Full Text / Transcription of https://coleccion.aw/show/?UNIVERSITEITLEIDEN-DIG-KOLONIAAL-WEEKBLAD-1902-05
Translate this text / Traduci e texto aki:

N°. 34. Donderdag 3 0 Januari 1902. lste Jaargang. HET KOLONIAAL WEEKBLAD. Orgaan cler Vereeniging
Abonnementsprijs per jaar.
Vrij aan buis of franco per post binnenland bij vooruitbetaling . f 2.00 Voor Oost-lndië en het Buitenl. » 3.00 Afzonderlijke nummers. . . . »0.10 Men abonneert zich voor minstens zes maanden ingaande op den dag der eerste toezending f 1.— EN
Prijs der advertentiën.
Per regel f 0.10 Bij plaatsing van 300 regels . - 0.09 » » » 1000 » . - 0.08 » » » 3000 » . - 0.07
R E D A C T I E : De 4de Commissie, aan welke de verspreiding van populaire kennis omtrent Oost- en West-Indië is opgedragen.
Mededeelingen of Ingezonden S t u k k e n moeten worden geadresseerd „aan de Redactie", en gezonden aan den Heer G. E. V. L. VAN ZUYLEN, Voorzitter der Redactiecommissie, 9 a Ifeercngracht, of den Secretaris, Mr. G. VAN SLOOTEN AZN. , 43 C'ouradkade, beiden Den Haag. Voor de Administratie en Advertentiën wende men zich tot de Uitgevers-Maatschappij „HET GEMEENSCHAPPELIJK BELANG" Haagpoort 4 , Den Haag,
Dit nummer bestaat uit Twee Bladen.
Het hoofddoel der Yereeniging is: Het verspreiden van populaire kennis omtrent onze Indien onder ganscn het volk en het bevorderen der welvaart in die gewesten, om zoodoende en ook door het verleenen van onderlinge hulp, ware belangstelling en liefde te kweeken tusschen Nederland hier en ginds. De Yereeniging vestigt zooveel mogelijk, zoowel in Europa als in Indië, afdeelingen, die te zamen met het hoofdbestuur dit doel trachten te bereiken. Om lid te worden, k a n men zich persoonlijk of per briefkaart aanmelden bij een der afdeelingen of aan het bureau in den Haag Heerengracht 4, dat iederen dag, behalve Zon- en feestdagen, van ÏO—13 e n van 3—4 ure open is. Gewone leden betalen eene contributie van f 1.— tot f 5. — . Zij, die f5.— en meer 's jaars, ot f 100.— in eens betalen, zijn donateurs. He leden kunnen, zoolang er geene afdeeling in hunne woonplaats is, kiezen bij welke afdeeling zij zich willen aansluiten. Aan de donateurs en aan leden, die f 1.50 of meer contributie betalen, wordt het orgaan gratis toegezonden. Ieder lid wekke in zijne omgeving, zooveel mogelijk, anderen op om lid der Vereeniging te worden en geve daartoe dit blad na net gelezen te hebben aan vrienden en bekenden.
Mededeelingen.
I. Van de afdeeling Utrecht. Lezing op Vrijdag 7 Februari des avonds ten half acht in het gebouw Irene (Zaal 2) te Utrecht door den heer F. E. Luitjes. Onderwerp: Een en ander over Ambon en zijn bewoners. De opbrengst strekt ten voordeele van het ondersteuningsfonds voor behoeftige Inlanders. Leden hebben op vertoon van hunne lidmaatschapskaart (ook die van 1901) vrijen toegang. Toegangskaarten te bekomen 's avonds aan de zaal voor f 0.50 en op 4 , 5 en 6 Februari van 10 —12 ure v. m. bij den secretaris-penningmeester D. F. Romein, Willem Barentszstraat 20bis., voor f 0.30. Leden hebben het recht van introductie voor één persoon; hiervoor kaarten te bekomen bij den SecretarisPenningmeester op de hierboven genoemde tijdstippen. II. Van de Redactie. Van de nummers 1, 2, 4, 19 en 22 van ons orgaan hebben wij geen exemplaren meer over en toch worden ze ons soms gevraagd. Wij doen daarom het beleefd verzoek aan hen, die van deze nummers nog een exemplaar mochten hebben, die in het gemeenschappelijk belang af te willen staan en ze aan ons of den uitgever toe te zenden. De Padai^gsche Bond.
Eenigen tijd geleden namen wij het bericht op, dat er te Padang een bloemencorso was geweest, georganiseerd door den Padangschen Bond. Een der Bondsleden put daaruit de vèronder
FEUILLETON.
Van Rota-Radja naar Padang.
't Mocht wat ! Mijn jonge vriend, spaar je papier en inkt en verslijt er geen pennetje aan. 't Geeft allemaal niets, niemendal. De woorden van den kapitein hadden indruk gemaakt; de officier van gezondheid begreep, dat de man de waarheid nad gezegd. — Dat is wel treurig! was alles wat hij zeide. , —-_ Ik wil niet zeggen, dat er langzamerhand geen verbeteringen zijn gekomen, dat de schepen zelf en de logies !n de schepen niet aanmerkelijk ten goede zijn veranderd, °> zeer zeker; je had het rommeltje voor eenige jaren Roeten zien. Maar de hoofdzaak is uitgebleven : het in dienst stellen van zieken-transportschepen, zóó ingericht, dat alle nadeelen voor de arme lijders tot een minimum zijn teruggebracht. Terwijl de zeeman sprak, kwam den geneesheer een beeld oor oogen van een vaartuig, zooals dit moest zjjn ingericht, ?.° njj zeide met nadruk en overtuiging: — En toch zal * een rapport indienen, naar mijn beste overtuiging samengesteld; ik zal op de fouten wijzen en den weg tot verbeenng aangeven, 't Is mijn plicht tegenover de zieken, aan le ik mijn leven heb gewijd. VrienÄ6 ' t d o k t e r' sP r a k d e kapitein, terwijl h^j de hand leotfe ppellJ,k o p d e n s c h o u d e r van den geneesheer Van ' f~l d o e '*" H e t l a g n i e t i n m i j n bedoeling om je er ai te houden, maar om je voor teleurstelling te vrij
stelling, dat wij omtrent het doel en het streven van den Bond niet naar behooren waren ingelicht. „Immers, niet aan vermakelijkheden," zoo schrijft hij, „doch aan ernstiger en nuttiger aangelegen« heden, wijdt de P.-B. zijne krachten, welke echter financieel, helaas ! niet bijzonder ontwikkeld zijn." Hij zendt ons daarbij een afdruk van de artikelen 2, 6 en 7 der voorloopige statuten, ook drie vliegende-blaadjes en het jaarverslag over het tijdperk van 23 September 1899 tot 1 Januari 1901, met het verzoek, om daarvan in ons blad een uittreksel te plaatsen. Laat ons beginnen met de verklaring, dat het inrichten van een bloemencorso, waarvan gansch het volk geniet, naar onze overtuiging, van de waarde der overige goede dingen, die de Bond tot stand brengt, zeker niets wegneemt. Reeds het Romeinsche volk vroeg aan zijne machthebbers : panem et circenses (brood en spelen). Ook kunnen wij de verzekering geven, dat wij in algemeene trekken wel wisten, wat de P-B. beoogt en vergissen wij ons niet, dan hebben wij in een onzer eerste nummers, den Indischen Bond besprekende, ook den P-B. niet vergeten. Toch voldoen wij gaarne aan het ons nu gevraagde en nemen in de eerste plaats de hierboven genoemde Statutenartikelen hier woordelijk over : Artikel 2 van de Voorloopige statuten. Het doel van de Vereeniging is het bevorderen van de maatschappelijke belangen van de Europeesche ingezetenen van Sumatra's Westkust. Zij tracht dit doel te bereiken door, ten behoeve van de leden en dier gezin, le onderwijs te doen geven, dat leiden kan om, aan wie zulks noodig hebben, meerdere goede kansen tot het verkrijgen van een bestaan te verschaffen ; 2e voorlichting en hulp te verschaffen aan wie daaraan behoefte hebben; 3e den landbouw te bevorderen; 4e gelegenheid te geven om, door samenwerking op voordeelige wijze zich verbruiksartikelen van goede hoedanigheid aan te schaffen; 5e te trachten, genees- heel- en verloskundige hulp te verkrijgen tegen eene betaling naar ieders vermogen. Artikel 6 van de Voorloopige statuten.
_ De leden van de Vereeniging betalen, volgens eigen aangifte, als maandelij ksche contributie, een van de bedragen van ƒ0.25, ƒ0.50, ƒ1.—, ƒ1 50, ƒ2.50, ƒ 3 . - , ƒ 4 . - , ƒ 5 . De contributie is verschuldigd over de maand, waarin men lid wordt, doch niet verschuldigd over de maand, waarin het lidmaatschap eindigt.
Artikel 7 van de Voorloopige statuten. Schenkingen kunnen worden aangenomen.
Uit het ontvangen Jaarverslag blijkt ons, dat de voorloopige Statuten in eene Algemeene Vergadering van den 7 Augustus 1900 werden vastgesteld en daarna goedgekeurd bij besluit van den Gouverneur-Generaal, 21 Augustus n°. 5. De geschiedenis van de oprichting en de samenstelling van den P.-B. vinden wij in Hoofdstuk I als volgt omschreven : „Op den 7den Augustus 1899 had er ten huize
waren. Doe je plicht, en wie weet, of je niet slagen zuJt. Wie weet, of je rapport niet onder het oog komt van een man, die 't wèl meent met den Indischen soldaat, en die 't toont, niet met opgeschroefde woorden, maar met daden. Er moeten nu een nieuwe Regeering en een nieuwe Kamer komen; wie weet of niet jou rapport aan hen de gelegenheid geeft, te beginnen, met een flinke daad 's lands belang te dienen. Mijneheeren 1 daar drinken we een glas champagne op, 't is wel de moeite waard. En zich tot den hofmeester wendende, riep hij : — hofmeester, twee flesschen angor poef ! De champagne vierd gebracht. De kapitein stelde een toost op het welslagen van den dokter in. Deze beantwoordde den toost en liet ook champagne aanrukken en zoo bleef men, daar de wind was gaan liggen en het hevige slingeren van de boot wat verminderd was, nog eenige uren gezellig bijeen. 't Kostte den bediende van den dokter den volgenden morgen heel wat moeite om hem wakker te krijgen. Eindelijk, na eenige malen ontevreden en onverstaanbaar gebromd te hebben, was hq wakker genoeg om te vragen • Wat is er ? Wat wou je ? — De oppasser van den ziekenvader is hier, luidde het antwoord ; — hij laat weten, dat het tijd is om de menschen die gestorven zijn, overboord te zetten. — Ah zoo, 't is goed 1 riep de dokter, — ik kom dadelijk. En dit zeggende klom hij uit zijn kooi. De bediende was in de hut gekomen en legde, terwijl de officier van gezondheid zich was gaan baden, schoone kleeren voor hem neer; daarop ging hij heen, om een kop koffie voor zijn meester te halen", met een schaal beschuiten. _ 't Was nog donker. Alles was nog nat, maar 't regende niet meer, en een kalme wind woei over de zacht bewogen zee.
van den heer Ds. S. Bartsma, Predikant der Protestantsche Gemeente te Padang, eene bijeenkomst plaats, bestaande, behalve uit genoemde, uit de heeren D. Brakel, gepensioneerd Kolonel der Infanterie, Z. H. Kamerling, Directeur der Padansche Handel-Maatschappij, H. A. Mess, gepensioneerd Assistent-Resident en F. W. J. Tenbergen, Directeur der Padangsche Handel-Maatschappij. Naar aanleiding van de verschijning van een reeks artikeltjes in het Padansch Advertentieblad, (thans Sumatra-Bode), getiteld: „de Sociale Kwestie te Padang", werd besproken de wenschelijkheid om eene vereeniging op te richten, ten einde de daar aanbevolen belangen, benevens nog ettelijke andere van Padang's ingezetenen te behartigen. Er werd besloten eene vergadering bijeen te roepen, waartoe een veertigtal burgers, zooveel mogelijk behoorende tot de verschillende klassen der maatschappij, zouden worden uitgenoodigd. Deze bijeenkomst werd gehouden op den 29en Augustus d. a. v. in de Sociëteit „Ons Genoegen" in tegenwoordigheid van negentien der opgeroepenen. De heer Braker zette het doel, dat de voorloopige commissie zich gesteld had, uiteen in de volgende zeven hoofdpunten: 1. Herhalingsonderwijs, 2. Vakonderwijs (leerlingstelsel), 3. Aanmoediging en steun aan 't klein-bedrijf, 4. Coöperatieve verbruiksvereening (voorloopig enkel rijst en petroleum), 5. Ziekenfonds en verstrekking van goedkooper geneesmiddelen, 6. Nuttige uitspanning, 7. Informatie-bureau. Na bespreking en discussie wordt door alle aanwezigen instemming betuigd met het voornemen, om tot het bereiken van deze doeleinden eene Vereeniging opgericht te zien krijgen. Deze oprichting geschiedde op den 23en September 1899 in de concertzaal van de Sociëteit „de Eendracht" in tegenwoordigheid van ongeveer 100 personen. In het eerste jaar van haar bestaan is de pas opgerichte Vereeniging dadelijk flink aan 't werk getogen en heeft, vooral wat betreft het geven van onderwijs, niet zonder eenig succes gewerkt. Een teeken-cursus, ook voor bouwkundig teekenen, werd opgericht, herhalingsonderwijs gegeven, de de Engelsche taal onderwezen, die als vreemde taal ter plaatse het meeste te pas komt. Pogingen werden aangewend om een ziekenfonds op te richten, maar men kon in dat eerste jaar daarin niet slagen, terwijl voor het bouwen van een Bondsgebouw, waarvoor het ontwerp is opgemaakt, nog het noodige geld ontbrak. Met een aantal van 222 leden is de Bond opgericht; dit was op ultimo December 1900 aangegroeid tot 296. Hebben wij onzen Padanschen berichtgever goed begrepen, dan is er ook in het afgeloopen jaar steeds vooruitgang geweest; hij beloofde ons een Jaarverslag, zoodra dit verschenen zal zijn. Wij komen dan op deze locale vereeniging terug, waarvan wij het tot stand komen een goeden stap vinden in de richting van het gemeenschapsleven
't Deed den pas ontwaakte goed; hij voelde zich zoo opgewekt, dat hij moeite had, in de ernstige stemming te komen, noodig om op het voorschip te verschijnen, 't Was nu zoo kalm, zoo koel ; de lucht was zoo versterkend, zoo dwingend tot diep en krachtig- ademhalen. Maar opeens was zijn genoegen heen : hij dacht aan de atmosfeer, die hij zoo dadelijk zou inademen, en 't kostte hem moeite om voorwaarts te gaan. Voorloopig kon hij echter boven blijven. Halverwege het schip kwam de ziekenvader hem te-gemoet. Hij sloeg aan, mompelde een goeden morgen en zei op zachten toon : — Zij liggen gereed, dokter. Er zijn er vier, twee europeanen en twee inlanders. Een van de drie, die 't gisteravond zoo te kwaad hadden, heeft het, kort nadat u weg waart, afgelegd. De twee anderen leven nog. Hier heb ik de lijsten van de overledenen. Al sprekende, waren zij de lijken genaderd, die elk op een plank naast elkaar op het dek gelegd waren. Het onderlichaam was reeds met zeildoek omwikkeld. Steenen waren om de voeten gebonden. Aan weerszijden stonden twee groote lantaarns, die helder brandden. Op een afstand hadden eenige soldaten en schepelingen zich tot een groepje vereenigd. Hun hulp was spoedig noodig. De dokter onderzocht nauwkeurig de gestorvenen, en hij teekende bij het licht van een lantaarn een en ander op de lijsten aan. Eindelijk zei hij : 't Is in orde. Hij verwijderde zich even, en onder toezicht van den ziekenvader werden de dooden geheel ingewikkeld. De dokter tuurde over de verschansing naar den lichter en lichter wordende gezichteinder en voor zijn geestesoog doemde een tafereel op, in zijn kinderjaren waargenomen. Hij zag b\j helder lichten dag, terwijl het schip stil lag,
in Oost-lndië. Nog beter zouden wij dien stap hebben gevondan, wanneer niet alleen voor Europeanen, maar ook voor Inlanders en vreemde Oosterlingen, den weg tot toetreden ware opengesteld. Iedere scheidsmuur, waar het betreft geestelijke ontwikkeling en bevordering van welvaart, past, dunkt ons, niet meer in de opvatting van koloniaal beheer en van maatschappelijke ontwikkeling in Indië, zooals die thans door velen worden begrepen. Ook komt als van zelve deovraag op: waarom de P.-B. geen afdeeling vorm ^.àn den Indischen Bond ? Een machtig lichaam, uat geheel Oost-lndië omvat met gewestelijke en plaatselijke afdeelingen, die een zoo goed als zelfstandig bestaan hebben met eigen financieel beheer, maar die allen toch arbeiden onder de leiding van het te Batavia zetelend Hoofdbestuur, zou naar onze meening de organisatie zijn, die het best in het belang van Indië en zijn blijvende bewoners zou kunnen arbeiden.
