Steba Rijna en Leander Goeloe. Een eilandoverstijgend verhaal van een familie in slavernij

Share

Een bijzondere ontdekking in het gedigitaliseerde Koloniaal Archief bewaard bij het Archivo Nacional Aruba onthult een verzoek voor de terugzending van twee tot slaafgemaakten die zich op Aruba bevinden. In een brief van 8 mei 1861 wordt vermeld dat “de metselaar Steba en zijn zoon Leander” verwacht werden op Bonaire.[1] Deze vermelding is opvallend, aangezien koloniale archieven doorgaans alleen de moedersnaam van tot slaafgemaakten vermelden. Er waren geen vaders, enkel geboren “vrijen of vrijgemaakten” konden wettelijk geregistreerd worden, en de tot slaafgemaakte vaders hadden geen mogelijkheid om hun kind te erkennen. Dat is ook het geval bij Leander, waarvan we enkel de moedersnaam weten, namelijk Elizabeth Goeloe. Dat Steba Rijna de vader is, is onbekend. Een vondst waarbij een vader-zoon relatie aan het licht komt is in dit geval van onschatbare waarde omdat ze licht werpen op de gefragmenteerde en complexe geschiedenis van de familie-relaties in slavenhuishoudens.

Technologische ontwikkelingen in digitaal erfgoed bieden een uitkomst voor het onderzoek naar de vele familierelaties binnen de voormalige kolonie. Met een paar zoekopdrachten en muisklikken kunnen we namen van personen traceren en binnen enkele minuten hun gedocumenteerde levens in de archieven terugvinden. Door de toepassing van handgeschreven tekstherkenning (HTR), mede mogelijk gemaakt door Transkribus, een AI-tool voor het ontsluiten van historische documenten, en de resultaten van deze toepassing (digitale transcriptie) als full-text doorzoekbare items (tekst) aan te bieden via een zoekmachine op een platform zoals https://coleccion.aw/ wordt het makkelijker om verbanden te leggen tussen mensen.[2]

En zo kunnen we door tussen de regels door te lezen, nog meer levensverhalen reconstrueren. Het vinden van informatie is echter geen makkelijke taak. De archieven van de voormalige kolonie Curaçao en Onderhorige Eilanden Bonaire en Aruba zijn namelijk niet begrensd, zoals de eilanden zijn door hun kustwateren, maar verspreid over meerdere (archief)instellingen binnen het Koninkrijk. De aloude machtsverhoudingen zijn (soms) nog steeds voelbaar, wat bijvoorbeeld blijkt uit de toegang tot informatie, en de middelen om onderzoek te doen naar de inhoud ervan. De motivatie van instellingen om onderzoek te doen is ook niet altijd transparant, en dat geldt ook voor de belangen die onderzoeksinstellingen erbij hebben.[3] Dit maakt het onderzoek doen naar de mensen die destijds op de eilanden woonden niet altijd even makkelijk. Vooral doordat de eilanden en de instituten onlosmakelijk met elkaar verbonden waren. Daardoor reisde men ook frequent tussen de eilanden, vaak voor handel, maar dus ook uitwisseling van arbeid, en het blijkt dat (gedwongen) arbeidsmigratie een gewone zaak was binnen de voormalige kolonie.

Het aantal personen in gouvernementseigendom op Aruba veranderde bijvoorbeeld regelmatig. In 1858 treffen we een lijst aan met acht namen, waarbij er op dat moment twee tot slaafgemaakten naar Curaçao worden opgezonden, namelijk Hendrik, (moeder) Hendrina Goeloe, en Lourens, (moeder) Sablina Janga.[4] Van oudsher lag het aantal personen in gouvernementseigendom op Aruba lager dan op Bonaire. Dat verschil valt te verklaren doordat er op Bonaire een veel groter aantal tot slaafgemaakten nodig waren vanwege het werk op de zoutpannen die door het bestuur beheerd werden.[5] Daarentegen was het geringe aantal personen in gouvernementseigendom op Aruba grotendeels bepaald door het geringe succes van de overheidsplantages.[6]

