — Kofüecultuur in Sao Paulo. — Over het gehalte van Zwavelzuur (SO3) in de op Deli gebruikelijke meststoffen. — Een nieuwe vijand van den cacaoboom. — De oogst van Caoutchouc in Brazilië. — Stoomoverhitters. — Verslag van het Mijnwezen over het 2e kwartaal 1901. De toestand in Inini. Mijnbouw-Maatschappij Tambang Sibonak.
Verzending O.-I. Mail.
VOOR DEN HAAG.
Amsterdam, Nederl., SI Jan. 14 Febr. 11.20 'sav. Rotterdam, Lloyd, ! » n - 3 0 's av. Genua, Nederland, 28 Jan. 11 " 9-15 'sav. Marseille, Lloyd, 4 " 6- 3 0 ' s a vMarseille, Fr. dienst, 25 « 8 n 7.45 vm. Brindisi, Eng. dienst, 31 •• 14 « 1.— mid. Napels, Duits, dienst, 3 ' 9.45 'sav. Via Marseille: Suppletoire verzending van brieven, briefkaarten en aangeteekende stukken den dag volgende op den aangegeven maildag te 7.45 vm. Via Napels: Suppletoire verzending den dag, volgende op den aangegeven maildag te 12, doch de aansluiting op liet vertrek der booten is daarvan niet verzekerd.
MAIL SURINAME. Amsterdam, Nederl., 31 Jan. 14 Febr. 11.15 's av. Southampton, Eng., 3 ,/ 11.30 'sav. Suppl. verzending daags daarna 6.30 'sav.; aansluiting niet altijd verzekerd. St. Nazaire, Fr., 8 Febr. 8 Maart. 7.45 vm. MAIL CURAÇAO. Via Genua den 8n van elke maand, alleen op verzoek. Eiken Dinsdag en Vrijdag 6.30 's av. via Southampton en Oueenstown en New-York. MAIL CONGO. Antwerpen den 15n en den laatsten van elke maand 7.20 'sav. Lissabon den 3n en den 13n van elke maand 3.20 m.
MAIL CANARISCHE EILANDEN. (Teneriffe.)
Southampton. Elken Vrijdag 7.20 's av. Liverpool. Elken Maandag 7.20 'sav.
t
A D V E R T E N T I E N.
CATO SWIJSER, Leerares SM. O. handteekenen en perspectief, ANNA PAULOWNAPLEIN 15 geeft les in leekenen en schilderen beveelt zich ook aan voor portretschilderen en vergrootingen naar photographieën. Informaties bij OOST EN WEST.
voor Brand enz. van 1805 t e ' s G - r a v e n h a g ' e . Kantoor Z. O,Buitensingel 245 b/h. Bezuidenh. Directeuren :
W. F. MASTENBROEK en C. W. VERSTEGE. Commissarissen : Mr. W. K. F. P. Graaf van BYLANDT. Mr. J. G. GLEICHMAN. A. J. H. VAN KAPPEN.
rh 1 jûIQ. M n
P.M.Tamsou£j|i
17
's-Grayenhage.
-Vv^i /
Voorhanden alle soorten weeg-werktuigen. Reparation Accuraat en Billijk. w. EEÏÏYEES, 73 Wagenstraat 73,
HAAGSCHE HOFJES met goud bekroond voorzien van bovenstaand handelsmerk verkrijgbaar bij W. REUVERS, W a g e n s t r a a t 73, C O N F I S E U R , Den Haag. N.B. Voor de tropen verpakt in hermetisch gesloten bussen.
G. KERNER&C».
GRATIS en FRANCO
OOST en WBST Afdeeling Nijmegen.
Het Bestuur maakt bekend, dat het zich hescbikbaar stelt tot het geven van a l l e r l e i gewenschte inlichtingen aan uit Itidïë teruggekeerde famiüën of personen, die zich te NIJMEGEN met der woon vestigen, hetzij voor goed of tijdelijk met verlof zijnde.
E. F. CASPERSZ, Bottendaal 42. Mevr. J. G. M. A. VON BOSE. L. N. O. WETHMAR, Sliehtenhorststr. 50. C. M. E. R. C. VON BOSE Kelfkensbosch 10a. G. DE LAIVE v. Welderenstraat 76.
NB. Spreekuur dagelijks, uitgezonderd Zon- en Feestdagen, van 1—2 uur in den namiddag
De WOHINGGIDS v/d. Neâerlanâsche Bond van Makelaars in Vaste Goederen, Assurantiën, enz. o. m. bevattende de adressen der voornaamste M a k e l a a r s i n v a s t e g o e d e r e n v a n Nederland, en de WONINGGIDS voor 's-GRAVENHAGE en OMSTREKEN opgemaakt door 't Administratiekantoor der firma FALKENBURG & Co. 's-GttJLVWWMJLGH, Mennenweg 64, zijn beide op aanvrage g r a t i s verkrijgbaar. Ook liggen deze gidsen op de informatiebureaux der Vereeniging «Oost en West» te 's-GRAVENHAGE en te WELTEVREDEN (Batavia) ter beschikking van belangstellenden.