W E E K O V E R Z I C H T
In den overvloed van berichten, die deze week uit alle landen der wereld werd aangevoerd, stond als gewoonlijk weer overal met dikke letters de naam van Engeland te lezen. Het is inderdaad wél merkwaardig hoe actief dit land op elk punt van den aardbol voortgaat, den diplomatieken strijd te voeren en dat met een zelfvertrouwen en vastberadenheid, alsof het overal de handen geheel vrij had, om desnoods met geweld zijn wil door te drijven. In Afghanistan, in Perzië, in China, waarheen men den blik ook wendt, voert Engeland een aggressieve politiek, zonder er zich blijkbaar om te bekommeren, dat het nog steeds in den ZuidAfrikaanschen klem zit, en, werd het uiterste gevorderd, een krachtig optreden tegenover zijn tegenstanders hoogstwaarschijnlijk niet mogelijk zou zijn. De Engelschman zelf vindt het de natuurlijkste zaak der wereld. Hij is gewend, dat alles hem gelukt en dat de vreemdelingen het afleggen. Hij doet verder geen moeite om over een zaak anders te danken, dan zijn in nationaal optimisme verharde krant er over oordeelt. Het was een zeer juiste opmerking van den heer Lloyd-George bij de behandeling van het amendement van Cawley, dat de eenige engelsche parlements-leden die ten naastebij de ernst van den toestand in ZuidAfrika doorzien, juist diegene zijn, die zelf in ZuidAfnka geweest zijn en de dingen zelf hebben gezien gehoord en ondervonden. Van hooren zeggen schijnt men nu eenmaal in Engeland niets ten ongunste van den staat te willen gelooven. Soms zouden wij wel wenschen, dat het hier ook zoo ware. Wat nu de oorlog in Zuid-Afrika betreft : men spaart voorzeker ook in Engeland zelve dienaangaande de kritiek niet. In het jongste debat over deze kwestie kwam nog eens duidelijk uit, dat een groot deel van het parlement een afschuw heeft van een succes dat met de middelen, die thans worden aangewend moet worden behaald. Maar men heeft altijd kunnen opmerken, dat het veldwinnen van menschlievende denkbeelden doorgaans alleen plaats vindt in tijden van voorspoed en het slechts de winnende hand is die mild kan zijn. Wij voor ons hebben dan ook steeds met veel meer genoegen de bloeddorstigste artikelen in de engelsche kranten gelezen, dan thans vele zachter gestemde. De kracht van het engelsch wraakgehuil was steeds evenredig aan het succes van de Boeren. Niemand, die zich de moeite heeft gegeven, zich in te denken in den toestand, waarin Engeland zou verkeeren wanneer het den oorlog eens verloor, zal zich daar
een begrafenisstoet over het dek gaan, drie maal om. Een vlag dekte den gestorvene. De baar, waarop deze lag werd neergezet en terwijl achter hem een droevig o-esnik vernomen werd, hoorde hij bij den doode een krachtige volle stem enkele woorden zeggen... Daarop werd de vlag weggenome™ De ziekenvader stoorde den dokter in zijn gepeins h" kwam naar hem: toe en zeide : - 't Is klaar, dokte" J — Klaar, wat ? O, zun ze ingewikkeld ? — Ja, dokter. — Welnu, doe wat gedaan moet worden, hernam de geneesheer, begrypende dat de ziekenvader beter zou weten wat er moest volgen dan hij zelf, die voor het eerst deze plechtigheid bijwoonde. e e r s t a e z e
Maar van eene plechtigheid was geen sprake De boot bleef niet stil liggen, vertraagde haar vaart niet eens. Er werd geen omgang gemaakt, niet éénmaal zelfs Er werd met aangetreden en geen toespraak gehouden' Op bevel van den ziekenvader namen eenige mannen dè plank op, waarop het eerste lijk lag en liepen er mede tot naar eene opening m de verschansing De plank werd aan het boveneinde omhoog getild terwül de onderkant even buiten boord stak. Toen hef I j k b e Z af te glijden namen de omstanders hunne hoofddeksel »f en de ziekenvader zei op ernstigen toon: - Een £ . " drie, m godsnaam! n' t w e e' Een dolle plof werd in het water gehoord. Enkelen die bij de verschansing stonden, keken onwillekeurig er over heen naar beneden. ° Nog driemaal gebeurde hetzelfde. Het was intusschen licht geworden, en op het dek be^on de gewone vroeg-morgen bedrijvigheid, allereerst de dagehjksche schoonmaak. °
over kunnen verbazen. Laten wij ons dan ook niet de avonden bederven met ons te ergeren aan de lasteringen, scheldwoorden en moordkreten van de engelsche pers, maar er ons met reden vroolijk over maken. Doch wanneer de wolf bidt, is het een kwade tijd voor de schapen.
Met smart, schoon zonder verbazing, vernamen wij de uitspraak in de zaak van Dr. Krause. De man moest natuurlijk veroordeeld worden ; geen mensch, die gedacht kan hebben, dat hij zou worden vrijgesproken. Daartoe was een onpartijdige rechtspraak noodig geweest en in dit geval, waar engelsche rechters — neen, veel erger, juryleden, — het lot van dezen beklaagde iïi handen hadden, kon dat niet worden verwacht. Het ware wellicht ook iets bovenmenschelijks geweest voor de leeken, die de engelsche jury vormen, om zich geheel los te maken van de verbittering van den krijg. Het is per slot van rekening nog een meevaller, dat het vonnis slechts twee jaren straf heeft opgelegd.
Een merkwaardig teeken des tijds is het, dat de Times, die gewoonlijk met den heerschenden wind pleegt mede te draaien, ontrouw aan het heilige beginsel van den engelschen vrijhandel begint te vertoonen. In een artikel aan de Brusselsche suikerconferentie gewijd, neemt dit blad zelfs een aggressieve houding aan tegenover den minister van financiën, die zich nog op het oude standpunt handhaaft. Meer en meer ziet men, zoo schrijft het blad, dat de vrijhandel een middel of een stelsel is tot bevordering van het welzijn van het volk, maar dat niet al zijne theoretische consequentie's noodzakelijk in gelijke mate, onder alle omstandigheden en ten allen tijde tot dat groote doel kunnen leiden. Het zou goed zijn, wanneer de buitenlandsche regeeringen kennis namen van de toeneming van deze meer gematigde en „ruimere denkbeelden". Al zwijgt de Times nu ook in zijn verdere beschouwingen over de oorzaak van deze „ruime" denkbeelden, de fmancieële nood door den oorlog verwekt, die oorzaak zal voor een ieder duidelijk genoeg waarneembaar zijn. Tevens zal men ook uit deze, voor Engeland zoo ongehoorde ommekeer in de eenmaal vastgegroeide dogma's, nog eens kunnen bemerken de reusachtige economische gevolgen van een oorlog, zelfs van den derden rang.
Het bezoek van engelschen kroonprins — de benaming, Prins van' Wales, is te lang aan eene bepaalde persoonlijkheid verbonden geweest, dan dat zij reeds voor dagelij ksch gebruik ten aanzien van den tegenwoordigen troonopvolger aanbevelenswaardig schijnt —, het bezoek van den kroonprins aan den keizer is, zooals alle bezoeken, natuurlijk weer eens niet van politieken aard geweest. De speech van den keizer was anders duidelijk genoeg, het stilzwijgen van de duitsche kranten voldoende welsprekend. Daartegenover is het niet onvermakelijk in de engelsche pers weer te hooren uitleggen, dat er tusschen het Engelsche en Duitsche volk geen werkelijke strijd van belangen heerscht. De conservatieve bladen, dezelfde die nog slechts een paar jaar geleden moord en brand schreeuwden over het „made in Germany", het onderkruipen van de Duitschers van den engelschen kolonialen handel, over den stroom van duitsche employés op Londensche kantoren, gaan nu zelfs zoo ver te zeggen, dat Duitschland's groeiende nijverheid en handel in Engeland met genoegen wordt gezien, daar zij den algemeenen welstand vermeerdert. Het is wel aandoenlijk.
Van meer dan één kant kwam het gerucht opduiken, dat er waarschijnlijk in het voorjaar moeielijkheden over Afghanistan zullen rijzen. Men gelooft in EngelschIndië algemeen, dat er gedurende den geheelen winter een groote menigte Eussische troepen naar de noordelijke grenzen van Afghanistan is vervoerd, en dat deze, wanneer de sneeuw is weggedooid en de bergpaden begaanbaar zijn, een inval in Afghanistan zullen ondernemen, 't Klinkt nog al bar en wij herinneren ons die berichten van geheimzinnige Russische troepenmachten in midden-Azië al dikwijls te hebben vernomen. Eeeds jaren lang ligt er een Russisch leger in die streken, telken dage gereed om een aanval op Afghanistan te ondernemen, wanneer wij die berichten mogen gelooven. Tot dusverre bepaalt zich alles echter tot die berichten. Trouwens Rusland behoeft zich niet te haasten, het heeft dat nog nooit gedaan en niettemin steeds zijn doel bereikt. Men ziet dit aan Mantsjoerije, dat door een nieuw geheim verdrag weldra geheel onder Russischen invloed zal zijn gekomen. Men ziet het aan Perzië, waar de Russische invloed in een enkel jaar zich als een schaduw over 't land heeft uitgebreid. Thans reeds is het een der meest zorgvolle overwegingen van Engeland — ook de gebeurtenissen te Koweit bewijzen dit — hoe ten minste éénige kracht in Perzië te bewaren. Van ministerieele zijde is er thans reeds den nadruk op gelegd, dat men tot eiken prijs zijn rechtmatig (?) overwicht in het zuiden van Perzië te bewaren heeft. Nu is het Rusland nergens anders dan om dat zuidelijk deel te doen; het heeft immers in die buurten een oorlogshaven, een tegenhanger van Kuratchi noodig. Thans reeds is de hooghartige toon van weleer aanmerkelijk bedaard, straks zal men moeten erkennen, dat het maar beter is, eieren voor zijn geld te kiezen en aan Rusland de overwinning te laten, die men het toch niet kan betwisten. Binnen twee jaar
De planken, waarop de lijken gelegen hadden, werden weggebracht; de lantaarns werden uitgemaakt en zij, die geholpen hadden bij het te water laten der dooden, verspreidden zich lachende en pratende, alsof ze pas putsen met vuil water hadden geledigd. De ziekenvader verzocht den dokter, of hij de twee zware zieken, die den nacht doorgekomen waren, kon bezoeken. Dat viel den esculaap nog al tegen. Moest hij, na zoo verkwikt te zijn, zich weer ziek ademen ? Hij keek den ziekenvader aan met onzekeren blik en was liet niet met zich zelven eens, of hij al dan niet dadelijk mee zou gaan. De ziekenvader die zijn weifeling zag, vroeg: — Of wilt u liever wachten, om hen bij het morgenbezoek om 8 uur te zien? Zijn besluiteloosheid was weg en hij antwoordde: — Neen, zeker niet, ik ga na dadelijk mee; loop maar vooruit. En hij volgde den ziekenvader. Toch maakte een sterk gevoel van weerzin zich van hem meester, toen hij de trap weer afdaalde. Maar beneden viel 't mee. Hoewel de atmosfeer nog bezwangerd was van gistingsdampen en de menschengeur de overhand had, was 't niet zoo benauwd en heet, als den avond te vorei . De luiken en patrijspoortjes stonden allen open en de fladderende windvangers klapten de koele, 1'rissche morgenlucht met vlagen naar beneden. ISiettemin was de geneesheer blij, dat hij, na zijn plicht gedaan te hebben, weer boven was, omringd van de ontwakende //zeenatuur». Tegen 8 uur zou hij lang genoeg beneden vertoeven: dan moest hij alle zieken bezoeken. Op weg naar het achterdek ging hij zien, hoe het met Frits was gegaan gedurende den ruwen nacht. De lijder was zeer onrustig geweest en had veel geleden. Hij had echter niet gewild, dat men den dokter zou halen. —• De beste man zal zijn handen vol hebben met de luidjes beneden, en mij kan hij toch niet helpen, had hij gezegd. (fFordt veroolgd.)
na heden zijn de Russen aan de Perzische golf.
In China is de rust weergekeerd. Het hof is teruggekomen, nieuwe ambtenaren hebben de onthoofde vervangen, wat meer vreemdelingen zijn binnen gedrongen en de geldmiddelen nog iets meer in de macht van de westerschen geraakt. Daarmee zijn voorloopig alle zichtbare gevolgen opgesomd, maar ongetwijfeld zal na jaren, wanneer de „stille kracht" in het ontwakend China zal zijn aangegroeid tot een onweerstaanbaar geweld, nog dikwijls worden gewezen op de gebeurtenissen in de afgeloopen jaren als de oorzaken van den grooten ommekeer in de Aziatische machtsverhoudingen.