Twee jaar later, namelijk in 1860 treffen we een “Monsterlijst der Gouvernementsslaven op Aruba, op den 1e July 1860” aan.[7] Deze lijsten bevatten de namen van alle tot slaafgemaakte personen in gouvernementseigendom op Aruba. Op deze lijst uit 1860 staan negen namen, de Eigennamen van de tot slaafgemaakten in de eerste kolom, de moedersnaam in de tweede kolom, en hun ouderdom in jaren en maanden. Ten opzichte van de lijst uit 1858 staan er drie nieuwe personen vermeld. Steba, 42 jaar en 10 maanden oud, moeder Sebel Reijna, en Leander, 10 jaar en 11 maanden oud, moeder Elizabeth Goeloe, en Carolus, 16 jaar en 1 maand oud, moeder Juana Goeloe (hij wordt op 31 januari 1862 op Curaçao gemanumitteerd).[8] Deze drie personen blijken allen op 28 Juni 1860, twee dagen voordat de monsterlijst is samengesteld, aangekomen op Aruba.

Het verblijf van Steba en Leander op Aruba is maar van korte duur, op 1 januari 1861 komen ze niet meer voor op de monsterlijst. Volgens een bron van de administratie van Financiën uit 1860 heeft Steba een grote familie, waardoor verzocht wordt dat hij hooguit 3 á 4 maanden op Aruba kan blijven.[9] Het blijkt echter dat de terugkeer naar Bonaire van korte duur was, een paar maanden later staat er in een brievenboek van de Administrateur van Financiën wederom een melding dat Steba en zijn zoon Leander terug moesten keren naar Bonaire, nu om te helpen bij de reparatie van het Kommandementshuis aldaar.[10] Een nadere blik op de monsterlijsten van Aruba werpt licht op de zaak, ze zijn op 1 april 1861 wederom op Aruba, deze keer arriveerden ze op 7 maart 1861.[11] Zij vertrekken binnen 3 maanden weer naar Bonaire, op de monsterlijst van 1 juli 1861 komen ze niet meer voor. Wat we dus weten is dat Steba een metselaar is, dat hij een grote familie op Bonaire heeft, en dat hij twee keer een aantal maanden naar Aruba wordt gestuurd om daar te werken. Bij beide verblijven op Aruba is ook Leander aanwezig, die vermoedelijk als hulpjongen wordt ingezet.

Waarom hadden ze op Aruba een metselaar nodig? In het eerder geraadpleegde register van brieven vinden we een interessant stuk. Op 1 juni 1860 werd de volgende brief verzonden:

Mededeeling dat door de Administratie getracht wordt, om te voorsiening in de behoefte van werklieden alhier, een metselaar en een timmerman, hetzij uit Bonaire of in huur op Curaçao te bekomen.”[12]

Dit verzoek blijkt niet op zichzelf te staan, reeds in 1857 wordt er door de gezaghebber van Aruba een verzoek gedaan aan de Gouverneur op Curaçao om reparatie van de landsgebouwen. We lezen bijvoorbeeld dat “[…] alhier zijn geene gebouwen van klinkers opgehaald, maar alleen van aarde, klei, gevlogte teenen aangevuld met kleine steenen zoo waren de gebouwen van ouds en zoo ook mijn woonhuis en de lands gebouwen.”[13] Vandaar ook dat er in 1859 een commissie in het leven geroepen wordt om de vele werkzaamheden te overzien.[14] Interessant is dat de voorzitter van deze commissie, B. van der Veen Quant, lid van het Vredegerecht die later ook zou optreden als testamentair executeur voor de boedel van wijlen Jan Vos Specht. In die rol zou hij toezien op de manumissie van een timmerman op Aruba, namelijk Adriaan Picus [15] (de grootvader van de latere Merdado ”Dada” Picus).