Brood- en Beschuitfabriek
99' 9 9
O P G E R I C H T 1680. 8, OUDE MOLSTRAAT DRIEHOEKJES 8 , 's-Gravenhage. H o f l e v e r a n c i e r. Gewoonen Iduace Brood, Beschuit, Krentenbrood, ens. Geregelde bezorging door alle wijken der Stad en Schevcningen.
Koninkl. Nederl. Mandenfabriek en Magazijnen Firma W. F. VAN VLIET.
Serre-Jïteubelen en ^Decoratie. I S T O O ü I D E I l S r i D E 1 5 S Yolières, Vogelkooien.
Lange Beestenmarkt 4-6, Den Haag, D33N HAAG. LEIDEST, GEDEMPTE BUM WAL 8, DELFT, STATIONSWEG 19. ^ bij de WAGENSTRAAT. 21, CH00RSTBAAT. Eerste Modes. £ ü à 3 \ 0 \ ï $ \ Nieuwste Garneering.
MAGASIN de SOLDES. Grootste keuze echte IiYOÏïSCHE ZIJDE in zwart en gekleurd, ook andere kleedingstoffen bijzonder geschikt voor Indië, voor de helft der gewone prijzen.
Alle goederen welke niet naar genoegen zijn, al zijn dezelve ook afgesneden, worden gaarne omgeruild. Stalen worden o p a a n v r a g e franco toegezonden.
Grit, of gemalen gebroken Zeeschelpen, Dit nuttig en onmisbaar artikel voor eiken Kippenhouder wordt tegen billijken prijs geleverd. Monsters en prijsopgaaf wordt gratis toegezonden.
VAN DER DEUKE'S OCHTENDVOEDER is een goedkoop en krachtig voer voor uwe kippen; vlugge rui en vroeg eieren van de jonge kippen. Prijs per 10 kilo ƒ 1.50, 25 kilo ƒ3.50, 50 kilo /"6.50, franco naaste boot of spoorwegstation. Proefzakjes van 5 kilo f 0.95, fr. thuis. Soliede depôtkouders gevraagd. Puike, zuivere, Zoetemelksche Edammer Graskaas, (geen fabriekskaas), maar echte boerenkaas. 1 st. f 1.50; 2 st. ƒ 2.90, na ontv. v. postw. J. v. d. DEURE, ENKHUÏZEN (N.-H.). Stoomvaart-Maatschappij „ROTTERDAMSCHE LLOYD" Maildienst tusschen Rotterdam en Nederlandsch-lndië in verbinding met de diensten der 14 o n i n l e l i j k e P a k e t v a a r t - M a a t s c h a p p i j van Rotterdam, van Marseille, te Port-Said, te Padang, te Batavia. Siudoro * 8 Febr. 20 Fehr. 25 Febr. 17 Maart 19 Maart Merapi 22 „ 6 Maart 11 Maart 31 „ 2 April Salak 8 Maart 20 „ 25 „ 14 April 16 „ t a w o e 22 „ 3 April 8 April 27 „ 29 „ Ardjoeno 5 April 17 „ 22 „ 11 Mei 13 Mei Soembing 19 „ 1 Mei 6 Mei 25 „ 27 „ Ooentoer * 3 Mei 15 „ 20 „ 8 Juni 10 Juni Oengaran 17 „ 29 „ 3 Juni 22 „ 24 „ * Dubbel schroefstoomschip. Ie klasse midscheeps. 2e klasse in de campagne. De Hoofd-Agenten: Buys & Co., Rotterdam. De Agenten: Eükensluyters & Tromp, Anna Paulownastraat \d, 's-Hage.
Geïllustreerde Prijscouranten worden gratis op a a n v r a g e toegezonden. ECHT GHiNEESOHE THEE, speciaal aanbevolen aan Indische familie's.
23 Wagenstraat, 's-Gravenhage, T E L E P H O O N ISTo. 6 5 9 .
§sl:£€gr£t»:i?G:o. in alle soorten en prijzen Doelmatige verpakking voor de tropen. S p e c i a l i t e i t v o o r Export» Grolbr-fS. I*. Et. Caminada, Lange Houtstraat 3 , Den Haag. MOF- EW MMHSljEVEMAirCIEIlS.
Barometers, Thermometers, Loepen, Kijkers enz. enz. Goerz Frieder Kijker.
BROCHURE GRATIS.
Ä . «T. s o : E S WL JBI M E V B E L F A B B I E A I Î T . Mof»pui 81, Telephoon Ufo. 240, 's-Mage.