Het verdrag, waarbij Denemarken zijn West-Indische bezittingen aan de Vereenigde Staten afstaat, is onderteekend. Daarmede is een kwestie uit de wereld, die sedert een halve eeuw telkens ter sprake gekomen is, maar welker oplossing belet werd door tegenstrijdige belangen in Denemarken; de agrarische, die het bezit dezer eilandjes nutteloos achtten, en de belanghebbenden bij den handel, die er voordeel in zagen, althans mogelijk voordeel in de toekomst; bij deze laatsten sloten zij zich aan, die uit nationale overwegingen geen Deensch gebied wenschten te vervreemden. Tot een volksstemming over den verkoop, onlangs, meenen wij, door koning Christiaan toegezegd, schijnt het niet gekomen te zijn. De Deensche bezittingen in West-Indië bestonden uit drie eilandjes: Ste. Croix, St. Thomas en het kleinere St. John, met een bevolking van, onderscheidenlijk, 19,783, 12,019 en 984 inwoners. De invoer beliep in 1895 ongeveer 4,200,000 kr., de uitvoer iets minder. St. Thomas, dat sedert 1671 tot Denemarken behoort, is 86 vierk, kilometer groot; onder de bevolking zijn een 5000-tal negers; het is een bergachtig, niet zeer vruchtbaar eiland, met een heet klimaat, en het is, evenals de omliggende Antillen, sterk aan cyclonen blootgesteld. De voornaamste voortbrengselen zijn: katoen en suiker. De hoofdstad, St. Thomas of Charlotte-Amalie, heeft 10,000 inwoners, en een zeer goede haven. Deze haven, en de ligging van deze eilandjes, vlak ten oosten van Portorico, maken het bezit van de kleine kolonie van vrij groot belang voor de Vereenigde Staten sedert Portorico onder hun gezag gekomen is. Ste. Croix is volkrijker dan St. Thomes, het heeft twee steden : Christiansted, de hoofdplaats, en Frederikssted, met een open zijde aan de westkust ; op dit eiland wordt vooral suikerriet verbouwd. Men verwacht algemeen, dat onder Amerikaansch bestuur de welvaart van deze eilanden, die evenals van de meeste der Antillen kwijnende was, zich weer zal opheffen. De Amerikanen zijn daartoe wellicht ook veel beter in staat, dan de verafwonende Denen. Oost-lndië, Berichten en opmerkingen betreffende Inlandsche Ambtenaren, Kampongs, Kleinen-Landbouw en bet Concubinaat in het leger. In de „Locomotief" van 16 Dec. j.1. wijdt „Rae", die in hetzelde blad van 22 Nov. de belangen der Europeesche Indische Ambtenaren had besproken, eenige kolommen aan het Inlandsche kader, beginnende met de woorden : „De evolutie, die geheel NederlandschIndië ondergaat door zijn toenemende ontwikkeling, waaraan oude, bestaande toestanden moeten worden aangepast, is oorzaak, dat ten opzichte van Inlandsche Ambtenaren van het Binnenlandsch Bestuur, vooral op Java, langzamerhand heel wat andere eischen worden gesteld dan in de vorige eeuw". Hij hoopt, dat de ernstige wil der Regeering het daarheen zal weten te leiden, dat de Inlandsche bevolking hoe langer hoe minder blootgesteld zal zijn aan de helaas! nog veelvuldig voorkomende „vexatiën" harer eigen hoofden. Daar in vele afgelegen streken van Java het Nederlandsche gezag nog inderdaad „nominaal" is, acht hij het een wijziging ten goede, dat juist deze gewesten worden toevertrouwd aan de zorgen der meest bekwame en doortastende Inlandsche Ambtenaren en niet meer zooals in vroegere jaren, bij wijze van straf, die genen er heen werden gestuurd, die reden tot ontevredenheid hadden gegeven. Maar, voegt hij er aan toe, waar de Regeering zeer terecht aan de Inlandsche Ambtenardn van het B. B. tegenwoordig hooge eischen stelt, daar is het billijk, dat zij aan dat Kader ook dezelfde medewerking en hulp verzekert, welke cot nu toe bijna uitsluitend het deel waren van het Europeesche. Onder die medewerking en hulp verstaat hij in de allereerste plaats, dat, wanneer Inlandsche Ambtenaren overgeplaatst worden naar andere streken, dikwerf zéér ver verwijderd van hun vroegere standplaatsen, zij in de gelegenheid dienen te worden gesteld, om ter bestrijding der daaraan verbonden kosten, evengoed als het Europeesche kader, een voorschot van drie maanden op hun bezoldiging te ontvangen, terwijl hun voorts het recht dient verleend te worden, om voor zich en hun gezin voor reis en verblijfkosten ter bereiking der nieuwe standplaats, te declareeren op den voet der bestaande, doch tot nu toe nog niet op hen toepasselijk verklaarde, bepalingen. Anders toch is de overgeplaatste verplicht zich in schulden te steken en er vloeien gevolgen uit voort, waarbij de Inlandsche bevolking het kind der rekening wordt. Daar nagenoeg alle ambtenaren van het inlandsche kader bereden zijn en dit ook in het belang van den dienst noodzakelijk is, zou het niet meer dan billijk zijn, dat ook hun, evenals den bereden officieren van het leger, paardenfourage en verdere indemniteiten worden toegekend; ook alweer ter ontlasting der bevolking, wie de verzorging dier paarden hunner hoofden, als een soort plicht, op de schouders wordt gelegd. Verder wordt, evenals het Bat. Nieuwsbl. dit onlangs deed, met recht gewezen op het hoogst onrechtvaardige en voor den dienst schadelijke, om de aspirant-inlandsche ambtenaren van het B. B., de zoo uitgebreide klasse der „magangs", voor geen of zeer onvoldoende salaris hunne werkzaamheden in 's lands belang te doen verrichten, terwijl ook hunne opklimming tot nu toe niet door gewestelijke ranglijsten rechtmatig is geregeld, waardoor dikwijls willekeurigheden plaats vonden. De schrijver zou wenschen, dat zelfs de plaatsvervangers der regenten, de pati's, behoorden bij een georganiseerd corps en dat deze betrekking beschouwd werd als de hoogst bereikbare (enkele uitzonderingen natuurlijk daargelaten), terwijl de regenten er dan alleen buiten blijven, daar de overlevering en de gedane beloften der regeering medebrengen, dat deze waardigheden zooveel mogelijk erfelijk worden gehouden in de oude regentenfamiliën, en zoolang er ontwikkelde regents-zonen of aanverwanten zijn, aan wie een uitmuntende opvoeding en voorbereiding voor hun later ambt is geschonken, bestaat er geen enkele reden, om de instelling der regenten niet te handhaven, zooals zij tot nu toe bestaat. Wij zijn het in hoofdzaak volkomen met „Rae" eens; de regeering mete tegenover Europeesche en Inlandsche ambtenaren, juit een oogpunt van rechtvaardigheid, nimmer met twee maten.
Daarom vernemen wij ook met genoegen, dat waar Europeanen voor bizondere verdiensten met decoraties worden beloond, men de Inlanders, die er voor in aanmerking komen, niet vergeet, terwijl wij met vreugde in de Ja va-Bode lezen: //De directeur van onderwijs, eeredienst en nijverheid heeft aan de regeering voorgesteld, om aan inlandsche ambtenaren, met een maandelijksche bezoldiging van minder dan /' 150 , vrije geneeskundige behandeling te verleenen , en in verband daarmede de bezoldiging der stadsgeneesheeren te verhoogen met resp. ƒ 100, f 105 en f 100 's maands. » Misbruiken, als het volgende, uit de Soer. Ct. overgenomen, moesten niet meer voor kunnen komen: Den regent van Bondowoso wordt ten laste gelegd, dat hij geen middelen heeft ontzien om den wedono van Wonosarie, een district van de afdeeling Bondowoso, het leven als ambtenaar onmogelijk te maken. Als reden hiervoor wordt opgegeven, dat genoemde wedono, een der weinige inl. ambtenaren, die geen familie is van den regent, op een vraag van den controleur of hij genegen was hoofddjaksa bij den landraad te Bondowoso te worden, bevestigend durfde antwoorden, niettegenstaande hij wist, dat die betrekking door den regent voor een zijner familieleden, den tegenwoordigen titularis, werd begeerd. Genoemde wedono is thans geschorst, niettegenstaande alle tegen hem gerichte grieven werden weerlegd; schrijver acht dit alleen mogelijk, omdat er geen vroegere Europ. ambtenaren, die hem gekend en gewaardeerd hebben, meer ter plaatse zijn, waardoor het nepotisme weer vrij spel heeft, en hij verkeert in de veronderstelling, dat de tegenwoordige ambtenaren nog onkundig zijn van de ongezonde toestanden te Bondowoso, anders zou het niet mogelijk geweest zijn, dat een zoo verdienstelijk ambtenaar, als de wedono van Wonosarie, zulk een groot onrecht kon worden aangedaan. Schrijver vestigt op deze miskenning van verdiensten en van recht de aandacht van de bevoegde autoriteiten en noodigt den resident van Besoeki uit, een grondig onderzoek te doen instellen."
De vaderlijke zorg der regeering schijnt zich ook niet voldoende uit te strekken over de huisvesting en 't verder levenslot van de minder ruim met aardsche goederen bedeelde bewoners van Insulinde, zooals uit onderstaande berichten op Kampongs betrekking hebbende, blijkt: //Al schijnt de cholera nu ook bedwongen, Batavia kan nog niet bepaald een gezonde stad worden genoemd. De Ass. Resident en de Contraleur hebben in Kampong Klappa den toestand nagegaan, ja zelfs is de Besident zelf gaan kijken, hoe het er mee stond. »Maar//, zoo vervolgt de berichtgever, //ook ik kom wel eens in de kampongs, meer dan die besturende ambtenaren, en ik moet zeggen : hij die beweert, dat ze zindelijk zijn, is een verstokte optimist. Hoe kan het ook anders ? De wegen en paadjes zijn niet begrint, ze hebben geen hellend profiel, terwijl een doelmatig gotenstelsel op zeer veel plaatsen gewoon ontbreekt. Het gevolg is, dat bij regen de kampong een stinkend moeras wordt. Daarbij komt nog, dat op verschillende plaatsen de huisjes zoo dicht op elkaar zijn gebouwd — immers een rooimeester schijnt alleen te functioneeren daar, waar geld te verdienen is — vooral in Kampong Noordwijk, dat het er ruim zoo afschuwelijk stinkt, als in de slums in Londen. Er rijn gangetjes in die Kampong, zóó nauw, dat er op den heldersten dag een vuns schemerduister heerscht. Zoowel de water-toevoer, als de luchtverversching, zijn er onvoldoende en de bewoners worden ontzettend door kwaadaardige malaria geteisterd. Die toestand is schadelijk voor de algemeene gezondheid en hij is gevaarlijk bij brand. Aan blusschen valt in zulk een warwinkel van bamboehuisjes niet te denken. Straatverlichting ontbreekt in de kampongs geheel. //N. v. d. D. v. N.-I.// En: „Tot welke onbillijkheden het aanleiding geeft, dat geheele kampongs in een volkrijke stad; als Semarang, nog kunnen toebehooren aan particulieren, leert het volgende. Onlangs werd de kampong Lemanan, gelegen in de Genielaan en toebehoorende aan Pangeran Adipati Ario Mangkoe Negoro VI, gekocht door den Heer Potter, alhier woonachtig. Aangezien de nieuwe eigenaar plannen heeft om op die gronden Europeesche huizen te bouwen, werd den 13den November der bevolking dier kampong, in tegenwoordigheid van den controleur-kotta en den patih-wedono, door hem aangezegd, haar woningen op te breken en naar elders overtebrengen. Daarvoor hebben zij \\ maand tijd gekregen en hun werd van bestunrs-wege aangewezen liet Gouvernements terrein te Pontjol, gelegen bezuiden de steenbrekerij. In meergenoemde kampong staan (verscheiden daarvan reeds jaren lang) een 44-tal woningen. Gedeeltelijk zijn ze nu reeds afgebroken en overgebracht naar en geplaatst op het nieuwe terrein. De bewoners hebben geen cent vergoeding.gekregen. Wat een extra-uitgaven voor die arme menschen, die grootendeels voor enkele guldens in de maand hard moeten werken ! Bijna allen moeten zich voor deze verhuizing in schuld steken. Ik vind dat zeer hard. Gaarne stem ik toe, dat de bewoner van een particuliere kampong geenerlei recht heeft op den grond, maar de humaniteit zou eischen, dat men in zulke gevallen de billijkheid wat liet spreken, dat bijv. in casu in het koopcontract voor de opwonenden een kleine schadeloosstelling ware bedongen." {Locomotief^
Aan de „Sem. Crt." schrijft men onder het opschrift : „De verkeerde wereld," dat de aanstelling vaneen groot aantal mantri's voor de aanstaande opiumregie ontevredenheid teweeg brengt onder deIndo-Europeanen,gegeageerde onder-officieren e. a., die zich beklagen, dat zij voor dergelijke betrekkingen,waartoe zij zich per gezegeld rekest tot de bevoegde autoriteiten hebben gewend, niet in aanmerking komen. Men maakt de opmerking : »Hier te Semarang krioelt het van gegageerden, die wegens hun sobere gagementen hun inlandsche huishoudsters warongs laten oprichten, om naar behooren te kunnen leven. Zouden die gewezen landsverdedigers van de Regeering geen vertrouwen verdienen, dat Inlanders boven hen worden voorgetrokken ?"
Wij zijn het echter meer eens met hetgeen hetzelfde blad onder het opschrift: „Kleine Landbouw"o.a. meldt : Even voorbij Srondol aan den grooten weg heeft een »pursang» Europeaan, oud-militair, zich gevestigd op een vrij groot erf, hetwelk hij bezig is met een paar inlanders zelf te bewerken. Het is een lust om den man te zien werken, met opgestroopte mouwen de patjol hanteerende en de lange baard, die hij draagt, over de schouders. Met trots en zelfvoldoening kijkt hij den voorbijganger in de oogen, die den Europeaanlandbouwer met verwondering aanstaart. In de onmiddellijke nabijheid staat zijn huisje van bamboe ; kippen, een paar schapen en honden zien wij daar
naast staan, terwijl zijn concubine, net en zindelijk gekleed, in een warong vóór de kleine woning druk bezig is de vele mannen en vrouwen te bedienen. Het is een vreedzaam ijverig volkje, dat men daar ziet, allen steken de handen uit den mouw, om in hun levensonderhoud te voorzien. Tevredenheid heerscht er. Waar treft men schooner tafereel? Ziedaar, het ideaal van den kleinen landbouw ! Ik ga dezen werkzamen man Zondag a. s. opzoeken, om hem de hand te drukken en wil 't een en ander van hem hooren, om daarvan nog mededeeling te doen in 't belang vau anderen, die daarmee ter navolging hun voordeel kunnen doen.» Weldadig en hoopvol doet ook, in deze treurige tijden van hongersnood en werkeloosheid zelfs op het zoo vruchtbare java, de inhoud van den brief aan, dien wij uit het „Bondsblad" overnemen : „Een woord tot de bondsleden, die kleine landbouwers willen worden. Ruim een jaar geleden ben ik als kleine landbouwer begonnen met 5 bouws grond, terwijl ik te mijner beschikking had slechts een gagement van f 18,33, zonder meer, dus ook zonder werkkapitaal. Niettegenstaande ik 5 kinderen bezit, kan ik den lezers van dit blad verzekeren, dat ik kan rondkomen en met goede hoop de toekomst tegemoet ga. In mijne buurt is nog voldoende grond te krijgen, zonder betaling en met voldoende water voor 2 of 3 families. Het klimaat is droog en gezond, de gronden liggen ongeveer 2500 voet hoog, op twee uur afstands van de hoofdplaats, Bondowoso, met goede communicatie. Er kan hier nog aardig wat verdiend worden, want er is groote behoefte aan groenten, aardappelen, kippen, melk en eieren. Bondsleden, die er over denken, zieh hier te komen vestigen, raad ik aan eens te komen kijken, het zal hun bepaald meevallen. Met raad en daad zal hen gaarne helpen, hun mede-bondslid,
BONDOWOSO, 4—12—1.901. A. BEFTEN.
Zooals de lezers weten, is door de Minister van Koloniën een onderzoek bevolen naar den omvang van het Concubinaat — het leven met huishoudsters — in het leger, en naar den invloed, dien dat heeft op de validiteit van den troep. Zeldzaam eenstemmig is het oordeel van de Indische pers, dat er meer voor dan tegen dit concubinaat te zeggen is. In het Ind. Militair Tijdschrift kwam onlangs een ernstige studie over dit onderwerp ; de heer van Geuns heeft over de kwestie in het Soer.-H.-Blad geschreven ; de heer Schimmel sprak er over in de Soer. Crt. ; de heer Brooshooft in de Locomotief, de heer Wijnands in het N. v. d. D. v. N. I. ; de Java-Bode, de Sem. Crt. het Centrum, de Sum.-Bode, alle zijn voor het behoud der vrouwen in de kazernen, mits onder behoorlijk toezicht natuurlijk, daar zij voor den soldaat, die in Indië toch reeds een veel onaangenamer leven heeft dan in Holland, het eenige element van huiselijkheid en gezelligheid zijn, zooals ook reeds door Mevr. Kempers — Stütterheim, de bekende soldatenmoeder, in '98 op het Ind.-Congres der Tentoonstelling van Vrouwenarbeid werd betoogd. Tot verbetering van het minder goede, aan den tegenwoordigen toestand verbonden, kan echter wellicht nog wel wat worden gedaan.
Vit West-Indie. In „Onze West" van 4 Januari komt een oudejaarsoverzicht voor, dat aan onze lezers, die de Surinaamsche toestanden niet kennen, een zeer duidelijk begrip zal geven van wat er in die kolonie omgaat en welke behoeften ze heeft. Wij zullen dan ook dit vrij uitgebreid verslag in ons volgend nummer in zijn geheel afdrukken. Uit hetzelfde blad blijkt ons, dat de lezingen over Suriname door ons medelid, Jhr. L. C. van Panhuys, gehouden, ook daar te lande zeer worden gewaardeerd. V a r i a .