Uit de correspondentie met de gouverneur van Curaçao blijkt dat er veel aan de hand is op Aruba, zo klaagt men over de toestand van een bouwvallig gebouw (in Oranjestad) met een deels ingestort dak op huisnummer 95, gelegen tussen de huizen van D. Capriles, en Joseph van Jacob Henriquez.[16] Daarnaast moet ook het dak van de keuken binnen het fort opnieuw bedekt worden[17], en er wordt een nota opgesteld van de gedane reparatiën aan het Fort Zoutman in 1859.[18] Een paar maanden later, nu in april 1860, moeten er reparaties worden uitgevoerd aan de Gezaghebbers woning op Aruba, en het is daarom dat de hulp van Steba wordt ingeroepen.[19]

Wat Steba heeft gedaan voordat hij op Aruba kwam, en wat hij deed nadat hij op Bonaire terugkeerde is vooralsnog onbekend. Daarvoor zouden er meer archieven doorgepluisd moeten worden. De data verrijking van historische documenten met HTR en de koppeling van informatie aan elkaar zal de zoektocht aanzienlijk vergemakkelijken. Toch weten we nu al dat Steba opnieuw in de archieven voorkomt, deze keer op Bonaire. Hij wordt vermeld op de monsterlijsten van 1862 en 1863 als metselaar. Later wordt hij ook opgenomen in het emancipatieregister en krijgt hij (op 1 juli 1863) de achternaam “Rijna”, afgeleid van zijn moeder Sebel Rijna. Leander verkrijgt bij de emancipatie eveneens de naam van zijn moeder “Goeloe”.[20] Zonder de eerder gevonden brief, bleven deze mannen apart van elkaar bestaan in het emancipatieregister.

Door dergelijke bronnen met elkaar te verbinden kunnen we de personen in de dataset beter volgen over tijd en geografische afstanden.[21] Via deze weg komen we er ook achter dat Elisabeth op 9 mei 1860 bevalt van een dochter, Jannetje, haar zesde kind (met Steba).

Wat voor familierelaties Steba en Leander na de afschaffing van de slavernij hadden kunnen we voor een deel middels registers terugvinden. Na de vrijheid gekregen te hebben in 1863, trouwt Leander in 1872

met Marsera Martha Jacobina op Bonaire.[22] Samen krijgen ze zeven kinderen in het dorp Rincon. In het archief van de burgerlijke stand vinden we Steba voor het laatst terug: in 1885 trouwde hij met Elisabeth Goeloe, de moeder van Leander.[23] De kinderen bleven daarna echter de achternaam van de moeder dragen, namelijk Goeloe.

Hoewel de details van hun leven fragmentarisch zijn, bieden deze archieven een onschatbare bron van informatie over de ervaringen van individuen binnen het systeem van slavernij en de wijze waarop de familierelaties de eilanden overstijgen. Hun verhaal is slechts één van de vele die wachten om ontdekt en verteld te worden. Door deze individuele geschiedenissen en familierelaties over tijd en geografische afstanden te bestuderen, kunnen we een dieper begrip krijgen van de complexiteit van het slavernijverleden in de voormalige Nederlandse koloniën.

De kinderen van Elisabeth Goeloe (en hun geboortejaar):

Leander “Goeloe” (1849)

Amalia Girigoria “Goeloe” (1853)

Josefina “Goeloe “(1855)

Tweeling: Florencia “Goeloe” (1857) en Florentius “Goeloe” (1857)

Jannetje “Goeloe” (1860)

Philipa “Goeloe” (1862)

Geboren na emancipatie: 

Martha Seferina Goeloe (1864) 

Girigori Victor Goeloe (1865) 

Francisca Goeloe (1867) 

Maria de los Almas Goeloe (1869) 

Willem Frederico Goeloe (1872) 

Pas in 1885 huwt Steba Rijna met Elisabeth Goeloe.

 

 

Geschreven door Johny van Eerden en Iris van Vlimmeren

Johny van Eerden is sinds 2022 werkzaam bij het Archivo Nacional Aruba als medewerker Digitale Toegankelijkheid. Hij is verantwoordelijk voor de uitvoering van de handschriftherkenning, en daarnaast beheert hij een aanzienlijk deel van de digitale collectie en ondersteunt hij een groot aantal partnerinstellingen (digitaal) van https://coleccion.aw/. Hij heeft ook een bijdrage geleverd aan de Database van tot Slaafgemaakte personen op Aruba tussen 1840-1863, die in samenwerking met de Historische Database Suriname en de Cariben is ontwikkeld.