Inrichting voor complete meubileeringen, zoowel in koop, als in huur. Complete Ameublementen voor geheele huizen, boven- of benedenhuizen steeds voorradig. P R I J Z E N S T E R K C O N O T J R R B E R E N D . Verhuurt mede Gemeubelde boven- en benedenhuizen. Q - O I R I D I J l S r i E I I S r . T ^ I P I L X T I E I r S r . .
3 1 , V E E N E S T B A A T ZDIEUXT D E I ^ - A - G - ,
SPECIALITEIT IN GEKLEURDE, ZWARTE en CRÈME STOFFEN. Nouveaute's voor elk seisoen.
STEEDS GKOOÏE ASSOBTEMBNrBN. BILLIJKE PRIJZEN.
Thee.
Koffie.
Mokka.
Gember.
Soja.
Chutney.
VAN VEEN & Co., 33 PLAA.TS, 's-GBAVENHAGE. Telefoon 0 8 1 .
SCHEVENINGEN, 109, Badhuisstraat. Telefoon 4 1 6 1 .
Bij de Haagsche Uitgevers Mpij. J E T GEMEENSCHAPPELIJK BELANG" is verschenen:
R e g e l e n ter bevordering van de Gezondheid bij liet heerschen van Influenza e n M a l a r i a , door Dr. NORBERT GRABOWSKYVerkrijgbaar bij alle Boekhandelaren.
Prijs 95 et. Prijs 25 et.
W. Chr. B, T
TIT
Sigaren- en Sigarettenmagazijn, Pr, Hendrikstraat hoekTasmanstraat 129, DEN HAAG.
Levert de beste Sigaren in alle prijzen in kistjes van 25 en 50 stuks. Assortimentkisten enz. EXPORT naar OOST-enWEST-INDIÏ
Vereeniging OOST en WEST Afdeeling 's-Gravenhage. Aan het B u r e a u H e e r e n g r a c h t 4 , zijn van 1 0 - 1 3 en van 3 - 4 uur, inlichtingen te bekomen omtrent de volgende personen die werk zoeken. Men kan die inlichtingen ook per brief vragen aan den Secretaris der 3de Commissie, den heer G. C. A. DE WITT, de Perponcherstraat n°. 93.
Een gep. Onderofficier O.-I. Leger voor incasseering, o p p a s s e r en h u i s b e w a a r d e r .
Een modiste die werk in O o s t - I n die zoekt. Een Dame die lessen geeft in N o o r s c h , Zweedseh, D u i t s c h en I t a l i a a n s e h .
Twee ionge Dames voor J u f f r o u w van Gezelschap.
Een bekwame l i n n e n n a a i s t e r .
Gewezen Sergeant in W.-I. voor p o r t i e r , l o o p e r of h u i s b e w a a r d e r ; kan ook c o p i e e r w e r k verrichten.
Jonge Dame ter waarneming van het huish o u d e n en het oppassen van kinderen.
Een jonge Dame die als G o u v e r n a n t e of B o n n e naar Indiè wil.
Een jonge Dame als k i n d e r j u f f r o u w naar O.-I.
Een gegageerd Onderofficier der Genietroepen zoekt een b e t r e k k i n g voor l o o p e n d beheer; schrijfwerk of eene eenvoudige administratie; ook kantoorwerk in die richting.
Eene dame voor 't les geven aan s p r a a k g e b r e k k i g e n .
Een Dame les geven in t e e k e n e n en port r e t s c h i l d e r e n .
Een gewezen Sergt.-majoor, timmerman der marine, voor p o r t i e r of h u i s b e w a a r d e r .
Een Dame voor a d m i n i s t r a t i e v e bet r e k k i n g .
Een Heer voor a d m i n i s t r a t i e v e bet r e k k i n g of magazijnmeester.
Een Heer voor C o r r e c t o r aan eene drukkerij.
Drie Dames voor waarnemen van een huish o u d e n en naar Indien gaan.
Twee Dames om b e j a a r d e dame ges e l s c h a p te h o u d e n . Een Jongmensch voor k a n t o o r b e d i e n d e .
Een Dame zoekt plaatsing als Stenograa , ook voor les geven.
Een jonge Dame zoekt een t ' h u i s zonder s a l a r i s bij eene dame om deze in de avonduren gezelschap te houden; kan in 4 talen voorlezen en maakt muziek.
Een Dame om met eene familie op reis te g a a n ; spreekt Hollandsen, Duitsch, Fransch en Engelsch en heeft veel gereisd.
Een gewezen militair in W.-I. voor opp a s s e r of h u i s k n e e h t . Eene Juffrouw voor D e p ô t h o u d s t e r . Een bekwaam m a c h i n i s t m a c h i n « b a n k w e r k e r voor plaatsing in Oost- of West-Indië. Eene jonge dame les geven in fröbelen.
De 's-Gravenhaagsche Boek- en Handelsdrukkerij voorheen Gebr. Giunta d'Albani.