. j« -. , Aan het Bat. Nbl. van 27 Atjeb en wat er mede D e c e m b e r 0ntleenen wij : in verband staat, ^ marechaussee-colonne onder Kapt. Heidens rukte naar de bovenstreken der landschappen gelegen tusschen Lhong en Kroëng Sabe uit, tegen benden van Ali Baët en Imeum Ripin c.s. Den marechaussee-colonne onder Kapitein Webb rukte naar de Boven Pasei-streek uit, ter opsporing van de benden van Panglima Po Lem." Meer en meer waarschijnlijk wordt het uit de verschillende gegevens, zoo zegt men, dat onder de gesneuvelde, niet herkende Hoofden, ook de pretendent Sultan was, die zich vermoedelijk, om minder in het oog te loopen, in gewone Atjehsche kleeding gestoken had. In verband met dezen nog maar steeds voortdurenden krijg en mogelijke andere vechtplannen, is hetwel de moeite waard, hetgeen de heer Brooshooft in De Locomotief van 21 December opmerkt, hier te doen volgen : „Over de kosten van den Atjeh-oorlog zegt de minister nu maar langs zijn neus weg, niet te kunnen „beamen", dat die kosten voor rekening van het moederland zullen worden gebracht. „Aangezien alleen het belang van ons koloniaal bezit ons in dezen oorlog heeft gewikkeld, bestaat voor de toepassing van dit denkbeeld geen aanleiding." Het koloniaal bezit van Nederland dan toch. De minister loopt zoo snel mogelijk over de vraag heen. Blijkbaar zit hij verlegen met zijne „assurantie-premie" van de memorie van toelichting. Dââr heette het (blz. 22), dat men de oorlogsuitgaven, „zooals het behoort", moet beschouwen „als een assurantie-premie voor het behoud onzer koloniën". Ik herhaal mijn vroegeren vraag — en dit zal zeker" ook wel in de Kamer zijn gedaan — wie betaalt de assurantie-premie? .De bezitter. Waar dus wordt gesproken van onze, d. i. Nederland's koloniën, behoort Nederland de oorlogskosten voor het behoud dier koloniën te betalen, alzoo niet slechts den Atjeh-oorlog, maar ook de buitengewone uitgaven, thans besteed voor de verdediging van Indië tegen een buitenlandschen vijand".
Taal en Zeden der Gajoea.
Aan het „Batavia's Nieuwsblad" ontleenen wij omtrent de naburen der Atjehërs: „•Wij zeiden vroeger reeds, dat de laatste reis van dr. Snouck Hurgronje naar Atjeh voornamelijk ten doei had een nadere studie van het land, de zeden en de taal der Gajoes, waaromtrent deze ijverige geleerde, die voor alles tijd vindt, reeds vroeger tal van gegevens verzameld had. Thans, zoo vernemen wij, zijn de aauteekeuingen zoover gevorderd, dat wij binnen kort een studie over dezen merkwaardigen volksstam, zijn zeden en zijn taal mogen verwachten. Dr. Snouck Hurgronje heeft den Gajoe, van wien wij vroeger reeds spraken, een der ontwikkelden zijns volks, weder naar Batavia medegenomen, om hem bij het uitwerken dier aanteekeningen van dienst te zijn.
De taal der Gajoes is noeh aan de taal dei Atjehers na verwant, noch aan de taal der Alassers, die hun vormleer aan de maleische, hun woordenschat aan de bataksche taal ontleenden, waarvan wij door de bemoeienis van dr. Snouck tïurgronje, later ook wel meer te weten' zullen komen. Bedriegen wij ons niet, dan staat bij een volgend verblijf te Atjeh ook een reis door de Gajoe- en Alaslanden op zijn program. Dat de colonne van Daalen ditmaal noch door generaal van Heutz, noch door onzen uitmuntende taalgeleerde gevolgd werd, is toe te schrijven aan de hooge eischen van beweging bij dien tocht gesteld aan de troepen, die er voor waren aangewezen, de beste manschappen der maréchaussée.
De Uitbarsting van de Kloet. Bij herhaling is door ons voorspeld, zegt de Soerb. Ct, dat de uitbarsting van de Kloet van Mei jl. nog ernsBtige gevolgen zou hebben, zoodra de regens goed doorkwamen en groote hoeveelheden asch en zand in beweging werden gebracht door den waterstroom. . Die voorspelling is reeds volkomen bewaarheid en de berichten in de laatste weken uit de Kloet-omgeving zijn daarvan de getuigen. Inmiddels is het kwaad daarmede nog niet in zijn geheel aangeduid. Het is meer dan waarschijnlijk, dat de gewassen in het Djombangsche en Hareesche, zoowel padi als suikerriet ernstig zullen te lijden krijgen, zoodra de droge moesson weder invalt. Het eruptiezand toch, dat op de hellingen van de Kloet en de asch en het zand, die ook op enkele hellingen van de Kawie zijn nedergevallen, komen met de westmoesson-regens naar beneden en verstoppen of verzanden niet alleen de bovengelegen lahars, maar wat veel erger is: een groot deel van de irrigatieleidingen, zoodat groote kans bestaat, dat de beplantingen van de sawàhs, die uit de Nertio bevloeid worden, dit iaar zullen mislukken. Door energiek optreden van de Regeering, nu onmiddellijk, zal echter veel van dit anders te verwachten onheil af te wenden zijn. De ambtenaren van de irrigatie zullen waarschijnlijk aan de Regeering in gelijken zin adviseeren, als onze berichtgever en het gevaar als werkelijk bestaand erkennen. * * * 'n w «u i. De heer Brooshooft schrijft onlangs « e indisctae i n z i j n ;)Van D a g t o t D a g „ . osiiiicnst. E e n in I n d i ë z e l d z a m c vogel> e e n j a n Content, vloog dezer dagen in mijn bureau en durfde zoowaar den Indischen postdienst in bescherming nemen ! Iu allen ernst beweerde deze witte raaf, dat, wijl Indië bij Europa nu eenmaal eenige tientallen jaren ten achter behoort te zijn, wij ook voor onze posterij niet mogen eischen, wat men in Holland of Duitschland heeft, of het moest zijn, wat men daar 50 jaren geleden bezat, dan wel'thans in Griekenland of Turkije. Hij acht den indischen postdienst als geknipt voor het regeerstelsel van dit land. Hiermee zei hij, in zijne onnoozelheid, misschien een waar woord, zonder te beseffen, hoe diep hij daardoor de Kegeering beleedigt. In ernst — wat men ook in Indië wil goedpleiten, men trachte het niet den schandelijken postdienst te doen. De toestand moet al heel treurig zijn. niet alleen, dat de dienst zeer ongeregeld is, maar telkens raken er heele zakken met brieven weg. Geen wonder, dat het publiek ontevreden is, maar ook de postbeambten klagen over hun gering salaris in evenredigheid tot het van hen gevergde werk. Zeker zal de regeering dan ook meer doen, dan alleen „de postrouten op Java en Madura uitbreiden en verbeteren", zooals het in de memorie van antwoord luidt. Ook de vermindering van frankeerkosten is immers een dringende eisch in verband met de zoo gewenschte meerdere algemeene ontwikkeling en meerdere voeling tusschen moederland en koloniën.
-»„ , , , Volgens een telegram van Een complot ran f a d a n g e r» i s $ d e z e r te valaclie munters. £ a t a v i a ^ w i j d y e r t a k t c o m . plot van namakers van valsch bankpapier ontdekt. Onder hen bevond zich een kapitein der chineezen, de pachter der pandhuizen en twee Europeanen, nl. de Stempelfabrikant G. P. W. Francis, op Molenvliet en de adjudant-onderofficier bij den Topographischen Dienst C C. J. Smit. Te Batavia zijn op negen verscheidene plaatsen huiszoekingen bewerkstelligt, te Meester-Cornells op twee en te Buitenzorg op een plaats. De resultaten van het onderzoek worden zeer geheim gehouden. * * Wes met de ü i t Soekaboemi schrijft men aan de staarten ! „Locomotief": Kort geleden heeft zich een chineesche kongsi gevormd, welke nu reeds ruim honderd leden telt, die allen een verbindtenis hebben aangegaan, om op een nader vast te stellen datum (men zegt op 31 December 1901) hun staarten te doen afsnijden. Zij, die zich niet daaraan houden, verbeuren een boete van f500. Is het volgende daarop echter niet eene koude douche? De „Primbon Soerabaja" meldt dat in de afdeeling Djoewana, bij wijze van rem, de prentah uitgevaardigd is, dat ongestaarte Chineezen de Chineesche kleeding oioeten blijven dragen en niet de allures van Europeanen mogen aannemen.
*Uu de Batak's De „Deli Ct." vertelt als een historisch feit, hoe een Batakker, ïooon..oo«elï d i e Q a a r M e d a Q w a g k o m e n af; zakken, om drooge visch in te slaan en voor het eerst ûe electrische booglichten zag, meende eenige manen te zien. Voor een toko bleef de zoon der bovenlanden stokstijf staan ; hij zag daar een paard, kleiner en ûjner, dan de mooiste Batakker. Hij overwon zijn Schroom, trad de toko binnen en ging niet heen, voordat de tokohouder hem beloofd had het mooie opgezette paardje voor hem te bewaren; hij zou over een week terug komen, om het te ruillen met een echte bataksche ponie.
Ook ee« mi ( l e z e n d) : „Jongens, nu wordt het Joch
IM" kust van Nieuw-Guinea.... 'n assistent meenens met onze vestiging op de Zuid
fesident, 'n controleur, 'n commies, 'n waterstaatsanibtenaar, kantoorpersoneel en pradjoerits ... . " Zij: „Ja een heel menu voor de inboorlingen." Van Vreemde Koloniën.
F R A N K R I J K . Set Januari-nummer van de Revue de MadaJuscar vangt aan met een gelukwensen van den «?er Alfred Grandidier, eerepresident van het Madagascar-comité, gericht tot den heer Clément
Delhorbe, den secretaris-generaal, bij gelegenheid van diens benoeming tot ridder van het legioen van eer. Deze ijverige kolonist heeft de hem toegekende onderscheiding dubbel en dwars verdiend voor den onvermoeiden ijver, waarmede hij sinds jaren werkzaam is in het belang van het groote Afrikaansche eiland. Reeds menige reis heeft hij van Madagascar naar Parijs heen en terug gemaakt, „ de Malgaches " (zooals de Inlanders van het eiland in het Fransch genoemd worden) kennen hem evengoed, als zijne landgenooten dit doen in de verschillende Fransche steden, waar hij links en rechts, overal waar hij er-maar gelegenheid toe vond, voordrachten heeft gehouden over het land en volk, dat hem lief is. Aan zijne bemoeiingen is het ook grootendeels te danken, dat er dahk zij particuliere bijdragen ter hoofdplaats Tananarive een monument is opgericht ter herinnering aan de op Madagascar gesneuvelden. In de Revue vinden wij eene afbeelding van het kunstwerk door den beeldhouwer Barrias ontworpen en worden de verschillende redevoeringen weergegeven, die ter eere van de onthulling op 23 November j.1. gehouden werden. Daaronder troffen ons vooral de woorden, die de Gouverneur-Generaal Gallieni richtte tot de inboorlingen, o. a. zeggende: „Malaches", dit gedenkteeken werd opgericht ter eere van de fransche soldaten en zeelieden, die met zooveel edelen moed Madagascar voor Frankrijk hebben veroverd! Gij weet, dat niets hun voortvarendheid en hunne met geduld herhaalde pogingen heeft kunnen stuiten, noch in 1895 op hun krijgstocht van Majunga naar Tananarive, noch later bij de vervolging der oproerige benden en bij het doortrekken der onbekendste deelen van het eiland. Zij hebben hun taak dapper volbracht, hoevele slachtoffers zij ook mochten achterlaten! Uwe vorige regeering heeft u, steeds gehoor leenende aan slechte raadgevingen, tot vele noodlottige oorlogen gevoerd en misbruikmakende van uwe lichtgeloovigheid, u voorgespiegeld, dat de fransche soldaten, wier gelederen door koortsen waren gedund, overwonnen zouden worden nog vóór zij de hoogvlakte van Imrina konden bereiken. Hierin heeft men u, als in zoovele andere zaken, jammerlijk bedrogen. Den 30sten September 1895 werd de driekleurige vlag te Tananarive geheschen, de fransche soldaten hadden de zegepraal behaald over uwe Koningin, over ziekten en alle andere hinderpalen, die zij op hun weg ontmoetten. Dat was een goede leer voor het Madagascarsche volk en zijn toemalige regeering. Maar deze kon of liever wilde haar eigen belang nog niet begrijpen. In stede van zich toen met u onder Frankrijk's bescherming te stellen, datais haar weldoener op zou treden, heeft zij u tot dien noodlottigen opstand aangevuurd , welke zooveel ongeluk over het land heeft gebracht en zooveel ellende na zich sleepte, dat wij nog steeds alle krachten moeten inspannen, om er u bovenop te helpen. Uwe regeering draagt nu de lasten van hare misslagen en Frankrijk heeft geheel de taak op zich genomen u te verdedigen en voor uwe belangen en uw toekomst te zorgen. Zegt ronduit, of sedert dat tijdstip de republiek in deze taak is te kort geschoten, of zij jegens zichzelve en jegens u haar plicht niet heeft vervuld door humaniteit en ware beschaving allom te verspreiden ? Gij zijt getuige geweest van de groote vorderingen, welke in die zes jaren tijds gemaakt zijn op het gebied van 's lands organisatie en administratie. De orde is overal hersteld en wetten zijn er uitgevaardigd, die u uwe persoonlijke vrijheid en veiligheid voor lichaam en bezittingen verzekeren ; eene rechtspraak zijt gij deelachtig geworden , voor welke allen gelijk zijn en die onpartijdig wordt uitgeoefend. Tevens dankt gij ons een reeks van weldadige maatregelen : de afschaffing der slavernij, opheffing der heerendiensten, teruggave van de u door uw hoofden ontnomen eigendommen. Het aanleggen van talrijke verkeerswegen en- van een spoor, het stichten van instellingen tot geneeskundigen en anderen bijstand, van ambachts-, landbouw- en handels-scholen voor een ieder toegankelijk, zijn zoovele bewijzen van Frankrijk's vaste voornemen, om u te voeren tot den hoogsten trap van geestelijke en economische ontwikkeling. Gaat dus voort met u te onderwerpen aan Frankrijk's goede leiding. Langzamerhand zult gij daardoor uwe ellende van vroeger vergeten, gedachtig aan uw spreekwoord : „An.atin'ny mangidy ny mamy", dat in het Fransch luidt: „A quelque chose malheur est bon".