Iris van Vlimmeren is “Jonge historicus van het jaar 2023” en is daarnaast verbonden aan de Historische Database Suriname en de Cariben. Momenteel werkt zij aan de uitbreiding van de database voor Bonaire en deze zal naar verwachting halverwege 2024 online toegankelijk gemaakt worden via de website van het Nationaal Archief in Den Haag. Daarnaast geeft ze leiding aan het project “Van Archief tot Klaslokaal” die streeft naar een diepere bewustwording van het koloniale verleden in geschiedenisonderwijs.

voetnoten

1 https://coleccion.aw/show/?ANA-DIG-KOL-INV-0048/page/n11/mode/1up?q=steba
2 https://coleccion.aw/show/?ANA-BNA-DIG-PAPER-HERNANDEZ-SCHOLING-FULL-SEPTEMBER-2023
3 Jan Bant en Thomas van Gaalen, De koloniale grabbelton? Geraadpleegd op 1 mei 2024: https://overdemuur.org/de-koloniale-grabbelton
4 https://coleccion.aw/show/?ANA-DIG-KOL-INV-0277/page/n166/mode/1up?q=goeloe
5 Antoin, B., & Luckhardt, C., Bonaire, een koloniale zoutgeschiedenis (Volendam, 2023). LM Publishers.
6 Alofs, Luc, Slaven zonder plantage. (Kinder-)slavernij en emancipatie op Aruba (Aruba, 2013)
7 https://coleccion.aw/show/?ANA-DIG-KOL-INV-0399/page/n27/mode/1up?q=goeloe
8 https://www.nationaalarchief.nl/onderzoeken/index/nt00339/41f03892-fdda-47f7-aaa7-261640419d6a
9 https://coleccion.aw/show/?ANA-DIG-KOL-INV-0048/page/n6/mode/1up/?q=vader
10 https://coleccion.aw/show/?ANA-DIG-KOL-INV-0280/page/n25/mode/1up?q=huis
11 https://coleccion.aw/show/?ANA-DIG-KOL-INV-0399/page/n73/mode/1up?q=elisabeth
12 https://coleccion.aw/show/?ANA-DIG-KOL-INV-0048/page/n6/mode/1up?q=metselaar
13 https://coleccion.aw/show/?ANA-DIG-KOL-INV-0134/page/n89/mode/1up?q=reparatie
14 https://coleccion.aw/show/?ANA-DIG-KOL-INV-0064/page/n132/mode/1up?q=commissie
15 https://coleccion.aw/database/pap/show/?id=10039
16 https://coleccion.aw/show/?ANA-DIG-KOL-INV-0065/page/n86/mode/1up?q=gebouw
17 https://coleccion.aw/show/?ANA-DIG-KOL-INV-0080/page/93/mode/1up?q=fort
18 https://coleccion.aw/show/?ANA-DIG-KOL-INV-0080/page/153/mode/1up?q=fort
19 https://coleccion.aw/show/?ANA-DIG-KOL-INV-0065/page/n8/mode/1up?q=woning
20 Iris van Vlimmeren en Matthias Rosenbaum-Feldbrügge (red.), “Emancipatieregister Bonaire” (nog niet gepubliceerd).
21 Het project “Historische Database Suriname en de Cariben” maakt het mogelijk om deze documenten aan elkaar te koppelen om de levens van mensen in en na slavernij te volgen. De dataset die gebruikt is voor dit artikel omvat de borderellen, monsterlijsten en emancipatieregisters van Bonaire uit 1862 en 1863. Momenteel is deze database in ontwikkeling en zal naar verwachting halverwege 2024 online toegankelijk gemaakt worden via de website van het Nationaal Archief in Den Haag
22 https://www.wiewaswie.nl/nl/detail/23303304
23 https://www.wiewaswie.nl/nl/detail/23306115

 

foto credit

Gezicht op Kralendijk met onder meer de woning van de gezaghebber van het eiland Bonaire [1881-1889], Soublette et Fils. https://hdl.handle.net/20.500.11840/460816