Suriname,
Ten einde geen verwarring te brengen met de serie van voordrachten over Suriname, die dezen winter vanwege de Vereeniging Oost en West door Jhr. L. C. van Panhuys werden gehouden, geven wij eerst thans een beknopt overzicht van eene voordracht, over Suriname, die door den Heer van Panhuys den 27sten December j.1. gehouden werd, voor de afdeeling Leiden van het Departement tot Nut van het Algemeen. De spreker begon met, onder aanhaling van de uitspraak van den Heer F. W. van Eeden, die Suriname een verwaarloosd erfdeel had genoemd, uit een te zetten, door welke redenen van de Kolonie hier te lande nog zoo weinig bekend was en weet dit vooral aan het gebrekkige van het schoolonderwijs in dit opzicht, waarvan hij staaltjes aanhaalde. Spr. meende, dat het niet ondienstig zou zijn, ook door het vertoonen van een collectie platen, de aandacht van zijn gehoor op de Kolonie ze vestigen, door eens een nadere uitlegging te geven van het een en ander, dat men in denlaatsten tijd in de Nederlandsche couranten over Suriname had kunnen lezen. Na de mededeeling, dat het vooralsnog onmogelijk is, om de oppervlakte van de Kolonie aan te geven, daar men ten minste over eene oppervlakte gelijk aan die van Nederland in het onzekere blijft verkeeren, zette spr., met behulp van de kaart, de verschillende grensquaestiè'n uiteen en vermeldde daarbij, dat ons van de zuidelijke grens nagenoeg niets bekend was, dan enkele punten aan de uitoinden, die doorSchomburgh en door Brown respectievelijk in 1841 en 1872
aan de Westelijke en door Crévaux en Coudreau in 1876 en 1892 aan de Oostelijke grens waren bereikt. Van zelf kwam spr. hierdoor tot de mededeeling, dat in 1899 nog slechts eenderde deel der Kolonie was onderzocht ; ook nu nog was een zeer groot deel van de Kolonie op de kaart eenvoudig blank. Spr. toonde de moeielijkheden aan, die de ontdekkingstochten in Suriname in den weg stonden, en waarvan de voornaamste , — het wantrouwen van de Boschnegers, — eerst in den laatsten tijd ophoudt te bestaan; spr. noemde het daarom onbillijk te beweren, dat men zich vroeger niet om het onderzoek van de Kolonie had bekommerd. Zoowel Dr. Voltz, als de Commissie van 1861, die de grensrivier de Marowijne in kaart bracht en een deel van de zijrivieren ondekte, werden door de Boschnegers tegengehouden. Van de moeielijkheden door de natuur in den weg gelegd gaf spr. menig voorbeeld; — het ontzaggelijke oerwoud, dat, voorzoover wij weten, Suriname met uitzondering van smalle Sa vanen-streken bedekt; — de kust, waar men zoo bezwaarlijk kan landen en waar de zee bij vloed tusschen de luchtwortels door het bosch in bruischt ; — de uitgestrekte moerassen ; —• de watervallen en stroomversnellingen, slechts met behulp van boschnegers te bevaren, die de rivieren van het land, de eenige wegen naar het binnenland versperren, — de moeilijkheid om proviand te vervoeren en het ongezonde van de boschstreek. Meer uitgebreid gaf spr. eene beschrijving van de onderzoekingstochten in den allerlaatsten tijd verricht door de expeditie van Dr. van Cappelle en enkele maanden geleden, door die onder leiding van den Chef van den topographischen dienst in Nederlandsch Indië, den Heer Bakhuis. Spr. vond daarbij gelegenheid een schets te geven van de schoone natuurtafereelen, waarvan hij op een reisje op de Marowijne van Albina naar den Àrmina-val, in een corjaal (een vaartuig van een uitgeholden boomstam gemaakt) had kunnen genieten. Maar niet alleen in de verre binnenlanden, ook in het beschaafde deel van Suriname was, volgens spr., nog zoo veel te ontdekken en te onderzoeken, en als een sprekend voorbeeld noemde hij dat Dr. van Cappelle in 1900 de eerste was, die de gegevens voor een wetenschappelijk rapport over de cultures in Suriname bijeenzamelde. (') Niemand scheen het voor dien tijd de moeite waard te hebben gevonden daarvoor de reis naar de Kolonie te doen. De opwekking tot wetenschappelijk onderzoek, ook in het zgn. bekende deel van Suriname moest, meende spr., in hoofdzaak van Nederland uitgaan; dat men in Suriname poogde mede te werken, zoo goed als de krachten dit toelieten, — had z.i. nog de deelneming van Suriname aan de Nederlandsch West-Indische tentoonstelling te Haarlem in 1899 bewezen. (2) ^pr. besloot met eene opwekking tot belangstelling in de gewesten, die door onze voorvaderen in onze handen waren gesteld en betreffende welke op ons de taak bleef rusten, die te doen bloeien, opdat zij indirect zouden strekken tot vermeerdering van de kracht van onzen Nederlandschen stam. Bij de bezichtiging van de platen vielen o.a. op een voorbeeld van de groote groeikracht in Suriname (een terrein „plantklaar" en hetzelfde terrein negen maanden later met hoog opgeschoten bananen begroeid), de witte planken huizen van Paramaribo, wier bouw aan de huizen van de Zaanstreek herinnert en de werktuigen en toestellen, waarmede het goud in de zoo rijke Kolonie gevonden wordt.
(1) Dit rapport, onlangs bij den uitgever de Bussy verschenen onderden titel: „Bijdrage tot de kennis der cultures in Suriname", met afbeeldingen, is bij onze boekaankondigingen iu n°. 31 besproken. (2) Aan het slot van de vierde lezing door den Heer van Panhuys te Haarlem gehouden, deelde Dr. (ireshoff, de Directeur van het Koloniaal Museum, mede, dat in Suriname voor niet minder dan zes duizend gulden was bijgedragen voor een te stichten „van Beden fonds", voor botanisch onderzoek in de Kolonie.
RECLAMES.
SACHS & Co's.
ROKHEMDEN
passen onberispelijk. SCO SCO SCO
OIJSJES OUSJES OUSJES
Telephoon 930. Â. SERPH0S & Co.
Leveranciers aan Rijks- en Gemeente-Instellingen. Uitsluitend verkrijgbaar 69, DENNENWEG 69, DEIST ttJ±J±&.
Piki di mana, liöor 'k baboe zeggen, Njonja musti makan viscli, Njonja lust geen ikan kring meer, Omdat die hier niet lekker is.
Doeloe doeloe op Negri Java Koeht baboe visch bij de Chinees, •Tolangde even naar de passar Betaalde daar en klaar was kees.
Maar in Blanda is dat anders Daar gaat Njonja zelf er heen. Omdat de keus in visch er groot is Grooter dan in de Oost voorheen.
Veel verschillend zijn de prijzen Naar gelang van vangst en waar. Ook de visschers die dat vangen Hebben er hooger loonen naar.
Enak sekali, ikan blanda, Lekker smullen is toch zoet, Schelvisch, paling, oesters, kreeften, Die 't betalen kan, doet 't goed.
Wil 't adres toch niet vergeten, Waar wat fijns te pronken staat, V a n d e r H a r s t doet 't U nog eens weten, 't Is, R o g g e v e e n s t r a a t hoek P r i n s H e n d r i k s t r .
Aanbevelend: G. v a n d e r H a r s t firma A. Knoester, 's-Gravenhage, Roggeveenstraat hoek Prins Hendrikstraat, Visckmarkt hoek Schoolstraat. Scheveningen, Vijzelstraat 18 telefoon 4177.
Het plakaat Pandjang en de Koffiecultuur ter Sumatra's Westkust.
In de „Nieuwe Courant" van 7 Nov. van verleden jaar en in die van 17 Januari van dit jaar worden door een ongenoemden schrijver de Gouvernements Koffiecultuur ter Sumatra's Westkust en het plakaat pandjang besproken. Schrijver tracht daarin te betoogen: dat de Koffiecultuur, ten gevolge van de niet naleving van het plakaat Pandjang, is geworden een lastpost — en in vele gevallen een niet te dragen schadepost — voor de bevolking; en dat die cultuur misschien wel spoedig geheel zal verdwijnen; dat, wanneer het plakaat pandjang ware nageleefd, — even getrouw als de bevolking dit langen tijd deed — de koffiecultuur ter Westkust nu nog een der rijkstvloeiende bronnen van inkomsten voor de Indische schatkist en een zegen voor de bevolking zou zijn; dat het plakaat pandjang de noodzakelijke brug blijkt, waarover de bevolking ter Sumatra's Westkust gevoerd moet worden uit haar staat van verval naar die van oeconomischen bloei, waarom het in eere hersteld moet worden ; — zij het slechts als een ernstig bedachten overgangsmaatregel. Ik weet niet hoe het den deskundigen lezer van beide artikelen gegaan is, doch mij is het allerminst gebleken, dat schrijver er in geslaagd is, zijne stellingen te bewijzen. Wanneer ik nu wil trachten in het licht te stellen, waarom zijne beweringen onjuist zijn, dan moet mij toch eerst de verklaring van het hart, dat elke schending van het plakaat pandjang, welke in den loop der tijden heeft plaats gehad, ook door mij wordt veroordeeld, als te zijn in strijd met den goeden trouw; doch verschoonbaar wordt geacht, wanneer de bevolking er mede gebaat is of gebaat geweest is; wat wel gezegd kan worden van de ingevoerde verplichte kofûelevering, doch niet geheel van b. v. de ingevoerde nieuwe rechtsregehng, welke toch ook eene schending van dat plakaat was. En dat de bevolking van Sumatra's Westkust jaren lang gebaat is geweest met de ingevoerde verplichte Kofflelevering, blijkt - uit een voortdurende toename der productie daarna tot op eene zekere hoogte, toen ze langen tijd is blijven schommelen boven het getal van 100.000 pikols, om vervolgens vrij sterk af te nemen. De hoogste productie-cijfers zijn verkregen : in 1857, toen 191.000 pikols door het Gouvernement werden ingekocht tegen ƒ8.40 de pikol ; in 1864, toen/11.50 voor de pikol werd betaald en 187.000 pik. ingekocht werd; in 1870, toen voor 183.000 pik. f IS en in 1877, toen voor 175.000 pikols /"14 de pikol werden betaald. Zelfs in 1888 werd nog een productie verkregen van 150.000 pikols. Gaat het nu aan te beweren, dat de in 1847 gepleegde schending van het plakaat pandjang oorzaak is geweest van den achteruitgang van de koffiecultuur, welke eerst na 1883 goed merkbaar is geworden ? De schrijver heeft zich blijkbaar laten opwinden door de interessante, maar daarom nog lang niet altijd even juiste brochure van Mr. Jan van Bosse : „Eenige beschouwingen omtrent de oorzaken van den achteruitgang van de koffiecultuur ter Sam. Westk." Wanneer hij het artikel van den Heer E. B. Kielstra : „de koffiecultuur ter Sum. Westk." opgenomen in de Indische Gidsen van Oct. en Nov. 1888, aandachtig gelezen zal hebben, betwijfel ik ten zeerste, of hij nog langer die achteruitgang zal toeschrijven aan de schending van het plakaat pandjang door den Gouverneur Michiels in 1847. In dit zeer lezenswaardig artikel is uit officieele bronnen aangetoond, hoe die Gouverneur tot de door hem genomen maatregel genoodzaakt is geworden, en hoe deze maatregel jarenlang tot den bloei van dit Gouvernement, S. W. K., heeft biigedragen ; zelfs de eenige kurk is geweest, waarop ' die welvaart dreef, wat erkend is geworden door Generaal van Swieten, die Generaal Michiels als Gouverneur van dat Gewest opvolgde en, hoewel vrijhandelaar in merg en been, in heeft gezien, dat onder de gegeven omstandigheden zoo moest en niet anders kon gehandeld worden, ten einde over voldoende inkomsten te kunnen beschikken om de bestuurskosten te dekken. Wat toch was onderwerpelijk het geval. Ik citeer uit een der bij Kielstra te vinden verslagen van den Gouverneur van Swieten: „Onder den rüstigen invloed van vrije cultuur, vrije beschikking, vrijen handel en matige rechten nam de koffieteelt in dier voege toe, dat zij zelfs gedurende de hevige worsteling met de padries niet achteruitging, en de uivoer in 1833 reeds 60.000 pikols bedroeg." Doch er was geld noodig om de bestuurskosten en die van den padrieoorlog te betalen en daarom werd in 1833 de koffie bezwaard met eene territoriale belasting van l- of 20 % der waarde, te kwijten bij den uitvoer, boven en behalve een uitvoerrecht van f2 tot f4 per pikol. Zoolang de oorlog duurde, de landbouw verwaarloosd werd en de rijst schaarsch en duur bleef, was de uitvoer aanzienlijk en nam vrij wel toe, tot dat hij in 1843 zijn toppunt bereikten en tot 100.000 pikols klom. - Want het was met die opbrengst van de koffie, dat de rijst, die van buiten werd aangevoerd, gekweten werd. - Doch toen de rijstteelt beter behartigd en de kofüeopbrengsten minder noodig werden, om rijst te koopen, kon de cultuur der koffie de lasten niet meer dragen, waaronder zij gebukt ging." „Schier zonder andere wegen, dan allermoeielijksten bergpaden, was het vervoer naar de afscbeepsplaats
A D V E R T E N T I E N.
Voor eene familie zonder kleine kinderen, voor f150 'smaands te huur te Amsterdam één groot modern geheel gemeubileerd huis, met gebruik van Bad, Gasfornuis, Zilver, Glaswerk, Porcelein enz. voor één, twee, drie maanden of langer. Te bevragen bureau „ Oost en West ", Heerengracht 4, Den Haag.
R E P A T B I E E R E Î f D E F A M 1 I I E S , zich h. t. 1. vestigende voor opvoeding & onderwijs hunner gezinnen, informeeren omtrent Kampen als woonplaats. Geen Gem. Bel. Eijks Pers. Bel. en Opc. laag. Lager-, middelb. en Hooger Onderwijs van af ƒ 12.— tot ƒ50. per jaar. Gelegenheid voor studie rustig. Keuze van woningen. Kook- en Lichtgas 5 à 6 cent. Waterleiding uit de heide bijzonder zuiver en goedkoop. Verbindingen per Boot en Spoor gemakkelijk. Ligging gezond en fraai. Onderling verkeer aangenaam. Goede pensions voor jongelieden. Inlichtingen geeft kosteloos de Vereeniging tot bev. v/h Vreemdelingenverkeer.
Gebr. TEN HOUTEN, UTRECHT. DEN HAAG.
CompUeU
SPECIALITEIT IN SlaapkamerArtikelen.
Soliede bewerking. Zeer billijke prijzen.
Sumatrastraat 279, b/d Bankastraat,
T E J L E F H O O N 3 1 7 . Den Haag.
Directe import voor indische ingrediënten voor de rijsttafel. ROODE VISCH. - GOELA AREN. - MIE etc.
Boem boe's. - SanibaUans(ralj(!s).- Atjars.
Fabriek „SIMANALAGI" D e n Haag. K E P P L E R S T R A A T 138—144.
Ingrediënten voor de INDISCHE RIJSTTAFEL, als:
Samballans, Boemboe's, Atjars, Manisans, diverse Kruiden, Viscli-Artikelen, diverse Keuken-gereedschappen. Prima HOLLANDSCHE TAFELZUREN, Likeur «LALIDJIWO» Diverse MjIMOUtrjmE-SMMOPEIf.
J.A.DEGRÜIJTER, ObrecMstraat 196, hoek Reinkenstr.
DEN HAAG.
Groote Sorteering
VIMACHELS, CALORIFÈRES
EN MajolicaTEGELKACHELPLATEN
Eduard Peiger,
„La Haye" | Ä | T *
w N° 39 Prinsestraat N° 41. ISERIEF & Co. YEENESTRAAT 16/18, den "Haag. Magazijn van Garen en Band. DAMES HANDWERKEN. Mir Wollen Ondergoederen
VAN Jansen en Tilanus. FRIEZENVEEN.
PORT-, SHERRY, MADEIRA en fijne TAFELWIJNEN
VERHUIZINGEN onder garantie.
ï EÜR:ORA>rfflGP:j(fi DE GRÜÏJT"ËR & C f ! Itenîjaï
Bergplaats voor Inboedels
( G A E D E - M E U B L E ) VERPAKKING (Emballage) van alle soorten van goederen ter verzending door de geheele wereld. DEGRUIJTER&Co.
AMSTERDAM, Leidschekade 70.
DEN HAAG, ARNHEM. Westeinde 48. Parkstr. 70/71.
A. A. KSNUUVER & ZONEN, Gedempte Raamstraat 11-12, 'SGRAVENHAGE. Hofleveranciers. Nederlandsche Fabriek van Borduuren Passementwerken, Galonweverij à Jacquard, Photografiën en Teekeningen van V a a n d e i s. Maconieke Artikelen enz. worden franco ter inzage gezonden. Zilveren Medaille Wereldtentoonstelling P A R I J S » 1 9 0 0 .
Wol-Regime. Depot van het Eclite 1 Prof. Dr. G. Jaeger's NORMAALONDERGOED, voor Heeren, Dames en Kinderen, in Winter- en Zomer qualiteit. tot de laagste prijzen. JLYAHLE&Co., den Baai/,B.OOG&TU.U Telephoon 1218. Rotterdam, Hoogstr. 340. Lijders aan Jicht en Rheumatiek ten zeerste aanbevolen. Bovengenoemde Firma hebben wij voor '' s-GravenJiage den A l l e e n v e r k o o p opgedragen. W I I i H . B E R G E R S ö h n e , S t u t t g a r t , E e n i g e geconcessionneerde Fabrikanten der E c h t e Prof. Dr. G. JAEGEE'a Normaal-Ondergoederen.
1
jRUan $ Go. Koninklijke Nederlandsche j Stoom-Meubelfabriek ! Magazijnen ter Meubileering. \ Meubelen, » Tapijten, Gordijnstoffen etc
I T D E N H A A G : HOOGSTRAAT 16.
I R o t t e r d a m . Utrecht.
ZIJN alom bekend.
HEEHENGRACHT 3 - 5 2 , D e n H a a g . Succursales: UTRECHT, LEIDEN.
„De wijnen Yan dit hnis zijn verkrijgbaar bij den heer „B. D E B A S " te Batavia, Hoofdagent voor West-Java." Correspondentie te adresseeren aan: m a i s o n A n t o n i o A g u i l a r
JAC. MOULIJN, O p t i c i e n , I n s t r u m e n t m a k e r , 2e Wagenstraat 95, Deu Haag, TELEFOON 704.
BMIIJIJJEM en PIWCE-WXSZ, Voorschrift van Heeren Doctoren. Artikelen voor Ziekenverpleging, Verbandstoffen, Breukbanden. Suspensoirs enz. Aanleg en onderhoud van TELEFOON en ELECTRISCHE SCHELLEN
3B 'S B 9 O Hg, » m. s» m9 » 9 5 S i\ -%
1® * H B 2.
»? • 9 » » es
J, J. Kropholler,
Badhuisstraat 54, Scheveningen.
HAADËL in Koloniale Waren, Comestibles, Geconserveerde Groenten, Visch en Vleesch enz. Speciale condition voor de leden van „Oost en West".
Fabriek en Magazijnen „DE NIJVERHEID' B R E D A . Behangerij, Meubelfabriek, Stoffeerderij, Bedden- en Matrassenfabriek. Mart. Lef el - Oomen, H o f l e v e r a n c i e r .
Jfliele $ Go. Veenestraat 50
DEN HAAG.
Fabriek en Magazijnen van duurzaam Verzilverde ARTIKELEN VOOR Luxe en Huishoudelijk gebruik.
ZALEN TE HUUR
YOOR VERGADERINGEN
I * Ë X H A A G , Heerengracht 4>
Concureerendst adres voor compleete meubeleering. Enorme voorraad. Lage prijzen. Directe levering. Geïllustreerde prijscatalogus Gratis en franco.
Hoofdwassching. Verdrijving der roos, belet het uitvallen der haren. Hoofdwassching, bereid volgens het beste voorschrift door Mej. E. DE LEEUW, PRINSENSTRAAT 42, DEN HAAG. Prijs per flacon 9 0 ets. W. REUVERS, 73 Wagenstraat 73,
E.J.F. VAN DISSEL &Z0MJ, EINDHOVEN.
FABRIEK van LINNEN TÄFELGOEDEREN enz. enz.
Inrichting voor het maken, torduren en festoneeren. S P O E D I G E A F L E V E R I N G .
PRIJSCOURANTEN alsmede ruime keuze yan STALEN en MODELLEN,
worden op aanvrage franco toegezonden. AGENTESSEN GEVRAAGD met relation onder den gegoeden stand.
ItfOMNGGlDS
voor 's-Gravenhage.
Orgaan der firma: Dassel & De Leenw.
Op aanvrage gratis verkrijgbaar.
Grootste Keuze«
Tapijt- en Beddenmagazijn,
S ^ K PEINS HENDRIKSTRAAT
^ ^ ^ % hoek van Diemenstraat, ^ 1*3,
Behanger, ^ *
D E S H A A G .
Stoffeerder, *$%,
bekend BEDDENMAKER
pécorateur. *
Gasornamenten
Nieuwe Armen van af f 0.60. Nieuwe Schuiflampen met Gloeilicht van af f 5.50. Nieuwe 3-lichts Kronen met Gloeilicht van af f 17. Surpriselamp met zijden Kap en Gloeilicht f 13.50. Ï I E 1 I W E Geijser-Bailkacuel,
Nieuwste systeein, met groot nieuw BAD, met 3 jaar garantie en kostelooze plaatsing, f 60. 20a, Korte Houtstraat, Den Haag. T e l e f o o n 1 2 0 7 .
Franco levering door het geheele Rijk. Th. A. A. SIMONIS. Groenmarkt 34, over de PRINSESTRAAT D E 3 S T H -A. A. O Pension Büchner.
Laan van Meerdervoort 198, hoek Perponcherstraat, Den Haag. Ook Logies per dag.
Deutsche Roomboter. „ E I G E N H U L P " . Boter van eigen vee. Door dezen neemt de ondergeteekende beleefd de vrijheid TJEds. aandacht te vestigen op zijne zuivere ©nvervalschte Delftsche Roomboter.
De prijs is heden: Gegarand. Zuivere Delftsehe Roomboter f 1.40 p. K.6. Keukenboter •!•— »
Aanbevelend, P. van BOHEEMEN Pzn., Landbouwer te Stompiijk bij Delft.
Bij de Haagsche Uitgevers Mpij. „HET GEMEENSCHAPPELIJK BELANG" is verschenen: Regelen ter bevordering van de Gezondheid bij het heersenen van Inilnenza en n a l a r i a , door Dr. NORBERT GRABOWSKY.
Verkrijgbaar bij alle Boekhandelaren. Prijs »5 et. Prijs HS et
L SCHARENBERG,
H o f l e v e r a n c i e r .
Magazijn Yan zwaar verzilïerde artikelen (zuiver wit ondermetaal). SPECIALITEIT: Tafel- en Dessertlepels, Yorken, Messen enz. 15 jaar garantie. Voor Indië bijzonder aanbevolen EIKENHOUTEN CASSETTEN. •Gr avenhage, Hoogstraat IS,
18 Wagenstraat, D e n H a a g . Interc. Telephoon 582. INRICHTING
VOOR Complete Meubileering
VAN Salon en Eetkamer. \ Slaap- en Logeerkamer. / f f t R O Kantoor, Serre, Keuken, ' Gang en Trap en Dienst- enilOOger. bodenkamer. j Zeer aan te bevelen voor lad. familiën.
HAAGSCHE HOFJES met goud bekroond voorzien van bovenstaand handelsmerk verkrijgbaar bij W. R E U V E R S , Wagenstraat 73, C O Ï Ï F I S E U H , Den Haag. N.B. Voor de tropen verpakt in hermetisch gesloten bussen.
wenscht
Inteekenbillet voor niet-leden.
Ondergeteekende
Donateur-trice Lid te worden van de Vereeniging „Oost
en West' tegen betaling eener jaarlijksche contributie van f of door eene gift in eens van f
II .nclteekening en volledig duidelijk adres.
den
NB. Contributie van f 5 of gift in eens van f 100 voor Donat Voor lieden contributie tot een minimum van f 1.— 'sjaa iteurs. s jaars. Om 't orgaan te ontvangen moet men minstens f 1.50 'sjaars betalen. Doorslaan wat men niet wil.
De '*-Gravenhaagscb.e Boek- en Handelsdrukkerij voorheen Gebr. Giunta d'Albani.
>
— —
V A N
HET KOLONIAAL WEEKBLAD
D o n d e r d a g 1 3 0 J a n u a r i 1 9 0 2 .
zeer moeielijk en kostbaar; daarvoor werd nimmer minder dan /"6 de pikol in rekening gebracht. Toen dan ook de prijs der koffie tot ƒ20 de pikol daalde, stond de onkosten rekening aldus : Voor vervoer in zakken . . . . . . f „ territoriaal recht „ Uitvoerrecht (in den regel werd de Sumatrakoffie enkel naar vreemde havens uitgevoerd, de Nederlandsche handel begeerde haar niet) . . . „ Additioneel 5 °/o °P den uitvoer . „ Assurantie „ Commissie en pakhuur huur . .
6.— 4 .
4 . 0.20 0.50 1 .
Te samen . . f 15.70 Er bleef dus voor den planter, voor den tusschenhandelaar en voor andere kosten niet meer over dan f 4.30. — Onder die omstandigheden werden de remisses in dat product bezwarend; en toen de de prijs nog lager, in 1847 zelfs op f 10.50 daalde, moest de cultuur worden opgegeven : zij was niet langer houdbaar. — D e cultuur werd dan ook verwaarloosd en de uitvoer daalde in dat jaar tot 58.000 pik." „Daar onder deze toestand de markt kans liep geheel van koffie verstoken te worden, besloot het bestuur door een ingrijpenden maatregel tusschenbeiden te komen en de l e v e r i n g der koffie verplicht te stellen." Let wel! Het plakaat pandjang eischte van de bevolking, dat zij in haar eigen belang, waardoor ook dat van het Gouvernement zou worden behartigd, groote uitbreiding zou geven o. a. aan de koffie-cwZtuur. Hierover zou het door zijne ambtenaren doen •waken, omdat het zonder deze uitbreiding van culturen geen uitkomsten zou hebben. Bij het plakaat-pandjang werd dus aan de bevolking van Sum. Westk. te kennen gegeven, dat het Gouvernement uit de kof&ecultuur inkomsten wenschte te trekken voor de dekking der bestuurskosten.En daarom zou het door zijne ambtenaren doen waken voor de uitbreiding dier cultuur. (Wordt vervolgd).
Inlandsche Officieren bij het leger.
Hebben wij onder de „Boekaankondiging" reeds melding gemaakt van het oordeel van den Eegent van Demak, Raden Mas Adipati Aria Hadiningràt, over ^en economischen toestand van den Javaanschen landbouwer, wij voelen ons genoopt hier een brief over te nemen van dien hooggeplaatsten en hooggeachten Javaan, gericht aan den luitenant-kolonel T. C. Heering, °uze zeer gewaardeerde medestander, wat het denkbeeld betreft om het Inlandsche element in het O.-Indische leger op te heffen, door het daarin toekennen van officiersplaatsen aan verdienstelijke inlanders. Die brief ons als overdruk uit het Ind. Mil. Tijdschrift toegezonden, luidt als volgt:
Ten zeerste juich ik het denkbeeld toe, om voor inlanders van goede afkomst de deur te openen, ten einde hun intrede te doen in het Officierscorps. Volkomen ben ik het met U eens, dat zulks het beste middel is om het inlandsch element in hetleo-er te verbeteren, dat tot dusverre uit personen bestaat, afkomstig uit de onderste lagen der bevolking. Welke categorie van inlanders in den regel in militairen dienst treedt en waarom de militaire stand bij den Javaan zoo in discrediet geraakt is, acht ik overbodig er nog bij te melde», dewijl het van algemeene bekendheid, en over een en ander reeds meer dan eens geschreven is. Evenwel kan er geen kwestie van zijn, dat geen fatsoenlijk Javaan te bewegen zijn zou, militair te worden, bijaldien de omstandigheden anders waren. Om zich daarvan te kunnen overtuigen, behoeft men slechts te gaan naar Solo en te spreken met de officieren en minderen bij het Legioen van Mangkoe Negoro, die zeker alles, wat militair is, hooghouden, zonder evenwel gelijkgesteld te willen worden met hen, die slechts door den uitersten nood gedwongen worden dienst te nemen. Adres de Javaansche soldaten! Van deze personen is de slechte reputatie bij hun landgenooten reeds zoo diep ingeworteld, dat wat ook in het belang daarvan gedaan moge worden, het lang zal duren, alvorens ze uit aller gedachte verdwijnen kan. Evenwel is het een axioma, dat waar niets gedaan wordt om naar een zeker doel te streven, dit ongetwijfeld nimmer bereikt kan worden. Is het alzoo ernst om het inlandsch element in het leger te verbeteren, dan mag er zeer zeker niet te lang mede gewacht worden, het geopperd denkbeeld te verwezenlijken. De maatregel zal bij oordeelkundige toepassing meer goeds ten gevolge kunnen hebben, dan wellicht menigeen denkt. Er zal meer dan nu gevoeld worden voor onze geliefde Vorstin, iets wat in de koloniën hoog noodig is. Wat betreft het denkbeeld om de inlandsche officieren na een bepaalden tijd, om redenen door U uiteengezet, tot het burgerlijk leven te doen terugkeeren, dit is zeer zeker aan te bevelen. Als lieden van goeden huize, toegerust met een' hoogere ontwikkeling, in de gelegenheid geweest om te leeren werken en handelen en wetende wat plichtbesef is, zullen zij bij het inlandsch Bestuur zonder twijfel een goed figuur maken. Aan zulke individuen bestaat nog gebrek en met recht zou hun intrede in het ambtenaarscorps in het belang van den dienst moeten worden toegejuicht. Desniettemin bestaan daartegen bezwaren, die, hoewel niet onoverkomelijk, bekend gesteld dienen te worden. In de eerste plaats ben ik het volkomen eens met den Heer Nijpels, Indisch Militair Tijdschrift Mei 1901 blz. 393, dat het aantal passende betrekkingen üoor hen te aanvaarden, niet ruim genoeg is, vooral °a de reorganisatie, waardoor het, jammer genoeg, aanmerkelijk verminderd is. voorts mag het niet vergeten worden, dat niet al öle personen geschikt zouden zjjn of liefde genoeg ge°elen voor hun nieuwe betrekking, waardoor vaak ^oeilijkheden of minder gewenschte verhoudingen geboren zouden kunnen worden. Gesteld nu, dat een Bewezen officier van onbesproken gedrag en zeer goed ^rieden, die zijn sporen in den militairen dienst vere n d heeft, kort na zijn overgang in het burgerlijke,
t 1J*en geeft van niet berekend te zijn voor zijn nieuwe aa • k° e d a n m e t h e m t e nandelen ? Natuurlijk eerst and21611' °* kij v a n lieverlede niet in zijn voordeel verA.IfMen Zal" M a a r l l 0 e d a n ' a l s z u l k s n i e t geschiedt? jj^Jd door consideratie nemen, de dienst lijdt er onder, bove rr r u i t z e t t e n> bet maakt een slechten indruk en endien het is zoo goed als dupeeren, omdat het
niet van hem afgehangen heeft om in dien tak van dienst over te gaan. Evenwel laten zich, naar mijn bescheiden meening, bovenvermelde bezwaren uit den weg ruimen door eene regeling, dat de keuze van den nieuwen diensttak aan de betrokken personen overgelaten — en het overgaan facultatief gesteld wordt. Zij, die bij het burgerlijke niet wenschen over te gaan en op wier behoud in den militairen dienst weinig prijs gesteld wordt, kunnen pensioen krijgen. Van de diensten der gepensionneerd en kan immers nog steeds geprofiteerd worden, hetzij in tijden van spanning, hetzij in het belang van de werving, hetzij voor andere doeleinden op voordracht van het Bestuur — vooral nu ten gevolge van de reorganisatie het aantal voorname inl. ambtenaren, beneden den rang van den Eegent, verminderd is — hetzij anderszins. Ten slotte mag ik niet ontveinzen, dat een gelijkstelling met Europeanen, hoe goed deze ook moge zijn voor de inl. officieren, zoolang ze in militairen dienst zijn, na hun overgang bij het Bestuur aanleiding zou kunnen geven tot siheeve verhoudingen, ten ware aan al de andere inl. ambtenaren hetzelfde voorrecht toegekend werd. In de hoop met de mededeelii&g van mijn gevoelen, als bovenvermeld, aan Uw verlangen te hebben voldaan, noem ik mij, na aanbieding der verzekering mijner hoogachting.
Uw H. Edel Gestr. Dienstw. Dienaar,
(W. g.) H ADI NlNGEAT.
Wij hebben in het Koloniaal Weekblad over dit onderwerp reeds vroeger onze ideeën medegedeeld ; ons hoofdverschil, zoowel met den luit.-kolonel Heering, als met den geachten inzender en eveneens met den Minister en de Kamerleden, die daaromtrent bij de behandeling van de jongste Indishe begrooting van gedachten wisselden, ligt daarin, dat wij bij het aanstellen van Inlandsche officieren in het leger, niet in de eerste plaats zouden willen letten op „goede afkomst", maar wel op bekwaamheid en „militaire verdiensten". Het is ons natuurlijk niet onbekend, dat de traditie van goede afkomst, van adellijke en van vorstelijke afkomst zwaar weegt in onze Indische, vooral ook in onze Javaansche huishouding, maar wij zouden met het aanstellen van Inlandsche officieren niet in de eerste plaats een politiek doel beoogen. Wij weten ook zeer goed, dat de werving van deugdzame inlanders om soldaat in het leger te worden thans een zeer moeielijk werk is en juist daarom zouden wij hen, die met eere in dat leger dienden, zich als militair onderscheidden en bewijzen gaven van de noodige bekwaamheid, tot den officiersrang willen bevorderen. Wij herinneren ons den tijd, dat er Inlandsche officieren in het leger waren en 'dat de kans om zoover te komen, gunstig werkte op de waarde van het Inlandsche kader en op de werving. Zelfs reeds bij meer modeste vooruitzichten was het merkbaar, dat ook de ordelijke inlander niet ongenegen is om in militairen dienst te treden ; dit werd o. a. ondervonden door het korps Geniewerklieden. Kreeg men daarentegen Inlandsche Officieren in het leger, al waren ze van nog zoo goede afkomst, die met in de eerste plaats tenvolle soldaat zouden zijn, dan zouden wij dat eer schadelijk dan voordeelig achten. Gelukkig vinden wij het denkbeeld om aan die Inlandsche Officieren, na een zeker getal jaren dienst, een civiele betrekking te geven, maar dan geheel in den geest, zooals de Eegent van Demak dit bedoelt, d-1, bij geschiktheid voor het ambt, waartoe zij benoemd worden. Reeds jaren geleden hebben wij het voorgesteld, om ditzelfde beginsel toe te passen op militairen beneden den officiersrang, omdat dit evenzeer zou medewerken tot opvoering van het waardepeil in het leger en tevens het vormen eener degelijke legerreserve zou bevorderen. Wij kunnen dit onderwerp nu wel laten rusten. De Indische Gids vernam, dat de Gouverneur-Generaal met instemming van den Legercommandant, het vraagstuk in studie nam. Misschien is het wel omgekeerd maar in ieder geval de zaak is, waar ze thuis behoort.'
En 't is nu dan ook de juiste tijd om alle deuren van de werkplaatsen, waar ambachten geleerd en uitgeoefend worden, voor de Indo's wagenwijd open te zetten. Van de ontvangst, die hun bereid wordt, zal grootendeels de toekomst van hen, en ook van Indië, afhangen. Of ook de hekken van de „landen" wijd open moeten staan? Of 't een elk veroorloofd mag wezen, zich aan land- of tuinbouw te wijden? 't Mag wel goed overwogen worden; en daarbij dient in 't oog gehouden, dat 't zeer noodig is, al dadelijk maatregelen voor een goede controle in 't leven te roepen, opdat er niet gauw „kleine bevelende landheeren" en werkende half slaven ontstaan. Is eenmaal de Indo den goeden weg ingeslagen, dan zal 't niet moeilijk wezen voor den inlander van hoogeren stand om zijn vooroordeel te laten varen en het voorbeeld te volgen. En zijn we zoover dan zal de tijd gekomen zijn, dat allerlei industriën een groote vlucht in Indië kunnen nemen.
Aanteekening van de Redactie. In hetgeen onze geachte inzender schrijft, ligt veel waarheid, maar toch is het aan den anderen kant even waar, dat de Indische Regeering en ook die in Nederland zich sedert jaren -en jaren het lot en de toekomst der Indio's om zoo te zeggen niet hebben aangetrokken. Wij herinneren ons b.v., dat wij reeds in 1868 in de pers daarop hebben gewezen, aantoonende het gevaar, dat in dit verzuim was gelegen. De hoofdzaak is echter, dat men nu op den goeden weg is, al gaat het wandelen op dien goeden weg dan ook nog wat langzaam.
I B f G E Z O ï D E l V .
Het goei gevolg van liet paupérisme onder de ïüdo's.
Wie zal 't niet betreuren, dat er langzamerhand onder de Indo's een toestand van armoede is ontstaan die hen doet beklagen, en zorg baart; en 't is een heugelijk, - en niet anders dan logisch, - verschijnsel, dat, nu allerwege de aandacht er op gevallen is, overal de handen in elkaar geslagen worden, om een einde aan dat euvel te maken. Had de voortgang van 't pauperisme reeds vroeger gestuit kunnen worden? Had de achteruitgang der Indos voorkomen kunnen worden, als lang te voren maatregelen waren genomen? — Zou 't veel gegeven hebben, als de gelegenheid was opengesteld geweest, om den kleinen landbouw of tuinbouw te beoefenen, als inrichtingen tot stand waren gekomen, om ambachten te leeren? Wij gelooven 't in hoofdzaak niet. Het pauperisme moest komen en zich ontwikkelen tot de hoogte, waarop 't nu genaderd is en wel ten gevolge van meer misschien, maar toch allereerst als logisch gevolg van de denkbeelden en opvattingen, van de richting, waarin de wenschen van 't meerendeel der Indo's zelf, gingen, de besten onder hen niet te na gesproken. De werkman, de man, die met handenarbeid zijn brood verdient, staat bij hen niet hoog aangeschreven. Deze is en blijft de „wong tjileh" - de mindere man, — in 't oog van de meesten. Is 't, — behalve in Amerika, — overal elders wel heel anders ? 't Is dan ook niet bepaald uit luiheid, uit zucht naar hoogerop-willen-gaan, verlangen den meneer uit te hangen, waarom zij alle kracht inspannen, om kleinambtenaars examen te doen en zoo klerk of wat anders dienovereenkomstig, te worden op een ziehe klem traktement; 't komt eer voort uit een vaak onbewust streven, om niet te behooren tot een voor minder aangeziene klasse. Door 't overeenkomstig pogen van zeer velen om nagenoeg 't zelfde doel te bereiken, werd de markt overvoerd, en slechts de meest bekwamen en de geschiktsten konden plaatsing krijgen en behouden ; de anderen geen weg, die hun aanstond, vóór zich uitziende en onwillig een in te slaan, welke hen tot 't werkmanschap zou voeren, vervielen gaande weg tot armoede. Armoede nu is een scherp zwaard, maar ook een goede wegwijzer en uit dit kwaad moet en zal dan ook een ommekeer ten goede geboren worden. De armoede zal dwingen 't pad op te gaan, dat anders niet betreden zou zijn. Eenmaal genoodzaakt, om den kost en meer, te verdienen door handenarbeid, zal er ingezien, zal er meer innig gevoeld worden, dat er niets vernederds in gelegen is; en dat ook deze arbeid tot welvaart voert.
Enkele Vragen en Opmerkingen. In de Indische bladen komen natuurlijk geregeld berichten uit Atjeh. Als wij oudjes die lezen, kunnen wij ze bijkans niet meer begrijpen, zoo is alles van naam veranderd, of liever van spelling. Wat wij b.v. vroeger Oleh-leh noemden, heet nu Oelëé Lheüé (de uitspraak staat er niet bij) enz. Protesteeren doe ik daartegen niet, want 't kan best zijn, dat men in de eerste twintig jaren van den oorlog 't fijne van de uitspraak der Atjehers niet heeft gevat. Waar ik echter Wel tegen protesteer is, dat een „kampong" nu „gam pong" heet, want dat zou kunnen doen denken, dat de Atjehsche dorpen iets anders waren, dan die 'in de andere landen, waar 't Maleisch wordt gesproken. Of wordt „gampong" nu ook overal het nieuwe Maleische woord ?
De kampongs op Atjeh worden door goede wegen verbonden, hetgeen uitmuntend is, maar dat gebeurt i n I i e e r e n d i e n s t ! Betaalde of onbetaalde? In 'teerste geval zou ik dat woord „heerendienst" wel willen weglaten, want overtuigd van het onbillijke, voorvaderlijke en ondoelmatige van heerendiensten, zijn wij bezig ze voor Java af te schaffen. Wij moeten ze daarom in de nieuwe provincie, die wij eerlang bij het Indisch deel van ons land denken te voegen, dunkt me, ook in naam zelfs, niet invoeren?
Als iets nieuws, wordt bericht, dat Atjeh bijna voor iedere industrie grondstoffen heeft en dat men er nu niet alleen brandhout, maar zelfs ook goede timmerhoutsoorten kapt en tot balken en planken zaagt. Bijna dertig jaren geleden, toen wij van de tweede Atjeh expeditie thuis kwamen, schreef wijlen de verdienstelijke geniekapitein, Rombouts, een nota over hetgeen Atjeh aan bouwmatriaal zou kunnen opleveren en als mijn geheugen goed is, wordt daarin reeds gesproken over het uitmuntende timmerhout, dat men er zou kunnen kappen, djatihout zelfs. Nu is het best te begrijpen, dat men eerst bij een vreedzamer toestand kwam tot de ontginning van al 't goede, dat er is, maar, dat bij een goed bestuur, Atjeh weder een even rijk land kan worden, als het in vroegere eeuwen schijnt geweest te zijn, dat is oud nieuws.
EEN OUDJE.
Boekaankondiging.
Nu wij het I n d i s c h l a u d b o n w-Crediet o p J a v a van den Assistent-Resident P. J. P. VAN HEUTZ hebben doorgelezen, komen wij er met vreugde op terug. Ons oordeel over dezen zeer verdienstelijken arbeid is even gunstig, als dat van Raden Mas Adipati Ariâ Hadiningràt, Regent van Demak, die er een voorwoord bij schreef: gedateerd 21 October 1901. Ook om onze landgenooten te doen zien, dat er Inlandsche hoofden zijn, die schrijven over: „den toenemenden achteruitg a n g der materiëele welvaart van Java's bevolking", laten wij 's Regents beschouwingen hier woordelijk' volgen :
»In een tijd als de tegenwoordige, waarin algemeen geklaagd wordt over den toenemenden achteruitgang van de materiëele welvaart van Java's bevolking,°zijn zeer zeker alle geschriften betreffende gemaakte studiën over dat onderwerp aan alle belangstellenden hoogst welkom. _ De volkswelvaart toch is een factor, die in alle opzichten een voorname rol speelt. Ze te helpen bevorderen, zij het ook indirect, is zeer zeker de plicht van allen, die daartoe in de gelegenheid zijn. Landbouw, handel, scheepvaart en wat dies meer zij, zoowel als het gezag van de Regeering, hangen daarmede ten nauwste samen. Wat zouden de Nederlandsche bezittingen in Oost-Indië, die vergeleken worden bij een gordel van smaragd, beteekenen, als er steeds armoede wordt geleden? Veel is er reeds over gesehreven, herhaaldelijk is er zelfs door bevoegde personen de aandacht op gevestigd, doch van de resultaten valt nog weinig te bespeuren. Waar het geldt zulk een belangrijk onderwerp, kan het natuurlijk niet anders, dan dat gevoelens worden gekoesterd, die, zij het ook slechts ten aanzien van de détails of van de voorgestelde wijze van uitvoering, van elkander verschillen. Onder de reeds bij gedeelten in de dagbladen gepubliceerde resultaten van langdurige studiën behooren ook die van den heer P. J. F. VAN HEUTSZ, AssistentResident, waarvan thans een verzameling in boekvorm het licht ziet. Hoewel ze bij menigeen niet onbekend meer zijn, heb ik evenwel zonder aarzelen de taak op mij genomen, om ze big het belangstellend publiek in te leiden, omdat ze mededeelingen, wenken en voorstellen inhouden, die bij de behandeling van de aangelegenheid, welke thans het onderwerp van veler ernstige overdenkingen uitmaakt, van nut kunnen zijn en bovendien het getuigenis afleggen van des schrijvers warme belangstelling. Heeft de schrijver door zijn beschrijving, zoowel van den coconomischen toestand des volks, als van den omvang van den woeker, waaronder de bevolking van Java gebukt gaat, getoond op dat gebied geen vreemdeling te zijn, uit zijn vergelijkende studiën van de in verschillende landen bestaande woekerwetten en banken credietinstellingen ten gerieve van het volk, kan blijken, dat hij zich niet weinig moeite getroost heeft om zijn zaakkennis te vervolledigen.
Voldoende wordt daarbij ook aangetoond, dat er zelfs in de beschaafde landen gewoekerd wordt, doch
dat het niet aangaat, zulks lijdelijk aan te zien, waar gebleken is, dat het de volkswelvaart onderdrukt, gelijk in deze streken het geval is. De landbouwende bevolking heeft telken j are geldelijke hulp noodig, het is een periodiek terugkeerende kwaal, desniettemin kan zij ze nergens vinden, zonder zich te werpen in de klauwen van woekeraars van allerlei landaard. Waar zonder eigen kapitaal gewerkt wordt en de rentevoet bizonder hoog is, moet alleen om de zaken gaande te houden reeds veel worden verdiend. Immers moet de winst in alle gevallen het bedrag der te betalen rente overschrijden, om voordeelen te kunnen afwerpen. Het pandhuis, de eenige door de Regeering geauthoriseerde inrichting, die verondersteld wordt ten gerieve van de aan geldnood lijdende bevolking te zijn, blijkt tot de zuigpompen te behooren, die den nationalen rijkdom doen verminderen en den pachters groote weelde veroorloven. Java's bevolking heeft behoefte aan hulp, door een ieder wordt dit gevoeld; de Regeering heeft er hare aandacht reeds op gevestigd, met het doen van de noodige stappen, om de belangrijke aangelegenheid te doen onderzoeken of voor te bereiden, is een aanvang gemaakt. Moge dit werk bij alle belangstellenden een gunstig onthaal vinden en moge het iets bijdragen tot het aanwijzen van den juisten weg, die ter bereiking van het beoogde doel leidt, nl. bevordering van Java's welvaart, maar dan ook, mogen mijn landgenooten, voor wie gewerkt wordt, hun medewerking verleenen ! Het is zeker zeer vormelijk van den Eegent om aan het slot de hoop uit te spoeken, dat ook zijn landgenooten, voor wie gewerkt wordt, hun medewerking zullen verleenen. Hij zal, met ons, wel overtuigd zijn, dat de drenkeling de toegestoken hand gretig zal aangrijpen, mits de redder zorge, dat hij dit met volle vertrouwen kunne doen. Om tot dit laatste mede te werken, heeft de heer VAN HEUTZ zijn boek uitgegeven. De welvaart op Java is in de eerste plaats afhankelijk van het welvaren van den inlandschen landbouw. Zeker brengen ook de Europeesche cultures, de zoogenaamde particuliere landbouwindustrie, eenig voordeel aan, maar de grondslag is de cultuur van den inlander zelf; A der mannelijke bevolking van Java zijn landbouwers. In de eerste plaats daarom irrigatie, maar deze alléén is niet voldoende. Evenzeer, wellicht meer nog, is noodig „landbouwcrediet", om den inlander te redden uit de klauwen van pandhuispachter en woekeraar, die hem thans uitzuigt en leegpompt. Dit is de hoofdstelling, die wel door niemand meer zal betwist worden, maar die toch op boeiende en duidelijke wijze door VAN HEUTZ aan alle kanten wordt toegelicht. Hoe moet dit landbouwcrediet echter worden ingericht en hoe kan tevens de zucht tot sparen bij onzen Javaanschen landgenoot worden opgewekt ? De Rijkspostspaarbank heeft nagenoeg geen invloed in een land, waar 't sparen nog geleerd moet worden. Wat de wijze van inrichting van het landbouwcrediet betreft, is v. H. van een geheel andere meening, als de op Indisch ecomisch gebied niet minder verdienstelijke resident FOKKENS. Deze is een voorstander van een Staats-landbouwcredietbank en haalt als bewijs aan de goede resultaten der instelling te Bern m Zwitserland. Tegenover dit Westersche voorbeeld stelt v. H. dat van de zoo gunstig werkende spaarkas, tevens landbouwcredietbank te Modjowarno op Java. Hij beschrijft de resultaten van betlandbouwcredietwezen in Italië, Rusland, Engeland, Schotland, Duitschland, België, Amerika, Australië, Frankrijk, Zwitserland en Nederland. Hij maakt een vergelijking tusschen onze toestanden op Java en die in Engelsen-Indië en bespreekt daarna de Madrasregeling in 't EngelsenIndische voorschottenstelsel, om ten slotte te komen tot hetgeen hij voor Java wenschelijk acht. Wij bepalen ons tqt deze korte inhoudsopgave in het vertrouwen, dat zij aan velen aanleiding moge geven om het boek van v. H. niet alleen te lezen, maar te besturen. Onze leden kunnen het vinden op de leestafel in het lokaal der Vereeniging, Heerengrach 4, Den Haag.
Inhoud v a n N e d e r l a n d s c h e Tijdschriften v o o r Oost- en W e s t - I n d i ë . De R i j n s c h e Z e n d i n g , 2 3 e J a a r g a n g No. 4. Eiland Nias. Brief van Kramer uit Goenoeng Sitoli. — Sumatra. — Mededeelingen uit Pansoer Na Pitoe, door Joh. Warneck. Iets van de Battasche Zendingsvereeniging. - Bericht uit Borneo van zuster Hendrich.
De K a t h o l i e k e M i s s i ë m 2 6 e J a a r g a n g , No. 26. Th. van Swieten. Wandeling door Semarang. G e n e e s k u n d i g T i j d s c h r i f t v o o r N ed. - I n d i e . Deel XLI, afl. 6. J. B. van Deventer. Lepra-verslag over het jaar 1900. Summier ziekenrapport van het Ned.-Ind. leger over het jaar 1900. A. G. Sedee. Bijdrage tot de therapie van cholera asiatica. Dr. J. Groneman. De waarde der creoline - en der mangaantherapie. D. J. Hulshoff Pol. Over het voorkomen van malaria te Magelang in verband met de vraag of Magelang mag worden beschouwd als een malaria-vrije plaats. V e r s l a g e n v a n h e t I n d i s c h G e n o o t s c h a p . V e r g a d e r i n g v a n 3 D e c . 1901. Adat en haar beteekenis voor het bestuur in Indië. (Lezing door P. J. Kooreman.) I n d i s c h e M e r c u u r 1 9 0 2 , N o 4. De opkomst van den particulieren handel in Indië Onderzoekingen omtrent de theefabrikatie — Cacao. Gouvernements Koffiecultuur. - Dieoboringen in Indië. Kedirische Landbouwvereenigine; Mijnbouw. Maatschappij Kota Boenan. - Sumatra tabak. — Uit Consulaire Verslagen. Verzending O.-ï. Mail. VOOR DEN HAAG. Amsterdam, Nederl Rotterdam, Lloyd, Genua, Nederland, Marseille, Lloyd , Marseille, Fr. dienst, Brindisi, Eng. dienst, Napels, Duits, dienst, Via Marseille:
31 Jan. 7 Febr.
4 Febr. 8 // 31 Jan. 3 Febr.
14 21 i l 18 23», 14 17
Febr. 11.20 11.30 9.15 6.30 7.45 l.— 9.45
say, 's av. 's av. 's av. vm. mid. 's av. Suppletoire verzending van brieven, briefkaarten en aangeteekende stukken den dag volgende or> den aangegeven maildag te 7.45 vm. Via Napels: Suppletoire verzending den dag, volgende op den aangegeven maildag te 12, doch de aansluiting op het vertrek der booten is daarvan niet verzekerd. MAIL SURINAME. Amsterdam, Nederl., 31 Jan. 14 Beb Southampton, Eng., 3 Febr. 17 „ Suppl. verzending daags daarna 6.30 's av. altijd verzekerd. St. Nazaire, Fr., 8 Febr,
11.15 's av. 11.30 's av. aansluiting niet
8 Maart. 7.45 vm.
A D V E R T E N T I E N,
CATO SWIJSER, Leerares M. O. handteekenen en perspectief, ANNA PAULOWNAPLEIN 15 geeft les in teekenen en schilderen beveelt zich ook aan voor portretschilderen en vergrootingen naar photographieën. Informaties bij OOST EN WEST. ^ W. Chr. B. TERSTROET, Sigaren- en Sigarettenmagazijn, Pr, Hendrikstraat hoek Tasmanstraat i29, DEN HAAG.
Levert de beste Sigaren in alle prijzen in kistjes yan 25 en 50 stuks. Assortimentkisten enz. EXPORT naar OÖST-enWEST-INDIË
OVERHEMDEN naar maat.
C h e m i s i e r , 24—26 Hoogstraat, Den Haag,
Indische Uitrustingen,
Thee.
Koffie.
Mokka.
Gember.
Soja.
Chutney.
3WsaLou. VAN VEEN & Co. , 33 PLAATS, 's-GEAVENHAGE. T e l e f o o n 0 8 1 .
SCHEVENINGEN, 109, Eadhuisstraat. T e l e f o o n 4 i e i . G. KERNER&C«.
Koninkl. Nederl. Mandenfabriek en Magazijnen Firma W. F. VAN VLIET.
Serre-Jïteubelen en decoratie. ^TOORIDEinsriDE 1 5 8 . olières, Vogeikooien, Lange Beestenmarkt 4-6, Den Haag.
LingoriefaJbr-iok „S>e tfottandsche 3Vfiiverheid,% LANGE POTEN 20, 's-GRAVENHAGE.
Grootste inrichting tot het leveren van UITZETTEN en INDISCHE UITRUSTINGEN. voor DAMES, HEEREN en KINDEREN.
Daar aan onze ateliers circa 80 naaisters verbonden zijn, zijn wii in staat iedere bestelling in eiken verlangden tijd op maat té leveren en garandeeren wij voor keurige modellen, nette afwerkingen sterk concurreerencle prijzen.
o e n Hsistg-. — XJtPeclit. Geïllustreerde Prijscouranten worden gratis op aanvrage toegezonden.
ECHT CHiMEESCHE THEE, speciaal aanbevolen aan Indische familie's.
OOST «e** WEST Af deeling Nijmegen.
Het Bestuur maakt bekend, dat het zich hcscbikbaar stelt tot het geven van allerlei gewünschte inlichtingen aan uit Indië teruggekeerde familiën of personen, die zich te NIJMEGEN met der woon vestigen, hetzij voor goed of tijdelijk met verlof zijnde.
K. F. CASPERSZ, Bottendaal 42. Mevr. J. G. M. A. VON BOSE. L. N. O. WETHMAR, Slicbtenhorststr. 50. C. M. E. R. C. VON BOSE Kelfkensbosch 10a. G. DE LAIVE v. Welderenstraat 76.
NB. Spreekuur dagelijks, uitgezonderd Zon- en Feestdagen, van 1—2 uur in den namiddag
GRATIS en FRANCO,
Grit, of gemalen gebroken Zeeschelpen
Dit nuttig en onmisbaar artikel voor eiken Kippenhouder wordt tegen billijken priis geleverd. Monsters en prijsopgaaf wordt gratis toegezonden.
VAN DER DEURE'S OCHTENDVOEDER is een goedkoop en krachtig voer voor uwe kippen; vlugge rui en vroeg eieren van de jonge kippen. Prijs per 10 kilo ƒ 1.50, 25 kilo ƒ8.50, 50 kilo ƒ6.50, franco naaste boot of spoorwegstation. Proefzakjes van 5 kilo ƒ 0.95, fr. thuis. Soliede depotliouderg gevraagd. Puike, zuivere, Zoetemelksche Edaramcr Graskaas, (geen fabriekskaas), maar echte boerenkaas. 1 st. ƒ 1.50; 2 st. ƒ 2.90, na ontv. v. postw. J. v. d. D E Ü R E , E N K H U I Z E N (N.-H.). Stoomvaart-Maatschappij „ROTTERDAMSCHE LLOYD" Maildienst tusschen Rotterdam en Nederlandsch-indië in verbinding met de diensten der Koninklijke Paketvaart Maatschappij van Rotterdam, van Marseille, te Port-Said, te Padang.
IN ROBES i« nuDUù £ vl jaw. Fransche_Coupa ' )fctóaft L _ W » « * >
Reform kleeding SPECIALÏTEITE I I INDISCHE KLEEDIÏGEÏ. naar ke«*e. Attesten ter inzage 113> Van Swietenstraat 113. lien Maag. Brandstoffonlianclol G. jRandewiel
H O F L E V E R A N C I E R Kantoor Sumatrastraat 45. Den Haag, Telephoon 1014. Filiaal Badhuisstraat 103, Scheveningen, Telephoon 3983. Specialiteit in Engelsche en Beigfische Atrthraciet, welke steen- en gruisTrij worden afgeleverd. 3P. JEE. B O T Ä E , 3 1 , V E E N E S T B A A T - IDEHST H A A G ,
SPECIALITEIT IN GEKLEURDE, ZWARTE en CRÈME STOFFEN. Nouveaute's voor elk seisoen. STEEDS GKOOTE ASSOETEMENTEN. BILLIJKE PRIJZEN.
STATIONSWEG 19. Eerste Modes.
D E N HAAG. GEDEMPTE BUUIJWAL 8, »ELFT, bij de WAGENSTRAAT. 2 1 . CH00RSTKAAT. v#. \D. U. 1\0\ÎS\, Nieuwste Garneering. MAGASIN de SOLDES.
Grootste keuze eelite I.YOJfSCHE Z I J D E in zwart en gekleurd, ook andere kleedingstoffen bijzonder geschikt voor Indië, voor de helft der gewone prijzen.
Alle goederen welke niet naar genoegen zijn, al zijn dezelve ook afgesneden, worden gaarne omgeruild. Stalen worden op aanvrage franco toegezonden.
De WONINGGIDS v/d. Merlandsche Bond van Makelaars in Vaste Goederen, Assurantiën, enz. o. m. bevattende de adressen der voornaamste makelaars in vaste goederen van Wederland, en de WONINGGIDS voor 's-GRAVENHAGE en OMSTREKEN opgemaakt door 't Administratiekantoor der firma FALKENBURG & Co. 'S-GHAVEWMJIGE, üennenweg « 4 , zijn beide op aanvrage gratis verkrijgbaar Ook liggen deze gidsen op de informatiebureaux der Vereeniging «Oost West» te 's-GRAVENHAGE en te WELTEVREDEN (Batavia) ter beschikking van belangstellenden.
À. «F. M E S U E M E U B E L F A B R I K A N T . Mof »pui SI, Telephoon J¥o. 24 O, 's-Mage.
Inrichting Yoor complete meubileeringen, zoowel in koop, als in huur. Complete Ameublementen voor geaeele huizen, boven- of benedenhuizen steeds voorradig. P R I J Z E N S T E R K C O N C U R R E E E E N D . Verhuurt mede Gemeubelde boven- en benedenhuizen.
A l BON MARCHE - MODES.
Dames- en Kinderhoeden, Voiles, Talie, Linten, Bloemen, Yeeren. Wagenstraat 58, Den Haag.
gediplom. muziekleeraar, geeft grondig onderwijs in P i a n o en T h e o r i e . Tevens opleiding voor examens. Spreekuur Dinsdag en Vrijdag 2—3. Riouwstraat 122, den Haag.
Vereeniging OOST en WEST A f deel ing 's-Gravenhage. Aan het Bureau Heerengrackt 4, zijn van ÏO —12 en van 3 — 4 uur, inlichtingen te bekomen omtrent de volgende personen die werk zoeken. Men kan die inlichtingen ook per brief vragen aan den Secretaris der 3de Commissie, den heer G. C. A. DE W I T T , de Perponcherstraat n°. 93.
Een gep. Onderofficier O.-I. Leger voor ineasseering, oppasser en h u i s b e w a a r d e r .
Een modiste die werk in O o s t - I n die zoekt.
Een Dame die lessen geeft in N o o r s c h , Zweedsch, D u i t s e h en I t a l i a a n s e h.
Twee jonge Dames voor J u f f r o u w van Gezelschap.
Twee bekwame l i n n e n n a a i s t e r s .
Gewezen Sergeant in W.-I. voor p o r t i e r , l o o p e r of h u i s b e w a a r d e r ; kan ook o o p i e e r w e r k verrichten.
S i n d o r o * M e r a p i . . S a l a k . . . L a w o e . . . Ardjoeno. S o e m b i n g G o e n t o e r " O e n g a r a n
8 Febr. 22 „ 8 Maart 22 „ 5 April 19 ,, 3 Mei 17 „
20 Fehr. 6 Maart 20 „ 3 April 17 , 1 Mei 15 , 29 .
25 Febr. 11 Maart 25 „ 8 April 22 „ 6 Mei 20 „ 3 Juni
17 Maart 31 „ 14 April 27 „ 11 Mei 25 „ 8 Juni 22 „
te Batavia. 19 Maart 2 April 16 „ 29 „ 13 Mei 27 „ 10 Juni 24 Dubbel schroefstoomschip. Ie klasse midscheeps. 2e klasse in de campagne.
De Hoofd-Agenten : Ruys & Co., Rotterdam. De Agenten: E\jkensluyters & Tromp, Anna Paulownastraat ld, 's-Haye.
Jonge Dame ter waarneming van het huish o u d e n en het oppassen van kinderen.
Twee Dames voor a d m i n i s t r a t i e v e bet r e k k i n g .
Een Heer voor a d m i n i s t r a t i e v e bet r e k k i n g of magazijnmeester.
Een Heer voor C o r r e c t o r aan eene drukkerij.
Drie Dames voor waarnemen van een huis-, h o u d e n en naar Indien gaan. Twee Dames om b e j a a r d e dame gez e l s c h a p te h o u d e n . Een Jongmensch voor k a n t o o r b e d i e n d e .
Een Dame zoekt plaatsing als S t e n og r a a ook voor les geven.
Een jonge Dame die als G o u v e r n a n t e of B o n n e naar Indiè wil.
Een Dame gew. onderwijzeres in Indië voor les geven aan of o p v o e d e n van kinderen.
Een gegageerd Onderofficier der Genietroepen zoekt een b e t r e k k i n g voor l o o p e n d beheer; schrijfwerk of eene eenvoudige administratie; ook kantoorwerk in die richting.
Eene dame voor 't les geven aan s p r a a k g e b r e k k i g e n .
Een Dame les geven in t e e k e n e n en port r e t s c h i l d e r e n .
Een gewezen Sergt.-majoor, timmerman der marine, voor p o r t i e r of h u i s b e w a a r d e r .
Een jonge Dame zoekt een t ' h u i s zonder s a l a r i s bij eene dame om deze in de avonduren gezelschap te houden; kan in 4 talen voorlezen en maakt muziek.
Een Dame om met eene familie op r e i s te g a a n ; spreekt Hollandsen, Duitsch, Fransch en Engelsen, en heeft veel gereisd. Een gewezen militair in W.-I. voor opp a s s e r of h u i s k n e e h t . Eene Juffrouw voor D e p ô t h o u d s t e r . Een bekwaam m a c h i n i s t ma c'h i n e b a n k w e r k e r voor plaatsing in Oost- of West-Indië.
Eene jonge.dame les geven in fröbelen. Een gew. O.4. ambt. voor a d m. b e t r e k k i n g .
De 's-Grarenhaagsehe Boek' en Handelsdrukkerij voorheen Gebr. Gitiüta d'Albanïj